Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

w:: (naam vd letter W) we {C}.

waadvogel:: »steltloper.

waag:: (gebouw) drakâ {C}.

waaghals:: pyrotiyer {C}.

waagschaal:: het leven in de ~ stellen: mešortôhe {U; gst= mešortôt; vdw= mešortef}; ef ðobiyre ef poiros kaf ef ponto.

waagstuk:: ofcar {C}.

waaien:: (vd wind) omeleche {U}; (v zachte gelijkmatige maar koele wind) chyse {U}; (door de wind in beweging gebracht) pollere {U}; de appels ~ van de boom: ef geffys pollere rempe ef vildull (rs!); ergens vanaf ~: pollerÿne {U}; de appels waaien (van de boom) af: ef geffys pollerÿne; doen ~ (blazen v wind): lâpollere {K}.

waaier:: mûsoll {C}.

waaks:: (hond) wâgtiy {I}.

waakzaam:: istrecc {I}.

waakzaamheid:: istrecc {Cef}.

Waal:: (bewoner) Wales {Cef}.

Waals::

  1. (zn: taal) walenlant {C};
  2. (bv) walenlandes {IIef}; ~e vrouw: Walesa {Cef; mv= Walesas}.

waan:: dislostra {SC}; (=verbeelding) plâftos {A}; in een ~ verkerend: dislostriy {I}.

waanzin:: herotiyx {C}.

waanzinnig:: herotiyxâ {I}; (=verschrikkelijk/ongehoord: als versterking bij een ww of ander add) herotiyxiy {III}; de storm gaat ~ tekeer: ef móns herke herotiyxiy; een ~ goed boek: eft herotiyxiy quista mimpit.

waar::

  1. (zn) slechte ~ (bocht): towétriyn {C}.
  2. (bv) (=juist) trufô {I}; ~ zijn: trufôe {U}; (=werkelijk) kâmpa {I}; niets is minder ~: ef kâmpaiy ilbaje tarô; zijn verhaal is niet ~ (hij staat te liegen): groft storâs melde furt ef knok; niet ~! (welnee!): otse noi! = otse noft!; »niet 4; »wel B.1.
  3. (vr)
    1. (vragen naar plaats) ÿr {VR; gnz= ÿrcÿr}; •ÿra {SX.gst} (vraagsx); ~ woont hij?: do zâre ÿr? = do zârÿra?; ~ heb je Elsa ontmoet?: tu Elsa métÿra?; hij vraagt ~ ik woon: do linne, gress zârât ÿr = do linne, gress zârÿra; ~ is het parkeerterrein ~ de auto staat (op welk parkeerterrein staat de auto)?: ef oto melde ÿrcÿr garage-sÿrt? (met het accent op de PLAATS waar het parkeerterrein zich bevindt, niet op het SOORT parkeerterrein); (vgl) ef oto melde kaf folarra garage-sÿrt? (hierbij heeft de vraagsteller een aantal parkeerterreinen op het oog, waaruit de antwoordgever een keuze moet maken);
    2. (vragen naar richting) ~ naar toe? (waarheen?): ÿrhenn {VR}; fesenn {VR; gnp= fesenner; gnz= fesennÿr}; •enniy {SX.gst} (vraagsx); ~ ga je heen?: tu vende ÿrhenn/fesenn? = tu ventenniy?; ~ holt Elsa naar toe?: Elsa frajjaenniy?; hij vraagt, ~ ik naar toe loop: do linne, gress fartât ÿrhenn/fesenn = do linne, gress fartenny; naar wiens/wier huis gaan we heen?: kirro vende fesenner sért?;
    3. (vragen naar een voorzetsel) (~ op/onder/bij/...?) ÿriy {VR}; ligt het boek op/onder/bij/naast/... de tafel? ("waar ligt het boek met betrekking tot de tafel?"): ef mimpit melde ÿriy ef kelbra?; (als antwoord wordt een vz genoemd: kaf [ef] = erop); ga je met of zonder je vrouw? – zonder haar: tu vende ÿriy sener tubôs? – ðÿm eup.
  4. (vg)
    1. (voor plaats) ÿr {VG; gnz= ÿrcÿr}; tûp {DT}; ik weet ~ hij woont: gress tiffe, ÿr do zâre = gress tûp tiffe, do zârilóme; weet je ~ Jân woont?: aftel tu tiffe, ÿr Jân zâre? (vraagsteller wil het adres weten en verwacht dat gevraagde hem kan helpen; het antwoord kan dus zijn "nee" of het adres); (vgl) weet jij ~ Jân woont?: aftel tu tûp tiffe, Jân zârilóme? (vraagsteller weet het zelf wel, maar verifieert of gevraagde het ook weet); Elsa zoekt in de krant, ~ de voorstelling gehouden wordt: Elsa tûp gvârce fes ef quiyrda, blul wencatilomije ef stâgos; ~ dan ook (overal): ân fes arr; »daar A.1;
    2. (voor richting) fesenn {VG; gnp= fesenner; gnz= fesennÿr}; ik weet niet ~ ze heen gaan: gress nert tiffe, fesenn óps vende.
  5. (bt)
    1. ÿr {BT} (spr); het parkeerterrein ~ ik mijn auto parkeer: ef garage-sÿrt, ÿr gress garage sener oto; (beter is:) ef garage-sÿrt, kaf té gress garage sener oto); (beweging, samen met vz:) het station ~ de trein naar toe rijdt: ef garrent, ÿr helkara ef treno ufire; (beter is:) ef garrent, helkara té ef treno ufire; (als de plaatsaanduiding zo vaag is dat het juiste vz moeilijk te bepalen is, kan ÿr ook in de schr gebruikt worden:) de plaats ~ de tekening zich bevindt: ef wós, ÿr ef dravos melde (indien niet duidelijk is of met wós een kast ("in"), tafel ("op"), wand ("aan") enz. bedoeld wordt); ~ nu de moestuin is, stond ooit een grote kastanje: kusamass, kaf té ef pasâla melde ral, eft hupster ðâftyiy meldo kva; kusamass, ÿr ef pasâla ... (spr); »daar;
    2. waar• (samen met vz); de tafel ~op het boek ligt: ef kelbra, kaf té ef mimpit melde; de bomen ~in de kinderen klimmen: ef vilduls, fes mit ef efantys fle (plaats: de kinderen zitten al in de boom en klimmen tussen de takken); (vgl) de bomen ~ de kinderen in klimmen: ef vilduls, fesdu mit ef efantys fle (richting: de kinderen staan op de grond en van daaruit gaan ze de boom in); »dat C; »die C.

waarachtig:: real {I}, tófiy {I; [mv=enk]}.

waarbij:: (fig) ur kusamiluft; de l wordt stom, ~ de r verlengd wordt: ef l tinkere koffon, ur kusamiluft ef r sen mintepote; »waar E.2.

waarborg:: (=garantie) xômarstos {C}.

waarborgen:: (=garanderen) xômarste {K}.

waard::

  1. (zn: herbergier) póntelat {C}.
  2. (bw) ~ zijn: la'yciye {K}; dit schilderij is veel geld ~: dena platiranu la'yciye pert smurf; het ~ zijn: la'yce {K}; dit boek is zijn prijs dubbel en dwars ~: dena mimpit la'yce sener ðÿny fes jadâk loin; je bent geen knip voor je neus ~: tu nert la'yciye goe tâmlek; »moeite.

waarde:: (zn) la'ycâ {C}; ~ hechten aan: ef kette la'ycâ furt/ón (ón is vz); laycache {K; gst= laycacc}; op zijn ~ schatten: ef ðobiyre ump la'ycâ; tot een ~ van: tukst eft la'ycâ rifo; de toegevoegde ~: ef painor-luft la'ycâ.

waardeloos:: lâycâe {I}.

waarderen:: tarpenne {K}.

waardering:: tarpennos {A}; (het gewaardeerd worden) mikkelšos {C}.

waardevermindering:: slompos {A}.

waardevol:: (=kostbaar) la'ymôr {I}.

waardig:: korslayc {I}.

waardigheid:: korslayciy {A; mv=enk}.

waardigheidsstaf:: (=scepter) sproa {C; rs= sprót}; (gehanteerd door een priester tijdens een Erg-ritueel) ennucoriy-sproa {C; rs= ..-sprót}.

waardoor::

  1. (vr/vg) mitulanis {VR/VG} (ook "waarom"); ~ loop je mank?: tu farte krupel mitulanis?; ik weet niet ~ hij mank loopt: gress nert tiffe, mitulanis do farte krupel; »waarom 1;
  2. (vg v gevolg: zodat) fittof {VG}; fes = fés {DT}; het regent, ~ ik geen zin heb om de hond uit te laten: ef fes/fés bidale, gress nert affionnosilóme beri bôrade ef myl;
  3. (bt: "door wat"); »waar E.2.

waarheen:: »waar C.2; »waar D.2.

waarheid:: xo'et {SC}, kâmpaiy {A; mv=enk; rs= kâmpate}; de ~ spreken: kâmpae {U}; achter de ~ komen: ef fenteste crulabos.

waarlijk:: (=wezenlijk) kâmeste {I}.

waarmerk:: (lett) kâmpaafiy {C}; (=zegel) ségg {C}.

waarneembaar:: (met zintuigen) iemzatt |wem..| {I}.

waarnemen:: (met zintuigen) woiyste {K}, iemze {K; vdw= piemze}; het ~ (waarneming: met zintuigen): iemzos {A}; dat wat [met zintuigen] waargenomen is/wordt: iemzos {C}; ([tijdelijk] iemands plaats innemen) ziympaine {K}; [tijdelijk] ~ (v baan ed): giffe-fortos {K}.

waarnemer:: iemzatjen {C}; (die [tijdelijk] iemands plaats inneemt) ziympainatjen {C}.

waarneming:: (het waarnemen: met zintuigen) woiystos {A}, iemzos {A}; ([tijdelijk] innemen v iemands plaats) ziympainos {A}.

waarom::

  1. mitulanis {VR/VG}; •anis {SX.gst} (vraagsx); ~ huil je?: tu arkette mitulanis? = tu arkettanis?; ~ zegt hij niets?: do reppanis flâjû?; ik vraag ~ je huilt: gress linne, tu arkettât mitulanis = gress linne, tu arkettanis; ik weet niet ~ hij huilt: gress nert tiffe, mitulanis do arkette = gress nert tiffe, do arkettanis; (spr: alleen in directe vragen, vooraan de zin) brâ {VR} (spr); ~ blijf je thuis?: brâ tu tinde fesért?; ~ niet? (hoezo niet?): brân't {VR} (spr) (= brâ + nert);
  2. (=want: reden) brâ {DT}; ~ ik thuisblijf, is omdat het regent: gress brâ tinde fesért, ef bidalilóme;
  3. (bt: "[rond]om wat"); »waar E.2.

waarschijnlijk:: prôchôk {I}, tôxiy {I}; ~ niet: prôchôk nert = prôchôk noi; tôxiy nert = tôxiy noi.

waarschuwen:: vârne {K; vdw= vart}, fesrupke {K}.

waarschuwing:: vârnos {C}, fesrupkos {C}.

waarschuwingsbord:: vârnôrm {C}.

waarvan::

  1. (genitief v bt) de opmerking ~ ik het nut (welks nut) niet begrijp: ef râviy, gress nert unere semÿr hâc; »dat; »die;
  2. (bt: "van wat"); »waar E.2.

waarvandaan:: »vandaan.

waarzeggen:: pjake {E}; het ~: pjakos {C}.

waarzegster:: pjakatjena {C; mv= pjakatjenÿ}.

waas:: ol {C}.

wacht:: (groep personen die de wacht houdt) togertÿ {C}; (in samenstelling) •gert {SX > c}; (bijv) kustwacht: xijegert; paleiswacht: korgert; de ~ houden: (op wacht staan) quÿkette {U}, (bewaken) kafgerte {U}.

wachten:: ~ [op]: quÿe {K; gst= quÿt}; iemand laten ~ (laten staan, niet ophalen): xârbe rast {K}; hij wacht al rokende; hij staat/zit rokend te ~: do uokke ur quÿe; iedereen altijd lang laten ~ (een verschrikkelijke laatkomer zijn): ef zâlbinase-furt sener koffon blofs omelech-hyber; wat je nog te ~ staat (toekomstig): pliffon {I}; dat wat je nog te ~ staat ([onzekere] toekomst): pliffon {Aef}; ik weet niet wat me morgen bij het examen te ~ staat: gress nert tiffe sener mas pliffon frópjÿ ef exâm; niet zitten te ~ op iets (iets niet wensen): nert feldre jelp furt flaju.

wachter:: (=waker) quÿtt {C}.

wachthuisje:: (bus/tram) isÿqu {C}.

wachtkamer:: quÿmit {C}.

wachtmeester:: (alg) seršent {C}; voor militaire rangen, zie .

wachtpost:: putiy {C}.

wachtstand:: (stand-by: gereed voor direct gebruik) quÿe-gifiy {C}.

wachttijd:: quÿe-fort {C}.

wachttoren:: kipt {C}.

wachtwoord:: (=parool) quiyr {C}; parola {C} (arch).

waden:: (te voet door water) zérpe {U}.

waf:: »woef.

wafel:: râts {C}.

wagen::

  1. (zn) (alg: =kar/wagon) wagen {C}; •nolac {SX > c}; (=auto) oto {C}; (met 4 kleine wielen, door 1 of 2 paarden getrokken) abôlg {C}; (met 2 grote massief houten wielen) estû {C}; gemende ~ (jur: getrokken door een trekdier, met een bestuurder op de bok): lydor wagen {C}; zie ook Weggebruikers in .
  2. (ww: =durven) mârnše [beri] {K; vdw= mârnet}; (=riskeren) riskere |..ÿje| {K}; (risico nemen) pyrotiye {K}; hij waagt de sprong: do mârnše ef jumpâ; het leven ~: mešortôhe {U; gst= mešortôt; vdw= mešortef}; een man die iets durft te ~: eft efôrm merater; (sprkw) wie niet waagt die niet wint: flâjû venture flâjû lelperre.

wagenpark:: (alle vrachtwagens ve bedrijf) tonolacÿ {C}.

wagenspoor:: chanert {C}.

wagenvoerder:: (bestuurder v trein/tram) côndekterr {C}.

wagenwiel:: wagenklan {C; mv= wagenklâne}.

wagenwijd:: ~ open: ûesacÿr {I}.

waggelen:: (=wankelen) wispele {U}; (=wiebelen/schommelend lopen) ânkle {U; gst= ânk}.

waggeling:: wispelos {C}.

wagon:: wagen {C}.

wak:: (in ijs) miy {C; mv= més}.

waken:: (wakker zijn) kainote {E}; (wakker blijven) vagce {U}; ~ over: marestje {K; gst= mareset}, wâge rifo {U}.

waker:: (=wachter) quÿtt {C}.

wakker:: kainot {I}; ~ blijven (alert blijven): kainotÿne {U}; hij heeft de hele nacht ~ gelegen: do zirda kainot lóf ef pijâ kÿl; ~ maken (=wekken): kaine {K}; ~ zijn (=waken): kainote {E}; ~ roepen/schreeuwen: trâcte {K}; ~ schudden (fig): kaine-pâte {K}; het ongeluk heeft de bewoners ~ geschud: ef moplariy ef zâreldurs kaine-pâte.

wakkerschuddend:: (de aandacht trekkend; verrassend) kaine-pâtelira {I}.

wal:: (=kade) tént {C}; (=walkant/slootkant) texiy {C}; (=muur: om kasteel of stad) ulân {C}; van ~ steken over iets (gesprek beginnen): ef ubere ef rist gâšâ flaju; van ~ steken (alg: met iets gaan beginnen) ef wuxe ef bjiyc; (sprkw) de beste stuurlui staan aan ~: tu chaquinde mip fianites; (fig) aan lager ~ raken: ef farte sumâ ef gratyliy.

Wales:: Welse {G}; »Wel; »Wels.

walgelijk:: (misselijk[makend]) ónnafy {I}; (ook als versterking) hij is ~ rijk: do melde ónnafy šadoriy.

walgen:: ~ van: ulfte lef {U}; ôrbe {K}.

walging:: ulftest {C}, ôrbos {C}.

walkant:: (=slootkant) texiy {C}.

Wallis en Futuna:: Wallis ur Futuna {G}.

Wallonië:: Walenlandes {G}.

walm:: wial {S}.

walmen:: (kaars ed) wialale {U}.

walnoot:: (vrucht) snebbe-nutâ {C}; zwarte ~ (boom): doffiy snebbe-tonutâÿ {C} (L. Juglans nigra).

walrus:: rôs {C} (L. Trichechus rosmarus).

wals::

  1. (om te pletten) ([machine met] rollen) olos {C}, ÿroff {C}; (voertuig om [asfalt] te pletten) ÿrofnolac {C}.
  2. (dans, muziek) vâls {C}.

walsen::

  1. (pletten met wals) ÿrofe {K}.
  2. (wals dansen) vâls-danše {U; vdw= ..-dânsen}.

walserij:: (v metaal) ÿroff {C}, ÿroffâs {C}.

walstro:: echt ~: trÿts {C; mv= trÿtsa} (L. Galium verum); blauw ~: agen-trÿts {C; mv= ..-trÿtsa} (L. Sherardia arvensis).

walstropijlstaart:: (vlinder) Aitromba-flyddere {C} (L. Hyles gallii).

walvis:: kval {C} (L. Odontoceti).

wambuis:: (=kiel) doytô {C}.

wan•:: (verkeerd; slecht; niet zoals het hoort) ta• {PX}; »wan-.

wanbegrip:: tauneros {A}.

wanbeheer:: tachikonos {C}.

wand:: (=muur) krur {C}; taty {C} (dl= Liftka); (v darm/doos/buis ed) mût {C}; zie ook Steile wanden in .

wandaad:: faliyno {C}.

wandcontactdoos:: (=stopcontact) lydoslot {C}.

wandelaar:: mirratjen {C}.

wandelen:: (in de stad) mirre; (in de natuur) pâle {U}; ~ in/op/over: lâmirre {K}; zie ook Wandelen in .

wandeling:: promirret {C}, mirros {C}; ~etje met de hond: bôrât {C}.

wandelschoen:: ~en: sôlše-tomustÿ {C}.

wandelstok:: mirrzorâ {C}.

wandeltocht:: (lang) forân {C}.

wandelweg:: brede ~ met bomen: pola {C}.

wandluis:: krur-less {C; mv= ..-lessa} (L. Cimex lectularius).

wandmeubel:: (hele kamerwand bedekkend) feldariy-krur {C}; klein ~ (kastje): pâlriy {C}.

wandschildering:: krur-platiranu {C; mv= ..-platiranûe; rsmv= ..-platirane}.

wandtegel:: plâciy {C}.

wanen:: zich ~ (zich verbeelden): plâfte {K}.

wang:: frojiÿtu {C}.

wangedrag:: taocÿrma {C}.

wanhoop:: cho'atô {Aef}.

wanhopen:: cho'ate {U; gst= choat}.

wanhopig:: cho'atô {I}; ~ zijn: cho'atôe {U}; (=hopeloos) nerajiytiy {I}.

wanhopige:: (zn: wanhopig persoon) nerajiyter {C}.

wankel:: (lett/fig: =labiel/wankelbaar) ojabriy {I}.

wankelbaar:: (lett) wispelen {I}; (lett/fig: =labiel) ojabriy {I}.

wankelen:: (=waggelen) wispele {U}; doen ~, aan het ~ brengen: (lett) aolane {K}; (lett/fig) ojabrare {K}; (op het punt staan om om te vallen) ojabre {U; gst= ojaber}.

wankelmoedig:: ojap {I}.

wanklank:: tagrâr {C}, tamabys {C}.

wanneer::

  1. (vr) hojelka {VR}; •elka {SX.gst} (vraagsx); ~ vertrek je?: tu prate hojelka? = tu pratelka?; ~ schrijf je de brief?: tu stinde ef letra hojelka? = tu stintelka ef letra?; ik vraag, ~ je vertrekt: gress linne, tu pratât hojelka = gress linne, tu pratelka; ~ heb je de tijd?: tu lelperre folarra fort?;
  2. (vg) hojelka {VG}; ka {DT}; ik weet niet, ~ hij vertrekt: gress nert tiffe, hojelka do prate = gress nert ka tiffe, do pratilóme; »als B; »zolang;
  3. (bt) (tijdsbepaling: =als/dat) den/fara {BT}; (mv) dens/faras {BT} (arch); de dag ~/als hij vertrekt: ef tof, den/fara do prate; alle dagen ~/dat hij vertrekt: mics terrats, dens/faras do prate (arch); »als C.

wanorde:: (=rotzooi) qu'âxÿ {C}; (=rotzooi/bende) hiyðe {C}; in ~ (wanordelijk): qu'âxÿiy {I}.

wanordelijk:: (=ongeregeld) ploteppa {I}; (in wanorde) qu'âxÿiy {I}.

wansmaak:: talâs {C}.

wanstaltig:: (=mismaakt) tavobar {I}.

wanstaltigheid:: tavobaros {C}.

want:: (reden) brâ {VG/DT}; ik blijf thuis, ~ het regent: gress tinde fesért, brâ ef bidale = gress brâ tinde fesért, ef bidalilóme; ze zijn arrogant ~ stinkend rijk: óps melde kafšovelira brâ somôn ielba.

wantrouwen:: (zn) kuramiypos {A}; ~ hebben tegen (niet vertrouwen): kuramiype {K}.

wantrouwend:: (=wantrouwig) kuramiypiy {I}.

wantrouwig:: (=wantrouwend) kuramiypiy {I}.

wanverhouding:: taglistipros {A}.

wapen:: wâp {C}; (heraldisch) chutân {C}; ~[s] dragen: wape {U} (arch/poe); zie ook Wapens in .

wapendrager:: (vlinder) rôska-flyddere {C} (L. Phalera bucephala).

wapenen:: lâwâpe (lââpe) {K}, gûne {K}.

wapenindustrie:: wâprif {C}.

wapeningsijzer:: (één staaf) betônzeff {C}; (gehele constructie) betônzeffs {Cmv}.

wapenkunde:: (=heraldiek) chutânecur {C}; zie ook Heraldiek in .

wapenspreuk:: chutân-héln |-héln/-hén| {C}.

wapenstilstand:: (=bestand) spero-stjoft {C}.

wapperen:: latere {U}; ~ met; laten ~: ðâene {K}.

wapperend:: (v mantel/vlag) latriy {I} (arch/poe).

war:: (lett) in de ~: zômpâr {I}; in de ~ maken (=verwarren): zômpe {K}; in de ~ raken: zômpaare {E}; in de ~ zijn [met iets]: zômpae [lef flaju] {E}; uit de ~ kammen (uitkammen): cyare {K}.

ware:: als het ~: na ef zerfe (afk= n.e.z.); kurrelira trufôe (afk= k.tr.).

waren:: (=goederen) totiynsÿ {C}.

warenhuis:: misansért {C}; filiaal van een ~ (alg): stami {C}.

warhoofd:: dârter {U}; hij is een ~ (erg verstrooid): do farte tjâg ef hent ur ubere tjâg ef tiffug.

warkruid:: groot ~: hupster zômpâr-riyne {S} (L. Cuscuta europaea).

warm:: scrâl {I}; ~ zijn (ook v weer): scrâle {U}; erg ~ (=heet): kjupt {I}; ~ houden (op temperatuur houden): hinde {K}; het is ~ vandaag: ef scrâle lelmo tof; ik heb het ~: gress melde scrâl; deze jas houdt je lekker ~; met deze jas heb je het lekker ~: dena kas hinde quista tu; (verandering in temperatuur) het warm||koud worden: to'eff {Cid}; .

warmpjes:: er ~ bij zitten (in goeden doen zijn): ef zirde fes eft wâvet sat.

warmte:: scrâlos {C}; erge ~ (=hitte): kjuptiy {S}.

warmwaterkan:: derser {C}.

warrelen:: loôre {U}; ~ van (wemelen van): welme {K}.

warrig:: (=confuus/verward) werf {I}; (spreken, praten) dazen {I}; ~ praten: tiylvle {E; gst= tiylf}.

Warschau:: Vârsofa {G}.

wartaal:: dazen-mux {C}; iemand die ~ uitslaat: dârter {U}.

was::

  1. (boenwas, bijenwas) fóst {S}.
  2. (mbt het wassen)
    1. (het wassen) luktos {C};
    2. (=wasgoed) (dat nog gewassen moet worden) toluktosÿ {C}; (dat reeds gewassen is) luktôsta {Cmv}; de ~ doen: ef paine ef toluktosÿ.

wasautomaat:: luktotomat {C}.

wasbak:: lukt {C; mv= lukten}.

wasbeer:: (mnl/ntr) lukte-pytšutû {C} (L. Procyon lotor).

wasbeerhond:: raqun-hurt {C} (L. Nyctereutes procyonoides).

wasecht:: lukte-âp {I}.

wasem:: ropp {S}.

wasemen:: roppe {E}, waseme {U}.

wasgoed:: (dat nog gewassen moet worden) toluktosÿ {C}; (dat reeds gewassen is) luktôsta {Cmv}.

washandje:: (in Spok een driehoekige lap) luktfâsto |lutf..| {C; mv= luktfâstôe; rsmv= luktfâstott}.

waskaars:: fóst-ðak |fós-| {C}.

wasknijper:: chiyper {C}.

waskom:: lukte-knuf {C}.

waslijn:: luktôsta-jeðiy {C}.

wasmachine:: luktâparatâ {C}.

wasmiddel:: lukte-tiyn {C}.

wassen:: lukte {K}; het ~ (de was): luktos {C}; (v vaat) clene {K}; de maan wast (het wordt volle maan): ef luna uenge.

wassenbeeldenmuseum:: fóst-veldur-sért {C}.

wasserij:: luktâs {C}; chemische ~ (=stomerij): gemisluktos {C}.

wastafel:: lukt {C; mv= lukten}.

wastobbe:: lukte-ðenc {C}.

wasvrouw:: luktatjen {C}, luktasjeus {C} (arch).

wat::

  1. (zn: =watje) wattiyn {C}; »watten.
  2. (ov)
    1. (=enig[e]/een beetje/een paar) eftofpira {OV} (enk/stoff); gopirus {OV} (mv/stoff); er ligt ~/enig zand op de vloer: eftofpira/gopirus pleko melde kaf ef floôr; hij heeft ~/enige problemen: do lelperre gopirus môntyosz; ik ken ~ van zulke sprookjes: gress tiffe gopirus sest cofðiys; ~ minder/groter (enz): effekluft oiba/hupster terat (enz); ik heb ~ oude boeken voor je: gress lelperre gopirus liftkar mimpits furt tu; hij heeft hoogstens ~ koorts: do lelperre vûlt eft vloja febbe; »enig; »heel 3;
    2. ~ voor: nyses {OV; enk-semc/abstr; stoff; mv}; ~ er ook aan bezuinigingen bij de andere ministeries worden voorgesteld, het zal dat van Onderwijs niet raken: blul šÿrtycelije nyses huarosz luft ef lelpiru depârtemens, noi ecole ef enn ef kolestiy-tiyn.
  3. (vr)
    1. kluft {VR; gnz= kluftecÿr; rs= kluft of kluffte (arch)}; quli {VR) (pop); ~ doet hij?: do paine kluft?; (pop) do paine quli?; ~ ratelt daar?: kluft yberve ta?; aan ~ (waaraan) denk je?: tu miype armt kluft?; hij vraagt, aan ~ (waaraan) ik denk: do linne, gress miypât armt kluft; van ~ (waarvan) is dit deksel?: kluftecÿr decs melde?;
    2. ~ van de: (met substantief) kolpol {VR} (samen met enk); ~ van het diner heb je gegeten?: tu kolpol dinelo larde?; ik vraag ~ van het diner hij gegeten heeft: gress linne, do kolpol dinelo lartât; (anders dan een substantief) kluft mip ...; ~ heb jij ervan gegeten?: tu kluft mip ef larde?; »welk 3;
    3. ~ voor [een]: folarkluft {VR}; ~ voor een soort boek is dat?: folarkluft frenvu rifo mimpit melde ef?; ik vraag ~ voor boek hij leest: gress linne, do trempât folarkluft mimpit; ~ zijn dat voor insecten?: folarkluft roli-belps melde mittof?.
  4. (vg)
    1. kluft {VG; gnz= kluftecÿr; rs= kluft of kluffte (arch)}; quli {VG} (pop); ik weet ~ hij denkt: gress tiffe, kluft do miype ef; (pop) gress tiffe, quli do miype ef; hij vertelt in ~ (waarin) hij zijn soep gekookt heeft: do rafane, fes kluft do enn sener šupa riffe; ik vermoed, ~ hem bang maakt: gress vraboe, kluft qugle ânkest ón do; ik weet niet van ~ (waarvan) dit deksel is: gress nert tiffe, kluftecÿr decs melde;
    2. ~ van de: (met substantief) kolpol {VG} (samen met enk); ik weet ~ van het diner hij gegeten heeft: gress tiffe, kolpol dinelo do enn ef larde = (arch/schr) gress tiffe, kolpol do enn ef dinelo larde; (anders dan een substantief) kluft mip ...; ik weet niet ~ jij ervan hebt gegeten: gress nert tiffe, kluft mip ef tu larda ef; »welk 3;
    3. ~ voor [een]: folarkluft {VG}; ik weet niet, ~ daar voor een man loopt: gress nert tiffe, folarkluft merater farte kusama; ik weet niet, ~ daar voor mannen lopen: gress nert tiffe, folarkluft meraters farte kusama; ik weet niet ~ voor een boek hij leest: gress nert tiffe, folarkluft mimpit do trempe enn ef = (arch/schr) gress nert tiffe, folarkluft do trempe enn ef mimpit.
  5. (bt)
    1. (refererend aan gehele zin of [deel van] predicaat) wân {BT} (schr) (iha wordt nevenschikking met pv mittof gebruikt); de nieuwe bewoner hakt de schaduwrijke eik om, ~ (= het omhakken [van de eik] niet op prijs gesteld wordt door het dorp: ef kleter zâreldur axe ef ombersót ÿc, ef zeces nert stârófe wân = ..., ur ef zeces nert stârófe mittof; Petriy heeft de hele taart opgegeten, ~ heel stout is: qu Petriy ef pijâ omi larde-tijâ, qu wân melde oras xÿg ki (qu ... qu markeren de gehele hoofdzin, resp. het feit dat wân aan deze hoofdzin refereert) = ..., ur qu mittof melde oras xÿg ki; Elsa zwemt en duikt in het ijskoude water, wat (= het duiken, NIET het zwemmen) haar moeder gevaarlijk vindt: Elsa svime én ki plônse fesdu ef picaiy knurfel, sener sientur cônsidere wân lo kviksiy (ki markeert het antecedent van wân) = ..., ur sener sientur cônsidere mittof lo kviksiy;
    2. (abusievelijk ipv "dat", of samen met vz) »dat C;
    »alles.
  6. (uitroep) ~ verlang ik naar de zomer!: gress lamirelira [jazy] ón ef kormondô!; syn gress lamire ón ef kormondô!.

water::

  1. (zn: vloeistof) knurfel {S}; (zee, rivier, meer ed) knurfel {C}; (meestal in mv) de Spokanische ~en: ef spooksoliy knurfels; territoriale ~en: nalémiy-knurfels; een glas ~ (om te drinken): eft knurfel-kliqu {C}; ~ dat in het zonlicht schittert: tlette {C/S}; het blauwe ~: ef blotter knurfel (idiomatisch: het heldere water); zie ook Wateren in ;
  2. (bv mbt "water") onder ~: knurfel-chucern {I}; vol ~, rijk aan ~ (=waterrijk): lâknurfelor {I};
  3. (idioom met ww) ~ geven (=begieten: v planten): lardare {K}; het ~ geven (v planten): lardaros {C}; ~ [gaan] halen: ef farte furt knurfel; wil je ~ halen?: aftel tu fartavy furt knurfel?; een schip te ~ laten: ef kette eft wikaros ón eft karé; het schip wordt te ~ gelaten (loopt van stapel): ef karé vende njebope; onder ~ staan: plite {Upr}; onder ~ staand (blank): plita {I}; in het ~ vallen (fig): eksplodere |..ÿje| {U}; het in 't ~ vallen; iets wat in het ~ gevallen is (fig): eksploderos {C}; op ~ en brood zitten: ef zirde lef pjéns ur bjôlns;
  4. (sprkw'n) ~ naar de zee dragen (nutteloos werk verrichten): ef treske corqug; stille ~en hebben diepe gronden: (neutraal: er zit meer achter het zwijgen dan je denkt) ef ÿlanatjen chaquinde ðârlo; (ongunstig: zwijgers voeren iets in hun schild) jôl kés jufte clošor argerats.

wateraardbei:: (plant) clamiða-tomentusarÿ {C} (L. Potentilla palustris).

waterafvoer:: knurfjamos {C}.

waterbekken:: (=bassin/meer) wik-lup {C; mv= ..-lûps}, hy {C} (dl= Peg).

waterbies:: gewone ~: Blizerû-stâ {S} (L. Eleocharis palustris); (bep soort) kviylt-stâ {S} (L. Eleocharis turbida).

waterbouw:: knurfel-âlbosiy {A; mv=enk}.

waterbouwkunde:: knurfel-tegniyc {C}.

waterbouwkundig:: knurfel-tegnise {I}.

watercipres:: (=metasequoia) fôsyll-sypress {C; mv/rsmv= ..-sypresses} (L. Metasequoia glyptostroboides).

waterdamp:: knurftâmp {S}.

waterdicht:: knurfel-fest {I}.

waterdrieblad:: clamiða-durlofa {C} (L. Menyanthes trifoliata).

wateremmer:: (emmer water) honâ {C}.

watereppe:: (plant) fendy {S} (L. Sium); kleine ~: hardlap fendy (L. S- erectum); grote ~: svenk fendy (L. S- latifolium).

waterereprijs:: blauwe ~: prusot-veronica {C/S} (L. Veronica anagallis aquatica).

water-ereprijs:: »waterereprijs.

waterfiets:: knurfpitter {C}.

watergebed:: (Erg: gebed voor Bytset) knurfel-dâmena {C}.

watergeul:: (=goot) knurt {C}.

waterhoen:: lôrgû {C} (L. Gallinula chloropus).

waterhond:: Portugese ~: Portagelóg ebeshurt {C}.

waterig:: knurfeliy {I}.

waterjuffer:: (alg: kleinere libel met naalddun lichaam) quda-zôler {C}, hubbriyt {C}; (ihb) rode ~ (L. Pyrrhosoma nymphula).

waterkan:: hylxta |X| {C}.

waterkant:: (smal deel vd oever, direct aan het water) tras {C}.

waterkers:: zlânt {S} (L. Rorippa); gele ~: kolai zlânt (L. R- amphibia); echte of witte ~: larde-zlânt {S} (L. Nasturtium officinale); "Spokanische ~": presÿr zlânt (L. R- spocanica).

waterkoud:: (v weer) ropja-martel {I}.

waterkracht:: knurfôgjélen {C}.

waterkruik:: loresâ {C} (met 2 handvaten, zoals afgebeeld in Spok wapen).

waterkruiskruid:: zvâmp-pazzozirdos {C/Srs} (L. Senecio aquaticus).

waterleiding:: knurflâftos {C}.

waterlelie:: (alg: =plomp) rixôp {C}; roze ~: littit rixôp (L. Nymphaea rubra); witte ~: blakker rixôp (L. Nymphaea alba).

waterloop:: (alg: =beek) bajuftô {C}; (door een moeras) wena {C}.

Waterman:: (sterrenbeeld) Knurfelater {N}, Aquarys {N}.

watermassa:: knurfel-praji {C}.

watermolen:: (om water te verwijderen) echuh-môjôl {C}; (door water aangedreven) knurfel-môjôl {C}; zie ook Watermolens in .

watermunt:: knurfel-mennt {C/S} (L. Mentha aquatica).

waternavel:: (plant) knurfel-élepp {C} (L. Hydrocotyle vulgaris).

waternimf:: bruine ~: miterus tyvjâ {C} (L. Aeshna grandis).

waterpas:: (instrument) kerposiy-messer {C}; (bv) kerposiy {I}.

waterpest:: rarðû {S} (L. Elodea); brede ~: hupster rarðû (L. E- canadensis); smalle ~: fyg rarðû (L. E- nuttallii).

waterplant:: knurfel-ardekir {C}.

waterpostelein:: knurfel-pepliys {S} (L. Peplis portula).

waterrad:: knurfel-trôchâ {C}.

waterral:: (vogel) ritt-prex {C} (L. Rallus aquaticus).

waterranonkel:: (gewone ~) kôbo-eit {C} (L. Ranunculus aquatilis).

waterrijk:: (rijk aan water) lâknurfelor {I}.

watersalamander:: [grote] ~: neit {C} (L. Triturus cristatus); kleine ~: dvârt-neit {C} (L. Triturus vulgaris).

waterschap:: (in Spok: de instanties die gaan over de rivieren en kanalen met bijbehorende oevers en bruggen) knurfel-ratt {C}.

waterscheerling:: qurrediy fendy {S} (L. Cicuta virosa).

waterskiën:: knurfel-skifarte {U}.

watersnip:: (vogel) knurfel-nése {C} (L. Gallinago gallinago).

watersnood:: (=overstromingsramp) plite-nocmes {C}.

waterspiegel:: [knurfel-]kerpos {C}.

waterspin:: bôrfter {C} (L. Argyroneta aquatica).

waterspinazie:: liyefto {S} (een variant vd Ipomoea aquatica die ook in koelere streken gedijt).

waterspitsmuis:: svimelira nes-rât {C} (L. Neomys fodiens).

watersport:: knurfsport {C}.

waterstof:: hydrogenym {S}; van ~ [gemaakt] (waterstofhoudend): hydrogena {I}.

waterstofhoudend:: (van waterstof [gemaakt]) hydrogena {I}.

watertanden:: ynt-pôrpe {Upr}; doen ~: ynt-pôrpare {K}.

watertoren:: knurfel-taris {C}.

waterval:: knurftas {C}; zie ook Watervallen in .

waterverf:: tinta {S}.

waterviolier:: Klinnÿr-star {C} (L. Hottonia palustris).

watervleermuis:: knurfel-grûmiyl = prusot-grûmiyl {C} (L. Myotis daubentonii).

watervogel:: (elke vogel die kan zwemmen en/of waden) knurfel-vogily {C}; ÿndre {C} (arch/poe/dl= Peg).

watervrees:: (bang om te zwemmen) svime-baniylos {C}; met ~: svime-baniyl {I}.

waterweegbree:: grote ~: rivo-alisma {S} (L. Alisma plantago-aquatica).

watje:: wattiyn {C}.

watten:: (zn-mv) wat {S}; van ~ gemaakt; met ~ gevuld: wata {I}; prop ~: wattiyn {C}.

WA-verzekering:: (Wettelijke Aansprakelijkheid) Clémos-âfry-ef-Lacs-insûrânsos {A} (afk= CâL[-insûrânsos]).

wazig:: ûs {I}, rén {I}; (=mat) diym {I}.

wc:: (=toilet) zibblippir {Crs} (afk= zip), zip {C} (spr/pop); ef belt mittus (euf); (=privaat) beltmit {C}; (als opschrift op een deur wordt altijd de afkorting zip gebruikt; in [populaire] spreektaal kan zip ook gezegd worden).

wc-bril:: (=toiletbril) zip-riyn {C}.

wc-papier:: ([velletje] toiletpapier) zip-kornin {C/S; mv= ..-kartafiy}.

wc-pot:: (=toiletpot) ziplot {C}.

we:: »wij.

web:: ilchaše {C}.

website:: fiyrk-wós {C; mv= ..-wósa} (afk= Ws.); op een ~: fes eft fiyrk-wós; zie ook Websites in .

wecken:: (=inmaken: v voedsel) téfire {K; vdw= téfira}; geweckt/ingemaakt voedsel/fruit: téfiros {C}.

wed:: (drinkplaats voor paarden) cert {C}.

wedden:: (weddenschap aangaan) tire {U}; ~ om: tire furt {U}, lâtire {K}.

weddenschap:: tiros {C}; ~ aangaan (wedden): tire {U}.

wede:: (plant) wyda-huron {C} (L. Isatis tinctoria); (blauwe verfstof uit die plant) wyda {S}.

weder::

  1. (zn); »weer A.
  2. (bv); »weer B.

weder•:: (=terug•) palle• {PX}; (bij zn: rs=basisvorm); »weder-; »weer-.

wederdienst:: ôniyk {C}.

wederhelft:: palleholfe {Crs}.

wederik:: iylfaciy {C}; gewone ~: presÿr iylfaciy (L. Lysimachia vulgaris).

wederkeren:: het recht keert weder: ef inéchos revente luft ef efaiy.

wederkerend:: (taalk: =reflexief) quandroiy {I}; ~ voornaamwoord ("zich"): hannteloroni {C}.

wederkerig:: palle'ovapiy {I}; (=wederzijds) perdÿrovapiy {I}; ~ voornaamwoord (taalk: "elkaar"): ketteroni {C}.

wederkerigheid:: palle'ovaper {Ars; mv=enk}.

wederliefde:: pallerovretos {Ars}.

wederom:: (en weer; maar weer) urrÿ = ur hÿ {III}.

wederrechtelijk:: (=illegaal) njaeot {I}.

wedervaren:: hâfterôsta {Cmv}.

wederwaardigheid:: wederwaardigheden (=perikelen): zefarôsta {Cmv}.

wederzijds:: (=wederkerig) perdÿrovapiy {I}.

wederzijdsheid:: wâlkâniy {Aef; mv=enk}.

wedijver:: luftplios |lufp..| {A}.

wedloop:: »wedren.

wedren:: (=wedloop) strett-fartos {C}; (paarden) strett-rÿtos {C}; (hardloopwedstrijd v mensen) frajjaos {C}.

wedstrijd:: (=concours) tojesfsâ |..jestâ/..jefsâ| {C}.

weduwe:: târkiy {C} (afk= trk.); Mevr. Elsa Metrusse-Heelfer (~ van de Heer M.-H.): msj Elsa trk. Metrusse-Heelfer; (indien de vrouw haar eigen achternaam weer voert) msj Elsa Heelfer trk. Metrusse.

weduwnaar:: târko {C} (afk= trk.); De Heer Petriy Metrusse-Heelfer (~ van Mevr. M.-H.): mrt Petriy Metrusse trk. Heelfer.

wee::

  1. (zn) weh {C}; (=barenskramp) myzâlos {C}.
  2. (bv) (v geur/smaak) jibâ {I}; ~ë geur: drah {C}.

weed:: (=wiet) krutt {C/S}.

weefgetouw:: veve-stent {C}.

weefsel:: (geweven stof) vevos {C}; (biologisch) tissû {C}.

weefspoel:: lafronâ {C}.

weegbree:: prexâ-lofa {C} (L. Plantago); grote ~: hupster prexâ-lofa (L. P- major); ruige ~: utfin prexâ-lofa (L. P- media); smalle ~: [presÿr] prexâ-lofa (L. P- lanceolata).

weegbreemelitaea:: (vlinder) Lajate-zôler {C} (L. Melitaea cinxia).

weegbrug:: drakare-pônt {C}.

weegschaal:: (alg) draker {C}; grote ~ (balans met arm en 2 schalen): drakâ-tiyn {C}.

Weegschaal:: (sterrenbeeld) Drakâ-tiyn {N}, Libra {N}.

week::

  1. (zn) (in de chr tijdrekening 7 dagen: de 1e dag op maandag; in de Erg tijdrekening 9 of 10 dagen) mink {C}; .[gedurende] de hele ~: minkpip {III}; . deze ~: lelmo mink (week die aan de gang is); .een dezer weken: effer mink; .elke ~ (wekelijks): minktiy {I}; .elke vier weken (vierwekelijks): fâr-minktiy {I}; .10 keer per ~: 10 minktiyn tims; .in de laatste ~ van maart: fes ef aðiyk marše-mink; .om de ~: mink nert mink iftam; .volgende/komende ~: ef pirmink {C}; .vorige/afgelopen ~: ef furtmink {C}; .tweeweeks (twee weken durend): ten-minkiy {I}; .hij woont [pas] twee weken in ons dorp: do zâre [amiði] ten minks fes kult zeces.
  2. (bv) (=zacht) plurtiy {I}; (=zacht) mârve {I}, vjent {I}; (=onvast: v bodem) nestyp {I}; (=teerhartig) cubu-wâvet {I}; ~/zacht/soepel voorwerp (klomp deeg, kwal ed): jiÿtu {C}; in de ~ leggen (v wasgoed): ef paine fes plurtos {C}.

weekblad:: minkafiy {C}; (vrnl met roddel, seks en criminaliteit) tablót {C}.

weekdag:: (maandag, dinsdag enz) mink-tof {C; mv= ..-terrats}.

weekdier:: môlûsc {C}.

weekeinde:: (in Spok: zaterdagmiddag, zondag en eventueel maandagochtend) mink-dÿfo {C}.

weekheid:: (=zachtheid) vjentiy {A; mv=enk}.

weeklacht:: eott {C}.

weeklagen:: ef kette eott {C}; het geweeklaag: ef eotts {Cmv}.

weekloon:: (officiële term) mink-wagy {C}; (spr) bjôln-smurf {S}.

weekmarkt:: šark-mârket = šark-stovy {C} (traditioneel Spok, zoals in veel plaatsen gehouden wordt en waarbij de boeren uit de omtrek hun waren verkopen en de dorpsraden vergaderen).

weeks:: »•weeks.

•weeks:: •-minkiy {I}; (bijv) drieweeks: dur-minkiy (3 weken durend).

weelde:: verres {C; mv/rsmv= verresres}.

weelderig:: (overvloedig) lekirt {I}; (luxueus) verresiy {I}.

weemoed:: âzlô {Aef}.

weemoedig:: âzlô {I}, âzlel {I}; riâst {I}.

weer::

  1. (zn)
    1. (meteorologisch) wónzol {C}; mooi/helder ~: crobbeniy {C}; op een ogenblik met mooi/helder ~; als het mooi/helder ~ is: crobbementos {III};
    2. (gecastreerd schaap: =hamel) vlâk {C}.
  2. (bv) (=opnieuw) wet {I}; en ~; maar ~ (wederom): urrÿ = ur hÿ {III}; hij is altijd druk in de ~: groft palett lelperre riyfain ošo lâc; (met ook) hoe heet hij ook [al] ~?: do pe kluft cÿrlÿo kva? (een herinnering terugroepen); zo'n sufferd ben ik nou ook ~ niet: gress nert melde teâk hûmatjen tjâg ef somp (het is minder erg dan je denkt); erg veel scheelt het nou ook ~ niet: ef farte roffottô noi pert af alé (het valt wel mee); nu eens ... dan ~: xÿs ... it {VG}; nu eens regent het, dan ~ schijnt de zon: xÿs ef bidale, it ef kôbo nÿle.

weerbaar:: hybjen {I}.

weerbaarheid:: hybjeniy {A; mv=enk}.

weerballon:: wónzol-balôna {C}.

weerbarstig:: (fig: =dwars) jag {I}.

weerbericht:: wónzol-tÿden {C}.

weerga:: palleholfe {Crs}; zonder ~ (weergaloos): ðÿm palleholfe.

weergaloos:: (zonder weerga) ðÿm palleholfe {Crs}.

weergave:: (=vertolking) ugkéešos {C}.

weergeven:: (=vertolken) ugkéeše {K}.

weergod:: (Erg) wónzolatjen {C}.

weerhaak:: tygtjaklâm {C}.

weerhaan:: (=windwijzer: op toren) taris-pra {C}.

weerhouden:: iemand ~ van iets: kafðée rast ón flaju {K}; (=verhoeden voor) tygtjaðée rast furt flaju {K}.

weerhouding:: (=verhoeding) tygtjaðéos {A}.

weerkaatsen:: (lett/fig) stóte {U}; (lett: =terugkaatsen) pallesimue {K}.

weerkaatsing:: (lett/fig) stótos {C}; (lett: =terugkaatsing) pallesimuos {Crs}; (=galm) denðon {C}.

weerklank:: (=echo) palletariy {Crs}.

weerklinken:: (=echoën) palletariye {U}.

weerleggen:: (weerléggen) pallefâle {K}; trachten te ~ (fig: aanvechten): pallefarte {K}.

weerlegging:: pallefâlos {Ars}.

weerlicht:: (in de verte) kirtonnos {C}.

weerlichten:: (bliksemen) kirtonne {U}.

weerloos:: nepriylltatt {I}.

weerschijn:: palletat {Crs}.

weerschijnvlinder:: [grote] ~: palletat-flyddere {C} (L. Apatura iris).

weersgesteldheid:: [sty]wónzol (styónzol) {C}.

weerskant:: »weerskanten.

weerskanten:: aan ~: perdÿrovap {III}; aan/ter ~ van/langs: perdÿrovap {VZ} (plaats/richting); aan ~ van de grens: -perdÿrovap ef fini; het water stroomt aan ~ langs het rotsblok: ef knurfel vende perdÿrovap ef lôbâ; van ~ (beiderzijds): ovap-perdÿr {III}.

weerspannig:: vondrû {I}.

weerspiegeld:: ~ worden ([zich] weerspiegelen): mirrere {U}.

weerspiegelen:: [zich] ~ (weerspiegeld worden): mirrere {U}; [doen] ~: mirrore {K}.

weerspiegeling:: mirreros {C}.

weerstand:: pallegiffos {Ars}.

weersverwachting:: wónzol-dôxos {A}.

weerszijden:: »weerskanten.

weerwil:: in ~ van ... (niettegenstaande ...): ... âst ef urâðos = âst ef urâðos frópjÿ ... (vz-uitdr) (afk= â.e.u.).

weerzien:: (ww: =terugzien) nâs-zerfe {K}; (zn) tÿrtzerfos |tÿrdz..| {C}; het ~ (zn: ontmoeting, na een lange tijd): rynn {C} (dl= Bloi/Ziyp).

weerzin:: kafðéos {C}; ~ tegen: kafðéos piti.

weerzinwekkend:: kafðéelira {I}.

wees:: (=weeskind): orycc {C}.

weeshuis:: oryccsért {C}.

weeskind:: orycc {C}; (vlinder) bof-ÿtiner {C}; blauw ~: blotter bof-ÿtiner (L. Catocala fraxini); rood ~: mindefit bof-ÿtiner (L. Catocala nupta).

weet:: ~ hebben van: tiff-pâre kaf {U}.

weetgierig:: tiffabariy {I}.

weg::

  1. (zn) (lett) weg {C}; (straat) mirra {C} (afk= mra); doodlopende ~: sterdaros {C}; kortste ~ (=afsteek): sto'efy {C}; driebaans ~: pârdova-weg {C} (waarbij de middenbaan afwisselend door de ene of de andere richting als inhaalstrook gebruikt mag worden); secundaire ~: tiffugweg |tiffueg| {C} (in Spok vaak onverhard); ~ die men al [af]dwalende heeft afgelegd: pinnosiy {C}; op de ~: kaf ef weg; tewegga {I}; op de openbare ~: kaf ef kofano weg; (fig: bijv v producten) zijn ~ vinden naar/in: ef qutse ef âskân helkara/fes; (fig) zijn ~ zoeken: ef ješe sener âskân.
  2. (zn) (fig) in de ~ staan: (lett) ef melde armt ef pôl; (fig) nertuie ón {U; gst= nertuit}; op ~ zijn: ef melde kaf ef mirra; zich op ~ begeven: ef vende kaf ef mirra; naar de bekende ~ vragen (fig): ef linne ef knôf mirra; uit de ~ gaan: ÿrpune {K}; (fig) er is geen ~ terug: nÿf tÿrt-âskâns melde; via de wettelijk voorgeschreven ~: âfry ef lacsiy mirra.
  3. (bw)
    1. (=verdwenen) tijâ {I}, iliy {I; [mv=enk]}; het boek is ~/verdwenen: ef mimpit melde tijâ/iliy; ~ zijn (verdwenen zijn: niet meer kunnen vinden): tijâe {U};
    2. (vz-bep: plaats) ~ van (vanaf): trâk {VZ} (vrnl horizontale richting); ik sla de muggen van hem ~/af: gress byte ef nodâs trâk do; ~ van (uit de buurt van): tijâ {VZ}; je moet het schilderij ~ van de kachel hangen (niet te dicht bij de kachel): tu munkât ef platiranu tijâ ef warmohit;
    3. (vz-bep: richting) ~ van (van ... vandaan): trâk {VZrs} (horizontaal); hij rent ~ van de vuurzee: do frajjae trâk ef qulle (rs!); de vogel vliegt [~] vanaf de torentrans: ef vogily zôle [tijâ] trâk ef rufae (rs!); ~ van (weg bij ...): tijâ {VZrs}; ik ga bij mijn vriendin ~: gress vende tijâ sener frintae (rs!); »vandaan.

wegarbeider:: (=stratenmaker) hastrif {C}.

wegbeheerder:: mirra-chikonatjen {C}.

wegbergen:: simaje-tijâ {K; gst= simat-..; vdw= simer-..}.

wegberm:: mârg {C}.

wegblijven:: restere |..ere/..ÿje| {U}.

wegbreken:: tijâterfte {K}.

wegbrengen:: holare-tijâ {K}.

wegdek:: mirra-caribos {C}.

wegdenken:: miype-tijâ {K}.

wegdistel:: pâpšérr-frÿcc {C} (L. Onopordum acanthium).

wegduiken:: ~ voor (lett: ontduiken): plônse-tijâ furt {U}.

wegedoorn:: rÿ-qurter {C} (L. Rhamnus catharticus).

wegen:: (lett) drakare {K}; (bepaald gewicht hebben) drake lo {U}; hij weegt 62 kg: do drake lo 62kg; hoeveel ~ deze stenen?: melde lelmos kolinis drakiyn?; het ~: drakaros {C}; »licht B.2.

wegenbelasting:: (motorrijtuigenbelasting: in Spok ook voor bromfietsen en paarden) kûfôs-tâx {C} (afk= kûtâ), kûtâ {C}; zie ook Wegenbelasting in .

wegens:: (=vanwege) gâšâ {VZ} (betrekking); ik ben laat ~ de files: gress melde kiygt gâšâ ef ototos; (in verband met) fes ef situašo gâšâ (vz-uitdr); ~ ziekte gesloten: ilba fes ef situašo gâšâ kinâ.

wegenwacht:: weg-repareros {C} (afk= WR); zie ook Hulp bij pech en ongelukken in .

wegflikkeren:: wôte {K} (vulg).

weggaan:: (=vertrekken) ÿrba'eke {U; gst= ÿrbaek}; hij gaat al zingende weg (hij vertrekt terwijl hij zingt): do chafoste ur/wân vende; het ~ (vertrek): ÿrba'ekos {C}; (=opstappen) ðôgiffe {U}.

weggebruiker:: kûfôs-painer {C}; (jur: persoon, voertuig, rij- of trekdier dat zich op de openbare weg bevindt) weg-keldatjen {C}; zie ook Weggebruikers in .

weggedeelte:: (deel ve weg) rutt-kanas {C}.

weggehaald:: (=verwijderd) cÿrtôxiy {I}.

weggeroest:: geheel ~ (geheel tot roest vergaan): zagrampa {I}.

weggetje:: smal ~ (=pad): pât {C}.

weggetrokken:: (=voorbij; niet meer aanwezig: donderbui/dreiging/persoon ed) •ora {SX > c}.

weggeven:: ~ [aan]: kette-tijâ [ón] {K}.

weggevreten:: ~ plek (wegvreting): genxos |X| {C}.

weggooien:: (=wegwerpen) koldre-tijâ {K; gst= kolt-..; wst= kold•-..; vdw= koldôr-..}, ebe {K; gst= ebet; vdw= pebe}.

weghalen:: (=verwijderen) cÿrtôxe {K}.

weghaling:: (=verwijdering) cÿrtôxos {C}.

weging:: (lett: het wegen) drakaros {C}.

wegjagen:: (=verjagen) ierquare {K}; het ~ (verjaging): ierquaros {C}.

wegjatten:: (=pikken) grâtare {K} (vulg).

wegkijken:: (onbeleefd lang aanstaren) kestprule |..sp..| {K}; (lett: iemand net zo lang aanstaren tot hij werkelijk weggaat) zakestprule {K}.

wegkomen:: maak dat je wegkomt! (schertsend tegen mens): bôrât?.

wegkwijnen:: (=wegsterven: fig) sâgerre {E}; doen ~: lâfesype (lâfsype) {K}; (=verpieteren, in kwaliteit achteruitgaan) vrimale {U}.

wegkwijning:: lâfesypos (lâfsypos) {A}.

weglaten:: (alg) kirturare {K}, paine-tijâ {K}.

weglating:: painos-tijâ {C}; (coupure) ba'efrÿnos {C}.

weglopen:: farte-tijâ {E}, k'safarte {U}; het ~: k'safartos {C}.

wegmier:: zwarte ~: doffiy miyrûs {C} (L. Lasius niger).

wegnemen:: (alg: ontvreemden) mipputte {K}; (v tafellaken) mipputtare {K}.

wegneming:: (ontvreemding) mipputtos {C}.

wegnummer:: weg-hor {C}; zie ook Wegnummers in .

wegomlegging:: devijate {C}.

wegraken:: (=zoekraken) lóse {U}.

wegredeneren:: idekvâmpe {K}.

wegrestaurant:: (alg: restaurant langs [snel]weg) kûfôs-lurfel {C}; (als onderdeel v groter complex langs snelweg) wegsÿrt {C}; zie ook Wegrestaurants in .

wegschuiven:: šefcare-tijâ {K}.

wegsleuren:: almpe |ampe| {K}.

wegslingeren:: (met een zwaai wegwerpen) sgrÿne {K}.

wegsluipen:: tôlemme-tijâ {E}, k'satôlemme {U}; het ~ (wegsluiping): k'satôlemmos {C}.

wegsluiping:: (het wegsluipen) k'satôlemmos {C}.

wegsmelten:: smelte-tijâ {K}.

wegsmelting:: smeltos-tijâ {C}.

wegsodemieteren:: wôte {K} (vulg).

wegspoelen:: (intrans) smôlme-tijâ {Upr}; (trans) smôlme-tijâ {K}.

wegsterven:: (=[weg]kwijnen: fig) sâgerre {E}.

wegstoppen:: riješe-tijâ {K}; dat wat weggestopt is (wegstopping): riješos-tijâ {C}.

wegstopping:: (dat wat weggestopt is) riješos-tijâ {C}.

wegstromen:: (=uitstromen: water) vendÿne {U}.

wegsturen:: ÿrtrjômpe |..trômpe| {K}.

wegteren:: langzaam ~ (verweren): pyqule {U}.

wegtering:: (verwering) pyqulos {C}.

wegvagen:: wéle {K}.

wegvaging:: wélos {C}.

wegval:: idefartos {C}.

wegvallen:: (fig: verdwijnen) idefarte {U}; het radiosignaal valt telkens weg: ef raðo-synâl idefarte plôji.

wegvegen:: brûste-tijâ {K}.

wegvoeren:: vure {K}; (=afvoeren) gabane-tijâ {K; vdw= tijâgabent}; met zich ~ (medevoeren): idevure {K}; (=deporteren: ook dieren naar het slachthuis) deportere |..ÿje| {K}.

wegvoering:: vuros {C}; (=deportatie) deportašo {C}.

wegvreten:: (lett/fig) genxe |X| {K}.

wegvreting:: (weggevreten plek) genxos |X| {C}.

wegwaaien:: pollerÿne {U}; de parasol waait weg: ef lagitofôbo pollerÿne.

wegwerpen:: infre {K; gst= infer}; (=weggooien) koldre-tijâ {K; gst= kolt-..; wst= kold•-..; vdw= koldôr-..}; met een zwaai ~ (wegslingeren): sgrÿne {K}.

wegwijs:: iemand ~ maken in iets: ef kette eft pra ón rast frópjÿ flaju.

wegwijzer:: sÿrtôrm {C}, mirraôrm {C}.

wegzakken:: (scheefzakken) kelle {U}; (geheel verdwijnen, bijv in de modder) zakelle {U}.

weide:: blufk {C}; (klein en omheind) frex {C}; de koeien in de ~: ef boerts kaf ef blufk.

weidechampignon:: blufk-champenôn |blufcha..| {C} (L. Agaricus campester).

weidekringzwam:: kles-ziccer {C} (L. Marasmius oreades).

weiden:: (hoeden v vee) crazare {K}.

weiding:: (het laten grazen) crazaros {C}.

weids:: zógem {I}; (uitgestrekt) paqur {I}.

weidsheid:: zógem {Aef}.

weifelaar:: henntÿrt-farter {C}.

weifelen:: weifelen||doortastend zijn: préše {Uid}; .

weifelend:: (=besluiteloos) hóndré {I}.

weigeren:: ~ te: revuse beri/den {U}; (=afwijzen) revuse {K}; iemand iets ~: hintare flaju ón rast {K}.

weigering:: hintaros {A}; (=afwijzing) revusos {A}.

weiland:: [šark]blufk {C}; (klein en omheind) frex {C}; de koeien in het ~: ef boerts kaf ef blufk.

weinig::

  1. litel {I/OV; vt= oiba; ot= tom; vk= crâmô; mt= bilâ}; de ~e bakkers in ons dorp staken morgen: ef litel krodûrs fes kult zeces dÿfie mas; de ontwikkelingen geven ~ hoop: ef wélfa'ecosz kette litel rajiytos; hij drinkt ~ bier en eet ~ appels: do pliyfone litel bjerr ur larde litel geffys; Jân verdient minder ~ dan ik (we verdienen beiden weinig, maar J. verdient toch nog iets meer): Jân rinne crâmô dus gress; wij hebben ~ boeken maar Lerdu heeft het minst ~ boeken (= heeft nog een paar boeken meer): kirro lelperre litel mimpits tur Lerdu lelperre ef bilâ tiyns; ik kom hier ~: gress arfine litel lilt kusami;
  2. te ~ [van] (te kort [aan]): beritel {I/OV}; (nominalisatie:) beriteliy {Cef; mv=enk}; het te ~e; het tekort: ef beriteliy; de olielamp heeft te ~ olie/te kort aan olie: ef mataaré lelperre beritel ool; er heerst hier te ~ eensgezindheid: beritel érmiyp jacie kusami; er stoppen te ~ treinen in ons dorp: beritel trenos verge fes kult zeces; (vgl rs-add litell = te weinig:) de te ~e treinen die in ons dorp stoppen, zijn nog overvol ook: ef litell trenos, vergelira fes kult zeces, melde kerru pâltÿrg; ik heb te ~ rode verf en te veel groene; misschien kan ik de te vele [verf] ruilen voor de te ~e [verf]: gress lelperre beritel mindefit verfu ur bertert mesâ tiyn; curmel gress kurakettecû ef bertertiy helkara ef beriteliy; er zijn te ~ telefooncellen in ons dorp: ef telebôsz melde ef beriteliy fes kult zeces;
  3. ~e[n]: litels {ZV; gnp= liteleser; gnz= litelsÿr; rs= litelses}; ~en kennen de gedichten van Quggernees: litels tiffe Quggerneesex ef poitiyns; ik heb veel boeken, maar ik herinner me de inhoud van ~e: gress lelperre pert mimpits, tur sen tâge litelsÿr ÿrtÿruba;
  4. een ~ (een beetje): eft vloja {C}; een ~ suiker: eft vloja [rifo] sucro.

weit:: wilde ~ (plant): flém-nurp {C} (L. Melampyrum arvense).

weitas:: (=ransel) crót {C}.

wekelijks:: (elke week) minktiy {I}; driewekelijks, elke drie weken: dur-minktiy; »uitbetalen.

weken:: (zacht maken) plurte {K}.

wekenlang:: minksot {I}.

wekken:: (wakker maken) kaine {K}; [op]~ (v verwachtingen): hagyre {K}.

wekker:: (klok) mipslap {C}.

wel::

  1. (zn: =bron) riffô {C; mv= riffós}, plezuvyty {C}.
  2. (bv/bw)
    1. (zeker: vaak als tegenstelling van noi = niet) iftam {III}; ik ga [wel] naar de bioscoop en Petriy niet: gress vende iftam helkara ef dokerat ur Petriy noi; ~ waar! (welja!): otse siy! {III};
    2. (nadruk op een grote hoeveelheid) hij verdient ~ 1000 herco: do rinne 1000 noi ne'âma; ze heeft ~ 13 kinderen: eup lelperre 13 efantys noi ne'âma; ~ zeker: brôep noi ne'âma;
    3. dan ~ (een tweede mogelijkheid): kerru iftam, oft; het is niet bekend of de minister het voorstel goedkeurt, dan ~ of het hele plan niet doorgaat: ef nert knôfe âl ef menester quistare ef šÿrtyc, kerru iftam/oft âl ef pijâ arpinzol nert sen wencate;
    4. (berusting, toegeving) fit {III}; (=inderdaad: toegeving, vaststelling) jazy {III}; ik wil de kast ~ schilderen: gress verfutavy fit ef feldariy (bereidheid om het te doen); hij moet de moordenaar ~ zijn: do perke beri melde jazy ef njoratjen (conclusie op basis v feiten);
    5. en ~ (nadere opmerking): ur fit; u moet een formulier aanvragen, en ~ vóór 5 juli: gÿrs prÿmât furt eft fôrmeler, ur fit futtof 5 jul;
    6. ~ eens: (ooit) [jazy] kva {III}; (soms) iftams'ter {III}; (~ een keer) jazy érpâf {III}; (heel graag) jazy tevi {III}; ooit ~ eens: jazy kva; (contrast) hij durft niet te parachutespringen, maar ik zou dat wél eens willen doen: do noi dare beri merre parachutos, tur iftam tajone beri paine gress ef érpâf;
    »goed; »maar; »nog; »zozeer.

Wel:: (bewoner v Wales) Welsann {Cef}.

welbehagen:: (=lust) lustos {A}; (=goedvinden) xârfanos {A}; met uw ~: luft gert xârfanos.

welbekend:: rélve-knôf {I}.

welbeschouwd:: (=uiteraard/tenslotte) lef uss {Aef} (wat als vanzelfsprekend/bekend verondersteld mag worden); »uiteraard.

welbespraakt:: lijaniy {I}.

welbewust:: (=vastberaden) quander {I}.

weldaad:: (goede daad) quistacar {C}.

weldadig:: (=heilzaam) ÿrkô {I}.

weldoener:: quistapainer {C}.

weldra:: (=aanstonds) dra {I}; (=straks) kelt {III}.

weledel:: de Weledele Heer Stootâ-Metrusse: Stootâ-Metrusse Ylamo Merater (afk= Y.M.); Mevrouw Stootâ-Metrusse: Stootâ-Metrusse Ylamo Mosjeus (afk= Y.M.); (daar het hier titulatuur in meer officiële correspondentie betreft, is het niet juist om ook de voornaam toe te voegen).

weleens:: »wel B.6.

welgedaan:: taljiy {I}.

welgelegen:: (idyllisch [gelegen]) syl-sÿrtiy {I}.

welgemeend:: âšÿriy {I}.

welgeschapen:: pijâvobar {I}.

welgesteld:: (=gegoed) plior {I}; ~/draagkrachtig persoon (jur: die geen leningen hoeft te sluiten of afhankelijk is van uitkeringen of andere financiële hulp) quandrokafter {C}.

welgesteldheid:: ârtanst {C}.

welgevallen:: zich laten ~: fesðôrce |..stj..| {Kpr}.

welhaast:: (=bijna) pordel {I}.

welig:: (vruchtbaar) taljiy {I}.

weligheid:: taljer {C}.

weliswaar:: ðy {III}; ~ ... maar toch: is ... tur lich; hij is ~ gierig, maar toch ben ik op hem gesteld: do melde is ôjif, tur lich gress affecte do; »toch.

welja:: ~! (wel waar!): otse siy! {III}.

welk::

  1. folarra {VR/VG}; •ompiy {SX.gst} (vraagsx in functie v bezield obj; ook "wie"); ~e boom hebben ze omgehakt?: óps folarra vildul axe?; ~ poesjes heeft ze gekocht?: eup folarra pûps lorerde? = eup ef pûps lorertompiy?; ik vraag ~e boom ze omgehakt hebben: gress linne, óps folarra vildul axûs; ik weet niet ~e auto de zijne is: gress nert tiffe, folarra oto melde ef groftiy; ik weet niet ~e boeken je gelezen hebt: gress nert tiffe, folarra mimpits tu enn ef trempe = (arch/schr) gress nert tiffe, folarra tu enn ef mimpits trempe;
  2. (met nadruk op de PLAATS) ÿrcÿr (gnz v ÿr {VR/VG}); op ~ parkeerterrein staat de auto (waar is het parkeerterrein waar de auto staat)?: ef oto melde ÿrcÿr garage-sÿrt? (met het accent op de PLAATS waar het parkeerterrein zich bevindt, niet op het SOORT parkeerterrein); (vgl) ef oto melde kaf folarra garage-sÿrt? (hierbij heeft de vraagsteller een aantal parkeerterreinen op het oog, waaruit de antwoordgever een keuze moet maken);
  3. (keuze uit aantal) ~[e] van de: (met substantief) kolpol {VR/VG} (samen met enk) ..., ~ van de voorstellen haalbaar is: ..., kolpol šÿrtyc melde tÿšamiy; (samen meer mv) ..., ~e van de voorstellen haalbaar zijn: ..., kolpol šÿrtycs melde tÿšamiyn; ~e van de boeken heb je gelezen?: tu kolpol mimpits trempe?; ik vraag ~e van de boeken hij gelezen heeft: gress linne, do kolpol mimpits trempât; (enk) ik weet ~ van de boeken hij gelezen heeft: gress tiffe, kolpol mimpit do enn ef trempe = (arch/schr) gress tiffe, kolpol do enn ef mimpit trempe; (anders dan een substantief) folarra mip ...; ~e van deze (bijv boeken) heeft hij gelezen?: do folarra mip panas do trempe?; »wat C.2;
  4. (het doet er niet toe welk) ~ ... dan ook; onverschillig ~ (werkelijk elke): nys {OV} (enk-concr); nyses {OV} (enk-semc/abstr; stoff; mv); hij kan ~e dure auto dan ook kopen: do lorertecû nys mikar oto; Petriy is tevreden met ~e vergoeding dan ook: Petriy zoverte nyses armtganos; (idioom:) op ~ moment dan ook: folarra ÿrmentos;
  5. (nadruk op bezit) van ~: kluftecÿr (gnz v kluft {VR/VG} "wat"); de staart van ~ dier (van wie) is krom? (welk dier heeft een kromme staart?): kluftecÿr trunn melde flectriy?; van ~ ding (van wat) is dit deksel? (waar is dit deksel van?): kluftecÿr decs melde?; ik vraag, van ~e auto (waarvan) Lena het reservewiel gestolen heeft: gress linne, Lena kluftecÿr quÿe-trôchâ kuntiyrât; ik vermoed, van ~e auto (waarvan) Lena het reservewiel gestolen heeft: gress vraboe, kluftecÿr quÿe-trôchâ Lena kuntiyro ef;
  6. (nadruk op richting NAAR iets) naar ~: fesennÿr (gnz v fesenn {VR/VG} "waarheen"); naar de haven van ~e plaats varen we?: kirro njebope fesennÿr port? (lett: "naar wat zijn haven"); ik weet niet naar ~e haven we varen (naar de haven van ~e plaats): gress nert tiffe, fesennÿr port kirro njebope;
  7. (nadruk op richting VANAF iets) van ~: mipennÿr (gnz v mipenn {VR/VG} "waarvandaan"); van de boerderij in ~e plaats is hij afkomstig?: do melde mipennÿr keldus? (lett: "van wat zijn boerderij"); ik weet niet van ~e boerderij hij afkomstig is (van de boerderij van ~e plaats): gress nert tiffe, mipennÿr keldus do melde.

welkom::

  1. (zn) (hartelijke ontvangst) quistarfinner {A; mv=enk}; (=welkomstgroet) hâla {C}; iemand ~ heten: vóbe furt rast {U}; ~ hetend (gastvrij): hoff {I};
  2. (bv) quistarfinniy {I}; ~ thuis!: quistarfinniy fesért!; u bent ~: gÿrs melde ÿrfotiy.

welkomstgroet:: (=welkom) hâla {C}.

welks:: »dat C; »die C.

wellen:: (bijv gedroogde pruimen in water) plezue {K}.

wellicht:: frópjÿ {I}; (=misschien) curmel {III}; (als een suggestie gezegd) mitamoris {III}; ~ dat we hem kunnen helpen: kirro cÿrtirecos mitamoris do; ~ niet: noi curmel.

welluidend:: fliynkiy {I}.

wellust:: voluptiy {SC} (pej); (Erg: materiële luxe en aardse genoegens: als positief ervaren) zeruzze {SC}.

wellustig:: (=uitdagend: vrouw) trege {I}.

welmenend:: splônjelira {I}.

welnee:: ~! (niet waar!): otse noi! = otse noft! {III}.

welnu:: fit {III}; welnu, dat is dan gebeurd!: ef hâftero fit dus!.

welopgevoed:: hôfrue-serten {I}; ~ volk: samm {C} (arch) (nog terug te vinden in korsamm (hof, hofhouding)).

weloverwogen:: (na rijp beraad) empajiy {I}.

welp:: (jonge leeuw) kvâlp {C}.

welriekend:: cÿrfûniy {I}; ~e stof: mrunala {C}.

Wels::

  1. (zn: taal v Wales) welsânda {C};
  2. (bv: uit Wales) welse {IIef}; ~e (bewoonster v Wales): Welsana {Cef}.

Welsh:: »Wels.

welslagen:: het welslagen||het mislukken: stâek {Cid}; .

welsprekend:: chaquinde-âp {I}; (=overtuigend) klatt {I}.

welstand:: ârtanst {C}.

welstandscommissie:: (in Spok ong) still-ratt {C}; (gezien als officiële Spok instantie) Still-Ratt {N}.

welterusten:: ~!: quista-slape!.

welvaart:: (=voorspoed) ðÿrm {C}.

welvarend:: ðÿrm'kô {I}.

welven:: (lett: =overkoepelen) helme {K}.

welving:: (ronding) ronteros {C}; (lett: =overkoepeling) helmos {C}.

welvoeglijk:: osksompiy {I}.

welwillend:: net-omiftsâ {I}, probarelira {I}; (=inschikkelijk) tizjyrelira {I}; (=genadig) giynattiy {I}.

welwillendheid:: (=clementie) werôxiy {Aef; mv= werôxiys}, giynatt {SC}.

welzijn:: quistos {A}.

welzijnszorg:: quistatiycos {C}.

wemelen:: ~ van: (warrelen van) welme {K}; (krioelen van) mizzaðe pai {U}; op straat wemelt het van de mensen: ef mirra welme veldurs; de tuin wemelt van de muggen: ef arâbe mizzaðe pai ef nodâs; ~d van: mizzaðelira pai (evtl als vz-uitdr).

wenden:: (=omkeren) wente {K}; (lett) zich ~ naar: wente tukst[lef] {Upr}; (fig) zich ~ tot (zich richten tot): wentare armt {Upr}; hij wendt zich naar de deftige dame (lett): do sen wente tukstlef ef tjâst mosjeus; hij wendt zijn blik naar de deftige dame [toe]: do wente sener kûltâ tukst ef tjâst mosjeus; hoe je het ook wendt of keert ... (van welke kant je het ook bekijkt): stus zerfecû ef preipovap ur stus zerfecû ef tûgtovap, tur ....

wending::

  1. (lett) (=draai) gros {C}; (=omdraaiing) wentos {C};
  2. (fig) wentos {A} (ook mbt hereniging BRD en DDR).

wenen:: (=huilen) arkette {E}; arkette {Epr} (arch); zatyre {U}; (=schreien) hâle {U}.

Wenen:: (in Oostenrijk) Vjenne {G}.

wenk:: (vrnl lett: het wenken/wenkend gebaar) iyinka |wi..| {C}; (=tip/hint) jûx {C}.

wenkbrauw:: nes-jûk {C; mv= ..-jûky}; de ~en doen fronsen: ef râdlare ef nes-jûky.

wenken:: iyinke |wi..| {K}.

wennen:: ~ aan: qugme {K; gst= qugg}.

wens::

  1. (gelukwens) bladidos {A}; mijn beste ~en: kost ubâfta quista bladidosz;
  2. (toewensing: gelukkig nieuwjaar enz) blavešos {A};
  3. (wil) probaros {A};
  4. (Erg: verlangen naar het onbereikbare; associaties met onbereikbare dingen) lâg {SC}; mijn liefste ~ is om een reis om de wereld te maken (maar daar zal het wel nooit van komen): kost lâg melde, den riffe eft kuraclaba tupplip.

wenselijk:: bladider {I}; ~ zijn: bladidere {E}.

wenselijkheid:: (het gewenst-achten) jóchéos {A}.

wensen::

  1. (het beste, gelukkig nieuwjaar enz) blaveše ón {K}; ik wens je een prettige vakantie!: gress blaveše eft olla zirrot ón tu!;
  2. ~ te (willen): probare [beri/den] {U}; bladide [beri/den] {K}; •avy/•aves {SX.gst} (modaal sx bij enk/mv zinskern); (bladide heeft sterkere emotionele waarde dan probare:) ik wens niet te komen: gress nert probare/bladide beri arfine = gress nert arfinavy; hij wenst het boek te lezen: do trempavy ef mimpit;
  3. ~ [te hebben]: zecofe {K}; bladide [beri/den] {K}; (bladide heeft sterkere emotionele waarde dan zecofe:) hij wenst een nieuwe auto: do zecofe/bladide eft kleter oto; ik wens koffie (heeft u koffie?; als bestelling in restaurant): gress zecofe [eft] cafer; (de sterkere uitdrukking: gress bladide [eft] cafer is niet beleefd als bestelling); Elsa wenst een papegaai: Elsa bladide eft papiygoe; ik wens geen koffie: gress nert bladide cafer; (verplichte kerndeletie in den-zin:) hij wenst te komen: do zecofe den arfine;
»hopen.

wentelen:: (=kantelen) ta'ole {K}; (v molenwieken) môje {U; gst= môt}.

wenteling:: (=kanteling) ta'olos {C}.

wentelteefje:: (ong) rulÿf {C} (in Spok: brood, gedrenkt in eiwit en room, en gebakken; opgediend met jam).

wenteltrap:: gre-mittors {C}.

wereld:: wertlâ {C}; (=aarde/aardbol) claba {C}; uit de oude ~ (westers): opperiy {I} (uit landen ten oosten v Spok, maar binnen Europa); in de [hele] ~: wertlane {I}; om de ~: kuraclaba {I}; een reis om de ~: eft kuraclaba tupplip; over de hele ~: kura ef pijâ claba; voor de genoegens der ~ (werelds): zerusstiy {I}; de wijde ~: ef utfin wertlâ; een vreemde/andere ~ (die niet de jouwe is): nenalém {I}; dat is een andere ~: mittof melde nenalém (niet je eigen cultuur of wereld).

Wereldbank:: Wertlâ-benc {N}.

wereldbeeld:: (zoals je de wereld ziet) wertlâ-tjef {C}.

wereldberoemd:: wertlâ-huldufit {I}.

wereldbol:: claba {C}; ze hebben een ~ op de kast staan: óps lelperre eft claba, giffelira kaf ef feldariy.

werelddeel:: wertlâ-part {C}.

wereldlijk:: wertlâte {I}; (RK: werelds/niet geestelijk/niet kerkelijk) profaniy {I}.

Wereldoorlog:: Wertlâ-wÿsÿr {N}; de Eerste/Tweede ~: Wertlâ-wÿsÿr Eer/Ten.

wereldrecord:: wertlâ-sgôns {C}.

werelds:: wertlâte {I}; (voor de genoegens der wereld) zerusstiy {I}; (Erg: niet-geestelijk) clabaiy {I}; (RK: wereldlijk/niet geestelijk/net kerkelijk) profaniy {I}.

wereldstad:: (behoeft niet beslist een hoofdstad te zijn) wertlâ-hurdog {C}.

wereldvreemd:: (onbekend met het leven en de wereld) ... vesta ef poiros-tiff; een ~e jongen: eft 'jan vesta ef poiros-tiff.

wereldwijd:: kuraclaba {I}.

weren:: zich ~ tegen: hybje ûqu {E; gst= hypp}.

werf:: (scheepswerf) tek {C}.

wering:: (=afwending) tijâgros {C}.

werk:: (=arbeid) ÿrôm {C}; (artistiek: dicht-/kunst-/schilderwerk) qummertiyn {C}; lastig ~ (=toer): narân {C}; (arbeid op het land[goed] ve ander) entrafos {C}; zwart ~ (zonder belasting te betalen): doascvÿzos {C}; op mijn/jouw/zijn/... ~: kaf ef ÿrôm; [maar] niet aan het ~ kunnen komen ([rond]lummelen): clûmle {U; gst= clûmm}; ~ van iets maken: ef paine ef tiyns ón flaju (ón is vz); in het ~ stellen: ef ðobiyre fes painos; aan het ~ zijn/gaan: ef melde/vende lef ÿrôm; twee uren ~: perdÿr zurtarr lo ÿrôm; hij is naar zijn ~: do melde helkara sener ÿrôm; »verrichten.

werkbank:: luf {C; mv= lufa}.

werkdag:: ÿrômtof {C}.

werkelijk:: (niet gesuggereerd) real {I}; (=waar) kâmpa {I}; (=metterdaad) lef ef kâmpaiy (afk= l.e.k.) {A}; (=inderdaad: toegeving) jazy {III}; »alle B.2; »elk 4.

werkelijkheid:: (=realiteit) crulabos {A}; de ~ onder ogen zien: crulabe {U}; hij verliest de ~ uit het oog: ef crulabosz vende mip ef eits rifo do; in ~ (écht): crulabiy {I}.

werkeloos:: (zonder iets te doen) nekafpainiy {I}; »werkloos.

werken::

  1. (arbeid verrichten) (alg) ÿrôme {U}; ~ aan iets: ÿrôme ón flaju; met tegenzin ~: ÿrôm-tôrte {U}; op het land van iemand anders ~ (arbeid hebben): entrafe {U}; op het dek van een schip ~ (aan het werk zijn): storiyvve {U};
  2. (v machine) (draaien, het doen) farte {U}; minder goed ~/bevallen (dan het vorige ding; dan men verwachtte): tÿrt[w]encatare {U}; de nieuwe kachel werkt/is minder goed [dan de oude/dan ik verwacht had]: ef kleter warmohit tÿrtwencatare;
  3. (v materiaal) (krimpen/uitzetten/verzakken: v hout/muur) trelpe {U};
  4. (beweging v schip) (=stampen) tramâte {U}; (stampen en slingeren tegelijk) rilke {U};
  5. (uitwerking/effect hebben) (alg fig) [in]~ op: merre armt {U}; (v maatregel/medicijn) efekte {U}.

werker:: maatschappelijk ~: cômpanðo-cÿrtyrâher {C}.

werkgelegenheid:: ÿrômeren {C}.

werkgever:: emploer {C}.

werkgroep:: ÿrôme-grup {C}.

werking:: (alg) ÿrômos {C}; (uitwerking/effect) efektos {C}; (v machine) ÿfartos {C}; in ~: armt ÿfartos; in ~ zijn (actief zijn: v apparaat): âkteffe {U}; buiten ~: mip ÿfartos; (uitzetten/krimpen door vocht/droogte) de ~ van het hout: ef cÿrot wiyrk[os] {C}.

werkkamer:: ÿrôme-mittus {C; mv= ..-omittus} (thuis of op universiteit ed, waar een beperkt aantal mensen werkt).

werkkleding:: (kleding die bij het werk gedragen wordt; soms ook: =overall) helbiôm {C}.

werkkracht:: (=werknemer) ÿrôme-cÿrtiyr {C}; tijdelijke ~ (uitzendkracht, noodhulp): nefÿrômer = suÿrômer {C}.

werkkring:: areû {C; rs= areût}.

werkloos:: (zonder werk/baan) ðÿmÿrômiy = šâmÿrômiy {I}; »werkeloos.

werkloosheid:: ðÿmÿrômelde = šâmÿrômelde {C}.

werkloosheidsuitkering:: ðÿmÿrômiy-mipzâlbinasos {C} (afk= ÐM); (gekoppeld aan de verplichting om werk te zoeken) ÿrôm-gvârce-mipzâlbinasos {C} (afk= ŸGM |ÿgem|); hij heeft een ~ (hij zit in de WW): do melde lef eft ŸGM.

werkloze:: (persoon zonder werk) ðÿmÿrômm = šâmÿrômm {C}.

werklozenraad:: (instantie die zich met arbeidsbemiddeling en uitkeringen bezighoudt; combinatie v arbeidsbureau en sociale dienst) šâmÿrômiy-még {C}; (gezien als officiële Spok instantie) Šâmÿrômiy-Meeg {N}; (de variant ðÿmÿrômiy-még wordt niet gebruikt).

werkman:: (=arbeider) ÿrômer {C}.

werknemer:: emploé {C; rs= emplott}; (=werkkracht) ÿrôme-cÿrtiyr {C}.

werkpaard:: (=trekpaard) rót {C}.

werkpak:: (=overall) frohullos {C}.

werkplaats:: (klein) rifsÿrt {C}; (groot) fabriyk {C}; (=atelier; v artiest/ambachtsman) šôp {C}.

werkster:: (ook bijen) mingatra {C; mv= mingatras}.

werkstraf:: (=taakstraf) ÿrôme-tjel {C}.

werkstuk:: ÿrôm-tiyn {C}.

werkterrein:: (alle betekenissen) fâshâc {C}.

werktijd:: tnÿr {C}.

werktuig:: ([stuk] gereedschap) ÿrômÿrtira {C}; (=instrument) dreut {C}.

werktuigkunde:: (=mechanica) meganyka {C}.

werkweek:: ÿrôme-wâlka {C}.

werkwijze:: ÿrôme-vrôk {SC}.

werkwoord:: (taalk) painer {C}.

werkzaam:: (uitwerking hebbend) mipÿrômiy {I}.

werkzaamheid:: werkzaamheden: ÿrôms {Cmv}.

werpen:: (alg: =gooien) koldre {K; gst= kolt; wst= kold•; vdw= koldôr}; (met kracht: smijten) simue {K}; (v schaduw/lichtstralen) zope {K}; (bevallen ve jong dier) pjûnte {K}.

wervel:: (in rug) spinntiyn {C}; (draaibaar houtje) tôk {C}.

wervelen:: cÿrlâðe {U}; (=kolken) mée {U; gst= mét}.

werveling:: cÿrlâðos {C}.

wervelkolom:: (=ruggengraat) spinn {C}.

wervelstorm:: gremóns {C}.

wesp:: ÿvâna {C} (L. Vespula); (alg: die een plantengal vormt) zviyf-âlber = zviyft-âlber {C}.

wespendief:: (vogel) biy-maquijy {C} (L. Pernis apivorus).

wespenorchis:: syllerâ {C} (L. Epipactis); breedbladige ~: littit syllerâ (L. E- helleborine); moeras~: blakker syllerâ (L. E- palustris).

west:: wefot {I}.

westelijk:: wefot {I}.

westen:: wefot {Aef}, kÿl-gÿp {C}; in het ~: armt wefot; armt kÿl-gÿp (afk= a/kg); in het ~ van: armt wefot fes (vz-uitdr); in het ~ van Hirdo: Hirdo armt wefot = armt wefot fes Hirdo; ten ~ van: wefot {VZ} (plaats); armt kÿl-gÿp (afk= a/kg); ten ~ van Hirdo: wefot Hirdo; A ligt ten ~ van B: A melde B armt kÿl-gÿp; ten ~ langs: wefot-lango {VZrs} (richting); wij rijden ten ~ langs Hirdo: kirro ufire wefot-lango Hirdoe; (idioom:) buiten ~ (flauwgevallen): dalotoje ef âskân.

westenwind:: (wind die naar het oosten waait) rutôslech {C}, gurt-gÿper {C}.

westerlengte:: wefot-šefc {C} (afk= WŠe).

westers:: (uit landen ten oosten v Spok, maar binnen Europa: in de oude wereld) opperiy {I}; (in Europa of Verenigde Staten) wefot-wertlane {I}.

West-Europa:: Wefot-Urapas {G}.

West-Falen:: Wefot-Faln {G}.

westkant:: (ten westen langs) wefot-lango {VZrs} (richting); wij rijden Hirdo aan de ~ voorbij: kirro ufire wefot-lango Hirdoe; aan de ~: wefot-ovap {III}.

West-Samoa:: Wefot-Samoa {G}.

West-Spokaans:: (taal) wefot-spokânda {C}; »Spokaans.

wet:: lacs {C; mv= lacsz; (jur) mv= lacses}; iemand de ~ voorschrijven: lacs-fixe rast {K}; tegen de ~ handelend: ulûpt {I} (arch/jur); zie ook Spokanische wetten in .

wetboek:: qudex {C}; Wetboek van Strafrecht: Tjel-armtmôquos-qudex {N} (afk= TAQ); zie ook Wetboeken in .

weten:: (alg; ook =kennen) tiffe {K}; ik weet dat je hem kent: gress tiffe, den tu tiffe do; hij weet ervan (is ervan op de hoogte): do tâgare ef; het allemaal ~ (op de hoogte zijn van iets): cÿrme {U}; nog ~ (=onthouden): halefiytje {K; gst= halefiytt}; zeker ~: brópiffe {K}; zeker ~! (uitroep: dat weet ik zeker!) serten óngiys! (pop); (voor elkaar krijgen) šove helkara {U}; het is verbazingwekkend hoe hij weet te reageren: ef melde šazeludi, kol do šove helkara ef ÿrreageros; hij weet altijd een oplossing te vinden: do šove riyfain helkara ef ÿminkedos enn eft hûchos; hij weet van niets (hij is niet op de hoogte): do tiffe nÿf tiyns; hij weet van niets (maar doet net alsof hij zeer snugger is): do nert mešane; hij weet ervan (is ervan op de hoogte): de melde fesdu ef šôts; hij weet er alles van (vaak ook iro: hij is eigenwijs): do tiffe pipar tiyns; te ~ (=namelijk): tiffelira {III} (afk= t/lira), gress-reppe |ges-| {III} (afk= gr.r.); het ~ (kennis): tiff {C}, tiffos {A}; tegen beter ~ in: ðÿm helt tiffos; te ~ komen (kennis nemen van): tiffare {K}; ik wil van hem ~, waar het geld gebleven is: gress tiffaravy lÿ do, ÿr ef smurf mrâtare.

wetenschap:: tibân {C}; (dat wat men weet of zal weten) ÿtiffos {A}.

wetenschappelijk:: zintes {I}; ~e bezigheid (ook in tegenstelling tot amateurisme): zintes {Aef}.

wetenschappelijkheid:: zintes {Aef}.

wetenschapsman:: (=geleerde) tibâner {C}.

wetenschapsvervalsing:: tibân-fâlsos {C}.

wetenswaardig:: tiffe-âp {I}.

wetenswaardigheidje:: (leuke anekdote om te onthouden) quiyrda-texos {C}.

wetgevend:: qudex-mannelira {II}.

wetgeving:: toqudexÿ {C} (ook: wet- en regelgeving); zie ook Wet- en regelgeving in .

wethouder:: (in Spok gemeente) wethuder {C}; college van ~s (in Spok gemeente): wethuderÿ {C}.

wetmatig:: (volgens de regels der natuur) šaðôrala {I}.

wetsartikel:: (in een wet) lacs-manta {C}, manta {C} (afk= Mt); (in een wetboek: bestaande uit subartikelen) qudex-hym {C}, hym {C} (afk= Hm); (subartikel in een wetboek) ârtycla {C; mv= ârtycele} (afk= Ârt).

wetsvoorstel:: lacsplan {C}.

wettelijk:: (=wettig) lacsiy {I}.

wettig:: (=wettelijk) lacsiy {I}; (=legaal) genunn {I}; ~ maken (=wettigen): lacsriffe {K}.

wettigen:: (=rechtvaardigen) kafmonslenpe {K}; (wettig maken) lacsriffe {K}.

wettiging:: (=rechtvaardiging) kafmonslenpos {A}; (het wettig-maken) lacsriffos {A}.

weven:: veve {K}; ze zit te ~ (aan weefgetouw): eup šefce ef lafronâ.

wever:: vevatjen {C}.

weverij:: vevâs {C}.

weverskaarde:: (plant) pôr plos {C; mv= plôse} (L. Dipsacus sativus).

wezel:: xômp {C} (L. Mustela nivalis); zo bang als een ~: xômp-queff {I}.

wezelrussula:: miterus verkât {C} (L. Russula mustelina).

wezen::

  1. (zn) (=individu) uchah {C}; (=grondoorzaak) iyc {SC}; (in samenstellingen: stelsel/systeem/organisatie ed) •eren = •jeren {SX.c > c}; (bijv) seinwezen (bij spoorwegen: systeem/stelsel v seinen): sÿneren.
  2. (ww); »zijn A.

wezenlijk:: (=waarlijk) kâmeste {I}.

wezenloos:: nert lef kâm {SC}.

Wezer:: (rivier) Weser {G}.

whiskey:: whiskey {S} (Iers en Amerikaans); een glas ~: eft whiskey {C}, eft wisk {C} (pop).

whisky:: whisky {S} (alg); een glas ~: eft whisky {C}, eft wisk {C} (pop).

wie::

  1. (vr) lomp {VR; gnp= lomper; rs= lomp of lommpe (arch)}; •ompiy {SX.gst} (vraagsx in functie v bezield obj; ook: welke); ~ bedriegt hij?: do ustjâge lomp? = do ustjâgompiy?; ~ bedriegt hem?: lomp ustjâge do?; ik vraag ~ hij bedriegt: gress linne, do ustjâgât lomp = gress linne, do ustjâgompiy; ik vraag ~ hem bedriegt: gress linne, lomp ustjâgât do; van ~ is de/die auto?, wiens/wier auto is dat?: lomper oto melde?; wiens/wier auto is groen?, ~ heeft er een groene auto?, van ~ is die groene auto?: lomper oto melde mesâ?; hij vraagt van ~ de auto is: do linne, lomper oto meltât; ~ zal jij ontmoeten?: tu di métompiy?; hij vraagt ~ ik gisteren gezien heb: do linne, gress zerfompiy hols;
  2. (vg) lomp {VG; gnp= lomper; rs= lomp of lommpe (arch)}; ik weet ~ hem bedriegt: gress tiffe, lomp ustjâge do; ik weet niet ~ hij bedriegt: gress nert tiffe, lomp do ustjâge ef (dummy-obj = ef, omdat ik niet weet aan welk geslacht "wie" refereert); ik weet ~ hij bedriegt: gress tiffe, lomp do ustjâge eup (dummy-obj = eup, omdat ik weet dat "wie" aan enk-vrw refereert); ik weet aan ~ Mariy de boeken gegeven heeft: gress tiffe, lomp Mariy enn ef mimpits kette ón óps (dummy-obj = óps, omdat ik weet dat Mariy de boeken aan meer dan 1 (mnl) persoon gegeven heeft); ik weet niet, van ~ de auto is: gress nert tiffe, lomper oto melde; Petriy weet niet, wiens/wier boek hij aan het lezen is: Petriy nert tiffe, lomper mimpit do trempelira ef (dummy-obj = ef, omdat Petriy het geslacht v "wiens/wier" niet kent);
  3. naar ~ toe? (richting): fesenn {VR/VG; gnp= fesenner; gnz= fesennÿr}; •enniy {SX.gst} (vraagsx); naar ~ holt Elsa toe?: Elsa frajjae fesenn? = Elsa frajjaenniy?; Petriy vraagt naar ~ ze toe gaan: Petriy linne, óps ventûs fesenn; ik weet niet naar ~ ze heen gaan: gress nert tiffe, fesenn óps vende;
  4. ~ van de?: (met substantief) lompol {VR/VG}; ~ van mijn broers hebben jou ontmoet?: lompol kost freras tu méte? (meerdere broers); ~ van mijn broers heeft jou ontmoet?: lompol kost frera tu méte? (één broer); ik vraag ~ van de mannen jij gezien hebt: gress linne, tu lompol merater zerfât (je hebt één man gezien); ik weet ~ van de mannen jij gezien hebt: gress tiffe, lompol meraters tu enn ef zerfe = (arch/schr) gress tiffe lompol tu enn ef meraters zerfe (je hebt meerdere mannen gezien); ik weet ~ van de mannen jou gezien heeft: gress tiffe, lompol meraters enn tu zerfe; (anders dan een substantief) lomp mip ...; ~ van hen is ziek?: lomp mip óps kinure?; hij beslist morgen ~ van jullie moeten helpen: do falede mas, lomp mip tu cÿrtirûs; ik ben benieuwd ~ van ons hij zal uitnodigen: gress mÿvare, lomp mip kirro do di invóbu ef;
  5. al ~; ~ dan ook: hôm {ZV; rs= hômme} (enk); het kan me niet schelen dat ~ dan ook beweert, dat ik lieg: gress nert wékorare, den hôm reppe, gress merfelira; ~ dan ook kan zich vergissen (een vergissing is menselijk): hôm errecû; ze klampt ongeacht ~ aan: eup fânche hôm;
  6. (enk: bepalingaankondigend: degene die) hôm {ZV} (als hôm = zinskern: 3pv of stus/jadâk in bijzin:) ~ zoiets doet wordt door de wet gestraft: hôm paine fitaju, stus/jadâk tjelfelije pai ef lacs (stus is archaïscher dan jadâk); (als hôm = GEEN zinskern: bt in bijzin:) aan ~ Elsa [het] ook vraagt, men/hij weet geen oplossing: Elsa linne ón hôm, té nert tiffe eft hûchos;
  7. (bt) (samen met vz) »die C; »dat C.

wiebelen:: (=waggelen) ânkle {U; gst= ânk}; doen ~ (lett): aolane {K}.

wieden:: (v onkruid) trekke {K}; onkruid ~: ideklese {U}.

wiedes:: nogal ~!: logise lo kâ!.

wiedeweerga:: als de ~ (een-twee-drie): letterâs {III}; je moet als de ~ naar bed!: tu slapelsatât letterâs! (als aansporing, vrnl tegen kinderen).

wieg:: (voor baby: op poten) vâg {C}; (aan plafond hangend) jurft {C; mv= jûrfte}.

wiegen:: (zachtjes schommelen) krikbe {U; gst= krikk; wst= krik•}.

wiek:: (molen) zâlft {C}.

wiel:: (=rad) trôchâ {C}; •klan {SX > c; mv= •klâne}; (v voertuig) ufirklan {C; mv= ufirklâne}.

wielbasis:: trôchâ-bas {C}.

wieldop:: trôchâ-decs {C}.

wielrenner:: pitter-zyler {C}.

wielrijder:: (=fietser) pittatjen {C}.

wiens:: »dat C; »die C; »wie 2.

wier::

  1. (zn: alg[en]) dyek {C/S}.
  2. (gen v wie); »dat C; »die C; »wie 2.

wierook:: lemt {S}.

wierookceder:: grum-tâfiy {C} (L. Calocedrus decurrens).

wiet:: (=weed) krutt {C/S}.

wig:: tévet {C}; (=spie) weg {C}.

wij:: (pv-1mv)

1niv {PV} pass. verbaal
standaard-Spok
Tigof/Lomky
kirro
kirros
kiyroe
kiyrose/kiyross
kirrane
kirrose

(idioom) ~ zien Petriy: kirro zerfe Petriy; (als samenvatting v familieleden:) ~, de broers [en zusters] van Petriy: ef kirro freras rifo Petriy (kirro is hier een soort add); (pluralis majestatis:) Wij Huron Herco Loefe IV: Do Huron Herco Loefe 4; (arch: pluralis modestiae, in brieven ipv gress om bescheidenheid uit te drukken:) ~ (= ik) zien uw offerte met belangstelling tegemoet: kirro fesdôxe sponûtiym gert qualostiy; (passief:) ~ worden geplaagd: blul vâpjelije kiyroe; (consideratief:) laten ~ het boek [eens] lezen: trempe-kiyroe ef mimpit; (verbalisatie:) ~ waren het; dat waren ~: ef kirrano; ~ zijn haar zusters; dat zijn ~, haar zusters: belt sours kirrane; ~, jouw ouders: vilt kirranelira fosies; ~, zijn vroegere buren: groft kirranor ÿksanuters; (benadrukt:) WIJ willen wel helpen: ef kirrane, té cÿrtiravy (enk!) iftam; (algemene bewering, samen met inf:) ~ zijn er niet voor om jouw karweitjes op te knappen: ef nert kirrane beri nie vilt qundrés; (arch: met object:) ~ met/en onze vriendinnen: ef kirrane sener frintÿ; (comitatief: ik en mijn partner) kâf {PV} (arch); (alleen nog gebruikelijk in hôskâf = bij ons thuis).

wijd:: (=ruim) pâjo {I}; het ~ zijn (wijdte): pâjoiy {C; rs= pâjote}; ~er maken (verwijden): pâjoare {K}; (lett/fig; uitgestrekt: v land) paqur {I}; de ~e wereld: ef utfin wertlâ.

wijdbeens:: tuffes-bonariy {I}.

wijden::

  1. ~ aan: late ón {K}, wyje tukst {K; gst= wyjer}; zich ~ aan: wâcce {K}; Yvonn wijdt alle dagen aan de studie: Yvonn late cradef terrats ón ef stûðos; Yvonn wijdt zich alle dagen aan de studie: Yvonn wâcce ef stûðos lóf cradef terrats;
  2. (=heiligen) (alg) héle {K}; (Erg) drynje {K; gst= drynt; vdw= drynet}.

wijding:: (=heiliging) (alg) hélos {A}; (Erg) drynjos {C}.

wijdte:: (het wijd zijn) pâjoiy {C; rs= pâjote}; (=tussenruimte) jarumpstjô |jarumstô| {C}.

wijf:: (onaangenaam vrouwmens) deft {C} (pej); ruziezoekend ~: west-boert {C}.

wijk:: (=stadsdeel; ook administratief) oftian {C}; (=stadsdeel: groter deel vd stad) sÿrt-kanas {C}; kleine ~ (buurt: groepje huizen bij elkaar): ÿksanutos {C}; de ~ nemen: bake {U}.

wijken:: (lett) ~ voor iets/iemand: bake pai flaju/rast {U}; ~ voor (fig: toegeven aan): ÿrslompe piti {U}; het ~: ÿrslompos {A}.

wijkplaats:: wygcos {C}.

wijlen:: (alg) meldor {I}; (bij katholiek) fes avyro (afk= F.A.); (bij Erg-gelovige) luft Erget (afk= L.E.); ~ mevrouw Elsa Kvânder: msj Elsa Kvânder F.A.; msj Elsa Kvânder L.E..

wijn:: (stofnaam) weinô |wenô| {S}; (soortnaam) weinoh |wenoh/wenô| {C}; (rood) mindaweinô |minndaenô| {S}, mindaweinoh |minndaenoh/..enô| {C}; (wit) blakweinô |blakkenô| {S}, blakweinoh |blakkenoh/..enô| {C}; (droog, wit/rood van Tigof/Oost-Lomky) sectâ = sektâ {S}; een glas ~: eft weinoh; (rood) eft mindaweinoh; (wit) eft blakweinoh; (sprkw) goede ~ behoeft geen krans: quista sectâ mennirre nert ef blât; (sprkw) oude ~ in nieuwe zakken: liftkar weinô fes kleter ðérlots; zie ook Wijnen in .

wijnberg:: (=wijngaard) finjâr {C}.

wijnboer:: finjâratjen {C}.

wijnbouw:: (=druiventeelt) piylâsos {C}.

wijnbouwersgilde:: sectâ-ylâm-grup = sektâ-.. {C}.

wijngaard:: (=wijnberg) finjâr {C}.

wijngaardslak:: finjâr-limaciy {S} (L. Helix pomatia).

wijngilde:: sectâ-ylâm-grup = sektâ-.. {C}, sectâ-toylâmos = sektâ-.. {C} (soort vakbond voor wijnbouwers).

wijnhandel:: sectâfolâ = sektâfolâ {C}.

wijnhandelaar:: sectâfolâ = sektâfolâ {C}.

wijnkaart:: (in restaurant) sectâramâ = sektâramâ {C}; (pop) weinôramâ {C}; (een weinôramâ kan ook een simpele prijslijst zijn, bijvoorbeeld op een schoolbord geschreven).

wijnkelder:: adegiy {C}.

wijnkenner:: sectâtiffer = sektâtiffer {C}.

wijnmaker:: weinôrif {C}.

wijnstok:: wyne {C} (L. Vitis vinifera).

wijnzak:: (v leder) ðérlot {C}.

wijs::

  1. (zn)
    1. (muziek) ~[je]: chatiyn {C}; op de ~ van: âfry ef chatiyn rifo (vz-uitdr); fes nÿrs, sompelira ... (vz-uitdr); (fig) van de ~ raken: ef jelpjeve ef âver;
    2. (taalk) aanvoegende ~: uengepainn {C}, cônjunktiviy {C}; gebiedende ~: perkepainn {C}.
  2. (bv) (=knap) viss {I}; (=geleerd: v persoon) beldate {I}; (niet stom) ûach {I}, ach {I} (arch).

wijselijk:: ûach {I}.

wijsgeer:: (=filosoof) oltakinner {C}.

wijsgerig:: oltakinn {I}.

wijsheid:: ûachiy {C}.

Wijsheid van Jezus Sirach:: (bijbel) Jezus Sirâcex ef Ûachiy {N} (afk= Sir).

Wijsheid van Salomo:: (bijbel) Salomoex ef Ûachiy {N} (afk= Sal).

wijsje:: »wijs A.1.

wijsmaken:: iemand iets ~: qufrate flaju ón rast {K}; kestÿrmete flaju ón rast {K}.

wijsneus:: prabarer-tiffer {C}.

wijsvinger:: prabarer {C}.

wijten:: ~ aan: tafesmanne kaf {K}; te ~ zijn aan (de oorzaak zijn van): liyrshe {K; gst= liyrres; wst= liyrs•}; datgene wat te ~ is aan (de oorzaak is van): liyrshos {A}; wijten aan||danken aan: fesmanne kaf {Kid}; .

wijting:: (vis) blakstÿk {C} (L. Merlangius merlangus).

wijvont:: »doopvont.

wijze::

  1. (=manier) vrôk {SC}, wys {C}; op deze ~: fes mittof vrôk; op [een] rare ~: fes zjut vrôk/wys (enz); op verrassende ~: fes sûpriysa-vrôk; bij ~ van (bij manier van): fara frenvu rifo (vz-uitdr);
  2. (=anders) op een andere ~: kûf {III}; je moet het op een andere ~ doen: tu painât kûf ef;
  3. (zó, aldus) op deze ~: na {I}, qus {III} (schr); tu-vrôk = tu-wys {III}; de op deze ~ ontstane problemen: ef na môntyosz; ef qus arfinor môntyosz;
  4. (identiek) op dezelfde/gelijke/identieke ~: montrôk {III}; deze behandeling gebeurt bij katten op dezelfde ~ als bij mensen: dena revertos cÿrchof'te montrôk luft chats, fitfara âs veldurs; op dezelfde ~ (ook zo): alé {I};
  5. (hoe) op welke ~[n]: kol-vrôk = kol-wys {VR/VG}; syniy {DT}; de belastinginspecteur vraagt op welke ~ Jân gefraudeerd heeft: ef blaffoser linne, Jân idevlasstât kol-vrôk; de belastinginspecteur weet op welke ~ Jân gefraudeerd heeft: ef blaffoser tiffe, kol-vrôk Jân ef idevlazze; ik moet nog aan Jân vragen, op welke ~ ik de kapotte stortbak kan repareren: gress syniy linnât velk ón Jân, gress kurrilóme beri reparere ef tirdus sôglot; hij weet niet, op welke ~ ik het verhaal ken: do nert syniy tiffe, gress tiffilóme ef storâs; op welke [enige] ~ (expliciet enk): fes folarra buchâ vrôk/wys; op welke ~n (expliciet mv): fes folarra vrôks/wysz;
  6. (zoals; in de hoedanigheid van) op de ~ van: zÿtâ {VZ}; hij leeft op de ~ van een miljonair (maar is het niet): do poire zÿtâ eft miljonarr;
  7. [op] een of andere ~: [fes] eft serten wys/vrôk; op geen enkele ~: fes nÿf vluquos wysz; op twee ~n: fes ten vrôks.

wijzen:: (lett) ~ naar/op: prabare {K}; (fig) ~ op/naar: kette na {U}; iemand op iets ~ (duiden): prae flajue ón rast {Krs}; [met klem] ~ op iets: oze tu flaju {K}; ik wijs Jân [met klem] op zijn verplichtingen: gress oze Jân tu groft perkefôsta; (vgl ook »zinspelen).

wijzer:: (v klok) pra {C}.

wijzerplaat:: (ronde schaal met verdeling in uren, kilometers ed) daqujess {C}.

wijzigen:: ~ [in] (=veranderen): šampâe [helkara] {K}; (=herzien) nâs-zerfe {K}, modifye {K}.

wijziging:: (=verandering) šampâos {C}; (=herziening) nâs-zerfos {C}, modifyos {C}; een ~ in het beleid: eft modifyos armt ef aupross.

wikke:: (plant) vycc {S} (L. Vicia).

wikkelen:: lâkre {Kpr; gst= lâkret}; ~ [in]: kre [fes] {K; gst= kret}.

wikkeling:: (het in iets wikkelen) kros {C}.

wil:: probaros {A}; ter ~le van: ber ef probare rifo (vz-uitdr) (afk= b.p.r.); ter ~le van mij (=om mijnentwil): ber ef probare rifo gress/tsil; b.p.r. gress/tsil.

wild::

  1. (zn) (in het wild levende dieren) gâm {S}; stuk ~ (wildbraad): gâmtiyn {C}; wat het ~ betreft: gâmiy {I}.
  2. (bv) (=woest) otlôgt {I}; otlôg {I} (arch/poe); wild||tam: régip {Iid}; .

wildbraad:: (stuk wild) gâmtiyn {C}.

wildernis:: mistlikoe {C; rs= mistlikóte}.

wilderozenstruik:: topaðegtanÿ {C}.

wildstand:: togâmÿ {C}.

wilg:: (boom) iextô {C} (in Spok vooral amandelwilg (L. Salix triandra) en kraakwilg (L. Salix fragilis)).

wilgenhoutvlinder:: iextô-flyddere {C} (L. Cossus cossus).

wilgenroosje:: littit mintepot-lofa {C/S} (L. Chamaenerion angustifolium); harig ~: zvâmp-colârt {C} (L. Epilobium hirsutum).

wille:: »wil.

willekeur:: flemp {Aef}.

willekeurig:: flemp {I}.

willekeurigheid:: flemp {Aef}.

willen::

  1. probare [beri/den] {U}; bladide [beri/den] {K}; •avy/•aves {SX.gst} (modaal sx bij enk/mv zinskern); ik wil niet komen: gress nert probare beri arfine = gress nert arfinavy; hij wil het boek lezen: do trempavy ef mimpit; hij wil dat ik het boek lees: do probare[n] gress beri trempe ef mimpit; (zonder infinitief:) ik wil niet!: gress nert probare!;
  2. graag ~ [hebben]: zecofe {K}; bladide [beri/den] {K}; (bladide heeft sterkere emotionele waarde dan zecofe:) hij wil [graag] een nieuwe auto: do zecofe/bladide eft kleter oto; ik wil graag koffie (heeft u koffie?; als bestelling in restaurant): gress zecofe [eft] cafer; (de sterkere uitdrukking: gress bladide [eft] cafer, is niet beleefd als bestelling); ik wil graag koffie bestellen: gress bladide beri ojelste cafer; ik wil geen koffie: gress nert bladide cafer; Elsa wil graag een papegaai [hebben]: Elsa bladide eft papiygoe;
  3. zouden graag ~ (indirecte vraag): tajone beri {U}; wij zouden graag ~ komen (= mogen wij komen?): kirro tajone beri arfine; (voorzichtige wens; in de toek tijd) ik zou graag ~ parachutespringen: tajone beri merre gress parachutos; »kunnen 4.

wilskracht:: probare-ðéos {A}.

wimpel:: (=vlag) vémân {C}; lange smalle ~: fyrt {C}; (witte ~ die tgv koninklijke feestdag samen met de Spok vlag uitgehangen wordt) hûnk {C}; »rouwwimpel.

wimper:: mâfty {C}.

wind::

  1. (luchtstroom) omelech {C}; zuchtje ~ (windvlaagje): vydre {C}; tegen de ~ in: omelech-hyber {I}; van de ~ af; uit de ~: dûg {I}; ik krijg het koud vanwege de ~: ef omelech lâpollere gress lo martel; met zeer weinig of geen zeil voor de ~ varen: toierque {U}; (fig) voor de ~ (zonder tegenslag): ðÿm târ; (fig) van de ~ leven: ef poire na fotesté;
  2. (=veest/scheet) (klein) flâts {C}; (groot; stinkend) rûts {C}; een ~ laten: flâtse {U}; ef ešue eft flâts/rûts.

windas:: (=lier) zlofer {C}.

windbuks:: bûx |ks| {C}.

winde:: (plant) wÿsger {C} (vrnl in samenstellingen zoals agen-wÿsger = akkerwinde).

windeik:: (klein soort eikenboom) fenx-ÿc |X| {C} (L. Quercus maritima).

winden:: (=spoelen) gmule {K}, zlofe {K}.

windepijlstaart:: (vlinder) lâlÿntor vogily-flyddere {C} (L. Agrius convolvuli).

winderig:: omelechót {I}.

windhond:: winter {C}.

windhoos:: résk {C}.

winding:: zlôf {C}; (=spoel/klos) bobynn {C}; (één keer rond) gmulos {C}; (de gehele opgewonden draad) gmulosos {C} (red v gmulos).

windje:: »wind 2.

windkracht:: (=windsterkte) omelech-crâf {C}, méntiy {C}.

windmolen:: (alg) zâlft-môjôl |zâlf-| {C}; (ihb: om elektriciteit op te wekken) elek-môjôl {C}; zie ook Windmolens in .

windrichting:: (richting waar de wind VANDAAN komt) omelech-toffik {C}; (waar de wind HEEN gaat) omelech-praba {C}.

windroos:: (op kompas) zétoffik-daqujess {C}.

windsterkte:: (=windkracht) omelech-crâf {C}, méntiy {C}.

windstil:: dûgtiy {I}.

windstilte:: dûgter {C}.

windstreek:: (v kompas) zétoffik {C}.

windsurfen:: sail-surfe {U}.

windsurfplank:: sail-surfe-šolg {C}, SS-šolg {C}.

windtunnel:: méntiy-plâkomÿ {C; mv= ..-plâkomer}.

windturbine:: (windmolen: om elektriciteit op te wekken) elek-môjôl {C}.

windvlaag:: fenx |X| {C; mv= fences}, poll {C}; ~je (zuchtje wind): vydre {C}.

windwijzer:: (=weerhaan: op toren) taris-pra {C}.

windzijde:: (=loef) renn {I}.

wingerd:: (alg) vine {C}; wilde ~: krur-vine {C} (L. Parthenocissus).

winkel:: misan {C}; exclusief ~tje (=boetiek): butycc {C}; rijdende ~ (winkelauto): misannolac {C}; zie ook Weggebruikers in .

winkelauto:: (rijdende winkel) misannolac {C}; zie ook Weggebruikers in .

winkelbediende:: (=winkelier) misaner {C}.

winkelcentrum:: lorerde-sentrym {C}.

winkeleigenaar:: (=winkelier) misan-spâklân {C}.

winkelhaak:: kafûc {C}.

winkelhuis:: misan-zâros {C} (waar zowel de winkel als de woning zich bevindt).

winkelier:: (=winkeleigenaar) misan-spâklân {C}; (=winkelbediende) misaner {C}.

winkeljuffrouw:: plurrs {C}, misanera {C}.

winkelketen:: misan-siyclo {C}.

winkelopschrift:: (uithangbord van winkel) misanôrm {C}.

winnaar:: quamptûner |..nt..| {C}.

winnen:: (v prijs; vrnl lett) mapyre {U}; (v prijs; ook fig) quamptûne |..nt..| {K}; (v wedstrijd) ejelife {K}; (v erts/olie/honing ed) kafchoše {K}; (=verwerven) zute {K}; voor zich ~: zute {K}; het ~ (gewin): quamptûnos |..nt..| {A}.

winning:: (v erts/olie/honing ed) kafchošos {C}; (=verwerving) zutos {C}.

winst:: (=rendement) quamp {C}; (=nut) mâncros {A}; het bedrijf maakt veel ~: ef ÿrgott riffe pert quamps.

winstbejag:: quamp-envanos {A}.

winstgevend:: quamp-kettelira |..mk..| {tdw}; ~ zijn: quamp-kette |..mk..| {U}.

winter:: kolofâ {C}; afgelopen ~: lâst kolofâ; de vorige ~: ef furtkolofâ {C}; zo goed als elke ~ ('s winters): kolofâtas {III}; elke ~: riyfain kolofâtas.

wintereik:: Bloi-ÿc {C} (L. Quercus petraea).

wintergroen:: klein ~: mesâmesâ {S} (L. Pyrola minor).

winterhanden:: slÿf-hents {Cmv}.

winterjas:: kolofâ-kas {C}, snÿ-kas {C}.

winterkoning:: (vogel) tiytiyriyt {C} (L. Troglodytes troglodytes).

winterlinde:: (kleinbladige linde) martel-yvôp {C} (L. Tilia cordata).

winters:: kolofâ-kettelira {I}.

winterslaap:: kolofâ-helle {C}.

wintersport:: kolafaros {C}; ~ beoefenen, naar de ~ gaan: kolafare {U}; naar de ~ gaan: ef vende fes granô-snÿ; zie ook Wintersport in .

wintertaling:: (eend) martel-krek {C} (L. Anas crecca).

wintertarwe:: (ihb spelt) nrôs {S}.

wintertijd:: (wintermaanden) kolofâ-fort {C}; (tijd waarbij het in de winter 1 uur vroeger is dan in de zomer) ÿrnô-fort {C}; zie ook Tijdrekening in .

wintervlinder:: kleine ~: lofa-maquijy {C}, belt mondô-flyddere {C} (L. Operophtera brumata); grote ~: hupster mondô-flyddere {C} (L. Erannis defoliaria).

wintervoeten:: slÿf-tiffugs {Cmv}.

wip:: wypa {C}; (=wipplank) wyper {C}; in een ~: lo hihu.

wipneus:: wype-nes {C}.

wippen:: wype {U}; aan komen ~ (binnenlopen): farte-fes {U}; het ~ (gewip): wypos {C}.

wipplank:: wyper {C}.

wirwar:: een ~ van: eft zômpos furt.

wiskunde:: (=mathematiek) mâtematyka {S}.

wispelturig:: (=wisselvallig) nôftiy {I}.

wispelturigheid:: (=wisselvalligheid) nôfter {A; mv=enk}.

wissel::

  1. (rails) noftate-rels {C}; Engels ~: noftate-ðôrcel {C};
  2. (pad waarlangs het wild gaat) gâm-ren {C}, esterulâr {C};
  3. (kredietbrief) noftatafiy {C}.

wisselen:: (alg) noftate {K/Upr}; onderweg ~ van paard[en]: mjinde {E} (dl= Peg).

wisselgeld:: noftateurf {S}, todrurÿ {C}.

wisseling:: noftatos {C}.

wisselkoers:: noftate-qurs {C}; zie ook Wisselkoersen in .

wisselstroom:: noftatelek {S} (afk= nok. of NOK).

wisseltonig:: noftate-cekiy {I}.

wisselvallig:: (=veranderlijk) nôftiy {I}.

wisselvalligheid:: (=veranderlijkheid) nôfter {A; mv=enk}.

wisselwerking:: pallekrabé {Crs}; een ~ tussen A en B: eft pallekrabé jen A jen B.

wissen:: (=uitvegen) leste {K}; het ~: lestos {C}.

wit:: blakker {I}; blak• {PX.c > c}; heel ~ (sneeuwwit): snÿ-blakker {I}; het ~: blakkeren {C} (witte kleur); »zwart.

witbol:: (grassoort) jéqu-botsiy {S} (L. Holcus); echte ~: presÿr jéqu-botsiy (L. H- lanatus); gladde ~: wâvet jéqu-botsiy (L. H- mollis).

witje::

  1. (onbespeeld stukje band; onbelicht stukje film) kurafartiy {C};
  2. (vlinder op Spok berghellingen) gras~: kles-rutrer {C} (L. Pieris herbigrada).

witkalk:: (om muren te witten) blakker {S}.

witlof:: (groente) sprôcto {S}.

Wit-Rusland:: Blakker-Ruša {Gef}; »Rus-.

Witte Huis:: het ~: ef Blakker Seert {N}.

witwassen:: (ww) smurf-lukte {K}; (zn) smurf-luktos {C}.

Wodan:: (Germaanse god) Wotens {N}.

wodka:: vodka |vôtka| {S}; een glas ~: eft vodka {C}.

woede:: colârt {C}; (=drift) korsta {Aef}; vol ~: lâkorstaor {I}; niet-~: larôk {C} (»woedend 1); wel||niet woede: mifâ {Cid}; ; »tot 5.

woedend::

  1. (erg boos) korst {I}, mafurt {I}; ~ zijn op: mafurte ón {U}; ik ben [helemaal] niet ~ op je: gress lelperre eft larôk ón tu;
  2. (=driftig) korsta {I}; ~ zijn: korste {E};
  3. (=razend/vertoornd) st[r]âkenn {I}, lâkorstaor {I}.

woede-uitbarsting:: (=uitvaring) fesdrômos {C}; »woede.

woef:: (=waf!; geluid v blaffende honden) (grote hond) wôwô {!}; (middelgrote hond) wâwâ {!}; (kleine hond) wewe {!}.

woeker:: illegalrent {C}; ~ plegen (=woekeren): ef manne illegalrent.

woekeraar:: illegalrenter {C}.

woekeren:: (welig tieren) afdrâke {U}; (woeker plegen) ef manne illegalrent {C}; ~ met (fig: met ruimte ed): qubre {K; gst= qupp}.

woekering:: (het welig tieren) afdrâkos {C}; (vegetatie) afdrâk {C}.

woekerplant:: afdrâker {C}.

woelig:: surdiy {I}; ~e zee: otûser {C}.

woelmuis:: rosse ~: mindefit mofrât {C} (L. Clethrionomys glareolus).

woelrat:: mofÿrmyjâ {C} (L. Arvicola terrestris).

woensdag:: wetestof {Cef} (afk= wt of wet).

woerd:: (mnl eend) našôc {C}.

woest:: (=wild) otlôgt {I}; otlôg {I} (arch/poe); (=onontgonnen) ketšatû {I}; ~ begroeid (=ruig: vrnl v land): kôrch {I}; ~ dier: hâbârciy {C}.

woesteling:: (onbehouwen persoon) wiltro {C}.

woestenij:: ketšatert {C}.

woestijn:: (alg: =zandvlakte) opp {C}; (zoals de Sahara ed) (lett) dester {C}; (lett/fig) wuslâ {Cef}.

woestijnachtig:: wuslâ {I}.

wol:: (alg) wola {S}; gekaarde ~: rÿterx {S}; van ~ gemaakt (wollen): woliy {I}; (fig) door de ~ geverfd zijn (veel seks- of reiservaring hebbend, en hierover opscheppend): ef ÿtine ef wertlâ-bof {C}; »geschreeuw.

wolboer:: wola-kelte {C} (boer die schapen houdt [en in wol handelt]).

wolf:: (ntr) cvôf {C} (L. Canis lupus); (mnl: =rekel) milbo {C}; (vrw) xypâ {C}; een ~ in schaapskleren: Zvoety pelira lo Xeber; eft arâbe lef rozas, eft ar mittus lef qurtas.

wolfskers:: koffon-miskofiðâf {C} (L. Atropa bella-donna).

wolfsklauw:: (varenfamilie) cvôffug {C/S} (L. Lycopodiaceae); grote ~: pleko-cvôffug (L. Lycopodium clavatum).

wolfsmelk:: (plant) dufja-helt {S} (L. Euphorbia); kleine ~: jakâm-dufja-helt (L. E- exigua).

wolfspin:: zyle-bzaéer {C} (L. Pisaura mirabilis).

wolfspoot:: (plant) zvâmp-vriylber {C} (L. Lycopus europaeus).

Wolga:: Volga {G}.

wolk:: epe {C}, epða {Cef}; (beschenen door de volle maan) dro {C; mv= drâs}; de ~en trekken langs de hemel: ef epes/epðas sena šefce lango ef avyro.

wolkbreuk:: ruch {C}.

wolkeloos:: (=onbewolkt) net-epða {I}, ópðae {I} (dl= Liftka).

wolkendek:: epða-atyje {C}; een dicht ~: eft ihyt epða-atyje.

wollen:: (van wol gemaakt) woliy {I}.

wollig:: wolót {I}.

wolpoet:: wola-pót {C} (hondenras: grijs/zilverkleurig schapendoes-achtig).

wond:: qulos {C}; pijnlijke ~: ÿkatos {C}.

wonder:: tiraniy {C}.

wonderlijk:: tiraner {I}.

wonderlijkheid:: tira rifo ef lanes (tira {SC}).

wonderolie:: ricin-ool {S}.

wondklaver:: kolai flomatjen {C} (L. Anthyllis vulneraria).

wondvocht:: lâst {C}.

wonen::

  1. (alg) zâre {U}; ~ in/op (bewonen): lâzâre {K}; hij woont in Hirdo: do zâre ber Hirdo = do lâzâre Hirdo; hij woont in een oud kasteel: do zâre fes eft liftkar husof = do lâzâre eft liftkar husof; zie ook Wonen in Spokanië in ;
  2. (met [geografische] locatie) buiten/op het platteland ~: districa-zâre {U}; in een stad ~: burge {U}; het ~ in een stad: burgos {C}; op het platteland ~: districa-zâre {U}; op het land v iemand anders ~: entrafe {U}; aan een beek/rivier ~: xâe {U}; op een môliy/in de duinen ~: uylle |wylle| {U}; bij iemand in huis ~d (inwonend): jupaniy {I};
  3. (idioom) zeer afgelegen ~: ef zâre fes eft smyl; in een zeer oud [verwaarloosd] huis ~: ef monchare ef huch kaf ef krur;
  4. gaan ~ bij (intrekken bij: de persoon met wie men zojuist getrouwd is) feschebae {K}; ze gaat bij haar man, die visser is, in zijn hutje ~: eup feschebae eft kratoer smyl;
  5. (=huizen: v dieren in een nest ed) hoerke {U}.

wonend:: (=woonachtig) zârelira {II}.

woning:: zâros {C}.

woningbouw:: zâros-âlbosiy {A; mv=enk}.

woningfonds:: (=bouwfonds) zâros-fônts {C; mv= ..-fôntses}; .

woningnood:: zâre-ûpk {C; mv= ..-ûpken}.

woonachtig:: (=wonend) zârelira {II}.

woonboot:: zârka {C}.

woongedeelte:: ~ van een boerderij: kelsért {C}; sértkanas {C} (dl= Zuid-Liftka).

woongemeenschap:: (commune op Spok platteland, meestal met Erg-ideologie) kents {C; mv= kentsa}; (bewoner ve kents) kentser {C}.

woonhuis:: zâre-sért {C}; (=woongedeelte; v boerderij) sértkanas {C} (dl= Zuid-Liftka).

woonkamer:: sértmit {C}; (groot: =salon) salonn {C}; (woongedeelte in boerenwoningen, als de begane grond alleen uit ~ en keuken bestaat, en een gang of hal ontbreekt) zârtiy {C}.

woonkelder:: chucernuflif {C}.

woonplaats:: zâre-sÿrt {C}; vaste ~ (domicilie): rigt-melde-sÿrt {C} (afk= rms).

woonplek:: ([deel ve] woning) zâros {C}.

woonruimte:: zâre-rumpstjô |-rumstô| {C}; »woonkamer.

woontoren:: zâre-taris {C}.

woonwagen:: (huisvesting voor zigeuners ed) zârnolac {C}.

woonwagenbewoner:: (=kamper) zârnolacer {C} (in Spok een onbekend begrip).

woonwagenkamp:: zârnolac-kâmpos {C} (in Spok onbekend).

woonwijk:: (groter deel v stad) zâre-oftian {C}; (klein deel v stad; groepje woonhuizen bij elkaar) zâre-ÿksanutos {C}.

woord:: wufta {C}, lôgôs {C}; gevleugelde ~en: slofaro-mux {C}; iets onder ~en brengen: ef riffe flaju rifo lângâr; ~ houden: ef ubere ef mux; geen ~ kunnen uitbrengen: ef jytaðe cradef wuftases (rs!); het ~ voeren: ef rate ef wufta; iemand te ~ staan: ef kette wuftas ón rast; iemand aan het ~ laten: ef kirture ef wuftas ón rast (ook fig); met/in andere ~en: fes lelpiru wuftas (afk= f.l.w.); in één ~ (zonder meer): nurpel {I} (samen met geredupliceerd add of zn); het is in één ~ uniek: ef melde nurpel buchâchâ; hij is in één ~ een klootzak: do melde eft nurpel zestiyctiyc; ze zegt geen stom ~: nÿf tiyns arfine cupp eup.

woordelijk:: lôgôsiy {I}.

woordenboek:: wufmip {C}; zie ook Spokanisch woordenboek in .

woordenkeus:: wufta-cos {C; mv= ..-cosz}.

woordenwisseling:: wufta-strett {C}.

woordspeling:: wufta-merros {C}.

woordvoerder:: reppe-rélvâs {C}.

woordvolgorde:: (taalk) wufta-koffos {C}; .

worden::

  1. (met adj: raken, gaan) pónze {U}; •are {SX.add > ww}; ziek/ziek ~: kinur/kinurare; zulke honden ~ vals: sest hurts ÿrtsare/pónze ÿrts; hij wordt oud: do pónze liftkar; (vt wordt uitgedrukt met syliy als de genoemde eigenschap al aanwezig was:) de wegen ~ drukker (de wegen waren al druk): ef centys mirras pónze syliyn; (vgl) de wegen ~ druk/drukker (ze waren nog niet druk): ef mirras pónze centys/centys terat; Jân spuit zijn auto paars, maar deze wordt er niet mooier van/op: Jân jâsperfute sener oto lo bârÿr, tur hordâ mittof nert pónze syliy (hordâ als bv bij mittof); (de betekenissen "worden" en "krijgen" kunnen ook samengaan:) de stations ~ schoner en krijgen betere verlichting: ef garrents pónze sâvriy terat ur gulder armâtatos;
  2. (met zn) tinkere {K}; hij wordt leraar: do tinkere [eft] gekker; Petriy wordt de dokter die wij in ons dorp zo hard nodig hebben: (ook in passief) ef medikiy tinkerelije pai Petriy, kirro mennirre jazy graviym té fes sener zeces; de rente wordt niet meer dan 5%: ef rente nert tinkere vluf dus 5%; (bij dagdelen/seizoenen kan ook pónze gebruikt worden:) het wordt lente/winter/nacht: ef tinkere/pónze lofâ/kolofâ/kÿl = lofâ/kolofâ/kÿl tinkere (echter NIET: lofâ/kolofâ/kÿl pónze);
  3. (totale metamorfose, bij zn) qugle {K; gst= qugg}; de rups wordt een vlinder: ef ljôl qugle eft flyddere; de dag wordt nacht: ef tof qugle ef kÿl;
  4. (passief; obj is zinskern) •lije {SX.ww} (achter hoofdww); ik lees het boek/het boek wordt door mij gelezen: gress trempe ef mimpit/ef mimpit trempelije pai gress; de bloem wordt geplukt: blul pruccelije ef huron; (nominalisatie obj-passieve vorm) •lijos {SX.ww}; het boek wordt door hem gelezen/het lezen van het boek door hem: ef mimpit trempelije pai do/ef mimpitex ÿtrempelijos pai do; (bij inanimaat obj: soms met wn sen (enk) of sena (mv):) de boom wordt omgehakt: ef vildul sen axe; er wordt hier veel onzin verteld: pert nonsenses sena rafane kusami; onze auto is er om gebruikt te ~ (we hebben nu eenmaal een auto om te gebruiken): kult oto sen efere beri kelde; deze auto wordt d.m.v. een knop gestart i.p.v. d.m.v. een sleuteltje: dena oto sen slitare na eft cnô ziym âs eft ké; de hemel wordt/is met sterren bedekt: ef avyro sen caribe tjâg stars; (tdw met passieve interpretatie indien inanimaat:) het boek dat gelezen wordt: ef sen trempelira mimpit; (zie ook »er 1 voor gebruik v blul);
  5. (passief: echo is zinskern) •litâ {SX.ww} (achter hoofdww); ik spreek tegen Petriy/tegen Petriy wordt door mij gesproken: gress chaquinde ón Petriy/Petriy chaquindelitâ pai gress; aan Elsa wordt niets gegeven: blul kettelitâ Elsa enn flâjû; (nominalisatie echo-passieve vorm) •litâs {SX.ww}; aan Mariy wordt het boek door Petriy gegeven/het geven van het boek aan Mariy door Petriy: Mariy kettelitâ ef mimpit pai Petriy/Mariyex ÿkettelitâs enn ef mimpit pai Petriy; (zie ook »er 1 voor gebruik v blul).

wording:: tinkeros {A}; in ~: tinkerelira {I}.

wordingsgeschiedenis:: tinkere-pirâmer {C}.

worm:: fer {C}; (alg: die een plantengal vormt) zviyf-âlber = zviyft-âlber {C}.

wormstekig:: fer-zâror {I}.

worp:: (=gooi) kolt {C}; (met kracht) simu {C}.

worst:: soza {C}; (bep soort gekruide ~, soort salami) kruttsoza {C}.

worstelaar:: vrestatjen {C}.

worstelen:: (sport) vreste {U}; (fig) vrestare {U}; (bepaald soort ~, Oud-Noors "glima") klimmâ {C} (arch) (betekent tegenwoordig judo).

worsteling:: (sport) vrestos {C}; (fig) vrestos {C}, vrestaros {A}.

worstelpartij:: (sport) vrestos {C}.

wortel::

  1. (v boom) ricin {C}, moftos {C; mv= moftosz}; bovengrondse ~ (=luchtwortel): prâvôs {C};
  2. (plantennaam) moftos {C; mv= moftosz} (zoals: adderwortel = wÿss-moftos);
  3. (groente: =peen) pjén {C};
  4. (wiskundig) note-ricin {C}; ricinor {vdw}; de ~ uit zestien is vier: ef ricinor main-sers kette fâr; de derdemachtswortel uit zevenentwintig is drie: ef durtef ricinor tensa-heferg kette dur;
  5. (taalk) nominale ~: tiyn-moftos {C} (niet-afgeleid en niet-samengesteld substantief, zoals sért = huis).

wortelen:: moftose {E}.

wortelstam:: moftos-stemm {C} (taalk: één vd twee stammen ve Spok ww: de px-vorm ve infinitief zonder •e, waarbij soms ook de laatste cons wegvalt).

woud:: wâlta {S}; (=bos) fôresta {C}, wuma {C; mv= wumaa; rsmv= wumatt}.

wouw:: (plant) wâldiy {C} (L. Reseda luteola).

wraak:: oggo {C}.

wraakzucht:: oggokinâ {SC}.

wraakzuchtig:: oggokinn {I}.

wrak::

  1. (zn) (alg) brôt {C}; (boot ed) arfjetiyn {C};
  2. (bv) brôta {I}, arfjet {I}; (=gammel) kinn {I} (pop); ~ voorwerp (ihb boot kar, auto ed): arfjetiyn {C}; een ~ autootje: eft kinn belt-oto.

wrakkig:: »wrak 2.

wrang:: (alg: =bitter) ÿyst {I}; (=bitter: v smaak) trâte {I}.

wrat:: mûle-eit {C}.

wreed:: juvel {I}.

wreedheid:: juvel {Aef}.

wreef:: tiffug-pôls {C}.

wreken:: zich ~ op: ogge {Kpr}.

wrevel:: kniyzjos {A}.

wrevelig:: ~ zijn: kniyzje {E; gst= kniyss}.

wrijfpaal:: (=schurkpaal: voor vee) olp {C}.

wrijfwas:: (=boenwas) glântre-fóst {S}.

wrijven:: gleche {K}; het ~ (wrijving): glechos {C}.

wrijving:: (het wrijven) glechos {C}; (weerstand v bewegend deel) glec {C}.

wrikken:: (=wringen) rekke {K}.

wringen:: (=wrikken) rekke {K}; (=[om]buigen) futsie {U}.

wringing:: (=[om]buiging) futsios {C}.

wroeging:: répâxos {A}.

wroeten:: ~ [in]: krûle {K}.

wroetneus:: snuivende ~ (v varken of miereneter): forântiy {C}.

wrok:: pakaqustÿ {C}; ~ koesteren: ef plâge pakaqustÿ.

wrongel:: (soort kwark/yoghurt) griyt {S}.

WTO:: (Wereldhandelsorganisatie) Wertlâ-lebet-ôrganisašo {N} (afk= WLÔ).

wuft:: (=lichtzinnig) querretmiyp {I}.

wuiven:: (alg) ôave |wave| {U}; het ~ van graan: nôft {C}.

wulk:: (slak) Aitromba-hôrna {C} (L. Buccinum undatum).

wulp:: piti {C; mv= pitiye; rsmv= pititt} (L. Numenius arquata).

wulps:: (=hoerig) trege {I}; (met sensuele ronde vormen) zjóc {I}.

wurgen:: ÿpjare {K}, vârje {K; gst= vârt}.

wurger:: vârjatjen {C}.

wurging:: ÿpjaros {C}, vârjos {C}.

WW-uitkering:: »werkloosheidsuitkering.

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO