Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 22 | Hoofdstuk 31 >>
3. Meervoud

30. Meervoud van nominale elementen


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Meervoud van concrete en semi-concrete substantieven
    1. Meervoudsvorming volgens de hoofdregel
    2. Meervoudsvorming volgens secundaire regels
    3. Onregelmatige meervoudsvorming
  2. Meervoud van abstracte substantieven
    1. Abstracte substantieven op -os
    2. Abstracte substantieven op -iy of -er
    3. Abstracte substantieven gelijk aan additief
  3. Bijzondere meervoudsvormen
  4. Meervoud van niet-substantieven
    1. Afkortingen en letterwoorden
    2. Leestekens, letters, symbolen en cijfers
    3. Eigennamen
    4. Nominale affixen

Blokken:

30.1

Dit hoofdstuk is onderverdeeld in vier secties:

  1. Meervoud van concrete en semi-concrete substantieven
  2. Meervoud van abstracte substantieven (vanaf § 30.38)
  3. Bijzondere meervoudsvormen (vanaf § 30.46)
  4. Meervoud van niet-substantieven (vanaf § 30.54)

30.2   ad § 30.1   A. Meervoud van (semi-)concrete substantieven

Als we het over concr.subst.n (§ 20.2–3) hebben, worden impliciet ook de semi-concr.subst.n (§ 20.6) bedoeld, tenzij deze expliciet uitgesloten worden. Het meervoud van concr.subst.n kan op drie manieren gevormd worden:

  1. volgens de hoofdregel (vanaf § 30.3)
  2. volgens secundaire regels (vanaf § 30.6)
  3. op onregelmatige wijze (vanaf § 30.16)

30.3   ad § 30.2   a. Meervoudsvorming volgens de hoofdregel

De basis van de hoofdregel luidt: het meervoud wordt gevormd door het suffix -s. Dit geldt, tenzij anders bepaald, voor alle concr.subst.n, of ze nu een samenstelling zijn of niet. Bijvoorbeeld:

CONCREET 
ferdu ~ ferdusstoel ~ stoelen
'nin ~ 'ninsmeisje ~ meisjes
mite-sért ~ mite-sértshuurhuis ~ huurhuizen
zillepip ~ zillepipsdak ~ daken
frondoiy ~ frondoiys1bobbel ~ bobbels
cōnstruerr ~ cōnstruerrsconstructeur ~ constructeurs
mirraukér ~ mirraukérslandweg ~ landwegen
tufcnō ~ tufcnōs1knoopsgat ~ knoopsgaten
mustrif ~ mustrifsschoenmaker ~ schoenmakers
tāxeren ~ tāxerensbelastingstelsel ~ belastingstelsels
flā ~ flās1vlag ~ vlaggen
réng ~ réngs2dekzeil ~ dekzeilen

SEMI-CONCREET 
emošo ~ emošosemotie ~ emoties
hoggebim ~ hoggebimsheerlijkheid ~ heerlijkheden
rofonoser’te ~ rofonoser’tesboosaardigheid ~ boosaardigheden

1De meervouds-s zorgt ervoor dat de onmiddellijk hieraan voorafgaande ā, iy, ō en ū uitgesproken worden als resp. [a], [i], [o], [u] (zie § 11.3). Bijvoorbeeld:

frondoiy [frondowī] ~ frondoiys [frondowis]
cnō [knō] ~ cnōs [knos]
flā [flā] ~ flās [flas]


2De cluster ng wordt op het woordeinde uitgesproken als [nē], maar als deze gevolgd wordt door een meervouds-s, klinkt ngs als [nkž] of [n°kž] (zie § 11.4).
Sommigen menen dat deze afwijkende uitspraak ook in de spelling tot uitdrukking moet komen, en schrijven daarom liever nx, bijvoorbeeld: rénx (dekzeilen). Door deze afwijkende schrijfwijze wordt ten onrechte de indruk gegeven dat we met een uitbouw van de basisregel te maken zouden hebben (en dus in Blok 30.5 opgenomen zou moeten worden).

30.4

In een aantal gevallen is het meervoudssuffix -s om fonologische redenen onmogelijk, en wel als het enkelvoud van een substantief eindigt op een sibilant (x, s) of op een h. Daarom heeft de hoofdregel niet alleen een basis, maar ook een uitbouw met een aantal -s-vervangende suffixen. De complete hoofdregel met basis en uitbouw is in Blok 30.5 samengevat.

30.5

Meervoud van (semi-)concrete substantieven
Hoofdregel: basis met uitbouw
Enkelvoud van (semi-)concr.subst.
eindigt op:
Meervoud krijgt
als suffix:
-ahwordt-alōsta
-ehwordt-enōsta
-ohwordt-ōsta
-uhwordt-ōsta
-chwordt-cet
-xwordt-set
-swordt-sz ×
-?wordt-?s °

×-sz wordt uitgesproken als [sT]; zie § 11.2.
°Met ? wordt bedoeld: elke willekeurige eindletter of combinatie van (twee) eindletters die niet als zodanig in dit Blok genoemd zijn (basisregel § 30.3); dit is de basis van de hoofdregel voor de meervoudsvorming. Voor substantieven die eindigen op ss, zie § 30.28.

CONCREET 
kah ~ kalōstakade ~ kades
chaleh ~ chalenōstamanoeuvre ~ manoeuvres
kostoh ~ kostōstageest ~ geesten
duh ~ dōstagebaar ~ gebaren
ych ~ ycetspade; schop ~ spades; schoppen
lafex ~ lafesetschaar ~ scharen
petsquts ~ petsqutszorde ~ ordes
vevās ~ vevāszweverij ~ weverijen

SEMI-CONCREET 
fyrah ~ fyralōstaprincipe; richtlijn ~ principes; richtlijnen
m’ch ~ m’cetradeloosheid ~ radeloosheden

30.6   ad § 30.2   b. Meervoudsvorming volgens secundaire regels

Bij een aantal groepen van substantieven wijkt de meervoudsvorming van de hoofdregel (Blok 30.5) af. Deze afwijkende groepen zijn herkenbaar aan de volgende suffixen:

1.-os(afleiding van werkwoorden; § 20.17) § 30.7–9
2.-ašo(afleiding van Latijnse leen-werkwoorden; § 20.30) § 30.10–11
3.-a(vrouwelijke vorm; § 22.3) § 30.12–13
4.-a(leenwoorden uit het Frans, oorspronkelijk -age) § 30.14

Het meervoud van de substantieven die op deze suffixen eindigen wordt volgens secundaire regels gevormd.

30.7   ad § 30.6   1. -os

Concr.subst.n die d.m.v. het grammaticale suffix -os van een werkwoord zijn afgeleid krijgen in het meervoud -ōsta (i.p.v. -os):

qutsos ~ qutsōstaontdekking ~ ontdekkingen
ispsótos ~ ispsótōstaachterstand ~ achterstanden
lardos ~ lardōstaeten; voedsel ~ verschillende soorten voedsel; porties
jalos ~ jalōstaoffer ~ offers
blaffos ~ blaffōstabelastingaanslag ~ belastingaanslagen
fiys-gros ~ fiys-grōstaschroevendraaier ~ schroevendraaiers

30.8

Opmerking 1: Diverse substantieven eindigen op de letters os zonder dat hier van een grammaticaal suffix sprake is. In § 22.4 is hierop reeds de aandacht gevestigd in het geval van keltos (boerin). Alle concr.subst.n die "toevallig" op os eindigen, schikken zich naar de hoofdregel in Blok 30.5, wat inhoudt dat hun meervoud -osz wordt, bijvoorbeeld:

CONCREET 
keltos ~ keltoszboerin ~ boerinnen
plos ~ ploszegel ~ egels
monumentos ~ monumentoszstandbeeld ~ standbeelden
moftos ~ moftoszwortel ~ wortels (v. boom)
liskos ~ liskosz1fles ~ flessen

SEMI-CONCREET 
cōsmos ~ cōsmoszkosmos ~ kosmossen
’centos ~ ’centosz2gemoed ~ gemoederen

1Liskos is een twijfelgeval: het Pegrevische equivalent hiervan is {leskos} en dit is met het grammaticale suffix {-os} afgeleid van het werkwoord {leske} (schenken; gieten). Er is dus reden om aan te nemen dat ook het Spokaanse liskos van een werkwoord is afgeleid (zie ook Kojen-Pōt, 1977), maar omdat een dergelijk werkwoord in het Spokaans niet (meer) voorkomt, wordt liskos beschouwd als een nominale wortel (§ 20.12) zodat het de hoofdregel van de meervoudsvorming volgt. (Pegrevische woorden staan tussen {...} om aan te geven dat het hier een transcriptie van het Pegrevische alfabet betreft.)


2Het semi-concr.subst. ’centos is feitelijk opgebouwd met het circumfix ’--os, dat in principe dient voor de vorming van een gedeverbaliseerde bijzin (§ 126.2), en waarin het element -os identiek is aan het suffix -os uit Blok 30.15. In het geval van ’centos heeft er lexicalisatie plaatsgevonden en is er een echt substantief ontstaan, waarin os niet meer als suffix beschouwd wordt.

30.9

Opmerking 2: Een groot aantal leenwoorden eindigt op de letters os (meestal als deel van -grafos of -fonos). Ook deze volgen de hoofdregel:

fotografos ~ fotografoszfotograaf ~ fotografen1
telegrafos ~ telegrafosztelegraaf ~ telegrafen
telefonos ~ telefonosztelefoon ~ telefoons

Toen dergelijke woorden tezamen met de bijbehorende techniek in de negentiende eeuw hun intrede in het Spokaanse taalgebied maakten, werd aanvankelijk het meervoudssuffix -ōsta gebruikt:

telefonos ~ telefonōsta; telegrafos ~ telegrafōsta; enz.

Omstreeks 1910 is deze onlogische meervoudsvorming vervangen door de productieve hoofdregel.


1In § 22.7 is erop gewezen dat de meervoudsvorm van mannelijke substantieven altijd neutraal (ofwel: niet gemarkeerd voor een geslacht) is. Dit betekent dat de meervoudsvorm fotografosz ook aan vrouwen refereert, dus de adequate vertaling is feitelijk 'fotografen en fotografes'. Zonder ons schuldig te willen maken aan discriminatie zullen wij in dit grammaticaboek de vrouwelijke versie niet altijd expliciet uitdrukken. Als wij fotografosz vertalen met louter 'fotografen', moet het als vanzelfsprekend beschouwd worden dat hierin ook vrouwelijke fotografen (dus fotografes) inbegrepen zijn.

30.10   ad § 30.6   2. -ašo

Concr.subst.n die met het grammaticale suffix -ašo van een uit het Latijn stammend woord zijn afgeleid krijgen in het meervoud -aša (i.p.v. -ašo). Bijvoorbeeld:

CONCREET 
ōrganisašo ~ ōrganisašaorganisatie ~ organisaties
informašo ~ informaša1informatie ~ informaties, inlichtingen
riskašo ~ riskašarisico ~ risico's
importašo ~ importašaimport ~ importen

SEMI-CONCREET 
inspirašo ~ inspirašainspiratie ~ inspiraties
predestinašo ~ predestinašavoorbeschikking ~ voorbeschikkingen

1De meervoudsvorm informaša (inlichtingen) komt (vooral in advertenties, brochures ed.) zo frequent voor dat velen dit niet meer als meervoud voelen, en dan de stapelvorm informašas gebruiken, om er "alsnog" een meervoud van te maken.

30.11

Echter, in populair en modern taalgebruik wordt het meervoud van de Latijnse woorden op -ašo vaak volgens de hoofdregel gevormd:

ōrganisašo ~ ōrganisašos; riskašo ~ riskašos; enz.

Deze verschuiving van secundaire regel naar hoofdregel is te vergelijken met wat er begin twintigste eeuw met de leenwoorden op -grafos en -fonos gebeurd is (§ 30.9). Uit de populaire meervoudsvormen ōrganisašos, riskašos en dergelijke ontstaan in onverzorgde spreektaal soms stapelvormen als ōrganisašōsta of riskašōsta, omdat de uitgang os niet als meervoud geļnterpreteerd wordt maar als grammaticaal suffix, zodat de secundaire regel uit § 30.7 ten overvloede toegepast wordt. Uit een sociolinguļstisch onderzoek van Dercs-Heenōše (1974) blijkt dat dergelijke (en ook nog andere) stapelvormen opvallend frequent onder de arbeidersbevolking in de grote steden van West-Berref aangetroffen worden.

30.12   ad § 30.6   3. -a (vr.)

Concr.subst.n die met het feminiserende suffix -a van een mannelijke persoons- of diernaam zijn afgeleid krijgen in het meervoud -’ (i.p.v. -a):

frinta ~ frint’vriendin ~ vriendinnen
māseratjena ~ māseratjen’masseuse ~ masseuses
glydaa ~ glyda’vr. lid ~ vr. leden (v. vereniging)
giraffa ~ giraff’vr. giraffe ~ vr. giraffes
moilokinita ~ moilokinit’1zangeres ~ zangeressen

Dergelijke vrouwelijke vormen komen bij semi-concr.subst.n niet voor.


1Moilokinita kan ook de onregelmatige meervoudsvorm van de mannelijke variant moilokinit (zanger) zijn; zie § 30.17.

30.13

De secundaire regel met het suffix -’ geldt alleen bij vrouwelijke substantieven die met het productieve suffix -a gevormd zijn. Alle andere feminiserende suffixen zijn improductief en hierbij wordt het meervoud volgens de hoofdregel gevormd (ook al kan een improductief suffix op a eindigen!). Bovendien mag het vr.subst. geen basiselement van een onscheid.samst. zijn. Bijvoorbeeld:

jabārina ~ jabārinas1koningin ~ koninginnen
marianto ~ mariantosechtgenote ~ echtgenotes
ot’ ~ ot’sverpleegster ~ verpleegsters
leja ~ lejas2leeuwin ~ leeuwinnen
festfrinta ~ festfrintas3boezemvriendin ~ boezemvriendinnen
menngekkera ~ menngekkeras3hoofdonderwijzeres ~ hoofdonderwijzeressen

1Met het improductieve -ina afgeleid van jabār (koning).


2Improductieve afleiding van leé (leeuw).


3Zie verder § 30.34.

30.14   ad § 30.6   4. -a (Franse leenwoorden)

Concr.subst.n die uit het Frans ontleend zijn en oorspronkelijk op -age eindigden, eindigen in het Spokaans op -a en krijgen in het meervoud -es (achter de -a):1

etala ~ etalaesetalage ~ etalages
gara ~ garaesgarage ~ garages
repōrta ~ repōrtaesreportage ~ reportages
bāra ~ bāraesstuwdam ~ stuwdammen (Frans: 'barrage')

1Dergelijke leenwoorden kunnen op twee manieren uitgesproken worden:

  1. Hetzij met de klemtoon op de voorlaatste lettergreep: [etala]; [gara]; enz.;
  2. Hetzij met de klemtoon op de laatste lettergreep: [etala]; [gara]; enz.

Omdat het meervoudssuffix -es als extra lettergreep optreedt, verschijnt in het meervoud de klemtoon altijd op de laatste a (want dat is de voorlaatste lettergreep geworden): [etalawes]; [garawes]; enz.


30.15

Aan Blok 30.5 kan nu een nieuw Blok toegevoegd worden, waarvan de toepassing voorrang heeft boven die van Blok 30.5 (m.a.w. als een meervoud niet gevormd kan worden met Blok 30.15, dan wordt het gevormd met Blok 30.5; Blok 30.15 "verdringt" dus Blok 30.5):

Meervoud van (semi-)concrete substantieven
Secundaire regels
Enkelvoud van
(semi-)concr.subst.
eindigt op:
Meervoud
krijgt
als suffix:
Opmerkingen
-oswordt-ōstazie Blok 20.28
-ašowordt-aša(Latijns leenwoord) algemeen
  -ašospopulair en modern
-awordt-’algemeen feminiserend
  -asvr.subst. in onscheid.samst.
-awordt-aes(Frans leenwoord) oorspr. -age
-? ×wordtBlok 30.5 

×Met ? wordt bedoeld: elk willekeurig grammaticaal suffix dat niet als zodanig in dit Blok genoemd is.

30.16   ad § 30.2   c. Onregelmatige meervoudsvorming

De hoofdregel in Blok 30.5 wordt in principe toegepast op alle concr.subst.n die niet volgens de secundaire regels in Blok 30.15 gepluraliseerd worden. Er zijn echter uitzonderingen. Een aanzienlijke groep (meer dan 300) concr.subst.n wordt volgens improductieve regels gepluraliseerd en alleen woordenboeken of de officiėle Plurullramā ur Resultateffōc ('Pluralis- en Resultatieflijst', kortweg PuR) kunnen uitsluitsel geven welke substantieven dit zijn en hoe de meervouden hiervan gevormd worden. Wij volstaan hier met het aanstippen van een aantal veelvoorkomende mogelijkheden van onregelmatige meervoudsvorming. In Appendix 190 zijn de belangrijkste onregelmatige meervouden opgenomen.

30.17

Improductief meervoudssuffix -a:

aderessōs ~ aderessōsaadres ~ adressen
ōldis ~ ōldisabrievenbus ~ brievenbussen
moilokinit ~ moilokinita1zanger ~ zangers
warmohit ~ warmohita2fornuis ~ fornuizen
jabār ~ jabāra3koning ~ koningen
akora ~ akoraa4map; grote envelop ~ mappen

Er zijn ongeveer 35 substantieven die in het meervoud -a krijgen.


1Zie ook § 30.12.


2In de betekenis van 'kachel' heeft warmohit een regelmatig meervoud: warmohits (kachels).


3Zie § 30.36.


4De regelmatige meervoudsvorm akoras wordt tegenwoordig steeds vaker gehoord in kantoren en bedrijven; het is een vorm van "ambtenaren-jargon".

30.18

Improductief meervoudssuffix -e tezamen met een pira op de laatste vocaal (zie ook § 10.17):

arpinzol ~ arpinzōleplan ~ plannen
quola ~ quolāekist ~ kisten
smyl ~ smiyleboshut ~ boshutten
pilot ~ pilōtepiloot ~ piloten
mittor ~ mittōre1trap ~ trappen
šark ~ šārke2land ~ landen

Er zijn ongeveer 60 substantieven die in het meervoud -e + pira krijgen.


1De regelmatige meervoudsvorm van mittor (dus mittors) heeft tegenwoordig het karakter van een enkelvoud gekregen en is daarom synoniem geworden met mittor, echter met dit verschil:

mittor (mv. mittōre)trap met weinig treden
mittors (mv. mittorsz)trap met veel treden

Uit een semantisch onderzoek van Dercs-Heenōše (1980) blijkt onder meer het volgende:
Eigenschappen van mittor: je kan direct van de bovenste op de onderste tree stappen, of de hele trap overslaan; hij overbrugt een hoogteverschil van minder dan een verdieping; hij is meestal niet van steen (want dan wordt het eerder een hoge stoep genoemd); hij bevindt zich meestal bij een ingang of deur.
Eigenschappen van mittors: zelfs met een grote sprong kan je hem niet overslaan; hij verbindt meestal twee verdiepingen met elkaar; hij kan van hout, steen of metaal zijn; hij kan in een bocht lopen of met bordessen onderbroken zijn.

Bovendien blijkt de keuze tussen beide woorden ook bepaald te worden door de fysieke inspanning die het kost om de trap te beklimmen, want oudere mensen en invaliden noemen een trap met weinig treden eerder mittors dan personen die er makkelijk overheen springen.


2 Het meervoud šārke is voornamelijk dialectisch (Oost-Liftka en Br’r). In de standaardtaal wordt de regelmatige vorm šarks gebruikt.

30.19

Improductief meervoudsprefix o-:

kr’m ~ okr’mgelegenheid ~ gelegenheden
mittus ~ omittuskamer ~ kamers
zymk ~ ozymkhengel ~ hengels

Een stuk of 10 substantieven krijgen o-. Dit zijn woorden die in de 16e en 17e eeuw uit het Pegrevisch ontleend zijn. Het prefix o- is feitelijk een Pegrevisch lidwoord voor meervoudige substantieven. Het substantief zelf krijgt in het Pegrevisch geen meervoudssuffix als het reeds door een meervoudig lidwoord voorafgegaan wordt.

30.20

Improductief meervoudsprefix ūr-:

vrānt ~ ūrvrāntturf ~ turven
rozjep ~ ūrozjep1peddel; stuurwiel ~ peddels; stuurwielen

Slechts 4 substantieven krijgen ūr-. Dit is een variant van het Pegrevische lidwoord o-, zoals besproken in de vorige paragraaf.


1In ūrozjep is een r weggevallen.

30.21

Deletie van het prefix c’r- en eventueel wijziging in de resterende stam:

c’rbott ~ bottbout ~ bouten (v. vogel)
c’rtolōfo ~ tolōfftsardine ~ sardines

C’r-deletie komt bij ongeveer 10 substantieven voor. Oorspronkelijk vormde het prefix c’r- een collectief bij substantieven waarvan de meervoudsvorm gelijk was aan de enkelvoudsvorm. De geprefigeerde collectiefvorm heeft de enkelvoudsfunctie overgenomen en de oorspronkelijke stamvorm heeft tegenwoordig uitsluitend een meervoudige betekenis.

30.22

Vocaalwisseling:

mārc ~ mercmerk; kenteken ~ merken; kentekens
ōx ~ axos ~ ossen
ūcs ~ ’csklip ~ klippen
uza ~ ūzā1kruis ~ kruisen
fe ~ fa2oor ~ oren

Vocaalwisseling komt in ongeveer 15 substantieven voor; de meeste hiervan zijn monosyllabisch.


1Oorspronkelijk was het meervoud van uza: uzāe (zie § 30.18). Het suffix -e is weggevallen en onder invloed van de a-pira heeft ook de u een pira gekregen (een vorm van vocaalharmonie). In archaļsche en poėtische teksten komt de meervoudsvorm uzāe nog wel voor.


2In het Oudspokaans had fe nog als meervoud: fea (zie § 30.17).

30.23

Willekeurig meervoudssuffix:

artiys ~ artiyst1artiest ~ artiesten
cek ~ cekytoon ~ tonen
pen ~ pentjapen ~ pennen
lippio ~ lippiones2poot ~ poten
l’ ~ l’je3zeis ~ zeisen
’f ~ ’floonderdeel ~ onderdelen

Ongeveer 25 substantieven krijgen een willekeurig suffix.


1Ook wel regelmatig: artiysz.


2Een archaļsche variant van lippio is †lippione. De meervoudsvorm lippiones is dus regelmatig als we de archaļsche vorm als het oorspronkelijke enkelvoud beschouwen. Lippione betekent zoveel als "het ding waarmee je loopt" en is afgeleid van het niet meer bestaande werkwoord ©lippe (lopen).


3Het suffix -je is historisch gezien een variant van -e, en daarom kan l’ feitelijk ook ondergebracht worden in § 30.18. Een -pira bestaat niet.

30.24

Suffigering + vocaalwisseling:

baby ~ babesbaby ~ baby's
šyg ~ šiygtstop; dop ~ stoppen; doppen
lup ~ lūpsvat; ton ~ vaten; tonnen
peple ~ peplānpopulier ~ populieren

De schijnbaar willekeurige suffigering (eventueel met vocaalwisseling) zoals in deze en de vorige paragraaf genoemd, komt dikwijls voor bij leenwoorden uit het Pegrevisch en Garosisch waarbij ook de in deze talen gebruikelijke meervoudsvorm is overgenomen. Dit is bij ruim 25 woorden het geval.

30.25

Reduplicatie:

mipper ~ mipperperzuil; kolom ~ zuilen; kolommen
crōgtu ~ crōgtutukerkbank ~ kerkbanken
verres ~ verresresweelde ~ weeldes (vormen van weelde)

Alleen bij deze 3 substantieven is de geredupliceerde vorm het meervoud geworden. Zie verder § 21.23–25.

30.26

Enkelvoud en meervoud komen van verschillende nominale wortels:

tof ~ terrats1dag ~ dagen
’mann ~ ’ntorkaan ~ orkanen
kornin ~ kartafiypapier; akte; bewijs ~ papieren; aktes; bewijzen

Meervoudsvorming met verschillende nominale wortels komt bij een stuk of 5 substantieven voor.


1De regelmatige meervoudsvorm van tof (tofs) en de regelmatige enkelvoudsvorm van terrats (terrat) komen alleen in onscheid.samst.n voor. Zie § 30.32.

30.27

Suffigering + consonantwisseling (soms tevens vocaalwisseling):

āng ~ ānkabult ~ bulten
aptoppat ~ aptoppestmuseum ~ musea
dufja ~ dūftsduivel ~ duivels
és ~ essakin ~ kinnen
lūnters ~ lūnteori(bepaald soort klimop)
elbina ~ elboriliniaal; dirigentenstokje
woche ~ wōxtralie ~ tralies

Er zijn ongeveer 30 substantieven waarvan de meervoudsvorming buiten elke systematiek valt, al zijn de meeste onsystematische meervoudsvormingen wel verklaarbaar. Zo was lūnters twee eeuwen geleden nog het meervoud van lūnter. Toen dit meervoud zich tot enkelvoud ging ontwikkelen (en het oorspronkelijke enkelvoud verdween) was er behoefte aan een nieuwe meervoudsvorm, en hiervoor ging de oorspronkelijk onscheid.samst. lūnteori (lett. "lūnter-bundel") dienen. Ook in de meervoudsvorm elbori zie we een samenstelling met jori (bundel). We kunnen ons voorstellen dat het hier oorspronkelijk om (rechte) twijgjes ging die als een bundeltje waren samengebonden (bedoeld om een openhaard aan te steken).

30.28

Substantieven die op ss eindigen hebben altijd een onregelmatig meervoud. Dit is de enige groep substantieven waarbij men zeker weet dat de meervoudsvorming buiten elk regelsysteem valt. Er zijn ongeveer 30 substantieven op ss, maar dit aantal kan toenemen omdat ook nieuwe leenwoorden op deze klank kunnen eindigen. Bij een stuk of 10 substantieven op ss wordt het meervoud met het suffix -es gevormd, waarbij ss in sommige gevallen verenkelt tot s. Het suffix -es lijkt de gangbare meervoudsvorming voor alle nieuwe leenwoorden op ss te zijn. Bijvoorbeeld:

cress ~ cressesvacht ~ vachten
nucless ~ nuclessescelkern ~ celkernen
reless ~ relessesrelais ~ relais (mv.)
sypress ~ sypressescipres ~ cipressen
coliss ~ colisescoulisse ~ coulissen
prognoss ~ prognosesprognose ~ prognoses

30.29

Bij een stuk of 8 substantieven op ss wordt het meervoud gevormd met het suffix -a (of als variant: -ta), waarbij ss eventueel verenkelt tot s:

less ~ lessaluis ~ luizen
cobuss ~ cobusakantine ~ kantines
priss ~ prisaprijs; inzet ~ prijzen; inzetten
me'uss ~ me'ustadraaikolk ~ draaikolken
ūstess ~ ūstestateek ~ teken

30.30

Bij 4 substantieven op ss wordt het meervoud gevormd met het suffix -e. Hierbij verenkelt ss tot š. Als ss in tact blijft, wordt een pira toegevoegd en is er sprake van de meervoudsvorming volgens § 30.18:

almuss ~ almušekap; capuchon ~ kappen; capuchons
regliss ~ reglišeregel; voorschrift ~ regels; voorschriften
tyss ~ tiyssemuziekinstrument ~ muziekinstrumenten
lomess ~ lōmesse1moeilijkheid∩makkelijkheid ~ moeilijkheden∩makkelijkheden

1Lomess is een ideoantoniem, ofwel een woord dat twee tegengestelde betekenissen in zich draagt. Afhankelijk van de context, de syntactische structuur van de zin waarin dit woord voorkomt, of de gelexicaliseerde omschrijving, wordt hetzij de positieve, hetzij de negatieve betekenispool "geactiveerd". Zie verder Hoofdstuk 161.

30.31

Ten slotte zijn er nog 3 substantieven op ss met een geheel afwijkende meervoudsvorm:

aupross ~ auprā1beleid ~ beleiden (vormen van beleid)
ofiss ~ ofiserkantoor; bureau ~ kantoren; bureaus
’rtāness ~ ’rtānesterkabinet ~ kabinetten (regering)

1Aupross wordt meestal uitgesproken als [wupro:s], maar auprā heeft de regelmatige uitspraak [awuprā].

30.32   Regelmatige meervoudsvorming van onscheidbare samenstellingen

Definitie: onder "onscheid.samst." verstaan we in de volgende paragrafen een samenstelling waarvan het basiselement een concr.subst. is. Aan dit basiselement is op onscheidbare wijze minstens één sub-element gehecht dat zowel een woord als een lexicaal affix kan zijn. In § 20.42 en § 21.19 zijn voorbeelden te vinden waarbij het sub-element een woord is; in § 21.3–6 zijn voorbeelden te vinden waarbij het sub-element een lexicaal affix is.
Alle substantieven die een onregelmatig meervoud hebben, maar niet op ss eindigen, (§ 30.16–27) krijgen hiervoor in de plaats een regelmatig meervoud (Blok 30.5) als zij basiselement van een onscheid.samst. worden. Deze regel wordt de "eliminatieregel" genoemd.1 Bijvoorbeeld:

sluše ~ slušensluis ~ sluizen
> gaysluše ~ gayslušes> schutsluis ~ schutsluizen

ōmhūls ~ ōmhūlsengewaad ~ gewaden
> fentōmhuls ~ fentōmhūlsz> feestgewaad ~ feestgewaden

tof ~ terrats2dag ~ dagen
> kōbotof ~ kōbotofs3> zondag ~ zondagen
> fentatof ~ fentatofs> feestdag ~ feestdagen

ārtycla ~ ārtyceleartikel ~ artikelen
> mennārtycla ~ mennārtyclas> hoofdartikel ~ hoofdartikelen

lūnters ~ lūnteori(bepaald soort klimop)
> blaklūnters ~ blaklūntersz> witte lūnters (met sneeuw bedekt)

knegg ~ knegaknecht ~ knechten
> korknegg ~ korkneggs> paleisknecht ~ paleisknechten
> kneggukér ~ kneggukérs4> boerenknecht ~ boerenknechten

c’rtolōfo ~ tolōfftsardine ~ sardines
> toc’rtolōfo’ ~ toc’rtolōfo’s4> school sardines ~ scholen sardines

1Ook in het Nederlands is soms sprake van de eliminatieregel, maar dan bij werkwoorden: sterke werkwoorden (als onregelmatig beschouwd) worden soms zwak (dus regelmatig) als ze in een onscheidbare samenstelling voorkomen. Bijvoorbeeld:

sterk (onregelmatig)zwak (regelmatig)
zuigen ~ gezogenstofzuigen ~ gestofzuigd  (niet: *stofgezogen)
lachen ~ gelachenglimlachen ~ geglimlacht  (niet: *glimgelachen)
vliegen ~ gevlogenzweefvliegen ~ gezweefvliegd  (niet: *zweefgevlogen)


2De enkelvoudsvorm van terrats (dus terrat) komt eveneens in enkele onscheid.samst.n voor, zoals: fesmiypterrat (herdenkingsdag).


3Analoog aan kōbotof gaan alle dagen van de week. Zie ook § 171.6.


4De meervouds-s van kneggukérs en toc’rtolōfo’s moet beschouwd worden als behorend bij het basiselement knegg resp. c’rtolōfo, en niet bij het sub-element -ukér resp. to--’.

30.33

De onregelmatige meervoudsvorm van substantieven op ss blijft ook in onscheid.samst.n behouden; vergelijk ook § 30.28–31:

reless ~ relessesrelais ~ relais (mv.)
> mennreless ~ mennrelesses> hoofdrelais ~ hoofdrelais (mv.)

ofiss ~ ofiserkantoor ~ kantoren
> suofiss ~ suofiser> bijkantoor ~ bijkantoren

’rtāness ~ ’rtānesterkabinet ~ kabinetten
> to’rtāness ~ to’rtānester> schijnkabinet ~ schijnkabinetten1

Vooral in journalistiek taalgebruik komen we wel een regelmatig meervoud van een onscheid.samst. op ss tegen:

suofiss ~ suofissz; to’rtāness ~ to’rtānessz; enz.

Echter, wanneer het meervoud met -es is gevormd, wordt het regelmatige suffix -z niet gebruikt (want -es wordt al als min of meer "regelmatig" gevoeld):

mennreless ~ *mennrelessz; enz.

1D.w.z. een kabinet waarvan drie of meer ministers demissionair zijn. Zo'n kabinet kan eventueel nog gered worden, maar meestal is dit een voorbode dat het gehele kabinet zal gaan vallen.

30.34

Reeds in § 30.13 is aangestipt dat de secundaire meervoudsregel: feminiserende -a wordt -’, plaats maakt voor de hoofdregel als een vr.subst. op -a basiselement wordt van een onscheid.samst.:

frinta ~ frint’vriendin ~ vriendinnen
> festfrinta ~ festfrintas> boezemvriendin ~ boezemvriendinnen

presta ~ prest’directrice ~ directrices1
> supresta ~ suprestas> onderdirectrice ~ onderdirectrices

Tot omstreeks 1960 bleef de -’-vorm in onscheid.samst.n echter behouden. Vergelijk:

festfrinta ~ festfrint’; supresta ~ suprest’; enz.

Dergelijke vormen doen tegenwoordig archaļsch aan, behalve als de onscheid.samst. een sterk gelexicaliseerd karakter heeft, bijvoorbeeld:

pjōlera ~ pjōler’praatster ~ praatsters
(vrouw die veel/gezellig praat)
> jāstepjōlera ~ jāstepjōler’> kwebbelkous ~ kwebbelkousen
    (lett. "mosterdpraatster")

1De mannelijke vorm prest (directeur) kan in het Spokaans nooit aan een vrouw refereren. Dit in tegenstelling tot het Nederlandse "directeur", waarmee ook een vrouw bedoeld kan worden. Kennelijk wil men het woord "directrice" mijden omdat men vindt dat dit een negatieve bijklank heeft. Zulke emotionele overwegingen spelen bij Spokaniėrs geen rol: zij gebruiken consequent een vrouwelijke vorm als er ook een vrouw bedoeld wordt.

30.35

Het Engelse leenwoord quizz (quiz) (spreek uit [kświ:s]) kent alleen het meervoud quizzt (spreek uit [kświ:st] of [kświ:sT]), ook al is het een basiselement in een onscheid.samst.:

mennquizz ~ mennquizzthoofdquiz ~ hoofdquizzen

30.36

Jabār (koning) heeft twee meervoudsvormen, een regelmatige (jabārs) en een onregelmatige (jabāra). De regelmatige vorm wordt gebruikt voor koningen (en eventueel koninginnen) die nog in leven zijn (of voor een aantal koningen/koninginnen van wie er minstens één nog in leven is); de onregelmatige meervoudsvorm geldt voor overleden en hypothetische koningen/koninginnen. Vergelijk:1

ef frakas jabārade Franse koningen (historisch gezien)
ef xny tangodamelira jabārsde huidige regerende koningen
ef sveden jabārsde Zweedse koningen (want er is er nog een in leven)
ef sveden jabāra l’ p’r 18de Zweedse koningen uit de 18e eeuw
Finlandes lelperro kvā jabāra.Finland heeft nooit koningen gehad. (hypothetisch)

Opmerking: jabār wordt nooit voor Spokanische koningen gebruikt. Een Spokanische koning heet altijd kindis (meervoud kindisz), en een Spokanische koningin heet kindista (meervoud kindistas).


1In de vertalingen wordt niet expliciet "[en koninginnen]" genoemd, hoewel de meervoudsvormen jabāra en jabārs voor wat betreft het geslacht ongedefinieerd zijn. Zie § 22.7.

30.37

In onscheid.samst.n komt het meervoudssuffix achteraan de hele vorm:

ūsto ~ ūstosdochter ~ dochters
> ūstoukér ~ ūstoukérs> boerendochter ~ boerendochters

In scheid.samst.n blijft het meervoudssuffix achter het basiselement:

ūsto-mālp ~ ūstos-mālpschoondochter ~ schoondochters

Bovendien blijft in een scheid.samst. een onregelmatige meervoudsvorm behouden:

tlokko-mālp ~ tlokkōe-mālptante ~ tantes (v. echtgenoot/echtgenote)

Maar in een onscheid.samst. wordt het meervoud regelmatig:

tlokko ~ tlokkōetante ~ tantes
> tlokkoukér ~ tlokkoukérs> boerentante ~ boerentantes

c’rzvogg ~ zvogtopzichter ~ opzichters
> c’rzvoggōm ~ c’rzvoggōms> bedrijfsopzichter ~ bedrijfsopzichters

Vergelijk ook § 30.32 voetnoot 3.

30.38   ad § 30.1   B. Meervoud van abstracte substantieven

Het meervoud van abstr.subst.n (§ 20.2 en § 20.4) wordt bepaald door het grammaticale suffix waarop het substantief eindigt. We moeten daarom de volgende groepen van abstr.subst.n onderscheiden:

  1. abstr.subst.n op -os (afleiding van werkwoorden; § 20.18), zie § 30.39
  2. abstr.subst.n op -iy of -er (afleiding van additieven; § 20.35–36), zie § 30.40–41
  3. abstr.subst.n die dezelfde vorm hebben als een additief, m.a.w. een Ų-suffix (§ 20.50), zie § 30.42–43

30.39   ad § 30.38   a. Abstracte substantieven op -os

Abstr.subst.n die met het grammaticale suffix -os van een werkwoord zijn afgeleid, krijgen in het meervoud -z (achter -os):

promisos ~ promisoszbelofte ~ beloftes
ciynitros ~ ciynitroszschande ~ schandes
rovretos ~ rovretoszliefde ~ liefdes
blaffos ~ blaffosz1eis ~ eisen

De uitgang sz wordt uitgesproken als [sT] en verschilt daarmee niet van -sz bij concr.subst.n (Blok 30.5).


1In de betekenis van 'belastingaanslag' is blaffos CONCREET; zie § 30.7. Er zijn meer substantieven die zowel CONCREET als ABSTRACT zijn.

30.40   ad § 30.38   b. Abstracte substantieven op -iy of -er

Abstr.subst.n die met de grammaticale suffixen -iy of -er van een additief zijn afgeleid, hebben een ongemarkeerde meervoudsvorm, oftewel het meervoud is gelijk aan het enkelvoud:

ef primitāiy ~ ef primitāiyde bekwaamheid ~ de bekwaamheden
ef ifōciy ~ ef ifōciyde goedgeefsheid ~ de goedgeefsheden
ef graver ~ ef graverde ernst ~ de ernstigheden

Het Nederlands heeft niet altijd de mogelijkheid om een abstr.subst. in het meervoud te zetten. Dat het Spokaans hier soepeler mee moet zijn, blijkt in § 31.21.

30.41

Of een abstr.subst. op -iy of -er als enkelvoudig dan wel als meervoudig geļnterpreteerd moet worden blijkt dikwijls uit een bijbehorend element dat wél voor het meervoud gemarkeerd wordt, zoals een voornaamwoord, lidwoord, additief of modaal suffix van het werkwoord, bijvoorbeeld:

kā urpiy ~ kās urpiydeze naastenliefde ~ deze vormen van naastenliefde
ef šóciy ifōciy ~ ef šóciyn ifōciyde gemene goedgeefsheid ~ de gemene goedgeefsheden

Sest kāmpaiy meltecū plafūf. ~ Sest kāmpaiy meltecos plafūf.
Zo'n waarheid kan kwetsend zijn. ~ Zulke waarheden kunnen kwetsend zijn.

30.42   ad § 30.38   c. Abstracte substantieven gelijk aan additief

Abstr.subst.n die dezelfde vorm hebben als een additief krijgen in het meervoud -s, ook al eindigt dit substantief op -iy of -er:

móf ~ ef móf ~ ef mófsverboden (bvnw.) ~ het verbod ~ de verboden
piaquan ~ ef piaquan ~ ef piaquansvriendelijk ~ de vriendelijkheid ~ de vriendelijkheden
rāviy ~ ef rāviy ~ ef rāviysopmerkelijk ~ de opmerking ~ de opmerkingen

30.43

In een aantal gevallen is het meervoudssuffix -s om fonologische redenen onmogelijk, namelijk als de enkelvoudsvorm van een abstr.subst. op een sibilant (x, s) of een h eindigt. In dat geval wordt de -s door -es vervangen. Bijvoorbeeld:

ef iylācs ~ ef iylācsesdat wat niet te verwezenlijken is
ef wynch ~ ef wynchesde trots ~ de [gevoelens van] trots
ef pémah ~ ef pémahesde hoon; smadelijke bejegening ~ de smadelijke
bejegeningen

Vergelijk ook de hoofdregel voor het meervoud van concr.subst.n in Blok 30.5.

30.44

Er zijn slechts 2 abstr.subst.n met een onregelmatige meervoudsvorm:

ef car ~ ef cārede daad ~ de daden
ef uss ~ ef ustahet toeval, toevalligheid ~ de toevallen, toevalligheden

30.45

Evenals bij concr.subst.n wordt ook het meervoud van de twee abstr.subst.n uit de vorige paragraaf regelmatig als ze het basiselement in een onscheid.samst. worden. Bijvoorbeeld:

ef menncar ~ ef menncarsde hoofddaad ~ de hoofddaden
ef qummertuss ~ ef qummertusseshet onbegrijpelijke (onverklaarbare) toeval ~
~ de onbegrijpelijke toevallen

Zie ook § 30.32–37.

30.46   ad § 30.1   C. Bijzondere meervoudsvormen

Het Spokaans kent een aantal substantieven en eigennamen die alleen in het meervoud verschijnen, de zogenoemde pluralia tantum (zie ook § 22.8). Bijvoorbeeld:

ef fosies1de ouders
ef bransde jongens en meisjes
ef tiynstesde rommel, rotzooi
ef tiyns ur tiynstesde rommel, rotzooi
ef treno-forts2de dienstregeling; het spoorboekje
Pyrneesde Pyreneeėn
Ālpsde Alpen
ef Onōs, ef Lassos3(namen van Spokanische rivieren)

1Fosies is de enige meervoudsvorm die geredupliceerd kan worden: ef fosieses (de rij ouders) (zie § 64.28). De laatste decennia is ook de enkelvoudige vorm fosie (ouder) steeds algemener geworden.


2Het enkelvoudige treno-fort is de niet-gelexicaliseerde vorm en betekent letterlijk 'treintijd'.


3Er zijn circa 10 rivier- en beeknamen waarvan met zekerheid gezegd kan worden dat ze meervoudig zijn. Bij Onōs en Utās blijkt de meervoudsvorm ook uit de uitspraak: [onos] resp. [utas]. De ō en ū klinken dus als [o] resp. [u], wat aangeeft dat de eropvolgende s feitelijk een meervouds-s is (zie § 11.3).

30.47

Een aantal substantieven hebben weliswaar een oorspronkelijke meervoudsvorm, maar zij gedragen zich als een stoff.subst. Bijvoorbeeld:

derrs1baksteen
flecsvuur
gārlisknoflook
jiyslover, loof
kles2gras
piylās3druiven; druiventros[sen]

1Derrs kan ook als concr.subst. (voorwerpsnaam) gebruikt worden: eft hupster derrs (een grote baksteen). In dit geval is het meervoud: derrsz (bakstenen) – dus eigenlijk een stapelvorm.


2Van kles is afgeleid: klesiy (grassprietje), dat sinds de 18e eeuw de oude enkelvoudsvorm †kle (grassprietje) vervangt.


3Naast piylās bestaat het concr.subst. cosis (druif); ondanks de eind-s is dit géén meervoudsvorm; het meervoud is cosisz (druiven). Dat piylās in feite meervoudig is, blijkt uit de uitspraak: [pīlas], en niet *[pīlās] (zie § 11.3).

30.48

Ook zijn er substantieven waarvan de tegenwoordige enkelvoudsvorm in het Oudspokaans nog een meervoud was. Deze meervoudsvorm wordt als zodanig niet meer geļnterpreteerd, met als gevolg dat er een nieuw meervoud ontstaan is. Deze stapelvormen zijn dikwijls onregelmatig. Bijvoorbeeld:

oud
enkelvoud
oud meervoud
is nu enkelvoud
tegenwoordig
meervoud
 
jegachejegachesjegacheszrommel
kolekoleskoleszschool
lūnterlūnters1lūnteori1(soort klimop)
kōtagjekōtagjeskōtagjalandhuis
lemnālemnāslemnāsagrafheuvel
ūcūcs’cs2klip, rotspunt
beldrasbeldrast3beldrustskussen, peluw
chafoschafost3chafostenlied
’ros’rost3’rōstelong

1Zie § 30.27.


2Zie § 30.22.


3Het oude meervoudssuffix -t komt overeen met de huidige -z (geaspireerde t: [T]) die het meervoud achter een eind-s vormt.

30.49   Reduplicatie als meervoudsvorm

Het Spokaans dat langs de Zuidkust van Berref (Zverosta-kust) gesproken wordt, is sterk beļnvloed door het Zverostaļsch, het dialect dat in deze streek een belangrijke rol naast de officiėle landstaal Spokaans vervult.
Het meest in het oog springende fenomeen van deze beļnvloeding is de meervoudsvorming waarbij nauwelijks gebruikgemaakt wordt van de in dit hoofdstuk behandelde suffixen, maar die met reduplicatie (§ 21.23–25) tot uitdrukking komt.

30.50

In plaats van de gebruikelijke meervoudsvormen in kolom A vinden we met name in de spreektaal langs de Zverosta-kust de geredupliceerde vormen uit kolom B. In de schrijftaal komen deze geredupliceerde vormen slechts incidenteel voor, maar er zijn periodes aan te wijzen waarin een toenemende voorkeur voor deze dialectische variant bestond, zoals in de laat 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse literatuur.

kolom Akolom B 
miflifsmiflifliframen; vensters
frint’frintatavriendinnen
chafostenchafostostliederen
blaffoszblaffafos1eisen
blaffōstablaffafos1belastingaanslagen
rāviysrāviyviyopmerkingen
akoraaakoraramappen; grote enveloppen

1Zie § 30.39. Het onderscheid CONCREET ~ ABSTRACT verdwijnt bij reduplicatie.

30.51

De elders in het Spokaanse taalgebied onregelmatige vormen mipperper (zuilen; kolommen), crōgtutu (kerkbanken) en verresres (weeldes) (§ 30.25) zijn langs de Zverosta-kust dus regelmatig, met als gevolg dat deze vormen ook in een onscheid.samst. behouden blijven (§ 30.32):

kolom Akolom B 
lurgmipperslurgmipperpermiddenzuilen
doacrōgtusdoacrōgtutuzwarte kerkbanken

30.52

Als reduplicatie voor de meervoudsvorming gebruikt wordt, moet de oorspronkelijke betekenis van een geredupliceerd substantief ('rij; reeks; herhaling' ed., zie § 64.53) omschreven worden:

eft mimpit-qutvaeen rij boeken
eft kirt-rekseen serie flitsen; voortdurend geflits/geflikker

30.53

Het gebruik van de reduplicatie voor het meervoud heeft nog een opvallende consequentie, want nu er bij de meervoudsvorming geen onderscheid meer gemaakt wordt tussen CONCREET en ABSTRACT (vergelijk blaffafos in § 30.50), is dit onderscheid ook op andere gebieden verdwenen. Zo maken de meeste dialectsprekers langs de Zverosta-kust geen onderscheid meer tussen de aanwijzende voornaamwoorden mittof (bij concr.subst.n) en (bij abstr.subst.n): alle substantieven krijgen (dit, deze) (zie § 52.6), of tussen de betrekkelijke voornaamwoorden (CONCR.) en sem (ABSTR.): aan alle substantieven wordt gerefereerd met (dat, die) (zie § 124.3 voetnoot 1).

30.54   ad § 30.1   D. Meervoud van niet-substantieven

Achtereenvolgens worden behandeld:

  1. afkortingen en letterwoorden (§ 30.55–57)
  2. leestekens, letters, symbolen en cijfers (§ 30.58–60)
  3. eigennamen (§ 30.61)
  4. nominale affixen (§ 30.62–71)

De meervoudsvorming van alle niet-substantieven (behalve nominale affixen) geschiedt met het suffix -s, of met -es als het niet-substantief eindigt op een sibilant (x, s) of op een h. Dit is dus dezelfde regel als die welke geldt voor abstr.subst.n met dezelfde vorm als een additief (§ 30.42–43).
De meervoudsvorming van nominale affixen is in principe analoog aan die van concr.subst.n.

30.55   ad § 30.54   a. Afkortingen en letterwoorden

Afkortingen en letterwoorden zijn reeds besproken in § 21.39.
De meervoudsvorm van een afkorting (waarbij de letters elk apart uitgesproken worden) is gelijk aan het meervoud van de laatste letter. Bijvoorbeeld:

Do melde prest rifo dur TC-s. (spreek uit: te-ces)
Hij is directeur van drie NV's.

Eft tobacclot lef ten ŠS-es.1 (spreek uit: šet-éses)
Een tabaksdoos met twee zilvermerken.

Do kafte tjāg dur BŠ-s.2 (spreek uit: be-šets)
Hij betaalt met drie bankcheques.

1ŠS = šifer-ségg. De afkorting wordt slechts in het vakjargon van antiquairs, juweliers ed. gebruikt. De naam van de letter s eindigt op een sibilant en daarom is het meervoudssuffix -es.


2BŠ = benc-šecc. Omdat de naam van de letter š niet op een sibilant eindigt (maar op een t: šet), is het meervoudssuffix -s.

30.56

De meervoudsvorm van een letterwoord (een reeks afkortingsletters die samen als één woord uitgesproken worden) wordt bepaald door de laatste klank in dat woord. Bijvoorbeeld:

Ef EECŸRLUM-s fes metteraf s’rts. (spreek uit: éc’rlums)1
De EHBO's (EHBO-organisaties) in diverse steden.

Het verschil tussen de meervoudsvorm van een afkorting (met apart uitgesproken letters) en de meervoudsvorm van een letterwoord blijkt goed uit:

ef VH-s (spreek uit: ive-hajis)2de militaire hospitalen
ef DUH-es (spreek uit: dūhes)3 (de harmonieėn die "Durf en
Overwinning" heten; eig. "de DEO's")

1Hier is feitelijk sprake van het meervoud van een eigennaam. Zie ook § 30.61.


2VH = verestā-hōspitalo (legerhospitaal).


3DUH = Daros ur Huch. Het concr.subst. duh (gebaar) heeft volgens de hoofdregel in Blok 30.5 als meervoud: dōsta.

30.57

Zodra een letterwoord het karakter van een "echt" substantief krijgt (§ 20.47–48 en § 21.38) geldt ook de hoofdregel van de meervoudsvorming volgens Blok 30.5. Vergelijk:

ef Migmax-es (spreek uit: migmaxes)1de Militaire Ontspannings Korpsen
ef migmaset2de migmax'en

1Migmax = Militerr Gmafae-Xōlah (een besloten, exclusieve sociėteit voor hogere beroepsmilitairen). Migmax is een letterwoord dat hier omwille van het voorbeeld in het meervoud geplaatst is.


2Het woord migmax is een concr.subst. (afgeleid van het letterwoord) met de betekenis 'exclusieve besloten club/sociėteit'. Deze behoeft in het geheel niet militair te zijn.

30.58   ad § 30.54   b. Leestekens, letters, symbolen en cijfers

Zoals reeds in § 21.37–39 besproken, kunnen letters, cijfers, leestekens en andere symbolen op twee manieren geschreven worden:

  1. als naam ("drie", "vraagteken", "šet")
  2. als teken ("3", "?", "š")

30.59   ad § 30.58   1. Als naam

Voluit geschreven namen van letters gedragen zich bij de meervoudsvorming als een abstr.subst. met dezelfde vorm als een additief (zie § 30.42–43). De suffixen -s en -es worden dus zonder filāsto aan het woord gehecht. Bijvoorbeeld:

dur šetsdrie š'sten ésestwee s'enfār éxesvier x'en
dur kajisdrie k'sten a-pirastwee ā'sfār qusvier q's

Voluit geschreven namen van cijfers, leestekens en andere symbolen (behalve letters) worden als een concr.subst. volgens de hoofdregel van Blok 30.5 gepluraliseerd. Bijvoorbeeld:

ten sersztwee 6'endur fārsdrie 4'en
ten linne-pontostwee vraagtekensten klāmstwee haakjes
dur prosents1drie procenttekens (%%%)ten euros1twee eurotekens (€€)

Let op: plūs 'plusteken (+)' heeft het onregelmatige meervoud plūses (plustekens; plussen) en sluit zich dus eigenlijk aan bij de meervoudsregel voor letters.


1Omdat prosent als rekeneenheid altijd in het enkelvoud wordt gebruikt, is er een duidelijk verschil tussen dur prosents (drie procenttekens = %%%) en dur prosent (drie procent = 3%). Dit onderscheid verdwijnt bij telwoorden die een enkelvoud vereisen, zoals in hent prosent, dat zowel 'vijf procenttekens' (%%%%%) als 'vijf procent' (5%) kan betekenen (§ 31.20).

Een dergelijke verwarring bestaat ook bij valutanamen, aangezien deze in het meervoud gebruikt mogen worden (§ 31.19–20). Daarom is ten euros ambigu, want het kan zowel 'twee eurotekens' (€€) als 'een bedrag van twee euro' (€2) betekenen. Over het algemeen wordt er daarom de voorkeur aan gegeven om bij het noemen van het aantal symbolen het woord blātiy (teken) toe te voegen, dus analoog aan het Nederlands. Bijvoorbeeld: dur prosent-blātiys (drie procenttekens), hent prosent-blātiy (vijf procenttekens), ten euro-blātiys (twee eurotekens), ér herco-blātiy (één hercoteken), enzovoort.


30.60   ad § 30.58   2. Als teken

Bij tekens wordt het meervoudssuffix met een filāsto aangehecht en welk suffix er gebruikt wordt, wordt bepaald door de regels die bij het voluit schrijven gelden. Vergelijk de voorbeelden uit § 30.59 met:

3 š-s2 s-es4 x-es
3 k-s2 ā-s4 q-s
   
2 6-z3 4-s 
2 ?-s2 )-s  of  2 (-s 
3 %-s2 €-s 
   
3 +-es3 plussen 

30.61   ad § 30.54   c. Eigennamen

Eigennamen zijn reeds besproken in § 21.41–42.
Meervoudsvormen van eigennamen komen hoofdzakelijk in de spreektaal voor. Bij het schrijven ervan komt er een filāsto tussen eigennaam en affix. Bijvoorbeeld:

Dur Petriy-s ur fār Els-es melde fes ef c’rt.
Er zitten drie Petriy's en vier Els'en in de klas.

Fes Spooksoliy v’r Eon-s melde.
In Spokaniė liggen vijf Eon's (vijf plaatsen die Eon heten).

Ef Azerche-s ’rylare ef zomar Gasky.
De Azerches ressorteren onder de gemeente Gasky.

In de schrijftaal wordt de voorkeur aan een omschrijving gegeven, zoals:

Dur 'jans pelira Petriy ur fār 'nins pelira Els melde fes ef c’rt.
Er zitten drie jongens die Petriy heten en vier meisjes die Els heten in de klas.

Fes Spooksoliy v’r Eon-s’rts melde.
In Spokaniė liggen vijf plaatsen Eon. (lett. "vijf Eon-plaatsen")

Azerche-Pāndra ur Azerche-Taj ’rylare ef zomar Gasky.1
Azerche-Pāndra en Azerche-Taj ressorteren onder de gemeente Gasky.

1Het gaat hier om twee dorpen, beide met een dubbele naam, waarbij het eerste deel identiek is.

30.62   ad § 30.54   d. Nominale affixen

We maken hier onderscheid tussen

  1. nominale suffixen (§ 30.63–65)
  2. nominale prefixen (§ 30.66–71)

30.63   ad § 30.62   1. Nominale suffixen

Nominale suffixen zijn besproken in § 21.27–30. Het zijn feitelijk concr.subst.n die alleen in een onscheid.samst. kunnen optreden, en daarin het basiselement vormen. Het meervoud van dergelijke samenstellingen is afhankelijk van de vorm van het nominale suffix, en wordt gevormd met de hoofdregel (basis en uitbouw) uit Blok 30.5.1 Bijvoorbeeld:

-bāl> sn’bāl ~ sn’bālssneeuwbal ~ sneeuwballen
-nolac> kinānolac ~ kinānolacsziekenauto ~ ziekenauto's
-ultes> kursuusultes ~ kursuusulteszbloedproef ~ bloedproeven
-mech> knurfelmech ~ knurfelmecetplas water ~ plassen water

1De secundaire regels uit Blok 30.15 zijn nu niet van toepassing omdat een nominaal suffix nooit verlengd kan worden met een grammaticaal suffix zoals in dit Blok genoemd.

30.64

Er zijn enkele nominale suffixen met een onregelmatig meervoud: zij krijgen het improductieve suffix -e met een pira (zie ook § 30.18). De twee bekendste voorbeelden zijn:

-fāsto> kelbrafāsto ~ kelbrafāstōetafelkleed ~ tafelkleden
-klan> wagenklan ~ wagenklānekarrenwiel ~ karrenwielen

Merk op dat de eliminatieregel, die zegt dat een onregelmatige meervoudsvorm in een onscheid.samst. door een regelmatige vorm vervangen moet worden (§ 30.32), in het geval van nominale suffixen niet opgaat.
Zou de eliminatieregel ook gelden voor nominale suffixen met een onregelmatig meervoud, dan zouden er in het geheel geen nominale suffixen met een onregelmatige meervoudsvorm bestaan, immers: een nominaal suffix kan per definitie alleen maar in een onscheid.samst. voorkomen.

30.65

De eliminatieregel treedt echter wel in werking indien een onscheid.samst. met een nominaal suffix als basiselement op haar beurt deel van een samst. gaat worden:

kelbrafāsto ~ kelbrafāstōetafelkleed ~ tafelkleden
> blakkelbrafāsto ~ blakkelbrafāstoswit tafelkleed ~ witte tafelkleden

wagenklan ~ wagenklānekarrenwiel ~ karrenwielen
> doawagenklan ~ doawagenklanszwart wagenwiel ~ zwarte wagenwielen

Als een nominaal suffix achter een reeds bestaande onscheid.samst. geplaatst wordt, blijft het onregelmatige meervoud echter behouden:

kinā- > kinānolacziekenauto
> kinānolacklan ~ kinānolacklāne1wiel van ziekenauto ~ wielen van ziekenauto

1In deze onscheid.samst. leidt aanhechting van -klan tot de lettercombinatie ck, die normaal gesproken niet voorkomt in het Spokaans. Omdat de c als de k klinkt, kan gesteld worden dat ck hier feitelijk in de plaats van kk staat.
Deze consonantverdubbeling leidt volgens de uitspraakregels tot een gefixeerd accent op de hieraan voorafgaande consonant (§ 11.17–19): kinānolacklan resp. kinānolacklāne dienen dan ook uitgesproken te worden als [kinānola:klan] resp. [kinānola:klāne].
Zie ook § 21.30.

30.66   ad § 30.62   2. Nominale prefixen

Nominale prefixen zijn behandeld in § 21.27–29.
Daar nominale prefixen per definitie gevolgd worden door een onscheidbaar aangehecht sub-element, volgt het meervoudssuffix dat hypothetisch bij het prefix hoort, altijd achter het sub-element. Het heeft daarom geen zin om bij dergelijke prefixen een uitbouw van de hoofdregel of een onregelmatige pluralisering aan te nemen. Of in concreto: het heeft geen zin om te stellen dat het meervoud van vas- (-handvat) zoiets is als *vasz- (-handvatten), omdat deze constructie nooit zelfstandig kan bestaan:

ef vasvelt ~ ef vasvelts (en niet: *vaszvelt)
het handvat van de krat ~ de handvatten van de krat[ten] (lett. "krathandvatten")

30.67

Het meervoud van een woord met een nominaal prefix is altijd regelmatig, ook al heeft het sub-element een onregelmatig meervoud (het meervoudssuffix hoort immers bij het prefix, niet bij het sub-element). Vergelijk a. met b.:

a.ef quola ~ ef quolāede kist ~ de kisten
b.ef vasquola ~ ef vasquolashet handvat van de kist ~ de handvatten van de kist[en]

a.ef wōt ~ ef wetede beker ~ de bekers
b.ef fugōwōt ~ ef fugōwōtsde voet van de beker ~ de voeten van de bekers

30.68

Daarentegen passen de meervoudssuffixen zich wel aan bij de vorm van het sub-element, voor zover fonologische regels zo'n aanpassing (= uitbouw van de hoofdregel in Blok 30.5) noodzakelijk maken:

eft skokas ~ ef skokaszeen jaszak ~ de jaszakken
ef tufbōx ~ ef tufbōsethet gat in de doos ~ de gaten in de doos/dozen
(lett. "doosgaten")
ef vasloroh ~ ef vaslorōstahet hengsel van de gieter ~ de hengsels van de gieters

30.69

Merk op dat in de voorbeelden van § 30.68 het prefix het basiselement van de woorden is, en dat het vetgedrukte meervoudssuffix dus een meervoud van dat basiselement uitdrukt. Vergelijk de onderstreepte basiselementen:

a.ef skokas ~ ef skokaszde jaszak ~ de jaszakken
b.ef gurtkas ~ ef gurtkaszde ochtendjas ~ de ochtendjassen

In a. gaat het om het meervoud van sko- (-zak), in b. om het meervoud van kas (jas).

30.70

Als het sub-element een zodanige vorm heeft dat de meervoudsvorming ervan gevoelig is voor de secundaire regels in Blok 30.15, kan gekozen worden uit twee alternatieve meervoudsvormingen:

  1. De nadruk kan gelegd worden op het feit dat het meervoudssuffix alleen een semantische relatie heeft met het prefix, en niet met het sub-element, zodat de secundaire regels genegeerd worden, bijvoorbeeld:

    stynaliycos ~ stynaliycosz
    staat van onderhoud ~ staten van onderhoud

    In dit voorbeeld wordt genegeerd dat het sub-element naliycos (onderhoud) met -os is afgeleid van het werkwoord naliyce (verzorgen; onderhouden), wat feitelijk zou moeten leiden tot de meervoudvorm naliycōsta.

  2. De semantische relatie tussen het meervoudssuffix en het nominale prefix wordt genegeerd, en de meervoudsvorming vindt plaats volgens de Blokken 30.15 en 30.5, waarbij de secundaire regels de hoofdregel verdringen, bijvoorbeeld:

    stynaliycos ~ stynaliycōsta(idem)

Kojen-Pōt (1977) geeft de voorkeur aan de theoretische benadering 1., maar tekent hierbij aan dat constructies die samengesteld zijn met een nominaal prefix en een sub-element waarvan het suffix gevoelig is voor secundaire meervoudsvorming zo zeldzaam zijn, en bovendien nog een gelexicaliseerd karakter hebben, dat de praktische benadering 2. in feite meer overeenstemt met het taalgevoel dan de theoretische variant.


30.71

Als een nominaal prefix een entiteit uitdrukt waarvan er maar één exemplaar bij het sub-element past, zal het meervoud van het prefix ook een meervoudige interpretatie van het sub-element inhouden. Vergelijk (1) en (2) met (3):

(1)ef vasknyfo ~ ef vasknyfos
 het heft van het mes ~ de heften van de messen (lett. "mesheften")

(2)ef iyxespero ~ ef iyxesperos
 de speerpunt ~ de speerpunten (= de punten van de speren)

(3)ef vasvelt ~ ef vasvelts
 het handvat van de krat ~ de handvatten van de krat[ten]
(lett. "krathandvatten")

Omdat een mes (in (1)) maar één heft heeft, zal het meervoud van "heft" tevens een meervoudige interpretatie van "mes" uitlokken. In een samenstelling als mesheften is "mes" niet gemarkeerd voor enkel- of meervoud, maar in de omschrijving heften van de messen komt het meervoud van "mes" wel expliciet tot uitdrukking. Evenzo gaat het bij iyxesperos in (2) om meer dan één speer, aangezien er sprake is van meerdere speerpunten, en één speer maar één punt kan hebben.
Voorbeeld (3) is ambigu: aangezien een krat meerdere handvatten kan hebben, hoeft "krat" niet per se een meervoudige lezing te krijgen. Krathandvatten kan dus geļnterpreteerd worden als "handvatten van de krat" of "handvatten van de kratten".1


1In (3) weten we niet of het om één krat of om meer kratten gaat. Het prefix vas- kan echter vervangen worden door een omschrijving, bijvoorbeeld:

a.ef crialelts rifo ef velts = ef veltsec’r crialelts
 de handvatten van de kratten = de kratten-GEN handvatten
 de handvatten van de kratten  OF  het handvat van de kratten

In a. weten we niet of het om één handvat of om meer handvatten gaat. Dit komt omdat crialelts (handvatten) hoe dan ook in het meervoud moet, omdat ze bij meer dan één krat horen, ongeacht of een krat één of meer handvatten heeft. Het enkelvoudige crialelt leidt tot semantische onzin omdat dit zou impliceren dat er slechts één handvat is dat aan meerdere kratten tegelijk is gemonteerd. Dit is fysiek onmogelijk. Vergelijk daarentegen:

ef spāklān rifo ef velts ~ ef spāklāns rifo ef velts
de eigenaar van de kratten ~ de eigenaren van de kratten

Terwijl meerdere kratten niet gezamenlijk één handvat kunnen hebben, kunnen ze wel gezamenlijk één eigenaar hebben.
Voor de onderlinge relatie tussen meervoudige substantieven, zie ook § 31.12–18.


TOP
<< Hoofdstuk 22 | Hoofdstuk 31 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands