Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 30 | Hoofdstuk 40 >>
3. Meervoud

31. Gebruik van meervoudsvormen en intern vs.
        extern meervoud


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Stoffelijke substantieven
  2. (Semi-)concrete substantieven
    1. Enkelvoud bij sommige telwoorden
    2. Idiomatische uitdrukkingen
    3. Samengestelde substantieven
    4. Onderlinge relaties tussen substantieven
  3. Maten, gewichten en tijdseenheden
  4. Abstracte substantieven
  5. Intern vs. extern meervoud
    1. Intern meervoud
    2. Extern meervoud

31.1

Een sluitend regelsysteem voor het gebruik van meervoudsvormen in het Spokaans bestaat (nog) niet (de belangrijkste studie op dit gebied is Hilton, 1988). Een aantal basisregels met betrekking tot het meervoudsgebruik zijn desalniettemin te geven. Voor ons is hier voornamelijk van belang welk meervoudsgebruik afwijkt van het Nederlands. Achtereenvolgens worden behandeld:

  1. stoffelijke substantieven (§ 31.2–4)
  2. concrete substantieven (inclusief semi-concr.subst.n; § 31.5–18)
  3. maten, gewichten en tijdseenheden (§ 31.19–20)
  4. abstracte substantieven (§ 31.21–24)

En ten slotte wordt nog aandacht besteed aan:

  1. intern vs. extern meervoud (§ 31.25–27)

31.2   ad § 31.1   A. Stoffelijke substantieven

Een meervoudsvorm van een stoff.subst. is onbekend, behalve in enkele archaïsche of poëtische uitdrukkingen, zoals:

ef méelira knurfelsde kolkende wateren
ef hardlap ayrsde hoge luchten
ef plekos rifo ef xijerasde zanden der kusten

In alle andere gevallen is een omschrijving nodig, bijvoorbeeld:

Metteraf gaza-frenvus melde qurrediyn.
Diverse gassen zijn giftig.   (lett. "gassoorten")

Ef keltes râpoe pert côrn-frenvus.
De boeren verbouwen veel granen.   (lett. "graansoorten")

Fût cremm-mâsâs ur kÿpony tiyns.1
Vette crêmes en droge.   (lett. "crême-massa's")

1Voor tiyns, zie § 132.15.

31.3

Sommige stoff.subst.n kunnen ook als concr.subst. fungeren, vergelijk:

flecs ~ eft flecsvuur ~ een vuur
derrs ~ eft derrs1baksteen ~ een baksteen
furo ~ eft furobont, pels ~ een stuk bont; een pels; (soms) een bontjas
šifer ~ eft šiferzilver ~ een stuk zilver; een zilveren voorwerp
bjerr ~ eft bjerr2bier ~ een glas bier, een biertje
weinô ~ eft weinoh2 3wijn ~ een glas wijn, een wijntje

1Zie ook § 30.47.


2De concrete vormen kunnen in het meervoud ook gebruikt worden in de betekenis van 'bieren/soorten bier' en 'wijnen/soorten wijn', zoals in:

Fes dena póntel stus póbare 20 bjerrs ur 12 weinôsta.
In dit café verkopen ze 20 soorten bier en 12 soorten wijn.

Bij andere drankjes kan de concrete variant wel gebruikt worden om een glas met die drank uit te drukken (zoals eft licerr (een likeurtje; glaasje likeur)), maar de meervoudsvorm om "soorten" uit te drukken, is niet gebruikelijk. We kiezen hier voor een omschrijving, zoals 10 licerr-frenvus (10 likeursoorten; 10 likeuren).


3Merk op dat er voor 'wijn' twee verschillende woorden bestaan: weinô is STOFFELIJK en kent geen meervoud; weinoh is CONCREET en kent het meervoud weinôsta. In vlotte spreektaal worden ze beide als [wenô] uitgesproken, maar de spelling op oh blijft gehandhaafd omdat daar de meervoudsvorm op -ôsta van afgeleid is.

31.4

Meer algemeen is echter dat er met een suffix een voorwerpsnaam (concr.subst.) van een stoff.subst. is afgeleid, zoals:

chenc ~ eft chenciynham ~ een stuk, plak ham
mâstek ~ eft mâsteksârfstopverf ~ een klont stopverf
cumyn ~ eft cumyniynkomijn ~ een komijnzaadje
slaja ~ eft slajiynsla ~ een krop sla

Uiteraard kunnen deze voorwerpsnamen wel in het meervoud gezet worden:

dur derrszdrie bakstenen
pérsa šifershonderd zilveren voorwerpen
sers chenciynszes plakken ham
main cumyniynstien komijnzaadjes
ten slajiynstwee kroppen sla; enz.

31.5   ad § 31.1   B. (Semi-)concrete substantieven

Een concr.subst. verschijnt in het meervoud zodra er meer dan één entiteit bedoeld wordt. Op deze schijnbaar logische regel zijn enkele uitzonderingen, en wel:

  1. Sommige telwoorden eisen een enkelvoud (§ 31.6–7).
  2. In sommige idiomatische uitdrukkingen wijken enkelvoud en meervoud van de werkelijkheid af (§ 31.8–10).
  3. In samengestelde substantieven staan sub-elementen altijd in het enkelvoud (§ 31.11).

Verder wordt nog behandeld:

  1. Onderlinge relaties tussen substantieven (§ 31.12–18).

31.6   ad § 31.5   a. Telwoorden

Na de telwoorden zerâ (nul) en ér (één) volgt altijd een enkelvoud. In het klassieke talstelsel volgt na hent (vijf), heferg (zeven), erg (veertien) en rân (zesendertig) een enkelvoud. In het rekenkundige stelsel verlangen heferg en erg echter een meervoud (hent en rân worden in het rekenkundige stelsel niet gebruikt, zie ook Blok 170.34).

zerâ sért oft ten sértsnul huizen of twee huizen
dur boerts oft hent boertdrie koeien of vijf koeien
râsen ûrvrânt oft erg vrântdertien turven of veertien turven
(klassieke stelsel)
main-dur ûrvrânt oft erg ûrvrântdertien turven of veertien turven
(rekenkundige stelsel)
Eup lelperre noi 4 efantys tur iftam
5 tiyn.1
Ze heeft niet 4 kinderen, maar 5 [stuks].
(klassieke stelsel)

Samengestelde telwoorden krijgen echter altijd een meervoudig substantief:

rân-erg jabârinasvijftig koninginnen
tenerg mipperperachtentwintig zuilen
erg-ér mentusarsvijftien aardbeien

1Het enkelvoudige tiyn verraadt hier dat het om het klassieke talstelsel gaat, waarbij de schrijver van deze zin voor het telwoord hent heeft gekozen. Zou hij de voorkeur aan de alternatieve vorm vÿr hebben gegeven, dan had het meervoudige tiyns moeten volgen.

31.7

Na breuken volgt altijd een meervoud, tenzij het totale aantal minder is dan één (of gelijk is aan één):

ér ur holfe mentusarsanderhalve (1 1/2) aardbei
hent ur fâr mip hefergtef geffysvijf en vier-zevende (5 4/7) appel
dur ur ér mip fârtef leffysdrie en een kwart (3 1/4) peer
dur mip hefergtef geffydrie-zevende (3/7) appel
ér mip fârtef wananjâeen kwart (1/4) banaan

Zie verder § 170.56.

31.8   ad § 31.5   b. Idiomatische uitdrukkingen

Het voorzetsel ja (tussen), geplaatst voor een meervoudig substantief, krijgt de betekenis 'van ... tot'. Tussen ja en het substantief komt geen lidwoord (zie § 50.23). Bijvoorbeeld:

Ef agrén jumpetece ja vilduls.De eekhoorn springt van boom tot boom.
Ef oto sgre ja mârgs.De auto slingert van berm tot berm.
ef Zûmbara-tjek ja terratsde sleur van dag tot dag
ja zurtarrs1van uur tot uur; er gaat geen uur voorbij of
ja seldarrs1van seconde tot seconde; er gaat geen seconde voorbij of
Ja zurtarrs ef krûgters zefe hôskâf.2
Er gaat geen uur voorbij of er belt een voddenman aan;
Elk uur belt er wel een voddenman [bij ons] aan.

Zodra een lidwoord toegevoegd wordt krijgt ja zijn oorspronkelijke betekenis weer terug:

ja ef vildulstussen de bomen
ja ef sértstussen de huizen
ja eft mârg ur eft krurtussen een berm en een muur

Let ook op de volgende idiomatische eigenaardigheden:

ja ef terratselke nacht   (lett. "tussen de dagen")
ja ef kÿlselke dag   (lett. "tussen de nachten")

1Dit is een van de weinige gevallen dat uitdrukkingen van tijdsduur met het suffix -arr een meervoudsuitgang krijgen. Zie verder § 31.20.


2Als iets precies elk uur gebeurt, wordt dit uitgedrukt met jadâk zurtarr (elk uur):

Jadâk zurtarr ef tobamicoÿ kuramerre eft liftkar hôjô.
Van uur tot uur (elk uur) speelt het carillon een oud volkswijsje.

31.9

Ook in de volgende uitdrukkingen wijkt het getal af: we zouden een meervoudsvorm verwachten:

Do hanntele lef deff fe ur bliynt eit.
Hij handelt zonder na te denken, roekeloos.
(lett. "hij handelt met doof oor en blind oog")

Eup farte tjâg ef hent ur ubere tjâg ef tiffug.
Zij is een warhoofd, verstrooid.
(lett. "zij loopt met haar hand en grijpt met haar voet")

In de uitdrukking jûmpre sért (het huis verlaten (met de bedoeling om niet meer terug te keren)) staat sért altijd in het enkelvoud, ook al is er sprake van meer personen die elk hun eigen huis verlaten. Vergelijk dit met de regel van § 31.12. Vergelijk:

a.Ef meraters jûmpre sért.De mannen verlaten hun huis.
b.Ef meraters jûmpre sener mebare-sÿrt.De mannen verlaten hun geboorteplaats.
c.Ef meraters jûmpre sener mebare-sÿrts.De mannen verlaten hun geboorteplaats[en].

In b. wordt expliciet uitgedrukt dat er sprake is van één geboorteplaats waar al deze mannen zijn geboren. In c. is elke man ergens anders geboren (hoewel sommigen natuurlijk ook in dezelfde plaats geboren kunnen zijn).

31.10

De ontkenning nÿf (geen) eist altijd een meervoudig subst.1:

Nÿf ferdus melde fes ef kokmit.Er staan geen stoelen in de keuken.
OF  Er staat geen stoel in de keuken.
(maar bijv. alleen enkele banken of één bank)
Lerdu lelperre nÿf otos.Lerdu heeft geen auto.  (maar wel een bromfiets)

Meer over het gebruik van nÿf is te vinden in § 151.59–74.


1Stoff.subst.n blijven natuurlijk in het enkelvoud:

Nÿf knurfel melde fes ef amâr.Er zit geen water in de emmer.

31.11   ad § 31.5   c. Samengestelde substantieven

In samenstellingen staan de sub-elementen altijd in het enkelvoud:

biy-korfebijenkorfmimpitlotboekenkast
huldu-albifankersengeleicofðiymipsprookjesboek

Op deze regel zijn echter 3 uitzonderingen, maar dat is reeds besproken in § 21.17.

31.12   ad § 31.5   d. Onderlinge relaties tussen substantieven

Binnen een zin is de meervoudsvorm noodzakelijk bij substantieven die op de een of andere manier gerelateerd zijn aan een ander meervoudig substantief. Dit kan met de volgende 11 voorbeelden (§ 31.12–15) verduidelijkt worden:

(1)Ef stûdents trempe eft mimpit.De studenten lezen een boek.
(2)Ef stûdents trempe mimpits.De studenten lezen boeken.
(3)Ef stûdents trempe goe mimpits.De studenten lezen [elk] een boek.

In (1) is sprake van een aantal studenten en één boek: alle studenten zitten dus met elkaar dat ene boek te lezen; in (2) is sprake van een aantal studenten en een aantal boeken: elke student heeft dus een of meer boeken voor zichzelf (en eventueel doen sommige studenten samen met een of meer boeken, want het aantal boeken kan minder zijn dan het aantal studenten). In (3) zijn er precies evenveel boeken als studenten en elke student heeft dus één boek voor zichzelf. Dit wordt uitgedrukt met het onbepaalde lidwoord goe dat altijd voor een meervoudig substantief verschijnt (zie ook § 50.43).

31.13

(4)Kost fâr chats pónze goe keša trunns, fara óps zerfe eft vogily.
 Mijn vier katten krijgen een dikke staart als ze een vogel zien.

(5)Kost fâr chats pónze eft jûfâch-menk, fara gress zlÿsavy óps.
 Mijn vier katten krijgen een blik zalm, als ik ze wil verwennen.

In (4) is sprake van vier katten die elk een dikke staart krijgen, er zijn dus ook vier dikke staarten. Dat er sprake is van "één staart per kat" wordt weer uitgedrukt met goe. In (5) is sprake van één blik zalm dat ze met hun vieren moeten delen.

31.14

(6)Tek ur Piga lelperre goe puccs kaf ef essa.
 Tek en Piga hebben een pukkel op hun kin.
(7)Tek ur Piga lelperre eft pucc kaf ef essa.   (idem)

In (6) en (7) staat és (kin) in het meervoud (onregelmatig meervoud essa) omdat er uiteraard sprake is van meer dan één kin (nl. Tek's kin en Piga's kin). Het is correct dat in (6) ook pucc (pukkel) in het meervoud staat en door goe gemarkeerd is: er is immers sprake van "één pukkel per kin/persoon". Maar ook (7) wordt als correct beschouwd want als het meervoud van és reeds uitdrukt dat Tek en Piga elk een eigen kin hebben, betekent dit impliciet dat het daaraan ondergeschikte pucc óók een distributie "per individu" heeft.
Let ten slotte op het verschil tussen (6) en (7) enerzijds, en (8) anderzijds:

(8)Tek ur Piga lelperre puccs kaf ef essa.Tek en Piga hebben pukkels op hun kin.

Er is nu sprake van twee kinnen die elk meer dan één pukkel hebben.

31.15

(9)Ef efantys oimetere sener sienturer musts.
 De kinderen trekken de schoenen van hun moeder aan.

(10)Ef efantys oimetere sener sienturser musts.
 De kinderen trekken de schoenen van hun moeders aan.

In (9) is sprake van één moeder die verscheidene kinderen heeft. Zin (10) drukt twee verschillende situaties uit:

  1. er zijn evenveel moeders als kinderen (en elke moeder heeft één kind), of
  2. er zijn minder moeders dan kinderen en één of meer moeders bezitten meer dan één kind.

Deze ambiguïteit is onvermijdelijk, tenzij het bezittelijk voornaamwoord vervangen wordt door goe:

(11)Ef efantys oimetere goe sienturser musts.

Nu is alleen interpretatie i. mogelijk.

31.16

In sommige constructies is de meervoudsvorm niet nodig, ook al is het ene substantief gerelateerd aan een ander meervoudig substantief (of aan meer dan één andere entiteit). Vergelijk:

(1)Jân ur Elsa larde sener bjefflâps.Jân en Elsa eten [elk] hun biefstuk.1
(2)Jân ur Elsa larde wâlke bjefflâp.Jân en Elsa eten elkaars biefstuk.
(= J. eet E.'s biefstuk, en E. eet J.'s biefstuk)

In (2) drukt wâlke (elkaars = 2 stuks) reeds uit dat er niet van één gemeenschappelijke biefstuk sprake kan zijn. Vergelijk ook:

(3)Jân ur Elsa larde wâlkiys bjefflâps.Jân en Elsa eten elkaars biefstukken.

In (3) wordt uitgedrukt dat Jân en Elsa elk meer dan één biefstuk op hun bord hebben.
Analoog aan wâlke (wâlkiys) is hédiyc (hédecs), zie Blok 52.11.


1Omdat sener (hun) het gebruik van goe verhindert, kan deze zin ook betekenen: 'Jân en Elsa eten elk hun biefstukken'. Vergelijk ook de ambiguïteit in § 31.15, voorbeeld (10).

31.17

Ook in de volgende constructies kan de meervoudsvorm (met goe) achterwege blijven:

(1)Râx ur Quny kette eft mimpit ón wâlkân.Râx en Quny geven een boek aan elkaar.
(2)Óps sena byte kaf ef basc.Ze slaan zich op de borst.
(3)Biyx ur Tyrr farte kaf ef mirra.Biyx en Tyrr lopen op straat.
(4)Petriy ur gress pliyfone cafer.Petriy en ik drinken koffie.
(5)Kirro larde tjokâs.1Wij eten brood.

De wederkerigheid die in (1) met wâlkân wordt uitgedrukt, impliceert dat er sprake is van twee boeken (dat het om één boek zou gaan dat eerst door Râx aan Quny wordt gegeven, en dan weer door Quny aan Râx, is niet plausibel). Hier geldt dezelfde redenatie als in § 31.16 voorbeeld (2). Analoog aan wâlkân is hédân (elkaar = meer dan 2). Zie Blok 72.39.
Het wederkerende sena (zich) in (2) impliceert evenals wâlkân in (1) dat het enkelvoudige substantief als meervoud geïnterpreteerd moet worden: er zijn dus evenveel borsten als personen die erop slaan.
In (3) moet kaf ef mirra (op straat) als een idiomatische uitdrukking opgevat worden. Zo'n uitdrukking is onveranderlijk en heeft het karakter van een plaatsbepalend additief, te vergelijken met tehaste (op straat) of kusami (hier). Zie ook § 41.25 en § 50.26. Het is dus niet nodig om (3) zo te interpreteren dat Biyx en Tyrr samen op dezelfde straat lopen. Vergelijk dit met (6):

(6)Biyx ur Tyrr farte kaf ef zillepip.Biyx en Tyrr lopen op het dak.

Omdat kaf ef zillepip géén idiomatische uitdrukking is, kan (6) niet anders opgevat worden dan dat Biyx en Tyrr samen op hetzelfde dak lopen. Lopen ze "ieder op hun eigen dak", dan moet dit uitgedrukt worden als in (7):

(7)Biyx ur Tyrr farte kaf ef zillepips.2Biyx en Tyrr lopen op het dak.

In (4) en (5) zijn cafer en tjokâs stoff.subst.n. Deze kennen geen meervoudsvorm en kunnen niet geïnterpreteerd worden als "één koffie/brood per persoon".


1Vergelijk: Kirro larde goe tjokâsz (Wij eten elk een brood). Nu fungeert tjokâs als een concr.subst.


2Deze zin kan ook betekenen dat Biyx en Tyrr samen op meerdere daken lopen.

31.18

Als er een algemeen geldende bewering (gewoonte, eigenschap) over een groep van dezelfde entiteiten gedaan wordt, dan is het meervoud verplicht, eventueel samen met het lidwoord goe:

Goe forsz wekke ur goe ojels hue.
Kikkers kwaken en uilen roepen.  OF  De kikker kwaakt en de uil roept.

Goe ÿrôms rifo âpips mâltefiye fes goe hupster sÿrts.
Het werk van de politieagent is lastig in de grote stad.

Goe otos melde [goe] poire-jakâm-neflifados gabanolacs.1
De auto is een milieuonvriendelijk vervoermiddel.

Frópjÿ ef interhor-chaquindôsta stus gretât bent eft 2.
Voor een interlokaal gesprek (interlokale gesprekken) dient men
eerst een 2 te kiezen.

1Het eerste goe is nodig vanwege de algemeen geldende bewering; het tweede goe komt voort uit de regel van § 31.12: het meervoudige otos is gerelateerd aan het meervoudige gabanolacs. In § 50.44 wordt besproken waarom het tweede goe weggelaten mag worden.

31.19   ad § 31.1   C. Maten, gewichten en tijdseenheden

Maten, gewichten en tijdseenheden krijgen na telwoorden altijd een meervoudsvorm (uitzonderingen zijn 0, 1, 5, 7, 14, 36, en breuken minder dan 1 – zie § 31.6–7). Zie ook de volgende paragraaf voor de uitzonderingen. Bijvoorbeeld:

ten liters helttwee liter melk
erg-hent zempersnegentien jaar
lÿn sentimeterself centimeter
sers hâjes1zes hâje

Ef melde ér zurt, âke mits ur tesen seldes.
Het is acht minuten en twaalf seconden over één.
(lett. "het is één uur, acht minuten en twaalf seconden")

Zie ook § 170.40. Voor klokkijken, zie § 171.44.


11 hâje = 3,48 mm (oude Spokanische maat).

31.20

Uitzondering 1: zurt (uur), prosent, ri'pérsa (procent) en promil, ri'main-pérsa (promille) krijgen nooit een meervoud:

Ef melde fâr zurt, fâr mits ur fâr seldes.
Het is vier minuten en vier seconden over vier.
(lett. "het is vier uur, vier minuten en vier seconden")

Ef melde nyn zurt ur lÿn [mits].
Het is elf over negen.   (lett. "het is negen uur en elf [minuten]")

Kirro pónze 8 prosent/ri'pérsa oibâniy.
We krijgen 8 procent korting.

Uitzondering 2: namen van munteenheden mogen zowel in het enkel- als in het meervoud (tenzij het telwoord altijd het enkelvoud verlangt):

dur gûldre = dur gûldresdrie gulden
erg-dur euro = erg-dur euroszeventien euro
main herco = main hercostien herco
sers tóftos = sers tóftoszzes tóftos

Ef melde dur herco ur erg-ér [tóftos]. =
= Ef melde dur hercos ur erg-ér [tóftosz].1
Het kost drie herco en vijftien tóftos.

Vergelijk:

main herco-drurstien herco's (tien munten van een herco)
dur euro-drursdrie euro's (drie munten van een euro)
âke sent-drursacht centen (acht munten van een cent)
fâr dollar-jejisvier dollars = dollarbiljetten

Zie ook § 170.39.

Uitzondering 3: woorden die een tijdsduur (geen tijdseenheid) aangeven kennen geen meervoudsvorm; zij eindigen alle op -arr:

Ef treno melde 4 mitarr kiygt.De trein is 4 minuten te laat.
Ef omâstây zurrere ten zurtarr ur rân-nyn seldarr.De film duurt twee uur (uren) en vijfenveertig seconden.
Eft kirt lóf main cretarr.2Een lichtflits van tien cretarr.

Zie ook § 31.8 en § 171.3.


1De consequentie vereist dat we in één bedrag beide munteenheden óf in het enkelvoud óf in het meervoud zetten. Als het woord herco[s] genoemd is mag daarna tóftos[z] weggelaten worden.


2Voor wetenschappelijke doeleinden is de seconde (seldarr) nog verder onderverdeeld, namelijk: 1 pontarr = 1/60 seconde, en 1 cretarr = 1/60 pontarr = 1/3600 seconde.

31.21   ad § 31.1   D. Abstracte substantieven

Bij abstr.subst.n gelden dezelfde regels voor het gebruik van meervoudsvormen als bij concr.subst.n. We zullen dit met 7 voorbeelden illustreren.
Vergelijk allereerst:

(1)Ef rifiys stjece goe hupster overšiys armt ef kinets.
 De nonnen tonen veel medelijden met de zieken.

(2)® Ef rifiys stjece ef hupster overšiy armt ef kinets.
 (lett. "de nonnen tonen alle hetzelfde grote medelijden met de zieken")

Alleen (1) is acceptabel; zin (2) is in het Spokaans semantische onzin, omdat we "medelijden" niet kunnen zien als een zelfstandig voorkomende entiteit die door verschillende personen getoond kan worden, zoals dat bijvoorbeeld bij een boeket bloemen het geval is. Vergelijk (2) met:

(3)Ef rifiys šove ef hupster huron-mûsoll ón ef kinets.1
 De nonnen tonen het grote boeket aan de zieken.

1Merk op dat in dit concrete geval van "tonen" een ander werkwoord gebruikt wordt: šove flaju ón rast (iemand iets (= een voorwerp) tonen), tegenover stjece flaju armt rast (iets (= gevoelens) tonen aan iemand).

31.22

In (4) is een meervoud noodzakelijk, omdat elke soldaat "zijn eigen wanhoop voelt":

(4)Ef cho'atôs rifo ef ôrešys melde nert vro'eg'kurre.
 De wanhoop van de soldaten is onbeschrijflijk.

Let op het subtiele verschil tussen (5) en (6):

(5)Ef frint ur ef frinta stjece pert rovretos.
 De vriend en de vriendin tonen veel liefde [voor elkaar].

(6)Ef frint ur ef frinta stjece pert rovretosz.
 De vriend en de vriendin tonen veel liefde. (eventueel voor een ander)

Het enkelvoudige rovretos in (5) impliceert één gemeenschappelijke liefde die de vriend en vriendin delen (voor elkaar tonen); in (6) hebben beiden hun eigen gevoelens van liefde en het is niet per se noodzakelijk dat die voor elkaar bestemd zijn.
Ten slotte, in (7) is sprake van een algemeen geldende bewering (een spreekwoord):

(7)Goe zels nert qugle ef lirdes.Hartstocht geeft geen rust.

31.23

Bij veel abstr.subst.n is de meervoudsvorm gelijk aan de enkelvoudsvorm (§ 30.40). Dat we in de volgende zinnen met een meervoud te doen hebben, blijkt uit kâs en goe (beide gemarkeerd voor meervoud):

Ef huts styne kâs gravermv rifo sener rexuiy.1
De ambtenaren zien die/deze ernst van hun nalatigheid in.

Tesse ur Zita melde fes ef publiyc frópjÿ goe hupster jésleniymv .
Tesse en Zita staan bekend om [hun] grote eerzucht.

1Aan sener rexuiy (hun nalatigheid) is niet te zien of het enkel- dan wel meervoudig is, maar het zal duidelijk zijn dat het in deze zin in het meervoud staat (want elke ambtenaar ziet de ernst van zijn "eigen" nalatigheid in). Zou graver (ernst) in het enkelvoud gestaan hebben, dan was er sprake van de ernst van één nalatigheid, oftewel: de ambtenaren zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor één vorm van nalatigheid.
De meervoudsvorm kan zichtbaar gemaakt worden als een additief toegevoegd wordt dat een meervoudsmarkering (zie § 42.2) vereist:

Ef huts styne kâs graver rifo sener pentaliyn rexuiy.
De ambtenaren zien die ernst van hun fatale nalatigheid in.

31.24

In een aantal idiomatische uitdrukkingen wordt de meervoudsvorm van een abstr.subst. gebruikt terwijl er een enkelvoud bedoeld wordt. Bijvoorbeeld:

Ef wefots nert melde ef oppers.1Het westen is geen oosten.
(wordt tegen iemand gezegd die op een domme manier twee zaken of namen met elkaar verwart)
Rovretosz qugle bliynt.1Liefde maakt blind.
Ef crulabosz vende mip ef eits rifo
Moffain.
Moffain verliest de realiteit uit het oog.
(lett. "de realiteiten gaan uit de ogen van Moffain")

1Deze twee spreekwoorden kunnen ook beschouwd worden als "algemeen geldende beweringen". Dan kan de meervoudsvorm verklaard worden volgens de regel in § 31.18.

31.25   ad § 31.1   E. Intern vs. extern meervoud

In sommige gevallen is het noodzakelijk om onderscheid te maken tussen:

  1. een intern meervoud
  2. een extern meervoud

Met name bij de meervoudsvorming van additieven (Hoofdstuk 42) is dit onderscheid relevant.

31.26   ad § 31.25   a. Intern meervoud

Van een intern meervoud is sprake bij:

  1. Alle substantieven die d.m.v. een affix, vocaalwisseling, reduplicatie of anderszins een gemarkeerde meervoudsvorm hebben (zoals besproken in Hoofdstuk 30).
  2. Alle abstr.subst.n waarvan het meervoud dezelfde vorm heeft als het enkelvoud, en die in een meervoudige betekenis gebruikt worden (zie § 30.40).
  3. Alle substantieven die weliswaar in het enkelvoud staan, maar voorafgegaan worden door een telwoord groter dan 1 (ef hent boert (de vijf koeien)); zie ook § 170.36.1
  4. Alle stoff.subst.n (die geen gemarkeerde meervoudsvorm kennen); zie § 20.8.
  5. Alle substantiefvervangende voornaamwoorden die aan meer dan één entiteit refereren (zoals kirro (wij); crados (allen)).
  6. Sommige eigennamen die d.m.v. nevenschikking tot één constituent zijn samengevoegd en traditioneel gezien bij elkaar horen (zoals Romee ur Juliy; Pejo ur Pano; Vyriy, Cana ur Lâc; Ka'in ur Abel; Adâm ur Eva). Zie ook de volgende paragraaf.
  7. Alle predicaten in zinnen waarvan de zinskern een intern meervoud vertoont volgens de gevallen (1) t/m (6) hierboven. De zinskern van een zin is (i) het subject in een actieve zin; (ii) het object in een objectpassieve zin of (iii) de echo in een echopassieve zin (zie § 90.3).

1Substantieven op -arr die een tijdsduur aangeven en derhalve geen meervoudsvorm kennen, hebben evenmin een intern meervoud:

Ef omâstây zurrere dur zurtarr.De film duurt drie uur.

Zie ook § 31.20.


31.27   ad § 31.25   b. Extern meervoud

Van een extern meervoud is sprake als twee of meer substantieven, zelfstandige voornaamwoorden of eigennamen door nevenschikking tot één constituent samengevoegd zijn. De verschillende substantieven, voornaamwoorden of eigennamen kunnen elk een enkelvoudige vorm hebben (naar één entiteit verwijzen), maar de gehele constituent verwijst naar meer dan één entiteit. Enkele nevengeschikte eigennamen die traditioneel bij elkaar horen, worden meestal als een intern meervoudige constituent beschouwd. Vergelijk:

Substantieven
enkelvoudigef chatde kat
intern mv.ef chatsde katten
extern mv.ef chat ur hurtde kat en [de] hond
 ef chats ur hurtde katten en de hond
 ef chat ur hurtsde kat en de honden
 ef chats ur hurtsde katten en honden

Voornaamwoorden
enkelvoudiggress – tu – jadâkik – jij – iedereen
intern mv.kirro – tu – cradoswij – jullie – allemaal; allen
extern mv.tu ur gressjij/jullie en ik
 crados oft minkersallemaal of sommigen
 tôje kirro frân donoch wij noch hij

Eigennamen
enkelvoudigMyla – Javlân – Elsa 
intern mv.Romee ur JulyRomeo en Julia1
 Vyriy, Cana ur Lâc2 
 Moffain ur Lerdu3 
extern mv.Moffain ur Lerdu4 
 Myla oft gressMyla of ik
 Jân lef sener sourJân met zijn zuster
 cÿr Javlân is ópszowel Javlân als zij

Voor een verdere behandeling van de nevenschikking wordt verwezen naar Hoofdstuk 120. Een extern meervoudige zinskern eist een extern meervoudig predicaat. Vergelijk ook § 31.26 punt 7.


1Voor zover de twee geliefden in Shakespeares drama bedoeld worden.


2Voor zover de drie plaaggodinnen uit de Ergemip bedoeld worden.


3Voor zover de twee onafscheidelijke schoolvriendjes uit het beroemde kinderboek Ef Efanty-wuma (Het Kinderwoud) van Basyll Irjen bedoeld worden.


4Als er twee willekeurige jongens met deze namen bedoeld worden.

TOP
<< Hoofdstuk 30 | Hoofdstuk 40 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands