Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 71 | Hoofdstuk 73 >>
7. Substantiefvervangende voornaamwoorden

72. Wederkerende en wederkerige voornaamwoorden


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Wederkerende (reflexieve) voornaamwoorden
  2. Wederkerige (reciproke) voornaamwoorden

Blokken:


72.1

In dit hoofdstuk komen aan de orde:

  1. wederkerende (reflexieve) voornaamwoorden (wed.vnw.; vanaf § 72.2)
  2. wederkerige (reciproke) voornaamwoorden (wig.vnw.; vanaf § 72.38)

72.2   ad § 72.1   A. Wederkerende voornaamwoorden

Het Spokaans kent ACTIEVE en PASSIEVE wed.vnw.n. Van de actieve bestaat een resultatieve afleiding. Bij wed.vnw.n wordt zo goed als geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende personen, geslachten en categorieën. Alleen voor een abstract (en soms voor een concreet onbezield oftewel zakelijk) antecedent bestaat een aparte vorm. Het een en ander blijkt uit Blok 72.3. Als het antecedent STOFFELIJK is, kan er zowel een enkelvoudig als een meervoudig wed.vnw. gebruikt worden.

72.3

In het volgende blok zijn alle wed.vnw.n opgenomen. De vormen sen, sena en efa kennen ook een resultatief. Een ê geeft aan dat dit een paragogische e is, uitgesproken als [ê], waarbij de onmiddellijk hieraan voorafgaande vocaal verlengd wordt (dus efae wordt uitgesproken als [efa:wê], zie ook § 61.11–12).

Wederkerende voornaamwoorden
persoon actief
wed.vnw.
resultatieve
afleiding
passief
wed.vnw.
enkelvoud
1
2
 
3
 
 
 
 
 
 
fam.
bel.
C
 
 
 
S
A + SC
 
 
 
mn.
vr.
nt.
zk.
 
 
|
|
|
| sen
|
|
frart; sen
sen[a]
efa
|
|
|
| senne
|
|
|
senne; senaê  
efaê
|
|
|
|
| prap
|
|
|
|
meervoud
1
2
 
3
 
 
 
 
 
 
fam.
bel.
C
 
 
 
S
A + SC
 
 
 
mn.
vr.
nt.
zk.
 
 
|
|
|
| sena
|
|
|
sen[a]
efa
|
|
|
| senaê
|
|
|
senne; senaê
efaê
|
|
|
|
| prap
|
|
|
|

72.3a

Wed.vnw.n kunnen op verschillende plaatsen in een zin verschijnen:

  1. onmiddellijk achter de zinskern
  2. vóór het predicaat
  3. onmiddellijk achter het predicaat

72.3b   ad § 72.3a   1. Wed.vnw. onmiddellijk achter de zinskern

Het wed.vnw. onmiddellijk achter de zinskern is de standaardpositie die in het algemeen geldt, zowel in zinnen met de neutrale volgorde (zinskern vóór het predicaat), met de definitieve volgorde (kern en object vóór het predicaat) als met de toekomende volgorde (predicaat geheel vooraan). Voorbeelden:

(1)Elsa sen lukte.Elsa wast zich.
(2)Kirro sena panôzjece vilt arfinos.Wij verheugen ons in jouw komst.
(3)Groft splônjosz prap na'ôfelije pai kirro.In zijn bedoelingen vergissen we ons.
(lett. "... wordt door ons onszelf vergist")
(4)Kirro sena vilt arfinos panôzjece.Wij hebben ons in jouw komst verheugd.
(5)Panôzjece kirro sena vilt arfinos.Wij zullen ons in jouw komst verheugen.
(6)Lukte Elsa sen.Elsa zal zich wassen.

Merk op dat de Nederlandse equivalenten in (2)–(5) geen object kennen, maar een voorzetselbepaling (in jouw komst, resp. in zijn bedoelingen). In zin (3) refereert prap aan het subject kirro, maar het staat wel achter de zinskern groft splônjosz, die optreedt als het object van een passieve zin. Zie voor dergelijke constructies § 72.25.

72.3c   ad § 72.3a   2. Wed.vnw. vóór het predicaat

Het wed.vnw. kan ook vóór het predicaat staan.1 Vergelijk (1)–(6) uit de vorige paragraaf met:

(1′)Elsa sen lukte.Elsa wast zich.
(2′)Kirro sena panôzjece vilt arfinos.Wij verheugen ons in jouw komst.
(3′)Groft splônjosz prap na'ôfelije pai kirro.In zijn bedoelingen vergissen we ons.
(lett. "... wordt door ons onszelf vergist")
(4′)Kirro vilt arfinos sena panôzjece.Wij hebben ons in jouw komst verheugd.
(5′)? Sena panôzjece kirro vilt arfinos.Wij zullen ons in jouw komst verheugen.
(6′)? Sen lukte Elsa.Elsa zal zich wassen.

De zinnen (1′)–(3′) zijn identiek aan (1)–(3), omdat hier de positie "achter de kern" samenvalt met de positie "voor het predicaat". In de toekomende tijd (met het predicaat geheel vooraan) is de positie van het wed.vnw. vóór het predicaat niet erg gebruikelijk. De zinnen (5′) en (6′) zijn dan ook met ? gemarkeerd.
De varianten (3) en (3′) zijn beide correct Spokaans, evenals de varianten (4) en (4′). Maar velen hebben bij dergelijke zinnen een duidelijke voorkeur voor hetzij het wed.vnw. direct achter de zinskern, hetzij vóór het predicaat. Er zijn ook regionale verschillen. De variant met het wed.vnw. direct achter de zinskern wordt vaak aangetroffen in de standaardtaal op Berref, terwijl de overige eilanden de voorkeur geven aan de variant met het wed.vnw. voor het predicaat.


1In dit verband kan opgemerkt worden dat het wed.vnw. ook vóór een teg.dw. of volt.dw. komt:

ef sen luktelira mosjeusde zich wassende vrouw
ef sena luktor meratersde mannen die zich gewassen hebben
ef efa colafeselira âstiemzosde voortdurende tegenstand
(lett. "de zich voortzettende tegenstand")

72.3d

Indien ervoor gekozen wordt om het wed.vnw. vóór het predicaat te plaatsen, komt het wed.vnw. tevens vóór alle andere woorden die bij het predicaat horen (zoals de ontkenning nert of een determinant).1 Bijvoorbeeld:

(1)Kirro sena nert ma luktecos, ef knurflâftos meltilóme cryrt.We kunnen ons niet wassen, omdat de waterleiding bevroren is.
(2)Kirro vilt arfinos sena brâ panôzjece, kirro tu nert zerfilóme lóf liyrs.Wij hebben ons in jouw komst verheugd, want we hebben jou al lang niet gezien.
(3)? Sen nert kurre beri armtgre do teâk mikar oto.2Hij zal zich zo'n dure auto niet kunnen veroorloven.

Zin (1) kan ook zo geïnterpreteerd worden dat sena direct achter de zinskern kirro is geplaatst.


1In § 133.100 en § 151.7 worden ezelsbruggetjes gegeven om de volgorde van de elementen die vóór een predicaat kunnen staan, te onthouden.


2Correcter is Nert kurre beri armtgre do sen teâk mikar oto.

72.3e   ad § 72.3a   3. Wed.vnw. onmiddellijk achter het predicaat

Bij een toekomende inversie, dus als het predicaat geheel vooraan de zin staat, kan het wed.vnw. soms onmiddellijk áchter het predicaat staan, vergelijk:

(1)a.Sÿrte ef šÿrtycor tâx-nâs-zerfos sen ort ef achômm rifo ef plastros.
  plaatsen de voorgestelde belastingherziening zich voor het voordeel van de middenstand
 b.Sÿrte sen ef šÿrtycor tâx-nâs-zerfos ort ef achômm rifo ef plastros.
 De voorgestelde belastingherziening zal voor de middenstand voordelig uitpakken.

We kunnen (1b) beschouwen als een variant van (1a), waarbij sen naar links is verschoven, of juister: waarbij het onderstreepte subject naar rechts is verschoven, oftewel onderhevig is aan rechtse dislocatie, een verschijnsel dat zich kan voordoen bij relatief "zware" constituenten die in veel gevallen liever ná een lichtere constituent worden geplaatst. Zie hiervoor ook § 93.78–81 en § 141.117. Deze vorm van rechtse dislocatie komt met name voor in ambtelijk taalgebruik. In minder formele taal zal de voorkeur gegeven worden aan een wed.vnw. onmiddellijk achter de zinskern, zoals in (1a).
Is de zinskern niet meer dan bijvoorbeeld een pers.vnw. (dus "licht"), dan is rechtse dislocatie niet correct; vergelijk de onderstreepte zinskernen in (1) met de onderstreepte kernen in:

(2)b.Sÿrte ef sen ort ef achômm rifo ef plastros.
 c.? Sÿrte sen ef ort ef achômm rifo ef plastros.
 Het zal voor de middenstand voordelig uitpakken.

72.4

Het Spokaans kent veel werkwoorden die altijd een wed.vnw. eisen. Dit worden de inherent wederkerende werkwoorden (wed.werkw.n) genoemd; zij kunnen zowel transitief als intransitief zijn. De Nederlandse equivalenten zijn alle intransitief en hebben dus een voorzetselbepaling in plaats van een object. Bovendien zijn diverse Nederlandse equivalenten in tegenstelling tot de Spokaanse vormen niet wederkerend.
Bij de volgende voorbeelden van inherent wed.werkw.n betekent ×: transitief. Merk op dat 'zich' vertaald wordt door het passieve wed.vnw. prap. Dit is gebruikelijk bij infinitieven (en de zg. woordenboekvorm; zie ook § 72.29).

prap fesoume luftzich overgeven aan
prap gre-zléfvastlopen (v. rem, schroef)
prap kafabarite ×zich vergewissen van
prap kanase armtdeel uitmaken van
prap ljomge ×zich toewijden aan
prap na'ôfe ×zich vergissen in
prap ocÿrmezich gedragen
prap otrefare ×zich verzetten tegen
prap panôzjece ×zich verheugen in
prap sôlisitere tukstsolliciteren naar
prap taffe rifozich bemoeien met
prap tejône fesverknocht zijn aan
prap wâfersencezich bevinden
prap ynt-pôrpewatertanden

72.5

Enkele toepassingen:

Ef pramsz sena gra-zléf.De remmen zijn vastgelopen.
Ef kâmpaliy frart/sen kanase armt eft hupster zirrot-sentrym.De camping maakt deel uit van een groot vakantie-centrum.
Kirro sena do na'ôfe.1We hebben ons in hem vergist.
Tu sen ocÿrme tildâ.Je gedraagt je slecht.
Gress sen groft obléskrosz nert otrefare.1Ik heb me niet tegen zijn opvattingen verzet.
Panôzjece eup sen vilt arfinos.2Ze zal zich in jouw komst verheugen.
Mariy ur Elsa sena taffe rifo kost ÿrôm.Mariy en Elsa bemoeien zich met mijn werk.
Ef Bribâbof-korda frart/sen wâfersence ber Hirdo.De Bribâbof-kerk bevindt zich in Hirdo.

In deze voorbeelden staat het wed.vnw. onmiddellijk achter de zinskern, die in deze gevallen telkens het subject is waarmee het wed.vnw. corefereert. In § 72.25 zal blijken dat ook het passieve wed.vnw. onmiddellijk achter de zinskern komt, hoewel deze kern dan het object is, waarmee het wed.vnw. dan juist niet corefereert.


1Do ([in] hem) en groft obléskrosz (zijn opvattingen) zijn de objecten en staan vóór het predicaat om de definitieve tijd uit te drukken (§ 90.4).


2De zinskern eup (en dus ook sen) staat áchter het predicaat om een toekomende tijd uit te drukken (§ 90.4).

72.6

Bij niet-inherent wed.werkw.n vervangt een wed.vnw. het object, als dit object corefereert met het subject. Vergelijk:

a.Óps lukte eup.Zij wassen haar.
b.Óps sena lukte.Ze wassen zich[zelf].

a.Ef koifur râše vita ef meraters.De kapper scheert de mannen snel.
b.Ef koifur sen râše vita.De kapper scheert zich snel.

a.Ef pilot rozjepe ef plano.De piloot bestuurt het vliegtuig.
b.Ef plano frart/sen rozjepe.Het vliegtuig bestuurt zichzelf.

a.Gress tu nert invóbe.1Ik heb jou niet uitgenodigd.
b.Gress sen nert invóba.2Ik heb mezelf niet uitgenodigd.

1Het object tu staat vóór het predicaat en drukt aldus een definitieve tijd uit.


2Omdat sen geen object is, drukt het in de positie vóór het predicaat (of liever gezegd: direct achter de zinskern) ook geen definitieve tijd uit. Vandaar dat hier het suffix -a gekozen is om de definitieve tijd aan te geven.

72.7

Veel transitieve werkwoorden kunnen ook intransitief gebruikt worden, zodanig dat er een ergatieve relatie ontstaat tussen de transitieve en intransitieve variant. Dit betekent dat het object bij het trans.werkw. nu subject bij het intrans.werkw. wordt. In het Spokaans is deze intransitieve variant altijd wederkerend. Vergelijk:

a.Do knocire ef fijânta.Hij roostert het vlees.
b.Ef fijânta sen knocire.Het vlees roostert.

a.Elsa tjonde ef knurfel.Elsa kookt het water.
b.Ef knurfel sen tjonde.Het water kookt.

a.Petriy piylase ef kornin.Petriy scheurt het papier.
b.Ef kornin sen piylase.Het papier scheurt.

a.Kirro gyre ef argerat.Wij openen de deur.
b.Ef argerat sen gyre.De deur gaat open/opent zich.

Voor al deze werkwoorden geldt dat zij primair transitief zijn. De transitiviteit wordt als het ware opgeheven (zij worden gedetransitiviseerd) door de toevoeging van een wed.vnw.

72.8

Er zijn ook werkwoorden die primair transitief en intransitief zijn. Deze hoeven bij een ergatieve relatie niet gedetransitiviseerd te worden, zodat een wed.vnw. achterwege kan blijven. Bijvoorbeeld:

a.Gress gre ef trôchâ.Ik draai het wiel rond.
b.Ef trôchâ gre.Het wiel draait.

a.Tek tasse ef vasa.Tek laat de vaas vallen.
b.Ef vasa tasse.De vaas valt.

72.9

Bovendien kennen veel trans.werkw.n een intransitief equivalent. In dat geval is detransitivering van het trans.werkw. evenmin noodzakelijk. Vergelijk:

a.Gress lâgyne ef fijânta.Ik braad het vlees.
b.Ef fijânta gyne.Het vlees braadt.

a.Do tylpe ef gumbâl kura ef mirra.Hij rolt de bal over straat.
b.Ef gumbâl rôle kura ef mirra.De bal rolt over straat.

a.Tek tânpe ef vasa.Tek laat de vaas vallen.
b.Ef vasa tasse.De vaas valt.

Maar hiermee hebben we het onderwerp "wed.vnw.n" verlaten en zijn we bij de stof van Hoofdstuk 80 (verbale categorieën) aangeland.

72.10

Soms kent het Spokaans een apart werkwoord voor het geval dat subject en object coreferentieel zijn. Dergelijke werkwoorden zijn uit semantisch oogpunt wederkerend, maar dit wordt niet uitgedrukt in de oppervlaktestructuur. Zij worden wel intrinsiek wed.werkw.n genoemd. In a. staat een intrinsiek wed.werkw. en in b. een equivalent waarbij subject en object niet-coreferentieel zijn:

a.Do nert elleritavy.Hij wil zich niet verontschuldigen.
b.Do nert idejotavy gress.Hij wil mij niet verontschuldigen.

a.Kirro pârule tnefer furt ef cârnval.We dossen ons vreemd uit voor het carnaval.
b.Eup kâle sener belt-waler lo tnefer.Ze dost haar zoontje vreemd uit.

72.11

De trans.werkw.n in b. hierboven kunnen ook wederkerend gebruikt worden, zodanig dat zij synoniem worden met de werkwoorden uit a.:

a′.Do sen nert idejotavy.Hij wil zich niet verontschuldigen.
a′.Kirro sena kâle tnefer furt ef cârnval.Wij dossen ons vreemd uit voor het carnaval.

Onder meer Kojen-Pôt (1980) en Undoryll-Sjocc (1975) keuren a′. af omdat zij veel waarde hechten aan het principe van verdringing, dat in algemene termen hierop neer komt: een productief procédé vervalt als een improductief procédé tot hetzelfde resultaat leidt.
In a′. is sprake van een productief procédé: toepassing van een wed.vnw. als object en subject corefereren.
In a. (§ 72.10) is sprake van een improductief procédé: gebruik van een intrinsiek wed.werkw. als object en subject corefereren.

72.12

In de b-zinnen hieronder staan transitieve werkwoorden, die naast het object nog een voorzetselbepaling of een echo regeren. Het zijn dus feitelijk drieplaatsige werkwoorden (zie § 141.115–116). In de a-zinnen vinden we een variant met een intrinsiek wed.werkw., waarbij er feitelijk een "objectsplaats" onbezet is, en dit leidt ertoe dat de elementen die in de b-zinnen als voorzetselbepaling of als echo moesten verschijnen, nu als "echt" object kunnen verschijnen. Er is nu sprake van tweeplaatsige werkwoorden. Vergelijk:

a.Gress kjôndare ef prest.Ik meld me aan bij de directeur.
b.Gress kjônde do luft ef prest.Ik meld hem aan bij de directeur.

a.Kirro tijâwente ef kasz.Wij ontdoen ons van onze jas.
b.Kirro idelelde óps mip hift kasz.Wij ontdoen hen van hun jas.

a.Do riješare ef grup.Hij voegt zich bij de groep.
b.Do riješe gress luft ef grup.Hij voegt mij bij de groep.

a.Gress wâcce ef stûðos.Ik wijd mij aan de studie.
b.Gress late cradef terrats ón ef stûðos.1Ik wijd alle dagen aan de studie.

1Hier is feitelijk geen sprake van een voorzetselbepaling maar van een met de determinant ón gemarkeerde echo.

72.13

De trans.werkw.n in b. (§ 72.12) kunnen eventueel wederkerend gebruikt worden, zodanig dat zij synoniem zijn met de werkwoorden in a. De voorzetselbepaling blijft echter behouden:

a′.Gress sen kjônde luft ef prest.Ik meld me aan bij de directeur.
a′.Kirro sena idelelde mip ef kasz.Wij ontdoen ons van onze jas.
a′.Do sen riješe luft ef grup.Hij voegt zich bij de groep.
a′.Gress sen late ón ef stûðos.Ik wijd mij aan de studie.

De grammatici die in § 72.11 de a′-zinnen afkeurden omdat het principe van verdringing genegeerd wordt, zullen ook nu a′. afkeuren. Zie verder § 80.4 en § 80.14.

72.14

Bij sommige intrinsiek wed.werkw.n ontbreekt het transitieve equivalent zoals bedoeld in de b-zinnen van § 72.10 en § 72.12. Als subject en object niet-coreferentieel zijn, zullen we onze toevlucht moeten nemen tot een omschrijving. Bijvoorbeeld:

a.Gress âbonemere fes Amagene.1Ik abonneer me op de Amagene.
b.Gress kette eft Amagene-âbonementa
ón Petriy.
Ik abonneer Petriy op de Amagene.
(lett. "ik geef een A.-abonnement aan Petriy")

1Progressief landelijk ochtendblad, oorspronkelijk geheten Amahagge-Generâl.

72.15

Veel werkwoorden die in het Nederlands wederkerend zijn, zijn dat in het Spokaans niet. Bij de volgende voorbeelden zijn de transitieve werkwoorden aangeduid met ×:

armtijabie ×zich opdringen [aan]; opdringerig zijn
errezich vergissen
fesksenpezich misdragen
géšiyðe umpzich bezinnen op
lare ×zich inleven in; meeleven met
psétlace ×zich aftekenen
realiserezich afspelen; gebeuren
reéde piti rastzich ergeren aan iemand
upjôce ×zich inbeelden
vârpje ×zich begeven naar

72.16

Enkele toepassingen:

Gress géšiyðe ump oggo.Ik bezin mij op wraak.
Ef spiycs psétlace ÿrðaag kaf groft frojiÿtus.De sproeten tekenen zich duidelijk op
zijn wangen af.
Kirro vârpje ef garrent.Wij begeven ons naar het station.

72.17

Als wij de intrinsiek wed.vnw.n uit § 72.10–14 vergelijken met de niet-wederkerende werkwoorden uit § 72.15, kunnen wij ons afvragen waardoor een intrinsiek wed.werkw. zich van andere werkwoorden onderscheidt.
Er zijn drie belangrijke argumenten om intrinsiek wederkerende werkw.n als aparte groep te beschouwen:

  1. "Intrinsiek wederkerend" is een semantische eigenschap: de betekenis van deze werkwoorden is zodanig dat "het subject iets doet waar een object bij nodig is".
  2. Er bestaat een transitief equivalent voor het geval object en subject niet-coreferentieel zijn.1
  3. Er werden in het Oerspokanisch (en nu ook nog wel in het Garosisch) vaak typische objectskenmerken aan een subject van een intrinsiek wed.werkw. toegekend (zoals toevoeging van de objectsdeterminant enn of resultatiefvorming).

1Bovendien is er dikwijls morfologische verwantschap tussen deze twee equivalenten; zo is kjôndare (zich aanmelden) met het suffix -are afgeleid van kjônde (aanmelden). Zie ook § 83.23.
Merk op dat âbonemere geen transitief equivalent kent, en toch als intrinsiek transitief beschouwd wordt. Hier geeft het semantische argument in 1. de doorslag.

72.18

Een actief wed.vnw. kan ook gebruikt worden indien een echo en het subject coreferentieel zijn. De echomarkering ón valt bij het gebruik van een wed.vnw. weg. Vergelijk:

(1)a.Do kette ef mimpit ón Quny.Hij geeft het boek aan Quny.
 b.Do sen kette ef mimpit.Hij geeft het boek aan zichzelf

(2)a.Gress siytinte ón Elsa.Ik mopper op Elsa.
 b.Gress sen siytinte.Ik mopper op mijzelf

Dat in (1b) sen als echovervangend en niet als objectvervangend geïnterpreteerd moet worden, komt omdat er reeds een object (ef mimpit) aanwezig is.
Dat in (2b) sen als echovervangend en niet als objectvervangend geïnterpreteerd moet worden, komt omdat siytinte een echo-transitief werkwoord is (dat nooit een object bij zich kan hebben, zie § 80.6).

72.19

Een actief wed.vnw. kan een echo niet vervangen als bij een volledig trans.werkw. een object ontbreekt. Want in dat geval zal een wed.vnw. immers in eerste instantie als objectvervangend geïnterpreteerd worden. Vergelijk (ob = objectvervangend; ec = echovervangend):

a.Ef jakâmkiy luftiffe ef ôrešys ón ef jabâr.De veldheer wijst de soldaten aan de koning toe.
b.Ef jakâmkiy senob luftiffe ón ef jabâr.De veldheer wijst zichzelf aan de koning toe.
c.Ef jakâmkiy senec luftiffe ef ôrešys.De veldheer wijst de soldaten aan zichzelf toe.
d.Ef jakâmkiy senob/*ec luftiffe.De veldheer wijst zichzelf toe. (en niet: * De veldheer wijst [iets] aan zichzelf toe.)

a.Ef groller trânsformere ef 'jan ón eft fors.De heks verandert de jongen in een kikker.
b.Ef groller senob trânsformere ón eft fors.De heks verandert zichzelf in een kikker.
c.Ef groller senec trânsformere ef 'jan.De heks verandert de jongen in zichzelf. (de jongen krijgt de gedaante van de heks)
d.Ef groller senob/*ec trânsformere.De heks verandert zichzelf. (en niet: * De heks verandert in zichzelf.)

72.20

Soms drukt een actief wed.vnw. iets anders uit dan een coreferentie van subject en object. Zo wordt sena in de volgende gevallen wederkerig gebruikt. In feite is sena hier synoniem met wâlkân of hédân (elkaar) (Blok 72.39):

Kirro sena turrare.Wij tutoyeren elkaar.
Óps sena méto kvâ.Ze hebben elkaar nooit ontmoet.

Ook kan een wed.vnw. soms een passief uitdrukken. Vergelijk:

a.Óps dûccle ef veldur-inéchosz.Zij schenden de mensenrechten.
b.Ef veldur-inéchosz efa dûccle.De mensenrechten worden geschonden.

a.Do axe ef vilduls.Hij hakt de bomen om.
b.Ef vilduls sena axe.De bomen worden omgehakt.

a.Do nert ÿrslompog ef fotel.Hij mag de fout niet toegeven.
b.Ef fotel frart/sen nert ÿrslompog.De fout mag niet toegegeven worden.

Een wederkerende constructie wordt alleen dan als passief geïnterpreteerd als een wederkerende interpretatie semantisch gezien vreemd of onmogelijk is. In de praktijk zijn het voornamelijk zakelijke of abstracte entiteiten die als subject in dergelijke wederkerende constructies optreden.

72.21

Bij een aantal werkwoorden is de passieve interpretatie idiomatisch bepaald. Deze werkwoorden kunnen nooit zonder wed.vnw. gebruikt worden, en zijn dus inherent wederkerend (§ 72.4), of in semantisch opzicht: inherent passief. Bijvoorbeeld:

(1)Do sen funte tukst eft hupster artiys.1Hij wordt als een groot artiest beschouwd.
(2)Ef veldur-inéchosz efa paneffe.2De mensenrechten worden geschonden.

1Vergelijk:

Do sen cônsidere lo eft hupster artiys.Hij beschouwt zichzelf als een groot artiest.


2Zie ook § 72.20.

72.22

De idiomatische passieven zoals bedoeld in § 72.21 missen altijd een agens. Zodra uitgedrukt moet worden "door wie" de handeling verricht wordt, is een "echt" passief noodzakelijk.1 Vergelijk (1) en (2) met:

(1′)Do cônsiderelije pai Mariy lo eft hupster artiys.
 Hij wordt door Mariy als een groot artiest beschouwd.

(2′)Ef veldur-inéchosz dûcclelije pai ef tangodâm.
 De mensenrechten worden door de regering geschonden.

1Een "echt" passief kan ook zonder agens (= subject) geconstrueerd worden (zie Hoofdstuk 91), bijvoorbeeld:

Blul cônsiderelije dôe lo eft hupster artiys.
Hij wordt als een groot artiest beschouwd.

Blul dûcclelije ef veldur-inéchosz.
De mensenrechten worden geschonden.

Het feit dat deze agensloze passieven hetzelfde betekenen als (1) en (2) in § 72.21, is een reden om ook bij (1) en (2) van "passiefconstructies" te spreken.


72.23

Indien een werkwoord een resultatief object eist, zal er ook een resultatief wed.vnw. nodig zijn, indien het object hiervoor plaats moet maken. Een wed.vnw. kan vanuit semantisch oogpunt als object beschouwd worden. Zie ook § 62.17, en vergelijk a. (trans.werkw.) met b. (wederkerende variant):

a.Ef tómaros vasso ef yplemerot.Het onweer heeft de verbinding verbroken.
b.Ef yplemeros senne vasso.1De verbinding heeft zichzelf verbroken.

a.Kirro haseberme Rinâss.We komen met Rinâs in conflict.
b.Kirro senae haseberme.We komen met onszelf in conflict.

a.Ef aupross quâme ef latisée.Het beleid lokt het onrecht uit.
b.Ef latisé efae quâme.Het onrecht lokt zichzelf uit.

1Bij zakelijke subst.n in het enkelvoud kan ook het wed.vnw. frart gebruikt worden (Blok 72.3). Omdat een resultatieve vorm van frart ontbreekt, zal het altijd door sen vervangen moeten worden, indien een resultatief vereist is. Een vorm als

* Ef yplemeros frart vasso.De verbinding heeft zichzelf verbroken.

is dus ongrammaticaal.


72.24

Ook andere werkwoorden kunnen bij wederkerend gebruik een resultatief wed.vnw. krijgen. Vergelijk:

a.Óps sena šote.Ze schieten [op] zichzelf.
b.Óps senae šote.Ze schieten zich[zelf] dood.

a.Ef otorater sen axe.De robot hakt in zich zelf/op zichzelf in.
b.Ef otorater senne axe.De robot hakt zichzelf aan stukken.

Een wed.vnw. kan dus alleen een resultatieve vorm krijgen als het objectvervangend is. Bij inherent wed.werkw.n (§ 72.4) zijn de wed.vnw.n echter niet objectvervangend; hier is de resultatief dus onmogelijk.

72.25

Het passieve wed.vnw. prap wordt gebruikt zodra het bijbehorende subject geen kernfunctie meer vervult. Dit is per definitie het geval in een passieve zin (§ 90.3). Bijvoorbeeld (b. is de passieve variant van a.):

a.Gress sen nert otrefare groft obléskrosz.Ik verzet me niet tegen zijn opvattingen.
b.Groft obléskrosz prap nert otrefarelije pai gress.Tegen zijn opvattingen verzet ik me niet.
(lett. "... wordt door mij niet mezelf verzet")

a.Kirro sena na'ôfe Elsaex ef splônjosz.1Wij vergissen ons in Elsa's bedoelingen.
b.Elsaex ef splônjosz prap na'ôfelije pai kirro.In Elsa's bedoelingen vergissen we ons.
(lett. "... wordt door ons onszelf vergist")

a.Uder sen miptreske ón Rinâs.Uder slooft zich uit voor Rinâs.
b.Rinâs prap miptreskelitâ pai Uder.Voor Rinâs slooft Uder zich uit.
(lett. "R. wordt door U. zich uitgesloofd")

a.Ef groller sen trânsformere ón eft fors.2De heks verandert zich in een kikker.
b.Eft fors prap trânsformerelitâ pai ef groller.In een kikker verandert de heks zich.
(lett. "een kikker wordt door de heks zich veranderd")

Merk op dat de Nederlandse equivalenten van dergelijke wederkerende constructies nooit een object bevatten, en daarom ook geen een passieve variant kennen.


1Zie ook § 72.4.


2Zie ook § 72.19.

72.25a

Evenals het actieve, kan ook het passieve wed.vnw. (prap) in principe op drie posities verschijnen: onmiddellijk achter de kern, vóór het predicaat of onmiddellijk achter het predicaat (vergelijk ook wat er in § 72.3a–3e gezegd is over de actieve wed.vnw.n). Een actief wed.vnw. is altijd coreferentieel met deze kern (omdat dat tevens het subject is). Een passief wed.vnw. is juist niet coreferentieel met de kern (omdat de kern nu object of echo, maar geen subject, is). Vergelijk de actieve vorm in a. met de passieven in b., c. en d.:

a.Panôzjece kirro sena vilt arfinos.Wij zullen ons in jouw komst verheugen.
b.Panôzjecelije vilt arfinos prap pai kirro.In jouw komst zullen wij ons verheugen.
(lett. "jouw komst zal door ons onszelf
verheugd worden")
c.? Prap panôzjecelije vilt arfinos pai kirro.(idem)
d.Panôzjecelije prap vilt arfinos pai kirro.(idem)

Zin b. is de standaardvorm (prap achter de zinskern). De variant c. is in deze toekomende tijd twijfelachtig, vergelijk ook (5′) en (6′) uit § 72.3c. Variant d. is ambtelijk maar correct indien de zinskern "zwaar" is. Vergelijk dit met (1b) uit § 72.3e.

72.26

Tiffug-Queriðe (1983) wijst op de semantische overeenkomst die er bestaat tussen een pers.vnw. 2e niveau en een passief wed.vnw.: beide drukken expliciet uit dat de coreferentie tussen subject en object afwezig is. Vergelijk:

a.Do1 sen1 miptreske ón zirrel2.Hij1 slooft zich1 voor hem2 uit.
b.Do1 prap2 miptreskelitâ pai zirrel2.Voor hem1 slooft hij2 zich2 uit.

Zou in zin a. zirrel vervangen worden door do, dan is de zin ongrammaticaal, omdat de beide do's niets anders kunnen uitdrukken dan dat subject en object corefereren. Zou in zin b. prap vervangen worden door sen, dan is ook deze constructie ongrammaticaal, omdat sen dan abusievelijk met het subject corefereert:

c.* Do1 sen1 miptreske ón do1.
d.* Do1 sen1 miptreskelitâ pai zirrel2.

Zowel het gebruik van zirrel als het gebruik van prap wordt dus op identieke semantische gronden voorgeschreven: de noodzaak om een niet-coreferentialiteit uit te drukken (zogenoemde "non-coreferentie" of "disreferentie"). Tiffug-Queriðe stelt daarom voor om de term "passief wed.vnw." te veranderen in "wed.vnw. 2e niveau", analoog aan de niveau-aanduiding bij pers.vnw.n.

72.27

Als een echo in een zin ontbreekt en het object heeft plaatsgemaakt voor een wed.vnw., is een passief onmogelijk. Vergelijk:

a.Do lukte eup.> Eup luktelije pai do.
 Hij wast haar.> Zij wordt door hem gewassen.
b.Do sen lukte.> Ø
 Hij wast zich.> Ø

Voor de vorming van het passief, zie Hoofdstuk 90.

72.28

Prap kan ook gebruikt worden bij zogenoemde valse passieven. Dit zijn passieve zinnen waarin een object ontbreekt. Zonder verder op de vorming van een vals passief in te gaan (zie hiervoor Hoofdstuk 91) volstaan wij hier met enkele voorbeelden, waarbij b. en c. de passieve varianten van a. zijn:

a.Ef sen na'ôfe pert gy.(lett. "het vergist zich hier veel")
b.Blul prap na'ôfelije ófe pert gy.Er worden hier veel vergissingen gemaakt.
(lett. "er wordt hier zich veel vergist")
c.Blul na'ôfelije ófe prap pert gy.(idem)

a.Belt sena sôlisitere lendiym gy.Zij (vr.) solliciteren hier zelden.
b.Blul prap sôlisiterelije biylte lendiym gy.Er wordt hier zelden door vrouwen
gesolliciteerd.
(lett. "... door hen zichzelf gesolliciteerd")
c.Blul sôlisiterelije biylte prap lendiym gy.(idem)

In de b-zinnen staat prap vóór het predicaat, en in de c-zinnen onmiddellijk achter de subjectkern (zie de schema's in § 91.7).

72.28a

We geven hier nog enkele voorbeelden van de toekomende tijd. Vergelijk deze met de zinnen in de vorige paragraaf:

a.Na'ôfe ef sen pert gy.(lett. "het zal zich hier veel vergissen")
b.? Prap na'ôfelije blul ófe pert gy.Er zullen hier veel vergissingen gemaakt worden.
c.Na'ôfelije blul ófe prap pert gy.(idem)

a.Sôlisitere belt sena lendiym gy.Zij (vr.) zullen hier zelden solliciteren.
b.? Prap sôlisiterelije blul biylte
lendiym gy.
Er zal hier zelden door vrouwen gesolliciteerd
worden.
c.Sôlisiterelije blul biylte prap
lendiym gy.
(idem)

In de b-zinnen staat prap vóór het predicaat, en in de c-zinnen onmiddellijk achter de subjectkern. Zoals reeds in § 72.3c is uitgelegd, is een wed.vnw. vóór het predicaat in de toekomende tijd grammaticaal twijfelachtig (b-zinnen).
Zie ook § 91.28a voor de valse passieven in de verschillende tijden.

72.28b

Prap wordt ook gebruikt in causatieve constructies waarbij de Causer corefereert met de Causee. We volstaan hier met een voorbeeld, want deze materie wordt verder behandeld in § 152.40–41:

Elsa nert tijâtnesste-PRAP sener belt-ûsto, tur iftam paine-dôe meldelira EF MEDIKIY.
Elsa niet inent-zichzelfPASS haar dochtertje, maar wel doet-hijPASS zijnde de dokter
Elsa ent haar dochtertje niet ZELF in, maar laat DE DOKTER dat doen.
(lett. "Elsa1 laat niet zichzelf1 haar dochtertje inenten, maar laat de dokter [dat] doen")

In dit voorbeeld wordt een contrast van twee causatieven uitgedrukt: Elsa die zichzelf iets laat doen tegenover Elsa die de dokter iets laat doen.

72.29

Prap wordt voorts gebruikt bij een nominaal gebruikte infinitief (§ 50.35) of een gedeverbaliseerde constructie (§ 126.22):

 Ef prap lukte melde eft toftas painos.Zich wassen is een dagelijkse bezigheid.
 Do nert affionnose ef prap sôlisitere.Hij houdt niet van solliciteren.

(1)Gress tiffe doex ef prap ÿpanôzjecos
enn ef belt-tupplip.
Ik weet dat hij zich verheugt in het uitstapje.
(lett. "ik weet zijn zich verheugen van het
uitstapje")

Let op dat prap in al deze gevallen tussen lidwoord en infinitief in komt: het is een soort attr.add. (§ 40.2 A.) geworden. Bovendien kan het verschijnen van prap in al deze gevallen verklaard worden met de "disjuncte-referentie-theorie" van Tiffug-Queriðe uit § 72.26.1 Zie verder § 50.35, § 60.60 en Hoofdstuk 126.

Ook in woordenboeken wordt prap voor de infinitief geplaatst om aan te geven dat we met een wed.werkw. te doen hebben. Vergelijk ook de woordenlijstjes in § 72.4 en § 72.21.2


1In een gedeverbaliseerde constructie als doex ef prap ÿpanôzjecos (in voorbeeld (1)) is er geen subject met kernfunctie meer aanwezig, want de oorspronkelijke kern do is nu een attributieve genitief geworden, geheel in de trant van Petriyex ef pitter (Petriy's fiets).
De afwezigheid van een zinskern verklaart het bestaan van de "disjuncte referentie" ofwel "disreferentie".


2In dergelijke woordenlijsten is er feitelijk sprake van een "disreferentie" omdat er in het geheel geen zinskern, dus ook geen subject in de functie van zinskern, aanwezig is, waarmee een actief wed.vnw. coreferentieel zou kunnen zijn.

72.30

Van sen en sena bestaat de gereduceerde clitische vorm -siyn, die aan voorzetsels gehecht kan worden. Indien er sprake is van een corefererende derde persoon, is het gebruik van -siyn (in plaats van sen of sena) verplicht. Bij de 1e en 2e persoon mag ook een pers.vnw. gebruikt worden, eventueel aangevuld met quandro (zelf) (zie ook § 72.31). Vergelijk:

a.Gress byte ef nodâs trâk gress. =
= Gress byte ef nodâs trâksiyn.
Ik sla de muggen van me af.
b.Do byte ef nodâs trâksiyn.1Hij slaat de muggen van zich af.

a.Kirro zvogûs lef kirro [quandro]. =
= Kirro zvogûs lefsiyn.
We moeten met onszelf overleggen.
b.Óps zvogûs lefsiyn.Ze moeten met zichzelf overleggen.

a.Aftel tu ketto pramt ón tu? =
= Aftel tu ketto pramt ónsiyn?2
Heb jij bij jezelf ingebroken?
b.Aftel Moffain ketto pramt ónsiyn?2Heeft Moffain bij zichzelf ingebroken?

Het clitische suffix -siyn komt in alle opzichten overeen met de clitische suffix-varianten van pers.vnw.n zoals opgenomen in Blok 70.51. Maar terwijl de gesuffigeerde vormen van pers.vnw.n als typische dialectvormen beschouwd worden, wordt -siyn ook in het standaard-Spokaans gebruikt (of liever: moet gebruikt worden).


1Vergelijk (zie ook § 70.56):

a.Do1 byte ef nodâs trâk zirrel2 .Hij1 slaat de muggen van hem2 af.
b.* Do1 byte ef nodâs trâk do2 .Hij1 slaat de muggen van hem2 /zich af.

In a. gaat het om twee verschillende mannelijke personen, dus is zirrel (2e niveau) nodig. In b. kunnen beide do's niet aan verschillende entiteiten refereren, dus moet het tweede do door een wederkerende constructie vervangen worden.


2Merk op dat er in de uitdrukking ef kette pramt ón rast (inbreken bij iemand) geen sprake is van een echo, maar van een voorzetselbepaling met het voorzetsel ón (zie Blok 90.28). De vorm ónsiyn is ongrammaticaal indien ón als echo-determinant optreedt, zoals in:

* Do kette ef mimpit ónsiyn.Hij geeft het boek aan zichzelf.

Deze constructie moet vervangen worden door: Do sen kette ef mimpit (zie § 72.18).


72.31

Het wederkerende aspect (ofwel: het feit dat subject en object corefereren) kan benadrukt worden door toevoeging van quandro (zelf). Quandro is formeel een additief categorie III, maar het heeft ook kenmerken die er het karakter van voornaamwoord aan geven. In zinnen waar object en subject coreferentieel zijn, zodat het object vervangen is door een wed.vnw., komt quandro op de plaats van het oorspronkelijke object. Vergelijk (object is vet):

Do lukte eup.Hij wast haar.
Do sen lukte.Hij wast zich.
Do sen lukte quandro.Hij wast zichzélf.
Óps sena ustjâge quandro ur Elsa.Zij bedriegen zichzélf en Elsa.

72.32

Uit de voorbeeldzinnen van de vorige paragraaf kan niet geconcludeerd worden dat quandro als "echt" object optreedt. Dat quandro inderdaad een volwaardig object is, blijkt (onder meer) uit de volgende drie punten:

  1. Quandro is gevoelig voor inversie (object vóór predicaat drukt de definitieve tijd uit, zie § 90.4):

    Do sen lukte quandro.> Do sen quandro lukte.
    Hij wast zichzelf.> Hij heeft zichzelf gewassen.

  2. Quandro kan als object een kernfunctie in een passieve zin krijgen (§ 90.3):

    Tek sen ustjâge quandro.> Quandro prap ustjâgelije pai Tek.1
    Tek bedriegt zichzelf.> Tek wordt door zichzelf bedrogen.
        (lett. "zichzelf wordt door Tek bedrogen")

  3. In a. hieronder staat een obj.add. (altijd gemarkeerd met lo, zie § 40.19); in b. wordt het obj.add. een subj.add. (zonder lo, zie § 40.8) omdat het object plaats maakt voor een wed.vnw.; in c. keert het obj.add. terug zodra quandro toegevoegd wordt:

    a.Mariy lukte ef baby lo clenn.Mariy wast de baby schoon.
    b.Mariy sen lukte clenn.2Mariy wast zich schoon.
    c.Mariy sen lukte quandro lo clenn.Mariy wast zichzelf schoon.

Onder meer Kerido-Ploema (1982) en Kojen-Pôt (1977) zijn van mening dat dit gedrag van quandro een doorslaggevend argument is om te stellen dat een werkwoord zijn transitiviteit behoudt als het in een wederkerende constructie voorkomt. Kerido-Ploema noemt quandro dan ook een universeel pers.vnw. 2n omdat het als typische objectsvorm aan welke entiteit van welk geslacht of welk getal dan ook kan refereren, tenminste, voor zover quandro in een wederkerende constructie voorkomt.


1Let op dat sen nu in het passieve prap gewijzigd is (§ 72.25). Voor de precieze betekenis van passieve zinnen met quandro als kern wordt verwezen naar § 72.36.


2Bij ambiguïteit mag lo ook bij een subj.add. gebruikt worden; zie § 40.13. In zin b. is echter geen sprake van ambiguïteit, omdat clenn alleen begrepen kan worden als een nadere bepaling bij het subject Mariy, en niet als een pred.add. dat het werkw. lukte nader bepaalt.

72.33

In deftig en poëtisch taalgebruik bestaat er van quandro de meervoudige vorm quandros. Deze vorm kan alleen in combinatie met het meervoudige sena (nooit met efa, ook al refereert dit aan een meervoudige entiteit) gebruikt worden. Vergelijk:

Óps sena lukte quandro. = ℗ Óps sena lukte quandros.Zij wassen zichzelf.

In Kerido-Ploema (1982) wordt geprobeerd om te verklaren waarom quandros ongrammaticaal is (het concept van een "universeel pers.vnw.", zie vorige paragraaf, wordt aangetast).

72.34

Van quandro bestaat de resultatieve variant quandroe1, welke samen met een resultatief wed.vnw. gebruikt mag worden om het emfatische karakter van quandro nog te versterken. Vergelijk de opklimmende emfase:

Do sen šote.Hij schiet [op] zichzelf.
Do senne šote.Hij schiet zich dood.
Do senne šote quandro.Hij schiet zichzelf dood. (en niet een ander)
Do senne šote quandroe.Hij schiet zichzelf dood. (hij schiet op zichzelf, en niet op
een ander, en bovendien is hij nu nog dood ook)

1Gevormd met een paragogische e, dus spreek uit: [kúwandro:wê].

72.35

Van het meervoudige quandros bestaan twee resultatieve varianten: (i) de regelmatige vorm quandroses (zie Blok 61.78); en (ii) de twijfelachtige vorm quandross welke alleen regelmatig had kunnen zijn als quandros een enkelvoudige vorm was (zie Blok 61.77 Fonetisch Uitgangspunt).
Nu doet het opvallende verschijnsel zich voor dat de resultatief quandroses evenals de basisvorm quandros alleen in deftig en poëtisch spraakgebruik voorkomt, terwijl de resultatief quandross even algemeen gebruikt wordt als de enkelvoudige resultatief quandroe. Vergelijk:

Óps senae šote.Zij schieten zich dood.
Óps senae šote quandro. = ℗ Óps senae šote quandros.Zij schieten zichzelf dood.
Óps senae šote quandross.1 = ℗ Óps senae šote quandroses.Zij schieten zichzelf dood.

1De enkelvoudige resultatief quandroe kan niet met een meervoudig wed.vnw. gecombineerd worden: * Óps senae šote quandroe.

72.36

De passieve zinnen met quandro (zoals het voorbeeld in § 72.32 punt 2.) drukken uit dat de handeling min of meer buiten de wil van het subject om plaatsvindt. De handeling wordt als een automatisme, of als minder ernstig (eufemistisch) voorgesteld:

Quandro prap luktelije pai gress jadâk gurt.
Ik was mij elke ochtend automatisch/zonder erbij na te denken.
(lett. "elke ochtend word ik door mezelf gewassen")

Quandro prap ustjâgelije pai kirro.
We werden door onszelf bedrogen.
(eufemisme voor: We bedrogen onszelf.)

Quandro prap na'ôfolije pai gress.
Ik heb me enigszins vergist; ik had het niet helemaal bij het rechte eind.
(eufemisme voor: Ik zat er goed naast.)

72.37

Quandro kan uiteraard niet gebruikt worden in zinnen met een inherent wed.vnw. (§ 72.4). Ten eerste is er een semantische restrictie: er valt geen enkele coreferentie tussen een onderliggend object en het subject te benadrukken want er is geen onderliggend object dat door het wed.vnw. vervangen is. Ten tweede is er een syntactische restrictie: voor quandro in de functie van object is er geen plaats in een zin met een inherent wed.werkw. omdat een dergelijk werkwoord óf intransitief is, óf reeds een object naast het wed.vnw. bezit (wij laten het gebruik van quandro als additief nu buiten beschouwing want dit is alleen relevant met betrekking tot zinnen zonder een wederkerende constructie). Vergelijk:

(1)Petriy sen lukte quandro.Petriy wast zichzelf.
(2)* Petriy sen ocÿrme tildâ quandro.Petriy gedraagt zichzelf slecht.

In (2) is toevoeging van quandro syntactisch ongrammaticaal omdat prap ocÿrme (zich gedragen) intransitief is, en semantisch ongrammaticaal omdat "Petriy nooit een ander slecht kan gedragen" waardoor de nadruk op "zichzelf" als tegenstelling tot "een ander" irrelevant is (in het Nederlands lijkt toevoeging van "zichzelf" niet tot ongrammaticaliteit te leiden; zie zin (2)).

72.38   ad § 72.1   B. Wederkerige voornaamwoorden

Het Spokaans kent twee wederkerige voornaamwoorden. Van beide zijn een resultatief en twee (archaïsche) genitieven afgeleid. Dit blijkt uit Blok 72.39. Bij de wig.vnw.n wordt onderscheid gemaakt tussen een referentie aan "twee entiteiten" en aan "meer dan twee entiteiten". Er is dus sprake van een dualis en een meervoud. Dit is reeds opgemerkt in § 52.12 noot 9.

72.39

Wederkerige voornaamwoorden
  wig.vnw. resultatief genitief *
persoon niet-persoon
elkaar (2)wâlkânwâlkânn† wâlkâner† wâlkânÿr
elkaar (>2)hédânhédânn† hédâner† hédânÿr

*vergelijk ook de onb.vnw.n:wâlke/wâlkiys
  hédiyc/hédecs   (Blok 52.11)
archaïsch. 

72.40

De wig.vnw.n wâlkân en hédân gedragen zich als pers.vnw.n 2n, ofwel: zij kunnen als niet-kern of voorzetselbepaling fungeren. De wig.vnw.n hebben dus niet de uitzonderlijke status van de wed.vnw.n die als enige onmiddellijk achter de zinskern verschijnen. Bijvoorbeeld:

Petriy ur Mariy lukte wâlkân.Petriy en Mariy wassen elkaar.
Petriy, Mariy ur gress lukte hédân.Petriy, Mariy en ik wassen elkaar.
Ef pûps butele kura hédân.De jonge katjes buitelen over elkaar.
Óps wâlkân idequppe.Ze (2) hebben elkaar belazerd.
Óps ur gress kette goe mimpits ón hédân.Zij en ik geven een boek aan elkaar.
Óps reppe ef purfillus oras tiyns ón hédân.Ze zeggen de meest verschrikkelijke dingen
tegen elkaar.

72.41

Omdat een wig.vnw. als een volwaardig object of een volwaardige echo optreedt, kan het een zinskern in een passieve constructie worden, zoals:

Wâlkân cÿrtirelije pai tu.Jullie moeten elkaar helpen.
Wâlkân idequppelije pai kirro.We worden door elkaar belazerd.
(lett. "elkaar wordt door ons belazerd")
Hédân reppelitâ pai óps enn ef
purfillus oras tiyns.
Tegen elkaar worden door hen de meest
verschrikkelijke dingen gezegd.

Zulke passieven drukken uit dat de handeling min of meer buiten de wil van het subject plaatsvindt. Er is sprake van een automatisme, een opgelegde plicht of een eufemisme. Vergelijk ook quandro in een passieve zin (§ 72.36).

72.42

Als een werkwoord een resultatief object eist, moeten ook wâlkân en hédân als object een resultatieve vorm krijgen, dus: wâlkânn en hédânn.
Vergelijk (zie ook § 62.17):

a.Ef ten merbôkus xûstiche ef mosjeuss.De twee boeven beroven de vrouw.
b.Ef ten merbôkus xûstiche wâlkânn.De twee boeven beroven elkaar.

a.Vilt ocÿrma quâme gurnuste.Jouw gedrag lokt ruzies uit.
b.Ef gurnusz quâme hédânn.De ruzies lokken elkaar uit.

72.43

Ook andere werkwoorden kunnen een resultatief wig.vnw. als object krijgen. Vergelijk:

a.Sûmiy byte Nôrberrt.1Sûmiy slaat Nôrbert dood.
b.Sûmiy ur Nôrbert byte wâlkânn.Sûmiy en Nôrbert slaan elkaar dood.

a.Lelmo fittas kirro ollao wâlkân.Vanmiddag genoten wij van elkaar.
(en dat doen we 's avonds eventueel nog)
b.Lelmo fittas kirro ollao wâlkânn.2(idem) (maar 's avonds hadden we ruzie)

1Vergelijk § 62.2.


2Vergelijk § 62.3.

72.43a

Een wig.vnw. kan gecombineerd worden met een collectief als de nadruk niet ligt op de gehele groep, maar op de afzonderlijke individuen (of dieren) die tot die groep behoren, bijvoorbeeld:

(1)Ef marianten qugle eft nort poira ón wâlkân.Het echtpaar maakt elkaar het leven zuur.
(2)Ef clûma finna beri xlegge hédân tjâg kolinis.De menigte begon elkaar met stenen te bekogelen.
(3)£ Fara ef pónze zutter, ef cûsalo tinde tarô hédân.Als het donker wordt, blijft de [schaaps]kudde dicht bij elkaar.

In (1) verwijst wâlkân naar de man en de vrouw die samen het echtpaar vormen; in (2) verwijst hédân naar de afzonderlijke personen die met elkaar de menigte vormen. In (3) gaat het om de afzonderlijke schapen in de kudde die bij elkaar blijven. Bij dieren wordt een dergelijke constructie beschouwd als informele spreektaal. Het is correcter om de dieren expliciet te noemen, bijvoorbeeld:

(3′)Fara ef pónze zutter, ef hâpyjas rifo ef
cûsalo tinde tarô hédân.
Als het donker wordt, blijven de schapen
van de kudde dicht bij elkaar.

In § 70.23–27 wordt nader ingegaan op de eigenschappen van collectiva.

72.44

De genitiefvormen van de wig.vnw.n zijn archaïsch. Alleen in poëtisch taalgebruik en enkele archaïsche dialecten (Centraal-Berref) komen zij nog wel voor. Overigens worden zij vervangen door de onb.vnw.n wâlke/wâlkiys en hédiyc/hédecs. Zie ook Blok 52.11 en § 52.12 noot 4 en 9. Vergelijk:

† Óps trempe wâlkâner mimpits. =
    = Óps trempe wâlkiys mimpits.
Zij (=2) lezen elkaars boeken.
† Ef vilduls giffe fes hédânÿr armâtat. =
    = Ef vilduls giffe fes hédiyc armâtat.
De bomen (>2) staan in elkaars licht.

72.45

In onverzorgde spreektaal wordt in plaats van wâlkân wel de gereduceerde afleiding kân (resultatief: kânne) gebruikt. In één geval is kân ook in de beschaafde spreek- én schrijftaal doorgedrongen, en wel als hoofdelement in de onscheid.samst. hôskân (bij elkaar thuis). In § 71.2 en Blok 71.3 is reeds besproken hoe het voorzetsel hôs een onscheid.samst. met de pers.vnw.n 2n kan vormen.
Hôskân wordt óók gebruikt als het antecedent uit meer dan twee personen bestaat. Hier is het onderscheid dualis ~ meervoud dus weggevallen (een samenstelling van hôs + hédân komt niet voor).

72.46

In tegenstelling tot de inherente en intrinsieke wed.werkw.n (§ 72.4 en § 72.10) ontbreken er inherente en intrinsieke wig.werkw.n. Met andere woorden: er is geen enkel werkwoord in het Spokaans dat een meervoudig subject (inclusief dualis) eist, zodanig dat een willekeurige entiteit waaraan het subject refereert, fungeert als begrepen object bij een andere willekeurige entiteit waaraan het subject refereert, en omgekeerd.
In het Oudspokaans was dit soms nog wel het geval: zo was het tegenwoordig in onbruik geraakte werkwoord ÿrterpe (scheiden) inherent wederkerig, want het kon nooit zonder wâlkân of hédân gebruikt worden. Bijvoorbeeld:

† Gress ur Olm ÿrterpûs wâlkân.1Ik en Olm moeten van elkaar scheiden.

Zie verder ook Rifo Ef Prusot (1953) en Frischert (1959) waarin een keur aan inherente en intrinsieke eigenschappen bij werkwoorden behandeld wordt.


1Dat ÿrterpe een inherent wig.werkw. was, blijkt uit het feit dat de volgende zin ongrammaticaal is:

*† Gress ÿrterpât Olm.Ik moet van Olm scheiden.

72.47

Van wâlkân is nog afgeleid het abstr.subst.:

ef wâlkâniyde wederzijdsheid

Van hédân is nog afgeleid het voltrans.werkw.:

hédânte ónverwarren met; verwisselen met (v. personen)

Bijvoorbeeld:

Gress hédânte tu ón Elsa riyfain.Ik verwar jou altijd met Elsa;
Ik kan jou en Elsa nooit uit elkaar houden.

TOP
<< Hoofdstuk 71 | Hoofdstuk 73 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands