Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 73 | Hoofdstuk 81 >>
8. Werkwoorden

80. Verbale categorieën


Opbouw van dit hoofdstuk:

80.1

Spokaanse werkwoorden worden onderverdeeld in 5 categorieën:

  1. intransitieve werkwoorden (intrans.werkw.n)
  2. semi-transitieve werkwoorden (semtrans.werkw.n; § 80.3)
  3. object-transitieve werkwoorden (obtrans.werkw.n; § 80.4–5)
  4. echo-transitieve werkwoorden (ectrans.werkw.n; § 80.6–7)
  5. volledig transitieve werkwoorden (voltrans.werkw.n; § 80.8–10)

Categorieën A. en B. worden wel samengevat met de term "niet-transitieve werkwoorden". Categorieën C. t/m E. heten dan "transitieve werkwoorden".

80.2   ad § 80.1   A. Intransitieve werkwoorden

Intrans.werkw.n kunnen slechts een subject bedienen. Eventueel zijn zij inherent wederkerend (zie § 72.4 en § 72.21). Bijvoorbeeld:

Jân farte.Jân loopt.
Ef plano grûrte.Het vliegtuig ronkt.
Ef treno âskâne-mip.De trein ontspoort.
Ef baby mloberre.De baby kwijlt.
Eup sen sôlisitere.Zij solliciteert.
Ef inéchosz efa paneffe.De rechten worden geschonden.

80.3   ad § 80.1   B. Semi-transitieve werkwoorden

Semtrans.werkw.n zijn in semantisch opzicht intransitief, maar zij kunnen naast een subject tevens een leeg object bedienen.1 Een dergelijk object heeft geen semantische referentie maar dient slechts als markeerder van de objectpositie. In Blok 90.8 is te vinden hoe een definitieve (= voltooide) tijd uitgedrukt wordt door inversie: in de neutrale tijd staat het object achter het predicaat, maar in de definitieve tijd komt het object onmiddellijk vóór het predicaat.2 Vergelijk:

Miko trempe ef român.Miko leest de roman.
Miko ef român trempe.Miko heeft de roman gelezen.

Deze inversie is bij intrans.werkw.n natuurlijk onmogelijk, tenzij zij als semtrans.werkw. een leeg object kunnen bedienen. Dit lege object verschijnt meestal in de vorm van ef tiyn of ef šôt (het ding) en blijft onvertaald. Vergelijk (het onvertaalde object wordt uitgedrukt met Ø):

(1)Lisa arkette [ef šôt].Lisa huilt [Ø].
(2)Lisa ef šôt arkette.Lisa heeft Ø gehuild.

In (2) is het lege object ef šôt nuttig om de definitieve tijd uit te drukken. In (1) kan het achterwege blijven (tenzij er nadruk op het actuele van de gebeurtenis gelegd moet worden).
Meer over ef tiyn en ef šôt in § 132.22–22a.


1Semtrans.werkw.n kunnen ook gecombineerd worden met een gedeverbaliseerde constructie. Zie hiervoor § 126.73.


2We beperken ons hier tot actieve constructies (ofwel constructies waarin het subject als zinskern fungeert).

80.4   ad § 80.1   C. Object-transitieve werkwoorden

Obtrans.werkw.n kunnen een subject en een object bedienen. Het object hoeft niet altijd uitgedrukt te worden. Bijvoorbeeld:

Elsa trempe.Elsa leest.
Elsa trempe eft mimpit.Elsa leest een boek.
Elsa trempe pert zintes-fikšo.Elsa leest veel sciencefiction.
Groft fosies nert uokke.Zijn ouders roken niet.
Óps uokke ne'âma mikar sigarrs.Ze roken alleen dure sigaren.
Ef uokke nenie ef helten.Roken schaadt de gezondheid.
Ef kelte hay râpoe.De boer heeft tarwe verbouwd.
Gress lye tu.Ik hou van je; Ik bemin je.

Veel Spokaanse obtrans.werkw.n zijn in het Nederlands intransitief (met een voorz.bep.). Bijvoorbeeld:

Do fesdrôme gress.Hij gaat tegen mij tekeer.
Ef qutser ryve ef cÿrlôfs.De koetsier rukt aan de teugels.
Eup nert quÿe sener frint.Ze wacht niet op haar vriend.
Óps espere eft kôbót tof.Ze hopen op een zonnige dag.
Ef zeces Tâlbyre ÿrylare zomar Amahagge.Het dorp Tâlbyre ressorteert onder de
gemeente Amahagge.

80.5

Zinnen met een obtrans.werkw. kennen ook een passieve variant. Hiervoor wordt het suffix -lije gebruikt:

Eft mimpit trempelije pai Elsa.Er wordt een boek door Elsa gelezen.
Tu lyelije pai gress.Jij wordt door mij bemind.
Gress fesdrômelije pai do.Tegen mij wordt door hem tekeergegaan.
Eft kôbót tof esperelije pai óps.Door hen wordt er op een zonnige dag gehoopt.
Zomar Amahagge ÿrylarelije pai ef zeces
Tâlbyre.
Onder de gemeente Amahagge ressorteert het
dorp Tâlbyre. (lett. "wordt geressorteerd door")

Zie verder Hoofdstuk 90 voor de vorming van passiefconstructies.

80.6   ad § 80.1   D. Echo-transitieve werkwoorden

Ectrans.werkw.n kunnen een subject en een echo bedienen. Onder "echo" wordt verstaan een constituent die gemarkeerd is met de determinant ón (aan; tegen; tot).1 Een echo komt meestal overeen met wat in niet-Spokaanse grammatica's het meewerkend voorwerp, het indirecte object of het datief-object wordt genoemd. Bijvoorbeeld:

Petriy nert vertare ón Mariy.Petriy antwoordt Mariy niet;
Petriy antwoordt niet aan Mariy.
Do mafurte ón gress.Hij is woedend op mij.
Do crule ón gress.Hij gaat tekeer tegen mij.
Ef tangodâm stunne ón ef kabôrm.De regering steunt de armen.
Louisa marianare ón eft njoratjen.Louisa trouwt met een moordenaar.

1Ón kan in allerlei constructies ook als voorzetsel optreden. In § 90.25–32 wordt het verschil tussen ón als echo-determinant, en ón als voorzetsel in een voorz.bep. behandeld.

80.7

Zinnen met een ectrans.werkw. kennen ook een zogenoemde echopassieve variant. Hiervoor wordt het suffix -litâ gebruikt (zie Blok 90.8):

Mariy nert vertarelitâ pai Petriy.Aan Mariy wordt door Petriy niet geantwoord.
Gress crulelitâ pai do.Tegen mij wordt door hem tekeergegaan.
Ef kabôrm stunnelitâ pai ef tangodâm.De armen worden door de regering gesteund.

80.8   ad § 80.1   E. Volledig transitieve werkwoorden

Voltrans.werkw.n kunnen een subject én een object én een echo bedienen. Echo en/of object kunnen soms ook achterwege blijven (optioneel gedeleerd worden). Bijvoorbeeld:

Do kette ef mimpit ón Elsa.Hij geeft het boek aan Elsa.
Do kette pert ur putte litel.1Hij geeft veel en neemt weinig.
Ef polišo mjoche Tesse ón eft nuttiyn.De politie onderwerpt Tesse aan een verhoor.
Kirro smurf linne ón óps.We hebben hun [om] geld gevraagd;
We hebben geld aan hen gevraagd.
Do stinde eft letra ón ef monercô.Hij schrijft een brief aan de burgemeester.
Do stinde eft letra.Hij schrijft een brief.
Do stinde ón ef monercô.Hij schrijft aan de burgemeester.
Do stindelira.Hij zit te schrijven.

1Dit is een zegswijze: pert en litel zijn pred.add.n bij kette resp. putte.

80.9

Het Nederlandse equivalent van een Spokaans object is soms een indirect object of een voorz.bep., terwijl het Nederlandse equivalent van een Spokaanse echo een object kan zijn. Vergelijk (Spokaans object is vet):

Gress trije beri mesÿe dena omâstây ón do.Ik probeer hem voor die film te interesseren.
Elsa ðale Petriy ón Mariy.Elsa roddelt over Petriy tegen Mariy.
Ef togilltÿ kurrtôpe ef wagy-kafpainosz ón
ef tangodâm.1
De vakbond onderhandelt met de
regering over de loonsverhogingen.

1Synoniem is: Ef togilltÿ wolte ef tangodâm kura ef wagy-kafpainosz.
Wat bij kurrtôpe een echo is, is bij wolte een object; wat bij kurrtôpe een object is, is bij wolte een voorz.bep.

80.10

Zinnen met een voltrans.werkw. kennen elk twee passieve varianten: een objectpassief en een echopassief:

Ef mimpit kettelije pai do ón Tek.Het boek wordt door hem aan Tek gegeven.
Tek kettelitâ pai do enn ef mimpit.1Aan Tek wordt door hem het boek gegeven.

Vergelijk ook:

Petriy ðalelije pai Elsa ón Mariy.Over Petriy wordt door Elsa tegen Mariy geroddeld.
Mariy ðalelitâ pai Elsa enn Petriy.1Tegen Mariy wordt door Elsa over Petriy geroddeld.

1Zoals ón een echo-determinant is, is enn een object-determinant. Voor het gebruik hiervan zie § 90.7.

80.11

In sommige grammatica's, en ook in de meeste woordenboeken, wordt een iets andere categorie-indeling gehanteerd:

intrans.blijftintrans.(in woordenboeken: U)
semtrans.blijftsemtrans.(in woordenboeken: E)
obtrans.wordttrans.(in woordenboeken: K)
ectrans.wordtintrans. + ón(in woordenboeken: ón + U)
voltrans.wordttrans. + ón(in woordenboeken: ón + K)

De afkortingen U, E en K staan voor respectievelijk:

ularâfeliraintransitief (lett. "vasthoudend; bij zich houdend")
emmettâlelirasemi-transitief (lett. "voortzettend")
ketteliratransitief (lett. "gevend; afstaand")

Het feit dat ook een echo voor een passieve constructie kan zorgen is voor vele grammatici (en ook voor ons) een doorslaggevende reden om echo en object dezelfde syntactische eigenschappen toe te kennen. Daarom willen wij een werkwoord dat een echo kan bedienen, eveneens "transitief" noemen. Zie ook Hoofdstuk 90.

80.12

Sommige werkwoorden zijn bicategoriaal, ofwel: zij zijn obtrans. in de ene, en intrans., semtrans. of ectrans. in een andere betekenis. Vergelijk:

dâlme
dâlme
(obtrans.)
(semtrans.)
aanhalen, citeren
zich afvragen
devijate
devijate rifo
(obtrans.)
(intrans.)
omleggen; omleiden (weg, route)
afwijken van (lett. + fig.)
ecÿrlafe
ecÿrlafe
ecÿrlafe frópjÿ
(obtrans.)
(intrans.)
(intrans.)
meemaken; ervaren
achteruit omhooggaan (lett.)
terugdeinzen voor
gaffe
gaffe
(obtrans.)
(intrans.)
aangapen, stom aanstaren
geeuwen; gapen
gûfque
gûfque kura
(obtrans.)
(semtrans.)
verfoeien
klagen over
hadrae
hadrae ón
(obtrans.)
(ectrans.)
pronken met
sieren

80.13

Voorbeelden:

(1)a.Ef otôr dâlme pert xipalô riffós.De auteur haalt veel onbetrouwbare
bronnen aan.
 b.Gress dâlme [ef tiyn], âl Lerdu
honestye jazy.1
Ik vraag me af of Lerdu wel eerlijk is.
 

(2)a.Tu ecÿrlafât jazy érpâf teâk tofentÿ.Zo'n festival moet je echt eens meemaken.
 b.Ef oto ecÿrlafe helkara ef plaju.De auto rijdt achteruit de helling op.
 c.Óps ecÿrlafe frópjÿ flâjû.Ze deinzen nergens voor terug.

(3)a.Do gûfque pert politiycers.Hij verfoeit veel politici.
 b.Do gûfque pert.Hij klaagt veel.

(4)a.Irva hadrae sener la'ymôr tolâftÿ.Irva pronkt met haar kostbare halsketting.
 b.Kâ elxiy hadrae ón Irva.Die bescheidenheid siert Irva.

1Dâlme (zich afvragen) wordt gevolgd door een performatieve bijzin met het voegw. âl (of). Zie hiervoor § 123.9–10. Dit werkwoord is semtrans. en kan dus gecombineerd worden met een leeg object, zoals ef tiyn. Willen we een écht object toevoegen, dan moeten we kiezen voor het transitieve synoniem tjyme. Bijvoorbeeld:

Gress tjyme kvâ sest tiyns.Ik vraag me zulke dingen nooit af.

80.14   Wijziging van categorieën

Bij de behandeling van de morfologie van werkwoorden zal blijken hoe een nieuw werkwoord gevormd kan worden door middel van afleiding of samenstelling van een oud werkwoord. Zie Hoofdstuk 83. De betekenis van dit afgeleide of samengestelde werkwoord is soms zodanig dat er ook van categorieverandering sprake is. In bijna alle gevallen houdt dit in dat een intrans. (soms semtrans.) werkwoord getransitiveerd wordt (obtrans. wordt). Bijvoorbeeld:

a. Afleidingen met een suffix (zie ook § 83.23–25):

intrans.:âskâne >sporen; in het spoor lopen
obtrans.:> âskânaremet achterdocht bespeuren

intrans.:obezjere >lachen
obtrans.:> obezjerÿneuitlachen

b. Afleidingen met een prefix (zie ook § 83.21):

semtrans.:eftarse >lukken [om]
obtrans.:> taeftarsedoen/laten mislukken

c. Samenstelling met een voorzetsel als prefix (zie ook § 83.28):

intrans.:bince >tol heffen
obtrans.:> jabincetoestemmen; toestaan

intrans.:farte >lopen
obtrans.:> tukstfartenajagen (lett.)

d. Samenstelling met een voorzetsel als suffix (zie ook § 83.29):

intrans.:dvébe >zwaaien; zwieren
obtrans.:> dvébe-kestomslaan (mantel, sjaal)

intrans.:farte >lopen
obtrans.:> farte-minkÿrachternalopen

e. Samenstelling met een additief als suffix (zie ook § 83.46):

intrans.:farte >lopen
obtrans.:> farte-kestennomverlopen

intrans.:giffe >staan
obtrans.:> giffe-fortos[tijdelijk] waarnemen (functie)

f. Samenstelling met een additief als prefix (zie ook § 83.45 en § 83.47):

intrans.:giffe >staan
obtrans.:> fest-giffeopstellen (lett.); schikken (v. bloemen)

intrans.:futsitée >met kracht in elkaar schuiven
obtrans.:> trajofutsitéeverwringen

80.15

In een enkel geval vindt er detransitivering plaats (obtrans. wordt intrans.):

obtrans.:rekke >wringen
intrans.:> criarekkehandenwringen

obtrans.:uokke >roken
intrans.:> jÿrðen-uokkekettingroken

80.16

Bij alle afleidingen en samenstellingen zoals bedoeld in § 80.14–15 is de (de)transitivering een rechtstreeks gevolg van het feit dat het afgeleide of samengestelde werkwoord een andere betekenis heeft dan het oorspronkelijke werkwoord.
Er zijn echter ook werkw.-afleidingen en -samenstellingen waarbij er géén betekenisverschil bestaat tussen het oorspronkelijke en het afgeleide/samengestelde werkwoord, en die slechts tot doel hebben om (i) uit een intrans. (of semtrans.) werkwoord een obtrans. variant te vormen en (ii) uit een ectrans. (soms obtrans.) werkwoord een voltrans. variant te vormen. Dit zogenoemde categorieverrijkende procédé wordt onder meer toegepast om een voorz.bep. of een echo in een object te kunnen veranderen. De aanwezigheid van dit object kan nuttig zijn om een definitieve tijd (middels inversie) uit te drukken (Blok 90.8) of om de zin passief te kunnen maken. Voor de syntactische noodzaak voor passieve zinnen, zie Hoofdstuk 92. Bovendien wordt door deze categorieverrijking tegemoetgekomen aan de algemene tendens om een zogenoemde "ideale zin" te krijgen, dat is een zin waarin in ieder geval een subject en een object zijn uitgedrukt.
De categorieverrijking van intrans. naar obtrans. wordt transitivering genoemd. Die van obtrans. naar voltrans. heet transitief-complettering.
Categorieverrijking gebeurt op de volgende manieren:

  1. prefigering met lâ-
  2. suffigering met -are (vervangt infinitief-e) (§ 80.20–21)
  3. scheid.samst. met een voorzetsel (§ 80.22–24)

80.17   ad § 80.16   A. Categorieverrijking door prefigering met lâ-

Het prefix lâ- kan dikwijls vertaald worden met 'be-' en drukt bij concrete bewegings- en bevindingswerkwoorden een plaatsbepaling uit. Transitivering met lâ- is zeer productief: een intrans.werkw. met een lokale voorz.bep. wordt nu een obtrans.werkw. met een object. Vergelijk:

Gress farte kura/kaf ef gÿrt.Ik loop over/op de brug.
Gress lâfarte ef gÿrt.(idem) (lett. "ik beloop de brug")

Ef treno ufire mitai/ânt ef plâkomÿ.De trein rijdt door/in de tunnel.
Ef treno lâufire ef plâkomÿ.(idem)

Ef plano zôlumôje fes ef ayr.Het vliegtuig vliegt in de lucht.
Ef plano lâzôlumôje ef ayr.(idem)

Pârf feldre kaf eft hajôlen.Pârf zit op een kruk.
Pârf lâfeldre eft hajôlen.(idem)

Ef chats zirde kaf ef slapelsat.De katten liggen op bed.
Ef chats lâzirde ef slapelsat.(idem)

80.18

Het zijn alleen de meest neutrale of voor de hand liggende lokale voorz.bep.n die door het prefix - + object vervangen kunnen worden. In de volgende voorbeelden is de voorz.bep. zo "gemarkeerd" dat deze gehandhaafd moet blijven:

Do farte rys ef gÿrt.Hij loopt onder de brug.
Do farte lango ef gÿrt.Hij loopt langs de brug.
Ef treno ufire mitai ef plâkomÿe.1De trein rijdt door de tunnel heen.
Ef chats zirde zjoba ef slapelsat.De katten liggen onder het bed.
Pârf feldre kusamat ef hajôlen kaf ef pazzosti.2Pârf zit naast de kruk op de grond.

Zie Hoofdstuk 141 voor de discussie in welke context we een bepaald voorzetsel als gemarkeerd moeten beschouwen, en wanneer er sprake is van een "neutrale" voorz.bep.


1De resultatiefvorm plâkomÿe drukt uit dat het voorzetsel mitai een grensoverschrijdende beweging aangeeft (zie ook § 141.102). De trein rijdt dus de tunnel in, vervolgens erdoorheen, en er dan weer uit. De combinatie van voorzetsel + resultatief geldt als "gemarkeerd", en daarom kan lâufire (rijden door/in) niet gebruikt worden.


2Daar kaf ef pazzosti (op de grond) als een "neutrale" of "ongemarkeerde" voorz.bep. beschouwd kan worden, is wel mogelijk:

Pârf lâfeldre ef pazzosti kusamat ef hajôlen.
Pârf zit.op de grond naast de kruk

80.19

Ook andere werkwoorden dan concrete bewegings- of bevindingswerkwoorden kunnen d.m.v. lâ- getransitiveerd worden. Dit is echter een minder productief procédé waarbij bovendien rekening gehouden moet worden dat sommige -vormen gelexicaliseerd zijn. Vergelijk:

Do nert pjôle rifo ef moplariy.Hij praat niet over het ongeluk.
Do nert lâpjôle ef moplariy.(idem) (lett. "hij bepraat niet")

Mariy tire furt 3 .Mariy wedt om 3 herco.
Mariy lâtire 3 .(idem)

Bij de volgende werkwoorden kan de -vorm níét gebruikt worden om een voorz.bep. in een object te veranderen, want hier heeft de -vorm een gelexicaliseerde betekenis:

Do poire kaf eft piyðe mipzâlbinasos.Hij leeft van een geringe uitkering.
Do lâpoire video-merriycs.Hij vermaakt zich met videospelletjes.

Eup axerme kura ef hiyste-nôšy.Ze vindt baat bij de hoestdrank.
Eup lâaxerme sener mingatra.Ze buit haar werkster uit.

Ook hier is weer sprake van de verdringingsregel die we in diverse hoofdstukken zijn tegengekomen: een gelexicaliseerde vorm verdringt een productieve vorm.

80.20   ad § 80.16   B. Categorieverrijking door suffigering met -are

Niet productief, maar synoniem aan lâ-, is soms de transitivering met het suffix -are. Het object bij een -werkwoord kent bijna altijd een voorz.bep. als equivalent (zoals we in § 80.19 gezien hebben); bij -are-werkwoorden ontbreekt dit equivalent dikwijls (in de volgende voorbeelden uitgedrukt met Ø):

Petriy blacroe lango ef jôrm.Petriy kruipt langs de dakgoot.
Petriy blacroare ef jôrm.(idem)

Kirro tréne tygtja ef bidalos.Wij schuilen voor de regen.
Kirro trénare ef bidalos.(idem)

Elsa arkette Ø.1Elsa huilt.
Elsa arkettare sener kinur kyl.Elsa huilt om haar zieke pop.

Ef kindis jacie ÿrbÿr Ø.De koning heerst streng.
Ef kindis jaciare ÿrbÿr ef séntiy zampôr.De koning heerst streng over het onwillige volk.

1Arkette is semtrans.; het kan dus een leeg object bedienen:

Elsa ef šôt arkette.Elsa heeft gehuild.

Na transitivering (arkette > arkettare) is het semtrans. karakter verdwenen, waardoor een leeg object onmogelijk is geworden.


80.21

Het suffix -are dient ook voor transitief-complettering, ofwel: categorieverrijking van ectrans. naar voltrans. Vergelijk:

Gress chaquinde ón Petriy.Ik spreek met/tegen Petriy.
Gress chaquindare ef quratjen-wencatos
ón Petriy.
Ik spreek met Petriy over het
duivenmelken.

Categorieverrijking van obtrans. naar voltrans. heeft objectverschuiving tot gevolg: het oorspronkelijke object wordt een echo teneinde plaats te maken voor een nieuw object. Vergelijk ([equivalent van] Spokaans object is vet):

Gress cÿrtire Petriy.Ik help Petriy.
Gress cÿrtirare ef sértaros ón Petriy.Ik help Petriy met de verhuizing.

Ef lydos hinte Elsa furt ef ÿquarderos
enn ef clup.
Het bestuur ontzegt Elsa het bezoek aan de
club. (lett. "voor het bezoeken van de club")
Ef lydos hintare ef entre helkara ef
clup
ón Elsa.
Het bestuur ontzegt Elsa de toegang tot
de club
.

80.22   ad § 80.16   C. Categorieverrijking door voorzetsel-samenstelling

Sommige intrans.werkw.n met een voorz.bep. kunnen d.m.v. een scheidbare aanhechting van een voorzetsel getransitiveerd worden, zodanig dat de oorspronkelijke voorz.bep. nu een object wordt. Let op: het voorzetsel dat scheidbaar aangehecht wordt, hoeft niet hetzelfde te zijn als het voorzetsel uit de oorspronkelijke voorz.bep. Hieruit blijkt dat transitivering d.m.v. voorzetselaanhechting een improductief procédé met een lexicaliserend karakter is. Vergelijk:

Do farte fesdu ef mittus.Hij loopt de kamer binnen/in.
Do farte-fes ef mittus.(idem)

Kirro arvende mitai eft hordâ manta.We trekken door een mooie landstreek.
Kirro arvende-fes eft hordâ manta.(idem)

Ef šupa pirzova armt ef mennkerna.1De soep ging vooraf aan het hoofdgerecht.
Ef šupa ef mennkerna pirzove-furt.(idem)

1Hier ontbreekt het object, daarom is de definitieve tijd uitgedrukt met het suffix -a (pirzova) i.p.v. met inversie, zoals in het voorbeeld hierna.
Pirzove kan ook een obtrans.werkw. zijn met de betekenis 'volgen op'. Dus het tegengestelde van pirzove + armt. Wat dit betreft heeft het werkw. een ideoantonieme eigenschap. Zie ook § 161.21.

80.23

Ook sommige ectrans.werkw.n kunnen d.m.v. een scheidbare aanhechting van een voorzetsel getransitiveerd worden, zodanig dat de oorspronkelijke echo nu een object wordt. Vergelijk:

Do fûppe ón jadâk tehaste.1Hij papt met iedereen op straat aan.
Do fûppe-fes jadâk tehaste.1(idem)

1Voor de meeste Spokaniërs is hier een (subtiel) betekenisverschil: fûppe-fes is opdringeriger dan fûppe ón, het kan ook 'aanklampen' betekenen, en soms zelfs '(iemand) versieren'. Bij fûppe ón denkt men meer aan "een praatje met iemand maken".

80.24

De transitivering van werkwoorden teneinde de vaste voorz.bep. of echo in een object te kunnen wijzigen is in het Spokaans nuttig als wij een definitieve tijd m.b.v. predicaat-object-inversie willen uitdrukken (Blok 90.8) of als er een syntactische noodzaak voor een passieve vorm is (Hoofdstuk 92). Bijvoorbeeld:

Ef esne stômple kura ef gÿrt.De ezel strompelt over de brug.
Ef esne lâstômple ef gÿrt.(idem)

Ef esne ef gÿrt lâstômple.De ezel is over de brug gestrompeld.

Kirro arvende-fes eft hordâ manta.We trekken door een mooie landstreek.
Eft hordâ manta arvendelije-fes pai kirro.Door een mooie landstreek wordt door
ons getrokken.

80.25   Prepositionele werkwoorden

Veel werkwoorden gaan vergezeld van een "vaste" voorz.bep., en zij heten daarom prepositionele werkwoorden (prep.werkw.n). Zie ook § 141.115–121.
Zulke voorz.bep.n kunnen "vast" genoemd worden, omdat zij voldoen aan twee belangrijke kenmerken:

  1. De voorz.bep. heeft een idiomatisch karakter, want we kunnen veelal niet voorspellen welk voorzetsel er gebruikt wordt en wat de precieze betekenis ervan is.
  2. De voorz.bep. kan zich in meer of mindere mate als een "basiselement" (§ 90.1) gedragen, en vervangt feitelijk een object of een echo (vandaar dat ze wel "pseudo-object" en "pseudo-echo" genoemd worden).

Uit dit tweede kenmerk kan opgemaakt worden dat een prep.werkw. nooit een voltrans.werkw. is, want daarbij zijn object en echo immers per definitie aanwezig, zodat er van "vervanging" geen sprake is. De meeste prep.werkw.n zijn dan ook intrans., zoals:

Gress nert âpe fes sest prytustos.Ik leen me niet voor zulke karweitjes.
Do chiype armt ef tupp.Hij knijpt in de tube.
Mariy axerme kura ef hiyste-nôšy.Mariy vindt baat bij de hoestdrank.
Kirro prate helkara Bôrâ.Wij vertrekken naar Bôrâ.
Eup sen sôlisitere tukst eft kleter jobiy.Ze solliciteert naar een nieuwe baan.

80.26

Verscheidene prep.werkw.n behoren tot de categorie obtrans. In deze gevallen zou men kunnen zeggen dat een feitelijke echo door een vaste voorz.bep. vervangen is, zoals:

Do uše pert fort furt sener hôby.Hij besteedt veel tijd aan zijn hobby.
Elsa idelate Petriy armt quista detts.Elsa scheept Petriy met mooie praatjes af.
Kirro kôle ef ðôpecc fes ér alôki.Wij schatten de kosten op één ton.
Ef cômišo merater Metrusse kimore fes ef kleter ziyter.De commissie heeft de heer Metrusse tot nieuwe voorzitter benoemd.

80.27

Een aantal prep.werkw.n hebben een voorz.bep. met het voorzetsel ón. Let wel, ón fungeert nu als voorzetsel, en niet als echo-determinant, bijvoorbeeld:

(1)Fôrs quiste ón ef kabor oryccs.Frisse lucht is goed voor de arme weeskinderen.
(2)Petriy sen wencate fara zjecer ón ef
ÿksanera.1
Petriy staat borg voor de buurvrouw.

Dat het hier voorz.bep.n betreft, en geen echo-constituenten, blijkt onder meer uit het feit dat een echopassief ongrammaticaal is:

(1′)* Ef kabor oryccs quistelitâ pai fôrs.2Voor de arme weeskinderen is frisse lucht
goed.
(2′)* Ef ÿksanera prap wencatelitâ fara
zjecer pai Petriy.3
(lett. "voor de buurvrouw wordt door Petriy
borg gestaan")

Zie verder § 90.25–32 voor het verschil tussen ón als echo-determinant, en ón als voorzetsel.


1Prap wencate fara zjecer wordt in deze constructie als één constituent opgevat, zodat alle andere voorz.bep.n altijd áchter fara zjecer verschijnen. Zie ook § 141.18.


2Vergelijk de volgende echo-constructie, die wél een passieve variant kent:

Do pjôle ón ef chats.Hij praat tegen de katten.
Ef chats pjôlelitâ pai do.Tegen de katten wordt door hem gepraat.


3Voor het gebruik van prap (zich), zie § 72.3b en § 72.25–26.

80.28

In § 80.25 punt 2. is aangehaald dat een "vaste" voorz.bep. soms het karakter kan hebben van een basiselement (dat is: subject, object of echo), terwijl een "losse" voorz.bep. (die optioneel toegevoegd kan worden en een voorspelbare betekenis heeft) nooit een dergelijk karakter kan hebben.
Waaruit blijkt dit karakter nu? Zonder dat we al te diep ingaan op de materie die met basiselementen te maken heeft (zie hiervoor Hoofdstuk 90), kan hier één relevante eigenschap genoemd worden: basiselementen hebben altijd hun vaste positie binnen een zin. Het is niet mogelijk om de onderlinge volgorde van subject, object en echo te wijzigen, zonder dat dit syntactische consequenties heeft. Een "losse" voorz.bep. daarentegen kan, zonder dat dit syntactische consequenties heeft, zowel achteraan, middenin als vooraan een basiszin geplaatst worden. Vergelijk:

(1)a.Leon trempelira ef mimpit furt ef sért.Leon zit het boek voor het huis te lezen.
 b.Leon trempelira furt ef sért ef mimpit.Leon zit voor het huis het boek te lezen.
 c.Furt ef sért Leon trempelira ef mimpit.Voor het huis zit Leon het boek te lezen.

Daarentegen verschijnt een "vaste" voorz.bep. het liefst op de positie die gereserveerd is voor een niet-uitgedrukte echo (indien het object aanwezig is). Vergelijk de zinnen in (1) met:

(2)a.Leon uše pert fort furt sener hôby.Leon besteedt veel tijd aan zijn hobby.
 b.* Leon uše furt sener hôby pert fort.Leon besteedt aan zijn hobby veel tijd.
 c.? Furt groft hôby Leon uše pert fort.1Aan zijn hobby besteedt Leon veel tijd.

Zin (2a) komt het meest overeen met een voltrans. constructie als:

Leon kette pert smurf ón sener sour.Leon geeft veel geld aan zijn zuster.

en is daarom geheel grammaticaal.
De ongrammaticaliteit van (2b) kan verklaard worden door een parallel te trekken met een constructie waarin object en echo van plaats verwisseld zijn, en zo'n zin is per definitie ongrammaticaal, bijvoorbeeld:

* Leon kette ón sener sour pert smurf.Leon geeft aan zijn zuster veel geld.

1In (2c) is het impliciete bez.vnw. sener vervangen door de expliciete variant groft, omdat de zinskern na het bez.vnw. verschijnt (zie § 51.18).

80.29

De twijfelachtige grammaticaliteit van (2c) in de vorige paragraaf ten slotte kan verklaard worden door de volgende twee overwegingen:

  1. Als een echo zonder meer vooraan de zin geplaatst wordt, ontstaat een ongrammaticale constructie:

    (3)* Ón groft sour Leon kette pert smurf.
     Aan zijn zuster geeft Leon veel geld.

    Vooropgesteld dat furt groft hôby in (2c) een "soort echo" is, kan nu aan de hand van (3) geconcludeerd worden dat ook (2c) ongrammaticaal moet zijn.

  2. Een echo kan wel vooraan de zin geplaatst worden als de echo de functie van zinskern heeft:

    (4)Groft sour kettelitâ pai Leon pert smurf.
     Aan zijn zuster wordt door Leon veel geld gegeven.

    Het feit dat een echte echo blijkens (4) vooraan de zin geplaatst kan worden, leidt ertoe dat een "onechte" echo als in (2c) eveneens vooraan de zin mag verschijnen.

De tegenstrijdige conclusies uit 1. en 2. hierboven leiden er ten slotte toe dat (2c) noch ongrammaticaal, noch grammaticaal is, oftewel: (2c) is twijfelachtig.


TOP
<< Hoofdstuk 73 | Hoofdstuk 81 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands