Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 80 | Hoofdstuk 82 >>
8. Werkwoorden

81. Infinitiefconstructies


Opbouw van dit hoofdstuk:

Blok:


81.1   Infinitief-e

De infinitief van alle Spokaanse werkwoorden is gemarkeerd met het suffix -e. Dit wordt de verbale e of infinitief-e genoemd. Naast de infinitief drukt de verbale e tevens de universele persoonsvorm uit (alle personen ongeacht getal of geslacht in de neutrale tijd, zie Hoofdstuk 111).
Een universele persoonsvorm komt frequenter voor dan een infinitief (in feite is de infinitief de typische woordenboekvorm die slechts in weinig syntactische constructies kan worden gebruikt, en dan nog meestal als zodanig extra gemarkeerd wordt met een determinant). Daarom wordt de verbale e ook wel finiete e genoemd.

81.2

Werkwoorden vormen de enige woordsoort in het Spokaans waarvan alle leden zonder uitzondering als zodanig door een affix gemarkeerd zijn. De bijzondere status die het suffix (inf.-e) hieraan ontleent, blijkt uit het feit dat het Pegrevische schrift (dat, ondanks de naam, het oude schrift voor het Spokaans was, zie Hoofdstuk 180) voor de inf.-e een ander letterteken kent dan voor elke andere e, hoewel er geen verschil in uitspraak bestaat. De inf.-e wordt geschreven als en elke andere e als . Vergelijk:

ef finne(subst.)= het begin
finne(werkw.)= beginnen
melde(werkw.)= zijn

81.3

In drukwerk met Latijnse letters van vóór ca. 1820, en ook in hedendaagse transcripties van Pegrevische teksten, wordt de inf.-e wel als ("lange e") geschreven. Vergelijk:

ef finne het begin
finnbeginnen
meld 1zijn

1Melde is het enige werkwoord waarvan de inf.-e afwijkend uitgesproken wordt. Melde klinkt als [mÿ] en wordt in transcripties vaak nog afgekort tot: m (uit het Pegrevisch ).

81.4

Dikwijls is de inf.-e het eindelement van een groter suffix. Dit is bijvoorbeeld het geval bij uit het Latijn stammende werkwoorden op -ere (uitgesproken als [ÿje]) of bij werkwoorden op de suffixen -are en -ÿne.
Kojen-Pôt en enkele anderen beschouwen -ere, -are en -ÿne dan ook als samengestelde vormen, bestaande uit de suffixen -er, -ar en -ÿn, gevolgd door een inf.-e. Voor de Latijnse leenwoorden, zie ook § 20.30. Voor -are en -ÿne, zie § 83.23 en § 83.25.

81.5

In het Oudspokaans (tot omstreeks 1450) was het infinitiefsuffix -el. De inf.-e is hiervan een gereduceerde vorm. In de teg.dw.n en in de passiefsuffixen is de oorspronkelijke eind-l nog bewaard gebleven.1 Vergelijk:

farte ~ farteliralopen ~ lopende
trempe ~ trempelijelezen ~ worden gelezen

Daufenbach (1952) stelt vast dat het Pegrevische letterteken (inf.-e) in feite een teken voor el was.


1Het archaïsche infinitiefsuffix -el vinden we nog terug is substantieven als slapelmit (slaapkamer), slapelnolac (slaaprijtuig), trijelmit (paskamer) en dergelijke. Zie hiervoor § 21.30 voetnoot 2.

81.6

Het Oudspokaanse infinitiefsuffix -el werd vervangen door een zogenoemd echo-suffix als het werkwoord ectrans., en soms ook wel als het voltrans. was (zie § 80.6–8).
Dit echo-suffix was -em achter een l of een bilabiaal (b, p, m)), en -en in alle andere gevallen. Bijvoorbeeld († = Oudspokaans):

† ketten = kette óngeven aan
† ommonecolem = ommonecole ónstoten tegen
† miypem = miype óntoeschrijven aan

Ook het moderne Pegrevisch kent nog in verscheidene gevallen het echo-suffix -em/-en.

81.7

In § 81.1 is terloops opgemerkt dat een Spokaans infinitief in slechts weinig syntactische constructies gebruikt kan worden. Binnen een predicaat kan een infinitief alleen na een beperkt aantal finiete werkwoorden opereren. Deze werkwoorden kunnen we in enkele gesloten klassen onderbrengen, en wel:

  1. doelwerkwoorden (vanaf § 81.8)
  2. modale hulpwerkwoorden (vanaf § 81.32)
  3. geverbaliseerde pers.vnw.n 1n (§ 81.45)
  4. enkele additieven (met melde) of de geverbaliseerde vorm hiervan (vanaf § 81.46)

Een zinsdeel (predicaat) dat bestaat uit een finiet werkwoord, gevolgd door een infinitief, zullen we een infinitiefconstructie noemen. De combinatie van beri + infinitief noemen we een infinitiefcomplement (inf.comp.).
Verder is er nog een verschil tussen een hoofdwerkwoord en een zelfstandig werkwoord (zelfst.werkw.). Een hoofdwerkwoord is het werkwoord dat de hoofdbetekenis van het predicaat draagt. Elk predicaat heeft altijd maar één hoofdwerkwoord. Een zelfst.werkw. is een hoofdwerkwoord dat geheel alleen een predicaat vormt, zonder verdere hulp- of doelwerkw.n. Vergelijk:

a.Do moje ef kles.Hij maait het gras.
b.Do probare beri moje ef kles.Hij wil het gras maaien.

In a. is moje zowel een zelfst.werkw. als een hoofdwerkw. In b. in moje een hoofdwerkw. en probare een (modaal) hulpwerkw. Verder is probare beri moje een infinitiefconstructie, waarbinnen beri moje het inf.comp. is.

81.8   ad § 81.7   A. Doelwerkwoorden

De doelwerkw.n (een kleine 60 stuks) zijn finiet, hoewel dat in de neutrale tijdsvorm niet te zien is omdat zij dan op de inf.-e eindigen. De eropvolgende infinitief wordt dan voorafgegaan door de determinant beri die in veel gevallen met '[om] te' vertaald kan worden. Beri wordt uitgesproken als [be], indien het volgende woord met een consonant begint; en als [ber] indien het volgende woord met een vocaal begint. Alleen in declamaties en zeer officiële taal klinkt beri als [beri].
In Blok 81.9 zijn een aantal doelwerkw.n opgenomen die speciale problemen kunnen oproepen. Veel doelwerkw.n kunnen tevens als zelfst.werkw. (dus zónder beri + infinitief) optreden (soms met een (iets) andere betekenis). Ook kan bij veel doelwerkw.n het inf.comp. vervangen worden door een bijzin met het voegw. den. Zie ook Hoofdstuk 196 voor een complete lijst van de doelwerkw.n.

81.9

Doelwerkwoorden
nootdoelwerkwoordtransi-
tiviteit
 
1
2
3
4
5
6
7
8
8
9
9
10
11
12
13
14
15
12
16
aenollafyte
affionnose ×°
bladide ×°
dÿfe ×
eftarse ×°
espere ×°
frute ×°
génehe ×
hurtiyre ×°
kirture °
miffe
nepainare °
nestiye ×
pe ×
quzéše ×
râgtage °
tinde ×°
tóte °
trije ×°
intrans.
obtrans.
obtrans.
obtrans.
semtrans.
obtrans.
obtrans.
intrans.
intrans.
semtrans.
semtrans.
intrans.
intrans.
intrans.
intrans.
intrans.
obtrans.
intrans.
obtrans.
niets anders doen dan
houden van; fijn vinden
wensen; graag willen [hebben]
beëindigen; ophouden; afmaken
[ge]lukken; erin slagen
hopen [op]
zouden wel eens kunnen [zijn]
opschieten; sneller voortgaan
zich haasten; haast hebben
laten
zullen laten
ondoenlijk zijn
nodig zijn; behoeven
moeten; wel kunnen; schijnen
voor niets doen; nutteloos doen
blijken
blijven
schijnen, lijken
trachten; proberen

×Kan ook als zelfstandig werkwoord gebruikt worden.
°Kan ook in een den-bijzin gebruikt worden (zie vanaf § 123.32).

In de voorbeeldzinnen bij de behandeling van de Noten hieronder zijn de Spokaanse infinitieven en de Nederlandse equivalenten hiervan telkens vetgedrukt.

81.10   ad blok 81.9   Noot 1

Het doelwerkw. aenollafyte kan op verschillende manieren vertaald worden, bijvoorbeeld:

Do aenollafyte beri obezjere.
Hij doet niets anders dan lachen; Hij lacht alleen maar.

Elsa aenollafyte beri fesqummerte klôps.
Het enige wat Elsa doet is beeldjes boetseren.

81.11   ad blok 81.9   Noot 2

Affionnose kan universeel gebruikt worden (ook als hoofdwerkw.). Vergelijk ook lye (houden van; beminnen) dat voornamelijk in relatie tot personen gebruikt wordt. Bovendien is lye géén doelwerkw.

Kirro affionnose beri mirre.1We houden ervan om te wandelen;
We houden van wandelen.
Petriy nert affionnose noga.Petriy houdt niet van noga.
Gress affionnose tu. = Gress lye tu.Ik hou van je.

1Synoniem is: Kirro affionnose ef mirre. Nu wordt het werkwoord mirre nominaal gebruikt, in de functie van object bij affionnose (zodat het lidwoord ef verplicht is, zie § 50.35).

81.12   ad blok 81.9   Noot 3

De wens of wil die met het doelwerkw. bladide uitgedrukt wordt, is intenser dan die welke met het modale hulpwerkw. probare (zie § 81.32) uitgedrukt wordt. Vergelijk:

(1)Lerdu bladide beri ojelste cafer.Lerdu wenst koffie te bestellen;
Lerdu wil graag koffie bestellen.
(2)Lerdu probare beri ojelste cafer.Lerdu wil koffie bestellen.

In zin (1) is het verlangen om een kop koffie te drinken zeer groot. In (2) wordt meer de nadruk gelegd op het feit dat Lerdu onmiddellijk na het uitspreken van de zin tot het bestellen van koffie overgaat. Vergelijk ook:

(3)Quela nert bladide beri trempe dena mimpit.Quela wenst dit boek niet te lezen.
(4)Quela nert probare beri trempe dena mimpit.Quela wil dit boek niet lezen.

In zin (3) heeft Quela kennelijk morele of emotionele bezwaren om dat boek te lezen. In (4) is de weigering om het boek niet te lezen, niet gemotiveerd.

Bladide als zelfst.werkw. kent het obtrans. synoniem zecofe:

Gress bladide eft papiygoe. = Gress zecofe eft papiygoe.
Ik wens een papegaai; Ik wil graag een papegaai [hebben].

Zecofe als intrans.werkw. betekent 'genegen zijn'. Hierachter volgt een bijzin met den (dat):

Do zecofe, den Ø quardere sener kinur tlokko.1
Hij is genegen zijn zieke tante te bezoeken.

1Ø geeft de positie van het gedeleerde subject do (hij) aan. Voor deze verplichte subjectdeletie in een den-bijzin, zie § 131.105.

81.13   ad blok 81.9   Noot 4

Dÿfe als doelwerkw. heeft meestal een imperfectief aspect: de bezigheden worden weliswaar gestaakt, maar zijn [nog] niet afgerond:

Yvonn dÿfe beri ÿrôme kest 5 zurt.Yvonn houdt om 5 uur op met werken.
Gress dÿfe beri trempe.Ik houd op met lezen.

Daarentegen heeft dÿfe als zelfst.werkw. een perfectief aspect: de nadruk ligt op de voltooiing. Vergelijk in dit verband het obtrans.werkw. croifte (beëindigen):

(1)Petriy dÿfe sener ÿrôm.Petriy maakt zijn werk af.
(2)Petriy croifte sener ÿrôm kest 5 zurt.Petriy beëindigt zijn werk om 5 uur.

Zin (1) heeft een perfectief aspect: de werkzaamheden zijn afgerond; in (2) is het aspect onuitgedrukt: óf Petriy stopt om 5 uur met werken omdat het werk af is, óf hij stopt om 5 uur omdat hij geen zin meer heeft (morgen maakt hij zijn werk af).

Croifte kan ook wederkerend (dus intrans.) gebruikt worden:

Ef stâgos sen croifte kest 11 zurt.De voorstelling eindigt om 11 uur.

Hier lijkt alleen een perfectief aspect voor de hand te liggen. Het is immers vreemd om ervan uit te gaan dat de voorstelling later nog vervolgd zal worden.

81.14   ad blok 81.9   Noot 5

Eftarse is in tegenstelling tot het Nederlandse equivalent "gelukken" niet onpersoonlijk, dus wat een indirect object in het Nederlands is ("het lukt jou"), is in het Spokaans een subject ("tu eftarse"). Vergelijk:

Ef nertflecs eftarse beri ôtlazre ef flecse.1
Het lukt de brandweer om het vuur te bestrijden.

Gress nert eftarse beri arfine kelt.
Het lukt me niet om straks te komen; Ik zie geen kans straks te komen.

Lerdu nert eftarse beri póbare sener sért.2
Het lukt Lerdu niet om zijn huis te verkopen; Lerdu krijgt zijn huis niet verkocht.

Omdat eftarse semtrans. is, kunnen we ef šôt toevoegen en aldus een definitieve tijd uitdrukken (zie § 80.3):

Gress ef šôt nert eftarse beri arfine.
Het is mij niet gelukt om te komen.

Ef menester ef šôt eftarse beri klate ef cômišo.3
Het is de minister gelukt om de commissie te overtuigen;
De minister heeft kans gezien om de commissie te overtuigen.

Eftarse is ook een semtrans. zelfst.werkw., bijvoorbeeld:

Ef âtemosz nert eftarse.De pogingen lukken niet.
Lisa di eftarsu jazy.Het zal Lisa wel lukken.

Een transitieve variant is eftarsare:

Do nert eftarsare ef reparašo.De reparatie lukt hem niet;
Hij krijgt de reparatie niet voor elkaar.

1Merk op dat flecse hier de resultatieve vorm van flecs (vuur) is.


2Vergelijk de Nederlandse vertalingen met "krijgen" in de volgende zinnen:

a.Lerdu nert eftarse beri póbare sener sért.
 Lerdu krijgt zijn huis niet verkocht. (= het lukt Lerdu niet om zijn huis te verkopen)
b.Lerdu nert eftarse, den [do] armtganelitâ enn ef tupplip-ðôpecc.
 Lerdu krijgt de reiskosten niet vergoed. (= het lukt Lerdu niet om de reiskosten
vergoed te krijgen)
(lett. "het lukt Lerdu niet, dat hem de reiskosten vergoed worden)"
c.Ef tupplip-ðôpecc nert armtganelije ón Lerdu.
 Lerdu krijgt de reiskosten niet vergoed. (= de reiskosten worden aan Lerdu niet
vergoed)

In a. wordt uitgedrukt dat Lerdu zijn huis graag wil verkopen maar dat het hem niet lukt. Lerdu is dus het subject bij "verkopen". In b. wordt uitgedrukt dat Lerdu moeite heeft gedaan om de reiskosten vergoed te krijgen, maar dat dat niet is gelukt. Lerdu is hier de echo bij "vergoeden", uitgedrukt in een echopassieve constructie (§ 91.2). In c. wordt in een objectpassieve zin uitgedrukt dat Lerdu de reiskosten niet vergoed krijgt. Of hij moeite voor de vergoeding heeft gedaan of niet, wordt hier niet meegedeeld. De zinnen b. en c. kunnen in het Nederlands identiek vertaald worden, wat impliceert dat deze vertaling ambigu is: "krijgen" kan zowel een neutrale betekenis hebben (zoals in c.), als impliciet uitdrukken dat er sprake is van een inspanning van het subject (zoals in b., maar ook in a.).


3Deze zin bevat twee objecten: het semi-object ef šôt (bij eftarse), en het reële object ef cômišo (bij klate). Deze vreemde constructie wordt uitgelegd in § 132.22a.

81.15   ad blok 81.9   Noot 6

Óps espere beri arfine mas.
Ze hopen morgen te komen.

Ef menester espere beri klate ef cômišo.
De minister hoopt de commissie te [kunnen] overtuigen.

Espere als obtrans. zelfst.werkw. kent het synoniem rajiytare (hopen op):

Kirro espere quista wónzol. = Kirro rajiytare quista wónzol.
We hopen op goed weer.
Elsa eft moplariy nert espere. = Elsa eft moplariy nert rajiytare.
Elsa hoopte niet op een ongeluk.

Rajiytare is de trans. afleiding van rajiyte (hopen) (zie § 80.20). Het intrans. zelfst.werkw. rajiyte wordt voornamelijk met een den-bijzin gebruikt:

(1)Gress rajiyte, den do arfine mas.1Ik hoop dat hij morgen komt.

Als de subjecten in hoofd- en bijzin coreferentieel zijn, wordt de voorkeur gegeven aan espere beri + infinitief. Vergelijk:

(2)a.Gress espere beri arfine mas. =
 b.= ? Gress rajiyte, den [gress] arfine mas.1
 Ik hoop morgen te komen.

1Dat (1) correct is en (2b) twijfelachtig, ligt aan het feit dat de den-bijzin in (1) als het ware een andere Stand van Zaken (SvZ; zie § 110.3) uitdrukt dan de matrixzin met het doelwerkw. Dit blijkt in (1) duidelijk uit de twee verschillende subjecten: de eerste SvZ is IK HOOP IETS, en de tweede SvZ is HIJ KOMT MORGEN. Er zijn dus twee "beheersers".
In (2b) lijkt het eerder te gaan om één SvZ, waarbij alleen de beheerser "ik" betrokken is: IK KOM MORGEN, en die dan uitgebreid wordt met de modaliteit "hopen". Zie § 123.41–43 wanneer een den-zin correct is en wanneer niet.

81.16   ad blok 81.9   Noot 7

Frute drukt een twijfel of voorzichtige veronderstelling uit, zonder dat de spreker het feit wil of kan vaststellen (deze vorm van modaliteit wordt Dubitatief genoemd; zie ook § 110.63):

Pâskel frute beri merfe.Pâskel zou wel eens kunnen liegen;
Misschien liegt Pâskel wel.
Ef frute beri bidale kelt.Het zou straks wel eens kunnen gaan regenen.
Aftel tu frute beri lÿsse fes kiygt fort?Ben je niet een beetje lui de laatste tijd?

Frute is ook een obtrans. zelfst.werkw.:

Moffain frute ef zâft.Moffain zou wel eens de dief kunnen zijn.

Kojen-Pôt keurt frute als zelfst.werkw. af. Hij accepteert alleen een infinitiefconstructie en daarom zou bovenstaand voorbeeld volgens hem gecorrigeerd moeten worden in:

Moffain frute beri melde ef zâft.Moffain zou wel eens de dief kunnen zijn.

81.17   ad blok 81.9   Noot 8

Génehe betekent: "voortmaken met bepaalde, niet nader genoemde bezigheden teneinde datgene te kunnen [gaan] doen wat de infinitief uitdrukt" (zie a-zinnen).
Hurtiyre betekent: "voortmaken met datgene wat de infinitief uitdrukt" (zie b-zinnen). Vergelijk:

(1)a.Elsa génehe beri trempe ef rapors.Elsa schiet op om het rapport te [kunnen gaan] lezen.
 b.Elsa hurtiyre beri trempe ef rapors.Elsa haast zich met het lezen van het rapport.

(2)a.Petriy génehe beri šâste ef treno.Petriy schiet op om de trein te halen.
 b.Petriy hurtiyre beri šâste ef treno.Petriy haast zich om de trein te halen.

In zin (1a) verricht Elsa in snel tempo allerlei werkzaamheden, om vervolgens de tijd te hebben om het rapport (eventueel op haar gemak) te gaan lezen. In (1b) geschiedt het lezen van het rapport in een snel tempo.
In (2a) verricht Petriy allerlei bezigheden (haren kammen, jas aantrekken, koffer pakken) in een snel tempo om op tijd op het station te zijn. In (2b) moet Petriy zich snel voortbewegen (zich naar het station begeven).

Génehe kan met de hier besproken betekenis alleen als doelwerkw. fungeren1, maar hurtiyre is ook een intrans. zelfst.werkw.:

Elsa hurtiyre.Elsa haast zich. (= "beweegt" zich snel)
Gress nert hurtiyravy.Ik wil me niet haasten.
(= niet sneller "bewegen" dan nodig is)

Een synoniem van génehe is het intrans. zelfst.werkw. hurte (opschieten; voortmaken). Dit vervangt génehe zodra een infinitief ontbreekt:

Elsa nert hurte.Elsa schiet niet op. (= voert de handelingen niet
snel uit, zodat ze niet aan iets anders toekomt)
Kirro hurtûs!We moeten opschieten/voortmaken!

1Met de betekenis 'opschieten, spoedig verlopen' kan génehe wel als intrans. zelfst.werkw. optreden, maar alleen in combinatie met een zakelijk subject, bijvoorbeeld:

Ef âlbos-kest nert génehe.
De verbouwing schiet niet op. (= verloopt niet voorspoedig)

81.18   ad blok 81.9   Noot 9

Kirture en miffe drukken een Causatief zonder causatief subject uit. Bij miffe komt hier nog een toekomend aspect bij. Vergelijk:

Gress kirture beri queffe ef oto.Ik laat de auto nakijken.
Gress miffe beri queffe ef oto.Ik zal de auto laten nakijken.

Miffe heeft dikwijls ook een dreigend aspect:

Gress miffe beri rupke ef polišo, âme tu koldre qurredla fesdu kost kupân.
Ik zal de politie erbij halen (lett. "laten roepen") als je vergif in mijn drinkwaterput gooit.

In bovenstaand voorbeeld overschaduwt de dreiging het causatieve aspect van miffe. Met name in de spreektaal kan de dreiging zelfs zo in het brandpunt komen te staan dat zowel het causatieve als het toekomende aspect geheel naar de achtergrond verdrongen wordt:

Gress miffe beri jiyme tu!Ik klaag je aan! (lett. "ik zal je laten aanklagen!")

Kirture kan ook als zelfst.werkw. samen met een bijzin gebruikt worden. Het drukt dan een Permissief uit, met de betekenis van: "niet verhinderen; zijn gang laten gaan; [lijdend] toezien". Dit is alleen mogelijk als de den-bijzin een ander subject bevat dan de matrixzin.1 Vergelijk:

(1)Riyp kirture beri axe cradef vilduls.Riyp laat alle bomen omhakken.
(2)Riyp kirture, den Mefa axe cradef vilduls.Riyp laat Mefa alle bomen omhakken.

In zin (1) heeft Riyp opdracht gegeven (aan een niet nader genoemd persoon) om alle bomen om te hakken. In (2) kijkt Riyp passief toe hoe Mefa alle bomen aan het omhakken is, zonder te helpen of het te verbieden. Zie verder Hoofdstuk 152 voor een uitgebreide behandeling van Causatieven en Permissieven. In § 100.95 is besproken hoe een Permissief uitgedrukt kan worden met een -lira-constructie plus promotie van het subject.

Kirture kan ook in een wederkerende constructie gebruikt worden, om een mogelijkheid uit te drukken: "het mag/kan dan wel ...". Bijvoorbeeld:

Ef sen kirture beri trufôe, tûre ef nert fliynke klata.
Het kan/mag dan wel waar zijn, [maar] het klinkt niet overtuigend.

Óps sena kirture beri melde ielba, tûre óps nert melde real rôrfiyn.
Ze mogen dan wel rijk zijn, ze zijn niet bepaald royaal.

1 Als Riyp lijdend toeziet hoe zijn bomen worden omgehakt, kan hij nooit zelf het subject bij "omhakken" zijn. De volgende zin is dus wel grammaticaal correct, maar semantische onzin (Ø staat voor het gedeleerde subject Riyp):

® Riyp kirture, den Ø axe cradef vilduls.
Riyp laat alle bomen omhakken.
(= Riyp kijkt [toe] hoe hijzelf alle bomen omhakt)

81.19   ad blok 81.9   Noot 10

Nepainare is in tegenstelling tot het Nederlandse equivalent "ondoenlijk zijn" niet onpersoonlijk. Vergelijk ook § 81.14 voetnoot 2:

Gress nepainare beri arfine kelt.Het is mij ondoenlijk om straks te komen.
Stus nepainare beri trempe ef biblâ
ânte ér tof.1
Het is ondoenlijk om de bijbel in één dag
te lezen.
Mittof nepainare beri paine!2Dat is ondoenlijk!

1Het werkw. nepainare verlangt een "echt" subject, en in dit geval is er gekozen voor het algemene stus (men), zodat er een coreferentie bestaat tussen "men" voor wie iets ondoenlijk is, en het niet-uitgedrukte "men" die de bijbel leest. Feitelijk staat hier: "het is voor men ondoenlijk dat men de bijbel in één dag leest".


2Het spoor paine (doen) moet toegevoegd worden omdat nepainare als doelwerkw. altijd een inf.comp. eist. Zie ook § 132.126 punt 3.

81.20   ad blok 81.9   Noot 11

Nestiye is in tegenstelling tot het Nederlandse equivalent "nodig zijn" niet onpersoonlijk:

Do nestiye beri arfine.Het is nodig dat hij komt.
Tu nert nestiye beri scemre lo kâ.Je hoeft niet zo te schreeuwen.

Het persoonlijke karakter van nestiye kan tot ambiguïteit leiden. Vergelijk:

(1)Tu nestiye beri cÿrtire-ral.
 a. Het is nodig dat je meehelpt.
 b. Je bent nodig om mee te helpen.

(2)Fara tu mulkare ef efantys lunatof, Lisa nert nestiye beri paine ef dus.
 a. Als jij maandag op de kinderen past, dan hoeft Lisa dat niet te doen.
 b. Als jij maandag op de kinderen past, dan is Lisa niet nodig om dat te doen.

In de a-vertalingen wordt de nadruk gelegd op de noodzakelijkheid om de met de infinitief uitgedrukte handeling uit te voeren; in de b-varianten gaat het erom dat de aanwezigheid van "jij" of "Lisa" (niet) gewenst is. Zo kan (2b) geïnterpreteerd worden als: "Lisa kan gerust wegblijven".
Betekenis (1b) kan expliciet uitgedrukt worden met een voegwoord. Bijvoorbeeld:

Tu nestiye cÿrs tu cÿrtire-ral.
je bent.nodig opdat je meehelpt

Nestiye in de functie van intrans. zelfst.werkw. kent als synoniem morde (behoeven; nodig zijn):

Pert smurf nestiye. = Pert smurf morde.Er is veel geld nodig.

Betekenis (1b) kan ook met morde, gevolgd door een den-bijzin, uitgedrukt worden:

Tu morde, den Ø cÿrtire-ral.
je bent.nodig, dat (je) meehelpt
Je bent nodig om mee te helpen.

Let op morde in de volgende idiomatische uitdrukking:

Missjeffô furt vilt cÿrtiyr! – [Mittof] morde nert!
Bedankt voor je hulp! – Niets te danken/graag gedaan!

Vergelijk ten slotte het obtrans. zelfst.werkw. mennirre (nodig hebben):

Kirro mennirre pert smurf.We hebben veel geld nodig.
Tu mennirre kluft?Wat heb je nodig?

81.21   ad blok 81.9   Noot 12

Pe drukt een gerucht of een "van horen zeggen" uit, vaak vertaald met 'schijnen'. Ook tóte betekent 'schijnen, lijken', maar daarbij wordt niet expliciet een "gerucht" verondersteld:

Dena omâstây pe beri quiste.Deze film moet goed zijn (zegt men).
Do pe beri mešane folarra ÿrmentos.Hij kan elk ogenblik komen;
Men zegt dat hij in aantocht is.
Elsa pe beri melde kinur.Elsa schijnt ziek te zijn. (de spreker verneemt dit
feit van "horen zeggen")
Elsa tóte beri melde kinur.Elsa schijnt/lijkt ziek te zijn. (de spreker heeft
het feit bevestigd gekregen of zelf geconstateerd
dat dit feit zeer aannemelijk is)

Pe wordt ook gebruikt om een zekere schroom, aarzeling of voorzichtigheid uit te drukken, om een bepaalde opmerking niet al te hard te laten aankomen, of om een voorzichtige hint te geven. Al deze vormen van modaliteit vallen onder de term Hesitatief (zie ook § 110.64):

Kirro pe beri ðôgiffe lôftquârda.Eigenlijk zouden we eens moeten vertrekken;
Ik denk dat we zo langzamerhand maar eens
moeten opstappen.

Deze schroom of voorzichtigheid wordt in vragen uitgedrukt met pe in de toekomende tijd (zie ook § 111.49–62 voor de toek.tijd):

Aftel do di pu beri melde koffon?Is hij misschien dood...?;
Is het misschien waar dat hij dood is?
Aftel pe beri lelperre tu eftofpira smurf furt gress?Heb je misschien wat geld voor me?

Pe als obtrans. zelfst.werkw. wordt gebruikt in de betekenis van 'heten', tezamen met een naam:

Eup pe Mariy.Zij heet Mariy.
Tu pe kluft?Hoe heet je? (lett. "jij heet wat")

Maar als intrans. zelfst.werkw. wordt pe gebruikt in de betekenis van 'heten; genoemd worden'. Er volgt dan een voorzetselbepaling met lo (als):

Mittof pe lo brûe.Dat heet/is een brûe; Dat wordt een brûe genoemd.
Dena huron pe lo eft lÿgiy.Deze bloem is/heet [een] anjer.

81.22   ad blok 81.9   Noot 13

Quzéše drukt de tevergeefsheid van een handeling uit:

Do quzéše beri lardare ef ardekirs.Hij geeft de planten voor niets water.
(want ze gaan toch dood)
Óps quzéše beri vrontese.Ze maken zich voor/om niets boos.
Gress do quzéše beri quÿe.Ik heb tevergeefs/voor niets op hem gewacht.

Quzéše als intrans. zelfst.werkw. heeft enkele gelexicaliseerde betekenissen:

Ef moter quzéše.De motor draait stationair. (van auto)
Ef kloppa quzéše.De klok is van slag af.
Ef karé quzéše.Het schip drijft stuurloos rond.
Groft poiros quzéše.Hij vergooit zijn leven; Hij leidt een nutteloos/asociaal bestaan.

81.23   ad blok 81.9   Noot 14

Râgtage kan officieel alleen als doelwerkw. fungeren:

Ef râgtage beri melde ef kâmpaiy.1Het blijkt de waarheid te zijn.
Zula râgtage beri lelperre eft hurt.Zula blijkt een hond te hebben.
Óps nert râgtage beri arfine.Ze blijken niet te komen.
Ef feldariy râgtage beri hupsterreve furt
ef mittus.2
De kast blijkt te groot te zijn voor
de kamer.

Vergelijk ook het obtrans. zelfst.werkw. zrempje (blijken uit):

Ef kâmpaiy zrempje groft storâs.De waarheid blijkt uit zijn verhaal.
Elsaex ef korsta nert zrempje sener ocÿrma.Elsa's woede blijkt niet uit haar gedrag.

1In de spreektaal wordt na râgtage de infinitief melde wel weggelaten. Daarmee is râgtage in feite een koppelwerkw. geworden; vergelijk:

£ Ef râgtage ef kâmpaiy.Het blijkt de waarheid [te zijn].
£ Eup râgtage kinur.Zij blijkt ziek [te zijn].

Zulke constructies worden door Kojen-Pôt afgekeurd, maar zijn tegenwoordig steeds algemener, soms zelfs ook in de schrijftaal. Zie ook § 81.16, § 102.38 en § 132.78.


2Hupsterreve is de geverbaliseerde vorm van de additivische resultatief hupsterr (te groot). Zie § 63.42.

81.24   ad blok 81.9   Noot 15

Tinde als doelwerkw. drukt een voortduring van de handeling uit:

  Ef tinde beri bidale.Het blijft regenen. (houdt niet op)
(1)a.Eup tinde beri larde.Ze blijft eten; Ze gaat maar door met eten.
 b.Kirro tinda beri chaquinde lóf
ef pijâ luppor.
We bleven de hele avond praten.
(we hielden maar niet op)

Tinde in combinatie met een bijzin drukt uit: "uitgenodigd zijn om; niet weggaan". Vergelijk (1a) en (1b) met:

(2)a.Eup tinde, den [eup] larde.Ze blijft eten. (ze is uitgenodigd om aan
de maaltijd deel te nemen)
 b.Kirro tinda, den chaquinde lóf ef pijâ
luppor.
We bleven de hele avond [om te] praten.
(we gingen niet naar huis)

Tinde fungeert ook als zelfst.werkw. Vergelijk:

Do tinde eft gekker.Hij blijft leraar. (verandert dus niet van baan)
Ef gekker tinde rofonos.1De leraar blijft boos.

1Als koppelwerkw. kan tinde vervangen worden door het suffix -ÿne:

Ef gekker rofonosÿne.De leraar blijft boos.

Zie hiervoor § 44.1.


81.25   ad blok 81.9   Noot 16

Do trije beri obezjere.Hij probeert/tracht te lachen.

Trije kan ook als obtrans. zelfst.werkw. optreden:

Gress trije dena kleter ynt-pâsta.Ik probeer deze nieuwe tandpasta.

Vergelijk ook het intrans. zelfst.werkw. trace. Hierachter volgt een bijzin met den:

Do trace, den obezjere.Hij probeert/tracht te lachen.

Trace drukt uit dat er iets gedaan moet worden wat eigenlijk niet in je vermogen ligt. Deze restrictie geldt niet voor trije.

81.26   Doelwerkw. + doelwerkw.

Als twee of meer doelwerkw.n gecombineerd worden, staan zij onmiddellijk achter elkaar en wordt de determinant beri alleen na het laatste doelwerkw. gebruikt (vergelijk ook de constructies van doelwerkw. + modaal hulpwerkw. in § 81.42–44). Bijvoorbeeld:

Tu nestiye aenollafyte beri nute.
Je behoeft niets anders te doen dan te luisteren; Je hoeft alleen maar te luisteren.

Lerdu nert pe affionnose beri mirre.
Lerdu schijnt niet te houden van wandelen; Men beweert dat Lerdu niet van
wandelen houdt.

Gress espere eftarse kirture beri queffe ef oto velk lelmo tof.1
ik hoop gelukken laten te nakijken de auto nog deze dag
Ik hoop erin te slagen de auto vandaag nog te laten nakijken.

1Een dergelijke keten van werkwoorden wordt niet fraai gevonden (sommigen beschouwen dit zelfs als ongrammaticaal) en wordt daarom liever vervangen door een den-bijzin (indien het doelwerkw. zo'n bijzin toelaat):

(1)Gress espere, den eftarse kirture beri queffe ef oto.
 OF
(2)? Gress espere eftarse, den kirture beri queffe ef oto.

Zin (2) wordt onder meer door Rifo Ef Quista (1980) ongrammaticaal gevonden, omdat de hoofdzin (gress espere eftarse) twee doelwerkw.n maar geen infinitief bevat. Het is de vraag of we het doelwerkw. eftarse de status van infinitief mogen geven door beri toe te voegen, dus:

Gress espere beri eftarse, den kirture beri queffe ef oto.

Volgens Rifo Ef Quista is deze zin correct omdat eftarse ook als zelfst.werkw. kan optreden. Zie verder de discussie bij de behandeling van de grammaticale onderschikking (vanaf § 123.32).


81.27   Bijzondere constructies

In het Môliy-Spokaans (ten oosten van de Firani) en het Hazâcki-Spokaans is een passieve vorm van een infinitiefconstructie mogelijk, vergelijk:

a.Ef efantys luste beri prucce ef huldus. >
 De kinderen hebben zin om de kersen plukken.
b.> ?Δ Beri prucce ef huldus lustelije pai ef efantys.
          te plukken de kersen wordt.zin.gehad door de kinderen

a.Ef menester espere beri klate ef cômišo. >
 De minister hoopt de commissie te [kunnen] overtuigen.
b.> ?Δ Beri klate ef cômišo esperelije pai ef menester.
          te overtuigen de commissie wordt.gehoopt door de minister

Zulke passieven zijn dialectisch mogelijk bij doelwerkwoorden met een transitief karakter, maar ze worden in het Standaardspokaans afgekeurd. In de standaardtaal wordt de voorkeur aan een deverbalisering gegeven, zie § 126.76. Het lijkt erop dat de onderstreepte delen als een soort object met kernfunctie optreden.

81.28

Een infinitiefconstructie geldt als één zinsdeel en wordt bij een inversie (om een def.tijd of toek.tijd uit te drukken) in zijn geheel verplaatst. Zie ook § 81.36 en § 90.14. Vergelijk (de infinitiefconstructie is onderstreept):

a.Moffain trije beri klate sener sour.
 Moffain probeert zijn zuster te overtuigen.

b.Moffain sener sour trije beri klate.
 Moffain heeft zijn zuster proberen te overtuigen;
Moffain heeft geprobeerd zijn zuster te overtuigen;
Moffain probeerde zijn zuster te overtuigen.

c.Trije beri klate Moffain sener sour.1
 Moffain zal zijn zuster proberen te overtuigen.

1In de dialecten op Liftka (Môliy- en Ÿrofly-Spokaans) kan bij de inversie voor de toek.tijd de infinitiefconstructie wel in tweeën geknipt worden, zodanig dat het inf.comp. áchter de zinskern blijft staan:

c′.Δ Trije Moffain beri klate sener sour.

Uitgaande van het feit dat in de toek.tijd de gehele infinitiefconstructie vóór de zinskern komt te staan, kunnen we deze dialectische variant beschouwen als een vorm van rechtse dislocatie, omdat een deel van het predicaat verplaatst is naar een positie rechts van de zinskern. Op die manier wordt voorkomen dat een zwaar element (het predicaat) vóór een lichter element (de zinskern) komt te staan. Vergelijk ook § 101.13 met betrekking tot de plaatsing van zware elementen.
In Cana (1983) wordt een andere strategie vermeld, namelijk dat er sprake is van een gedeeltelijke inversie bij de toek.tijd: alleen het finiete deel van de infinitiefconstructie verschuift door de inversie naar de positie links van de zinskern; de rest van de constructie "blijft achter" op de oorspronkelijke (neutrale) predicaatpositie rechts van de zinskern.


81.29

In het Middelspokaans en het begin van het Nieuwspokaans (tot omstreeks 1780) bestond nog de mogelijkheid om van een doelwerkw. een volt.dw. te gebruiken, gevolgd door een deverbalisering van het inf.comp. Zulke constructies zijn ook nu nog in het Cheetuc te vinden. Vergelijk:

a.Do trije ef kleter ynt-pâsta.> ef trijor ynt-pâsta
 Hij probeert de nieuwe tandpasta.> de [uit]geprobeerde tandpasta
b.Do trije beri obezjere.> †Δ ef trijor lobezjeros
 Hij probeert te lachen.> "het geprobeerde lachen"

a.Eup ufege sener lôk.> ef ufegor lôk
 Ze vergeet haar tas.> de vergeten tas
b.Eup ufege beri ralputte sener lôk.> †Δ ef ufegor ÿrralputtos enn belt lôk
 Ze vergeet haar tas mee te nemen.> "het vergeten meenemen van haar tas"

Zulke constructies zijn slechts marginaal te gebruiken in een taaluiting; ze moeten in het Nederlands vrij vertaald worden, vergelijk:

a.Ef trijor ynt-pâsta cÿrstyne lo acÿrs.
 De geprobeerde tandpasta smaakt naar uien.
b.†Δ Ef trijor lobezjeros drua fara cÿrsikos.
 De poging tot lachen klonk als gesnik.
(lett. "het geprobeerde lachen klonk als gesnik")

a.Ef ufegor lôk melde kaf ef kelbra.
 De vergeten tas ligt op tafel.
b.†Δ Ef ufegor ÿrralputtos enn ef lôk nert melde terat âlkibiy ki.
 Het is niet erg handig om te vergeten de tas mee te nemen.
(lett. "het vergeten meenemen van de tas is niet erg handig")

Merk op dat het Cheetuc een dialect is waarin sowieso veel gebruikgemaakt wordt van gedeverbaliseerde constructies. Zie ook § 173.118–117.

81.30

Een predicaat met een keten van werkwoorden kan meestal niet opengebroken worden om er andere elementen (zoals additieven) tussen te plaatsen (voor een uitzondering, zie § 81.34). De enige openbreking die bij doelwerkw.n toegestaan is, geldt voor de tussenvoeging van beri en enkele determinanten, zoals ki (zie volgende paragraaf). Het ontkenningswoord nert (niet) staat dus altijd vóór het gehele predicaat zodat het soms onduidelijk is bij welk werkwoord deze ontkenning feitelijk hoort. Zo kan er soms ambiguïteit optreden, vergelijk:

(1)Gress nert trije beri obezjere.   (vgl. § 151.93)
 a. Ik probeer niet om te lachen.
 b. Ik probeer om niet te lachen.

Betekenis (1a) (ontkenning van trije) kan ook uitgedrukt worden met de alternatieve constructie:

(2)Gress nert trije, den gress obezjere.Ik probeer niet om te lachen.

Betekenis (1b) (ontkenning van obezjere) kan ook uitgedrukt worden door:

(3)Gress trije, den gress nert obezjere.Ik probeer om niet te lachen.

81.31

De vervanging van een infinitiefconstructie als zin (1) in § 81.30 door een bijzinsconstructie (als (2) of (3)) is onder meer gebruikelijk als er een reden is om ambiguïteit op te heffen, zoals bij ontkenningen (zie hiervoor § 151.98–99).
Een dergelijke vervanging is niet mogelijk als een doelwerkw. in een bijzinsconstructie van betekenis verandert, zoals kirture (§ 81.18) en tinde (§ 81.24). Zie de ambigue zin:

(1)Do nert tinde beri larde.
 a. Hij blijft niet-eten. (= hij blijft weigeren om [iets] te eten)
 b. Hij blijft-niet eten.
 (= hij eet, maar houdt hier op een gegeven moment mee op)

Als we zin (1) splitsen in de bijzinsconstructies (2) en (3) dan is de ambiguïteit weliswaar opgeheven, maar de betekenis van tinde is eveneens veranderd:

(2)Do nert tinde, den do larde.
 Hij blijft niet om te eten.
 (= hij vertrekt en wil kennelijk ergens anders eten)

(3)Do tinde, den do nert larde.
 Hij blijft om niet te eten.
 (= hij blijft, maar hij wil niets eten)

Ambiguïteit van (1) is op deze manier dus niet op te heffen zonder dat de betekenis van tinde verandert.

81.31a

Het ontkenningswoord noi kan – in tegenstelling tot nert – ook áchter het predicaat gezet worden (zie § 151.12). Voor veel Spokaniërs is dat een uitdrukking van de ontkenning van de infinitief (vertaling a.), en niet van het doelwerkw. (vertaling b.), vergelijk:

Do tinde beri larde noi.
a.  Hij blijft niet-eten. (= hij blijft weigeren om [iets] te eten)
b.  * Hij blijft-niet eten.
     (= hij eet, maar houdt hier op een gegeven moment mee op)

Het is ook mogelijk om de determinant ki toe te voegen. Hiermee krijgt de ontkenning extra nadruk die zo begrepen wordt dat alleen het doelwerkw. wordt ontkend:

Gress nert trije ki beri obezjere.Ik probeer [helemaal] niet om te lachen.
Do nert tinde ki beri larde.Hij blijft [helemaal] niet dooreten.

Zie hiervoor ook § 151.95.

81.32   ad § 81.7   B. Modale hulpwerkwoorden

Er zijn 4 modale hulpwerkw.n:1

geldremogen (toestemming hebben)
kurrekunnen (in staat zijn)
perkemoeten (gedwongen zijn; verplicht zijn)
probarewillen (de wens hebben)

Ook deze worden gevolgd door beri + infinitief; bijvoorbeeld:

(1)Tu perke beri arfine.Je moet komen.
(2)Elsa nert kurre beri nute quista.Elsa kan niet goed luisteren.
(3)Ef zomar probare beri utfine ef kviksiy mirra.De gemeente wil de gevaarlijke weg verbreden.
(4)Petriy ef hajimo geldre beri tume tukst gress.Petriy mocht de hamer van me lenen.

1Alleen de hoofdbetekenissen zijn gegeven. Voor een precieze uitdrukking van de modaliteit wordt verwezen naar Hoofdstuk 110.

81.33

Alleen in elliptisch (spreek)taalgebruik is een modaal hulpwerkw. zonder inf.comp. toegestaan:

(1)Gress nert probare beri arfine. – Tu perke!Ik wil niet komen. – Je moet!
(2)Aftel tu kurre mittof?Kan jij dat?

Dergelijke elliptische zinnen worden in verzorgde schrijftaal liever uitgebreid met een semantisch leeg inf.comp., zoals beri paine (doen):

(1′)Gress nert probare beri arfine. – Tu
perke beri paine!
Ik wil niet komen. – Je moet [het doen]!
(2′)Aftel tu kurre beri paine ef?Kun je dat [doen]?

Zie ook § 132.126 3. voor paine als spoor.

81.34

Modale hulpwerkw.n kunnen soms in een zodanige infinitiefconstructie gebruikt worden, dat de agens van het hulpwerkw. (dus het eigenlijke subject in de zin) niet coreferentieel is met de agens van het inf.comp. Vergelijk:

(1)Tek probare beri trempe ef mimpit.Tek wil het boek lezen.
(2)Tek probare gress beri trempe ef mimpit.Tek wil dat ik het boek lees.

In zin (2) is het predicaat (probare beri trempe) opengebroken om een agens (gress) van de infinitief toe te laten. De status van gress is onduidelijk: enerzijds fungeert het als een soort object bij probare, maar een echt object is het niet, want probare is intrans. Anderzijds fungeert gress als een soort subject bij trempe, maar een echt subject kan het niet zijn, want trempe is een infinitief, géén finiet werkwoord. Daarom wordt gress een ambiject1 genoemd. Zie verder § 110.29–33.


1Deze term is van Kojen-Pôt. Modernere linguïstische opvattingen zijn gebaseerd op een verschijnsel dat binnen een transformationeel kader "raising" (of "promotie") genoemd wordt. Hieraan zal in § 127.13–16 aandacht geschonken worden.

81.35

Een ontkenning als nert (niet) heeft bij modale hulpwerkw.n altijd een "scope" (reikwijdte) over het gehele inf.comp. (onderstreept):

Tek nert probare beri trempe ef mimpit.Tek wil het boek niet lezen.
Tek nert probare gress beri trempe ef mimpit.Tek wil niet dat ik het boek lees.
Leon nert geldre beri paine-ral fes ef tojesfsâ.Leon mag niet meedoen aan de wedstrijd.

81.35a

Evenals bij doelwerkw.n (§ 81.30–31a), kan ook bij modale hulpwerkw.n de ambiguïteit van nert opgeheven worden door het inf.comp. te vervangen door een den-bijzin. Vergelijk:

a.Tek nert probare, den gress trempe ef mimpit.
 Tek wil niet dat ik het boek lees.
b.Tek probare, den gress nert trempe ef mimpit.
 Tek wil dat ik het boek niet lees.

a.Leon nert geldre den paine-ral fes ef tojesfsâ.
 Leon mag-niet meedoen aan de wedstrijd.
(= het is hem verboden om mee te doen)
b.Leon geldre den nert paine-ral fes ef tojesfsâ.
 Leon mag niet-meedoen aan de wedstrijd;
Leon hoeft niet mee te doen aan de wedstrijd.
(= het is hem toegestaan om niet mee te doen)

In § 81.31a is besproken hoe ook noi en ki gebruikt kunnen worden om ambiguïteit bij een ontkenning op te heffen. Dit geldt ook bij modale hulpwerkw.n, bijvoorbeeld:

a.Leon nert geldre ki beri paine-ral fes ef tojesfsâ.
 Leon mág [helemaal] niet aan de wedstrijd meedoen.
(= het is hem verboden om mee te doen)

b.Leon geldre beri paine-ral noi fes ef tojesfsâ.
 Leon hoeft [helemaal] niet aan de wedstrijd mee te doen.
(= het is hem toegestaan om niet mee te doen)

81.36

Een infinitiefconstructie geldt als één zinsdeel en wordt bij een inversie (om een def.tijd of toek.tijd uit te drukken) in zijn geheel verplaatst, vergelijk (de infinitiefconstructie is onderstreept):

a.Moffain perke beri kafte ef xyfolos.
 Moffain moet de boete betalen.

b.Moffain ef xyfolos perke beri kafte.
 Moffain heeft de boete moeten betalen;
Moffain moest de boete betalen.

c.Perke beri kafte Moffain ef xyfolos.
 Moffain zal de boete moeten betalen.

Wat dit betreft is er geen verschil met de infinitiefconstructies met doelwerkwoorden, zie ook § 81.28 voor meer informatie.

81.37

Naast de modale hulpwerkw.n bestaan er modale suffixen, welke achter het hoofdwerkw. geplaatst worden. Dikwijls wordt de voorkeur aan dergelijke suffixen gegeven, omdat deze een minder emfatisch karakter hebben dan de modale hulpwerkw.n. Deze emfase komt met name tot uitdrukking als twee hulpwerkw.n gecombineerd worden (zie § 81.39).
Soms kan een modaal suffix niet gebruikt worden, omdat het hoofdwerkw. reeds met een ander suffix verrijkt is (bijvoorbeeld met het passiefsuffix -lije). In dat geval is er een syntactische noodzaak om een modaal werkwoord te gebruiken en moet het emfatische karakter hiervan op de koop toe worden genomen.
Voor het juiste gebruik en de juiste betekenissen van modale hulpwerkw.n en dito suffixen wordt verwezen naar Hoofdstuk 110.

81.38   Modaal hulpwerkw. + modaal hulpwerkw.

Soms kunnen twee modale hulpwerkw.n gecombineerd worden. Zij staan dan onmiddellijk achter elkaar, en de determinant beri volgt na het laatste hulpwerkw. Vergelijk ook de combinatie van doelwerkw.n in § 81.26. Voorbeelden:

(1)Gress probare kurre beri klate do.Ik wil hem kunnen overtuigen.
(2)Ef efantys perke geldre beri merre
tewegga.
De kinderen moeten op straat mogen spelen.

81.39

Zulke combinaties drukken vaak emfase uit, en dan voornamelijk in de spreektaal (zie accenten in Nederlandse equivalenten):

(1)Ef dreutos perke kurre beri farte.De machine móét kunnen werken.
(2)Tu geldre beri wencate dena mimpit. –
– Gress nert probare geldre beri wencate ef!1
Je mag dit boek houden. –
– Ik wíl het niet (mogen) houden!

1Het is in het Spokaans niet ongebruikelijk om in een antwoord het gehele predicaat (hier: geldre beri wencate) te herhalen, eventueel uitgebreid met andere doel- of hulpwerkw.n (hier: probare). Zie ook § 150.105–129 voor het beantwoorden van vragen.

81.40

Bij een combinatie van twee modale hulpwerkw.n kan een van de hulpwerkw.n vervangen worden door een modaal suffix. Er zijn dan twee mogelijkheden: óf het eerste hulpwerkw. wordt een suffix achter het tweede hulpwerkw., óf het tweede hulpwerkw. wordt een suffix achter de infinitief. Vergelijk (1) en (2) uit § 81.38 met:

(1′)a.Gress kurravy beri klate do.
 b.Gress probare beri klatecû do.
 Ik wil hem kunnen overtuigen.

(2′)a.Ef efantys gelderûs beri merre tewegga.
 b.Ef efantys perke beri merrÿt tewegga.
 De kinderen moeten op straat mogen spelen.

81.41

Het is niet duidelijk of de varianten a. en b. in de vorige paragraaf beide grammaticaal zijn, en zo ja, of ze dan wel precies hetzelfde betekenen. In (1′a) en (2′a) wordt de ene modaliteit verrijkt met een andere modaliteit, en in (1′b) en (2′b) wordt een infinitief verrijkt met een modaliteit. Er zou daarom een betekenisverschil kunnen zijn: zo lijkt in (2′a) de focus te liggen op het feit dat er een toestemming mogelijk moet zijn, terwijl (2′b) eerder uitdrukt dat het op straat spelen mogelijk moet zijn. Het is de vraag of een dergelijk verschil bestaat of aangevoeld wordt.
Een andere discussie gaat over de grammaticaliteit. Sommige taalkundigen keuren een modaal suffix achter een modaal werkw. af omdat ze ervan uitgaan dat je de ene modaliteit niet kunt verrijken met een andere modaliteit. Anderen keuren een modaal suffix achter een infinitief af, omdat het dan geen infinitief meer zou zijn, maar een finiete vorm.1 Voor taalkundigen die beide varianten afkeuren, blijven alleen de combinaties (1) en (2) uit § 81.38 over. In Pelder-Stootâ (1997) wordt verder ingegaan op deze discussie.
In dit grammaticaboek worden alle varianten in § 81.38 en § 81.40 goedgekeurd, met de aantekening dat niet elke variant voor iedereen even acceptabel is.


1Merk op dat een inf.comp. soms ook een tijdssuffix kan dragen, zodat er ook van een finiet karakter sprake is. Zie § 81.53 voetnoot 1.

81.42   Doelwerkw. + modaal hulpwerkw.

In § 81.26 is besproken hoe twee doelwerkw.n gecombineerd kunnen worden. Een combinatie van een doelwerkw. gevolgd door een modaal werkw. is daarentegen ongrammaticaal. In dit geval kan een modaal suffix achter de infinitief gebruikt worden. Vergelijk:

(1)a.* Do affionnose kurre beri trempe fes sener lirys.
      hij houdt.van kunnen te lezen in zijn rust
 b.Do affionnose beri trempecû fes sener lirys.
  Hij vindt het fijn om in alle rust te kunnen lezen.

(2)a.* Tu pe probare beri klate do.
      jij schijnt willen te overtuigen hem
 b.Tu pe beri klatavy do.
  Jij schijnt hem te willen overtuigen.

81.43

Mensen die een modaal suffix achter een infinitief afkeuren (zie § 81.41), zullen ook (1b) en (2b) in de vorige paragraaf afkeuren. In dat geval is een den-bijzin soms mogelijk:

(1′)Do affionnose, den [do] kurre beri trempe fes sener liyrs. =
= Do affionnose, den [do] trempecû fes sener liyrs.
 Hij vindt het fijn dat/als hij in alle rust kan lezen.

(2′)Ef tóte, den tu probare beri klate do. =
= Ef tóte, den tu klatavy do.
 Het schijnt dat jij hem wil overtuigen.

Het doelwerkw. pe in (2) kan niet samengaan met een den-bijzin, maar kan eventueel vervangen worden door een synoniem, zoals tóte (schijnen) in (2′). Er gaat wel een subtiele nuancering verloren, want pe heeft een extra dimensie van "gerucht; van horen zeggen" (§ 81.21) die bij tóte ontbreekt. Eventueel kan de notie van "gerucht" expliciet uitgedrukt worden in een zin als: Stus zjoffe, den tu probare beri klate do (Men beweert dat jij hem wil overtuigen).

81.44   Modaal hulpwerkw. + doelwerkw.

De grammaticaliteit van een combinatie van een modaal werkw. gevolgd door een doelwerkw. is twijfelachtig. Sommige constructies lijken acceptabeler te zijn dan andere, en sommige Spokaniërs keuren het altijd goed, terwijl anderen het per definitie afkeuren. Een alternatief is het gebruik van een modaal suffix. Vergelijk:

(1)a.? Gress kurre trije beri cÿrtire do.
 b.Gress tritecû beri cÿrtire do.
 Ik kan proberen om hem te helpen.

(2)a.? Óps probare aenollafyte beri gurnuse.
 b.Óps aenollafytaves beri gurnuse.
 Ze willen niets anders doen dan ruziezoeken.

(3)a.Âfry ef zomar, kirro geldre finne beri šute ef vilduls.
 b.Âfry ef zomar, kirro finnÿt beri šute ef vilduls.
 Volgens de gemeente mogen we de bomen gaan rooien.

Dat (3a) voor velen acceptabeler is dan (1a) en (2a) kan wellicht verklaard worden door het feit dat de letterlijke betekenis van het doelwerkw. finne (beginnen) ondergeschikt is geraakt aan de uitdrukking van een inchoatief aspect, zie ook § 81.70. Het gebruik van finne lijkt dus meer gelexicaliseerd te zijn dan bijvoorbeeld trije in (1) en aenollafyte in (2).

81.45   ad § 81.7   C. Geverbaliseerde pers.vnw.n

De geverbaliseerde pers.vnw.n 1n (Blok 71.8) kunnen als een soort hulpwerkw. optreden, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  1. Het subject is een substantief in de bepaalde vorm (uitgedrukt door het lidwoord ef of een aanw.vnw. of bez.vnw.).
  2. De zin drukt een algemeen geldende gewoonte of eigenschap uit (habitueel aspect).

Uit voorwaarde a. volgt dat de mogelijkheid om een geverbaliseerd pers.vnw. door een infinitief te laten volgen beperkt blijft tot geverbaliseerde pers.vnw.n derde persoon. Er bestaat immers een persoons-, categorie- en getalscongruentie tussen subject en geverbaliseerd pers.vnw. Bijvoorbeeld:

Ef mosjeusz beltene beri myzâle ef efantys.1
de vrouwen zij.zijn te baren de kinderen
De vrouw is er om kinderen te baren.

Ef veldurs nert ópsene beri téte hédân.
de mensen niet zij.zijn te doden elkaar
De mensen zijn er niet om elkaar te doden.

Kult oto sen efere beri kelde.2
onze auto zich het.is te gebruiken
Onze auto is er om gebruikt te worden;
We hebben nu eenmaal een auto om te gebruiken.

1Zie ook § 71.11.


2Dit is een voorbeeld van een wederkerende constructie die een passief uitdrukt. Zie ook § 72.20.

81.46   ad § 81.7   D. Additieven met melde

Een beperkte (maar niet gesloten) groep additieven kan samen met het koppelwerkw. melde (zijn) gevolgd worden door beri + infinitief, indien het subject onpersoonlijk (dus: ef) is. Deze additieven worden wel de affectieve additieven genoemd: ze drukken uit hoe de spreker het inf.comp. "voelt". Zie ook § 123.45–47. Enkele vaak voorkomende voorbeelden:

âlkibiyhandig, slimolla ×fijn; prettig
diffiykmoeilijkpjohelleliraonbeschoft
éknaar; vervelend  pÿrraar; gek
heltgezondquista ×goed
isygemakkelijktildâ ×slecht
mesÿainteressanttnefervreemd

×Inclusief de onregelmatige trappen van vergelijking; zie Blok 43.25.

81.47

De onpersoonlijke constructie ef melde ... (het is ...) drukt een eigenschap uit die toegekend moet worden aan het eropvolgende inf.comp. Het is een subjectieve kwalificatie zoals de spreker dat "voelt". Bijvoorbeeld:

(1)Ef melde olla beri svime.Het is fijn om te zwemmen; Zwemmen is fijn.
(2)Ef melde helt beri larde belk.Het is gezond om fruit te eten.
(3)Ef melde quista beri larde helt.Het is goed om gezond te eten.
(4)Ef melde tnefer beri svime prôât.Het is vreemd om achteruit te zwemmen.
(5)Ef nert melde gulder beri uokke.1Het is beter om niet te roken.
(6)Ef melde diffiyk beri riffe eft quergos lef ef kindis.Het is moeilijk om een afspraak met de koning te maken.
(7)Ef nert melde âlkibiy beri ufege vilt lôk.Het is niet slim/handig om je tas te vergeten.

1Deze zin is feitelijk ambigu; de andere betekenis is: "Het is niet beter om te roken".

81.48

Additieven die een meer objectieve eigenschap uitdrukken, waarbij het niet gaat om de gevoelens van de spreker, passen niet in dergelijke constructies. Vergelijk (1) en (5) uit de vorige paragraaf met:

(1′)* Ef melde kviksiy beri svime tarô ef knurftas.
 Het is gevaarlijk om vlakbij de waterval te zwemmen.

(5′)* Ef melde geldriy beri uokke fes ef salonn.
 Het is toegestaan om in de salon te roken.

De eigenschappen "gevaarlijk" en "toegestaan" zijn geen subjectieve kwalificaties die door de spreker worden toegekend, maar objectieve feiten. De zinnen (1′) en (5′) zijn daarom ongrammaticaal; correcte varianten zijn bijvoorbeeld:

(1′′)Ef svime tarô ef knurftas melde kviksiy.
 Het zwemmen vlakbij de waterval is gevaarlijk.

(5′′)Ef jabincare den stus uokke fes ef salonn.
 Het is toegestaan om in de salon te roken.
(lett. "het is-toegestaan dat men rookt in de salon")

81.49

In § 44.1 is uiteengezet hoe melde + add. vervangen kan worden door een geverbaliseerd additief. Deze verbalisering kan ook toegepast worden bij de voorbeeldzinnen uit § 81.47:

(2′)Ef helte beri larde belk.
(3′)Ef quiste beri larde helt.
(4′)Ef tnefere beri svime prôât.
(6′)Ef diffiyke beri riffe eft quergos lef ef kindis.
(7′)Ef nert âlkibiye beri ufege vilt lôk.

Verbalisering van olla in zin (1) en gulder in (5) is niet mogelijk, want deze vormen zijn gelexicaliseerd: ollae is 'genieten van', en guldere is 'verbeteren'.

81.50

De onpersoonlijke melde-constructies kunnen gecombineerd worden met een doelwerkw. De determinant beri verschijnt na het additief. Bijvoorbeeld:

(1)Ef pe melde gulder beri larde lôftquar.
 Het schijnt beter te zijn om langzaam te eten;
Men zegt dat het beter is om langzaam te eten.

(2)Ef râgtage melde isy beri pónze eft ÿrts pâs.
 Het blijkt makkelijk te zijn om aan een vals paspoort te komen.

(3)Ef frute melde ék beri pónze gôl.
 Het zou wel eens naar kunnen zijn om kaal te worden.

81.51

Onpersoonlijke melde-constructies die voorafgegaan worden door een doelwerkw. kunnen niet geverbaliseerd worden in de zin van § 81.49. Vergelijk zinnen (2) en (3) uit de vorige paragraaf met:

(2′)* Ef râgtage isye beri pónze eft ÿrts pâs.
(3′)* Ef frute éke beri pónze gôl.

81.51a

De onpersoonlijke melde-constructies kunnen niet gecombineerd worden met een modaal hulpwerkw. We moeten dit hulpwerkw. dan vervangen door een modaal suffix. Vergelijk ook § 81.42 en zie verder § 110.27a.

* Ef melde olla geldre beri svime.
* Ef melde olla beri geldre svime.
Ef melde olla beri svimog.
Het is fijn om te mogen zwemmen.

81.52   Infinitiefconstructie of bijzin

In het Nederlands bestaat de mogelijkheid om in het inf.comp. uit te drukken dat de situatie of actie in het verleden heeft plaatsgevonden, dan wel als afgesloten beschouwd moet worden: in plaats van de infinitief kan er een voltooide tijd worden gebruikt. Evenzo kan een toekomstige gebeurtenis worden benadrukt door een toek.tijd in plaats van de infinitief te gebruiken. Bijvoorbeeld:

a.Zula blijkt een hond gehad te hebben.
b.Zula bleek een hond gehad te hebben.

a.Kârle moet het rapport morgen gelezen hebben.
b.Kârle zal het rapport morgen gelezen moeten hebben.

a.Kârle schijnt het rapport morgen te zullen lezen.

81.53

In Spokaanse infinitiefconstructies heeft de werkwoordstijd van het doelwerkw. of het modale hulpwerkw. altijd een "scope" (reikwijdte) over het gehele predicaat. Het inf.comp. is niet voor een tijdsvorm gemarkeerd.1 Dit betekent dat een verleden tijd die op het doelwerkwoord is gemarkeerd, vaak kan refereren aan het doelwerkwoord zelf, of aan de gebeurtenis die door de infinitief wordt uitgedrukt, of aan beide. Vergelijk (doel- of hulpwerkw. is vet):

(1)a.Zula râgtage beri lelperre eft hurt.
  Zula blijkt een hond te hebben.
 b.Zula râgtaga beri lelperre eft hurt.
   i.  Zula bleek een hond te hebben.
  ii.  Zula bleek/blijkt een hond gehad te hebben.

(2)a.Qulannex ef glûfiy tóte beri tasse fes dÿfosmurfiy.
  Qulanns bedrijf schijnt failliet te gaan.
 b.Qulannex ef glûfiy tóto beri tasse fes dÿfosmurfiy.
   i.  Qulanns bedrijf scheen failliet te gaan.
  ii.  Qulanns bedrijf scheen/schijnt failliet gegaan te zijn.

(3)a.Kârle perke beri trempe ef rapors mas.
  Kârle moet het rapport morgen lezen.
 b.Perke beri trempe Kârle ef rapors mas.
  Kârle zal het rapport morgen moeten lezen.

In (1a) wordt geïmpliceerd dat Zula op dit moment een hond heeft, omdat dit feit eveneens op dit moment blijkt. In (1b) had Zula in ieder geval een hond toen dat bleek. Of ze die hond nu nog heeft, komt in deze zin niet tot uitdrukking, vandaar dat er twee vertalingen mogelijk zijn. Zin (1b) kan ook zo begrepen worden dat het nú blijkt dat Zula ooit een hond had; in dit geval refereert de definitieve tijd van râgtaga dus alleen aan een voorbije situatie die door de infinitief wordt uitgedrukt.
In (2a) wordt vermoed dat er een proces gaande is dat tot het faillissement van Qulanns bedrijf leidt. In (2b) wordt met het suffix -o (aoristus, zie § 111.98–115) uitgedrukt dat er iets onherroepelijks schijnt te zijn gebeurd: ofwel het proces van failliet gaan vond plaats (in i.), ofwel dat proces heeft plaatsgevonden (in ii.). In dit geval kan de aoristus ook zo opgevat worden dat het faillissement heeft plaatsgevonden maar dat dit pas op dit moment bekend wordt (dus "schijnt" en niet "scheen"). Vanwege de onherroepelijkheid ligt interpretatie ii. meer voor de hand dan i.
In (3a) en (3b) is er geen tijdsaspect aan de actie van "lezen" verbonden, want de actie vindt (nog) niet plaats (in a.) of wordt niet expliciet geacht plaats te gaan vinden (in b.). De modaliteit van "moeten" sluit een temporele interpretatie bij "lezen" uit.


1In één geval wordt niet het doelwerkw. of hulpwerkw. voor de tijdsvorm gemarkeerd, maar het inf.comp. Dit gebeurt in een bijzin die uitgedrukt wordt met het suffix -lira achter het doelwerkw. of hulpwerkw. Vergelijk zin a. waarin het suffix -u voor de toek.tijd achter het hulpwerkw. staat, met zin b. waar het suffix -lira ervoor zorgt dat -u naar het inf.comp. is verdrongen:

a.Gress miype, den do di probaru beri cÿrtire jazy.
b.Gress miype, do di probarelira beri cÿrtiru jazy.
Ik denk, dat hij wel zal willen helpen.

Zulke -lira-bijzinnen komen in dit hoofdstuk echter niet ter sprake; ze zijn verder behandeld in § 111.27.


81.54

In plaats van een inf.comp. met beri kan er een bijzin, ingeleid met het voegwoord den gebruikt worden, zodanig dat de infinitief uit de infinitiefconstructie nu een finiet werkwoord wordt, dat voor een def.tijd of toek.tijd gemarkeerd kan worden. Zie ook § 123.44a. Alle modale hulpwerkw.n kunnen gevolgd worden door een den-bijzin (zoals in (2b)), maar dat geldt niet voor alle doelwerkw.n. Zie ook blok 81.9 en Hoofdstuk 196. Vergelijk (zie ook de voorbeelden in de vorige paragraaf):

(1)a.Zula râgtage beri lelperre eft hurt.
  Zula blijkt een hond te hebben.
 b.Zula râgtage, den [eup] enn eft hurt lelperre.
  Het blijkt dat Zula een hond gehad heeft;
Zula blijkt een hond gehad te hebben.

(2)a.Qulannex ef glûfiy tóte beri tasse fes dÿfosmurfiy.
  Qulanns bedrijf schijnt failliet te gaan.
 b.Qulannex ef glûfiy tóta, den [ef] tasso fes dÿfosmurfiy.1
  Het scheen dat Qulanns bedrijf failliet is gegaan;
Qulanns bedrijf scheen failliet gegaan te zijn.

(3)a.Kârle perke beri trempe mas ef rapors.
  Kârle moet morgen het rapport lezen.
 b.Kârle perke, den [do] trempa ef rapors mas. =
= Kârle perke, den do enn ef rapors trempe mas.
  Kârle moet morgen het rapport gelezen hebben.
(lett. "Kârle moet, dat hij morgen het rapport gelezen heeft")

(4)a.Stus nepainara beri trempe ef pijâ rapors fes ér tof.
  Het was ondoenlijk om het gehele rapport in één dag te lezen.
 b.Stus nepainare, den [stus] trempa ef pijâ rapors mas.
  Het is ondoenlijk om het gehele rapport morgen gelezen te hebben.
(lett. "het is ondoenlijk dat men het gehele rapport morgen gelezen heeft")

(5)a.Kârle tóte beri trempe ef rapors mas.
  Kârle schijnt het rapport morgen te lezen.
 b.Kârle tóte, den [do] di trempu ef rapors mas. =
= Kârle tóte, den trempe do ef rapors mas.
  Kârle schijnt het rapport morgen te zullen lezen.
(lett. "Kârle schijnt, dat hij morgen het rapport zal lezen")

1Tóta (scheen) staat hier in de def.tijd, maar tasso is een aoristus. Het failliet gaan wordt gezien als een onherroepelijk plaatsgevonden gebeurtenis. Het "schijnen" is slechts een gebeurtenis in het verleden zonder dat dit onherroepelijk is (er kan altijd opnieuw "geschenen te hebben" dat er een bedrijf failliet ging).

81.55

In de b-zinnen uit de vorige paragraaf is het semantisch bedongen dat het subject in de hoofdzin corefereert met het subject in de bijzin. Het subject in de bijzin kan daarom achterwege blijven (staat tussen [...]). Sommige doelwerkw.n, hulpwerkw.n of hoofdwerkw.n laten echter ook een lezing toe waarbij het subject in de hoofdzin en het subject in de bijzin aan verschillende entiteiten refereren. Voorbeelden:

(1)Ef menester perke, den [do] trempa ef rapors mas.
 De minister moet morgen het rapport gelezen hebben.

(2)Ef menester probare, den [do] trempa ef rapors mas.
 De minister wil morgen het rapport gelezen hebben.

(3)Ef menester probare, den ef zâmraters trempa ef rapors mas.
 De minister wil dat de Kamerleden morgen het rapport gelezen hebben.

(4)Lerdu perke, den stus tijâðobiyra ef polleror-cor vilduls ef pirmink.
 Lerdu moet volgende week de omgewaaide bomen opgeruimd hebben.

De combinatie van "moeten" en "lezen" in (1) impliceert dat het alleen de minister zelf kan zijn die dat rapport gelezen moet hebben. Bij de combinatie van "willen" en "lezen" in (2) en (3) kan het ook een ander zijn die het rapport gelezen moet hebben. In het Spokaans is dit expliciet uitgedrukt, maar de Nederlandse infinitiefconstructie in (2) is ambigu: het is niet duidelijk of de minister dat rapport zélf gelezen wil hebben, dan wel dat hij wil dat anderen het gelezen hebben.
Ook de Nederlandse infinitiefconstructie in (4) is ambigu: moet Lerdu zelf de omgewaaide bomen hebben opgeruimd, of mag hij een ander dat laten doen? De Spokaanse versie verschaft duidelijkheid: de subjecten Lerdu en stus (men) geven expliciet aan dat Lerdu een ander de bomen laat opruimen. Zie ook § 110.32–33.

81.55a

Bijzinnen met den kunnen ook volgen op een onpersoonlijke constructie, waarbij ef het semantisch lege subject bij het doelwerkw. is. Zulke constructies zijn bij modale hulpwerkw.n niet mogelijk, behalve soms in vlotte spreektaal.1 Den-bijzinnen die op een onpersoonlijke constructie volgen, zijn "echte" ondergeschikte bijzinnen en daarom kan het voegw. den door -lira vervangen worden. Vergelijk:

(1)a.Zula râgtage, den [eup] enn eft hurt lelperre.
 b.* Zula râgtage, [eup] [enn] eft hurt lelperrelira.
  Zula blijkt een hond gehad te hebben.

(2)a.Ef râgtage, den Zula enn eft hurt lelperre.
 b.Ef râgtage, Zula [enn] eft hurt lelperrelira.
  Het blijkt dat Zula een hond gehad heeft.

Vergelijk ook:

(3)a.Stus nepainare, den [stus] trempa ef pijâ rapors mas.
 b.* Stus nepainare, [stus] trempalira ef pijâ rapors mas.
  Men kan ondoenlijk het gehele rapport morgen gelezen hebben.

(4)a.Ef nepainare, den stus trempa ef pijâ rapors mas.
 b.Ef nepainare, stus trempalira ef pijâ rapors mas.
  Het is ondoenlijk dat men het gehele rapport morgen gelezen heeft;
Het is ondoenlijk om het gehele rapport morgen gelezen te hebben.

1De a-zinnen hieronder worden beschouwd als incorrecte spreektaal. Feitelijk heeft kurre hier de betekenis van "mogelijk zijn", wat in correct Spokaans door posiblae uitgedrukt moet worden. Evenzo lijkt perke de betekenis van "verplicht zijn" te hebben. Een correct alternatief is het doelwerkw. jejare:

a.?£ Ef kurre, den do enn ef rapors trempe pip.
b.Ef posiblae, den do enn ef rapors trempe pip.
 Het kan (is mogelijk) dat hij het rapport al gelezen heeft.

a.?£ Ef perke, den stus enn ef ÿršar idemirare, futtof stus fesende ef korda.
b.Ef jejare, den stus enn ef ÿršar idemirare, futtof stus fesende ef korda.
 Men moet zijn hoed afgezet hebben, voordat men de kerk binnengaat.
(lett. "het moet (is verplicht) dat men zijn hoed heeft afgezet voordat men
de kerk binnengaat")

81.56   Bijzin of deverbalisering

De werkwoorden die buiten de 4 klassen van § 81.7 vallen, kunnen nooit gevolgd worden door een infinitief (met uitzondering van enkele idiomatische constructies, zie § 81.70). Het Spokaans maakt in deze gevallen gebruik van een den-bijzin (a.) of van deverbalisering (b.). Zie ook § 123.43. Bijvoorbeeld:

a.Kirro falede, den kirro arfine.Wij beslissen om te komen.
b.Kirro falede kirroex ef larfinos.(idem)
 wij beslissen wij-GEN de komst

a.Elsa pafyte, den eup cÿrtire.Elsa dringt aan om te helpen.
b.Elsa pafyte eupex ef ÿcÿrtiros.(idem)
 Elsa dringt.aan zij-GEN de hulp

a.Gress stârófe, den gress prate ral.Ik stel het op prijs om nu te vertrekken.
b.Gress stârófe gressex ef ral ÿpratos.(idem)
 ik stel.op.prijs ik-GEN het nu vertrek

81.57

In de b-zinnen van de vorige paragraaf fungeert de gedeverbaliseerde bijzin als object. Dit is natuurlijk alleen mogelijk als het werkwoord in de hoofdzin obtrans. is (zoals falede, pafyte of stârófe). Bij intrans. of ectrans. werkw.n komt alleen constructie a. in aanmerking, bijvoorbeeld:

a.Do cecÿre, den vertare.Hij aarzelt om te antwoorden.
b.* Do cecÿre doex ef ÿvertaros. 

a.Gress gladoe, den méte tu.Ik ben blij jou te ontmoeten.
b.* Gress gladoe gressex ef ÿmétos enn tu. 

81.57a

Een den-bijzin kan ook niet gedeverbaliseerd worden als er een andere tijd dan de neut.tijd moet worden uitgedrukt, want de uitdrukking van tijd verdwijnt immers bij deverbalisering (§ 126.9). In a. is deverbalisering mogelijk, in b. niet (vanwege de def.tijd in de bijzin):

a.Kirro faleda, den kirro ÿrpôte ef ÿrôm ral. >
> Kirro faleda kirroex lÿrpôtos enn ef ÿrôm ral.
 We hebben besloten om het werk nu te voltooien.

b.Kirro faleda, den kirro enn ef ÿrôm ÿrpôte ef pirmink. ≯ Ø
 We hebben besloten om het werk volgende week voltooid te hebben;
We hebben besloten dat we het werk volgende week voltooid [moeten] hebben.

81.57b   Passief in infinitiefcomplement

Als er na beri een transitief werkw. met een object en/of echo volgt, is passivisering soms mogelijk. Vergelijk:

(1)a.Do perke beri trempe ef rapors.Hij moet het rapport lezen.
 b.Ef rapors perke beri trempelije pai do.Het rapport moet door hem gelezen worden.
 c.Blul perke beri trempelije ef rapors.Het rapport moet gelezen worden.

(2)a.Ef 'jans finne beri tokasse Elsa.De jongens beginnen Elsa te treiteren.
 b.Elsa finne beri tokasselije pai ef 'jans.Elsa begint door de jongens getreiterd te worden.
 c.Blul finne beri tokasselije Elsa.Elsa begint getreiterd te worden.

(3)a.Ef gara nert tóte kurre beri riffe ef oto.De garage schijnt de auto niet te kunnen repareren.
 b.Ef oto nert tóte kurre beri riffelije pai ef gara.De auto schijnt door de garage niet gerepareerd te kunnen worden.
 c.Blul nert tóte kurre beri riffelije ef oto.De auto schijnt niet gerepareerd te kunnen worden.

(4)a.Ef mosjeus vertare kvâ, Lerdu pe beri zâlbinase letras ón té.De vrouw antwoordt nooit, aan wie Lerdu brieven schijn te sturen.
 b.Ef mosjeus vertare kvâ, té pe beri zâlbinaselitâ pai Lerdu enn letras.De vrouw antwoordt nooit, aan wie Lerdu brieven schijnt te sturen. (lett. "aan wie door Lerdu brieven gestuurd schijnen te worden")

Passivisering van een inf.comp. dat op een modaal hulpwerkw. volgt, is altijd correct, zoals in (1) (zie ook het voorbeeld in § 101.22 voetnoot 1). Passivisering in combinatie met een doelwerkw. is soms mogelijk, zoals in (2)–(4). Het gaat in al deze gevallen om de uitdrukking van een externe modaliteit ("moeten", "beginnen", "schijnen"), waarbij de houding van de spreker ten opzichte van het waarheidsgehalte van de SvZ wordt uitgedrukt. Dit is uitgelegd in § 110.37.

81.57c

Bij veel doelwerkw.n wordt passivisering vermeden omdat dit tot een semantisch vreemde constructie leidt, vergelijk:

(5)a.Petriy aenollafyte beri tokasse Elsa.Petriy doet niets anders dan Elsa treiteren.
 b.® Elsa aenollafyte beri tokasselije pai Petriy."Elsa wordt voortdurend door Petriy getreiterd."
 c.® Blul aenollafyte beri tokasselije Elsa."Elsa wordt voortdurend getreiterd."
 

(6)a.Lerdu oske beri kette pert smurf ón Lisa.Lerdu is gewend om veel geld aan Lisa te geven.
 b.® Lisa oske beri kettelitâ pai Lerdu pert smurf."Aan Lisa wordt door Lerdu veel geld gegeven, wat hij gewend is om te doen."

Hier drukken de doelwerkw.n een interne modaliteit uit, de beheerser moet de SvZ al dan niet waarmaken (zie ook de uitleg in § 110.17). In de actieve a-zinnen is de beheerser zowel de zinskern (subject) bij het doelwerkw. als het niet expliciet uitgedrukte subject bij de infinitief. Concreet: in (5a) is Petriy de beheerser: hij is degene die "niets anders doet" en tegelijkertijd degene die "treitert". In (6a) is Lerdu de beheerser: hij is degene die "gewend is" en tegelijkertijd degene die "veel geld geeft".
In de passieve varianten lijkt het erop dat er telkens twee beheersers zijn: in (5b) is het de zinskern Elsa die "niets anders doet" en tegelijkertijd Petriy die "treitert". In (6b) is het de zinskern Lisa die "gewend is" en tegelijkertijd Lerdu die "veel geld geeft". De aanwezigheid van twee beheersers die samen één SvZ beheersen, is semantisch niet mogelijk, wat ook blijkt uit het feit dat een letterlijke Nederlandse vertaling onmogelijk is.

81.58   Positionele werkwoorden

Het Spokaans kent een aantal zogenoemde positionele werkwoorden (posit.werkw.n) die uitdrukken in wat voor positie (staand, liggend, lopend, enz.) de agens de handeling verricht. Enkele algemene posit.werkw.n zijn:

arfinekomenmenkeratehangen
fartelopenquÿewachten
feldrezittenufirerijden
giffestaanvende[weg]gaan
hôkehurken;zirdeliggen
 gehurkt zitten    

Deze werkwoorden onderscheiden zich hierdoor dat zij kunnen fungeren als infinitief bij een handelingswerkw. Beide werkwoorden worden verbonden met een van de nevenschikkende voegwoorden ur1 of wân (en). Wân komt voornamelijk in de geschreven taal voor. Enkele posit.werkw.n hebben een Nederlands equivalent dat gevolgd kan worden door "te" + infinitief. In het Spokaans staat de handeling in het hoofdwerkw. en de positie in het inf.comp. In het Nederlands is het net andersom:

Do chafoste ur/wân farte.Hij loopt te zingen.
Eup slape ur feldre kaf ef bankres.Zij zit op de bank te slapen.
Ef luktôsta kÿponje ur menkerate.Het wasgoed hangt te drogen.
Rajysa hiyste ur hôke.Rajysa zit gehurkt te hoesten.
Do trempe ef mimpit ur giffe.2Hij staat het boek te lezen.
Petriy uokke eft sigarett ur quÿe.2Petriy rookt een sigaret terwijl hij wacht.
Lerdu chafoste wân vende.3Lerdu vertrekt al zingende.
(lett. "Lerdu vertrekt te zingen")

1In de spreektaal is dikwijls te horen hoe ur samengetrokken wordt met de infinitief-e van het ervoor staande werkw. Do chafoste ur farte (Hij loopt te zingen) klinkt dan als [do chafostur farte]. Bij een nevenschikking van twee finiete werkw.n geldt deze samentrekking niet: in Do chafoste ur verfute ðônos na fort (Hij zingt en schildert tegelijkertijd) worden [chafoste] en [ur] apart uitgesproken. Dit uitspraakverschil is genoemd in Kalâc-Marrée's artikel "The Spocanian Infinitive" (1989).


2Alleen een object en/of een echo kunnen het predicaat openbreken, wat betekent dat object en/of echo tussen het finiete werkwoord en het voegwoord in komen te staan. Zie ook § 81.65.


3De primaire betekenis van vende is 'gaan', maar als posit.werkw. wordt het primair begrepen als 'weggaan' of 'vertrekken'.

81.59

Oorspronkelijk vormden de posit.werkw.n een beperkte, min of meer gesloten, groep, waarbij het inderdaad om een duidelijk gedefinieerde positie ging, zoals "zitten", "liggen", "staan" of "hangen". Vanaf ca. 1750 (in de periode van het Nieuwspokaans) voegen zich steeds meer werkwoorden bij deze categorie, vooral als ze een bepaalde wijze van zich verplaatsen uitdrukken, zoals njebope (varen), rÿte (paardrijden) en (sinds de uitvinding van het vliegtuig) zôlumôje (vliegen). In ongedwongen spreektaal gaat het gebruik tegenwoordig nog verder, bijvoorbeeld:

?£ Tek obezjere ur svime.Tek zwemt en lacht. (lett. "Tek zwemt te lachen")
?£ Óps râle ur larde.1Ze kletsen onder het eten. (lett. "ze eten te kletsen")

Voor veel Spokaniërs zijn zulke constructies net zo vreemd als de letterlijke vertalingen voor Nederlanders zijn (zoals * "Tek zwemt te lachen" tegenover "Tek loopt te lachen").


1De werkw.n râle en larde kunnen hier ook opgevat worden als een nevenschikking van twee finiete vormen, dus: "Ze kletsen en ze eten". Maar als iemand deze zin uitspreekt en ur samentrekt met de infinitief-e van râle (dus zegt: [óps râlur larde]), gaat het duidelijk om een posit.werkw. Zie ook § 81.58 voetnoot 1.

81.60

De Nederlandse zinnen met "lopen te", "zitten te", "staan te" en dergelijke drukken voornamelijk een duratief/progressief aspect uit, waarbij de eigenlijke betekenis van het posit.werkw. dikwijls zo op de achtergrond is geraakt, dat we zelfs tegen iemand die staat kunnen zeggen: "Zit niet zo te zeuren!". In het Spokaans daarentegen hebben de posit.werkw.n hun oorspronkelijke betekenis behouden. De opmerking:

(1)Elsa wempelira ur feldre jazy!Wat zit Elsa te zeuren!

is alleen relevant als Elsa daadwerkelijk zit, en we op deze houding de aandacht willen vestigen.1
Het duratieve/progressieve aspect dat in de Nederlandse equivalenten de feitelijke betekenis verdrongen heeft, zal in het Spokaans uitgedrukt moeten worden met -lira (zoals in (1), of met de determinant ek (zie § 110.88).


1Om boosheid of geïrriteerdheid uit te drukken kan iemand zirde (liggen) gebruiken als het duidelijk om "staan" gaat, en andersom:

Nert wempe-tûe ur zirde jazy!Sta niet zo te zeuren!
(lett. "lig niet zo te zeuren")

Zie ook § 160.22.


81.61

Dat de posit.werkw.n (vetgedrukt in de voorbeelden in § 81.58) als infinitief, en niet als nevengeschikt finiet werkwoord optreden, blijkt onder meer uit het volgende:

  1. Alléén het handelingswerkw. komt in aanmerking voor een tijdssuffix (het posit.werkw. blijft ongewijzigd).
  2. Bij deverbalisering wordt alléén het handelingswerkw. geaffigeerd.
  3. Tussen handelingswerkw. en posit.werkw. kunnen geen andere constituenten geplaatst worden, behalve een object en/of een echo.
  4. Een infinitief kan niet door een eigen subject worden voorafgegaan; een nevengeschikte finiete constructie wel.
  5. Een posit.werkw. kan niet verrijkt worden met een modaal suffix; een nevengeschikte finiete constructie wel.
  6. Een posit.werkw. past volgens velen niet in een inf.comp., gemarkeerd met beri.

81.62   ad § 81.61   a.

Omdat een posit.werkw. een infinitief is, kan het geen tijdssuffix krijgen. In de volgende voorbeelden is TOEK = toekomende determinant (di). Het posit.werkw. is onderstreept:

Elsa hiysta ur zirde.Elsa heeft liggen hoesten.
Elsa heeft.gehoest en liggen

Mas do di chafostu ur farte.Morgen zal hij lopen te zingen.
morgen hij TOEK zal.zingen en lopen

Vergelijk deze voorbeelden met een nevenschikking van twee finiete vormen:

Elsa hiysta ur esta.Elsa heeft gehoest en geniest.
Elsa heeft.gehoest en heeft.geniest

Mas do di chafostu ur obezjeru.Morgen zal hij zingen en lachen.
morgen hij TOEK zal.zingen en zal.lachen

81.63   ad § 81.61   b.

Een posit.werkw. (onderstreept) kan niet gedeverbaliseerd worden (de a.-zinnen). In de volgende voorbeelden is GEN = genitiefsuffix:

(1)a.* Gress nute Petriyex ef ÿchafostos ur ÿfartos.
 b.Gress nute Petriyex ef ÿchafostos ur farte.
  ik hoor Petriy-GEN het gezang en lopen
  Ik hoor dat Petriy loopt te zingen.

(2)a.* Elsa armtju'ecce kirroex ef ÿquÿos ur ÿfeldos.
 b.Elsa armtju'ecce kirroex ef ÿquÿos ur feldre.
  Elsa geeft.de.voorkeur.aan wij-GEN het gewacht en zitten
  Elsa heeft liever dat wij gaan zitten om te wachten.

Zinnen (1b) en (2b) zijn ambigu omdat de nevenschikkingen ur farte resp. ur feldre
ook geïnterpreteerd kunnen worden als finiete constructies die nevengeschikt zijn aan nute, resp. armtju'ecce, en waarbij de corefererende subjecten (gress resp. Elsa) gedeleerd zijn. Dus:

(1′)Gress nute Petriyex ef ÿchafostos ur gress farte.
 ik hoor Petriy-GEN het gezang en ik loop
 Ik hoor Petriy zingen terwijl/en ik loop.

(2′)Elsa armtju'ecce kirroex ef ÿquÿos ur eup feldre.
 Elsa geeft.de.voorkeur.aan wij-GEN het gewacht en zij zit
 Elsa heeft liever dat wij wachten terwijl/en zij zit.

De ambiguïteit is in (1b) en (2b) op te heffen door het voegwoord ur te vervangen door de schrijftaalvorm wân. In tegenstelling tot ur kan wân alleen maar gebruikt worden tussen een handelingswerkw. en een positionele infinitief, niet tussen twee finiete vormen.

81.64   ad § 81.61   c.

Tussen handelingswerkw. en posit.werkw. kunnen geen constituenten geplaatst worden, behalve een object en/of echo. Vergelijk:

(1)Petriy trempe ek.Petriy in [nu] aan het lezen.
(2)Petriy trempe ur feldre ek.Petriy zit op dit moment te lezen.

De momentane determinant ek hoort zowel in (1) als in (2) bij het finiete werkwoord trempe (lezen), maar staat in (2) achter het totale predicaat. Zie ook:

(3)Petriy trempe ek ur stinde.Petriy is aan het lezen en hij schrijft.

Zin (3) bestaat uit de twee nevengeschikte zinnen Petriy trempe ek en Petriy stinde. In (2) kan ur door wân vervangen worden; in (3) niet.

81.65

Tussen een handelingswerkw. en een posit.werkw. kunnen alleen een object en/of een echo geplaatst worden. De volgende constructies zijn dus beide correct:

Ef taksi-lenkatjen siytinte ur/wân ufire ón ef pittatjens.
Ef taksi-lenkatjen siytinte ón ef pittatjens ur/wân ufire.
de taxichauffeur moppert op de fietsers en rijden
De taxichauffeur moppert onder het rijden op de fietsers.

Maar een voorzetselbepaling moet, in tegenstelling tot een object of echo, altijd achter de infinitief verschijnen:

(1)Ef taksi-lenkatjen crôstene ur/wân ufire tygtja ef pittatjens.
 De taxichauffeur foetert onder het rijden op de fietsers.

(2)* Ef taksi-lenkatjen crôstene tygtja ef pittatjens ur/wân ufire.
 (idem)

Zin (1) is ambigu als ur gekozen wordt. De andere betekenis is dan: 'De taxichauffeur foetert en rijdt tegen de fietsers aan'. Zin (2) is in verscheidene dialecten (o.a. op Liftka) wél acceptabel.

81.66

Let ook op het volgende verschil:

(1)Petriy zerfe ef mosjeusex ef ÿpinzolos ur zirde.
 a. Petriy ziet dat de vrouw ligt te mediteren.
    (lett. "Petriy ziet het liggen mediteren van de vrouw")
 b. Petriy ziet liggend dat de vrouw mediteert.
    (lett. "Petriy ligt te zien het mediteren van de vrouw")
1

(2)Petriy zerfe helkara ef mosjeusex ef ÿpinzolos ur zirde.
 Petriy kijkt naar het liggen mediteren van de vrouw;
Petriy kijkt hoe de vrouw ligt te mediteren.

(3)Petriy zerfe ur zirde helkara ef mosjeusex ef ÿpinzolos.
 Petriy ligt te kijken naar het mediteren van de vrouw;
Petriy ligt te kijken hoe de vrouw mediteert.

In (1) is het onderstreepte deel een object bij het handelingswerkw. zerfe (zien). Dit object kan tussen zerfe en de positionele infinitief zirde (liggen) staan. Dit leidt tot ambiguïteit omdat zirde ook opgevat kan worden als behorend bij het handelingswerkw. pinzole (mediteren), hier als gedeverbaliseerde vorm ÿpinzolos.
In (2) is het onderstreepte deel een voorz.bep., en omdat voorz.bep.n níét tussen handelingswerkw. en posit.werkw. mogen staan, kan het vetgedrukte posit.werkw. alleen begrepen worden als behorend bij ÿpinzolos.
In (3) is het duidelijk dat het vetgedrukte posit.werkw. bij zerfe hoort.


1In het Nederlands lijkt een posit.werkw. alleen samen te kunnen gaan met een intentioneel werkw., dus een werkw. dat uitdrukt dat het subject bewust iets waarneemt, zoals in "ik sta naar de brand te kijken" of "hij ligt naar het geschreeuw te luisteren". Bij accidentele werkw.n (waarbij het subject iets "per toeval" waarneemt) is een posit.werkw. niet (goed) mogelijk, zoals in * "ik sta de brand te zien" of * "hij ligt het geschreeuw te horen". De oppositie "kijken ~ zien" en "luisteren ~ horen" is in het Spokaans minder sterk aanwezig omdat er in beide gevallen maar één werkw. bestaat: zerfe en nute (zie hiervoor § 123.15–16). Dit verklaart mede waarom betekenis (1b) in het Spokaans wel acceptabel is, in het Nederlands niet.

81.67   ad § 81.61   d.

Omdat een posit.werkw. een infinitief is, kan het nooit voorafgegaan worden door een subject. Vergelijk:

(1)Petriy trempe ur do stinde.Petriy leest en hij schrijft.
(2)Petriy trempe ur do giffe.a. Petriy leest en hij staat.1
b. * Petriy staat te lezen.
(3)Petriy trempe ur/wân giffe.Petriy staat te lezen.

In (2) kan giffe dus nooit als infinitief (oftewel als posit.werkw.) geïnterpreteerd worden.


1Het is de vraag of (2a) niet hetzelfde betekent als (2b). Het Nederlands in (2a) klinkt hoe dan ook niet natuurlijk, en dat geldt ook voor het Spokaanse equivalent.

81.68   ad § 81.61   e.

Een posit.werkw. kan niet verrijkt worden met een modaal suffix. Vergelijk:

(1)* Petriy chafostavy ur/wân fartavy.Petriy wil lopen zingen.
(2)Petriy chafostavy ur dansavy.Petriy wil zingen en [wil] dansen.

Zin (1) is alleen correct als fartavy als finiete vorm geïnterpreteerd wordt (maar dan kan wân niet gebruikt worden); de betekenis is dan 'Petriy wil zingen en [wil] lopen'.

81.69   ad § 81.61   f.

Een posit.werkw. achter een predicaat met een inf.comp. wordt door velen afgekeurd. Vergelijk de correcte constructie in a. met de twijfelachtige zin in b. en het correcte alternatief met een bijzin in c.:

a.Lisa chafoste ur/wân farte.
 Lisa loopt te zingen.

b.? Lisa affionnose beri chafoste ur/wân farte.
c.Lisa affionnose, den [eup] chafoste ur/wân farte.
 Lisa houdt ervan om te lopen zingen.

Zin b. kan wel zo begrepen worden dat farte als finiet werkw. nevengeschikt is aan chafoste, mits het voegw. ur wordt gebruikt, en niet wân:

b′.Lisa affionnose beri chafoste ur farte.
 Lisa houdt ervan om te zingen en te lopen.

In b′. gaat het om twee afzonderlijke dingen waar Lisa van houdt: ze zingt graag en ze loopt (wandelt) graag.

81.70   Idiomatische constructies

Het Spokaans kent verscheidene idiomatische constructies met een inf.comp. Deze infinitief wordt lang niet altijd gemarkeerd met beri, ur of wân. Zo kan het werkwoord vende (gaan) een inchoatief uitdrukken als het gevolgd wordt door een ongemarkeerde infinitief:

Gress vende lelperre [furt eft sailka].
Ik ga sparen [voor een zeilboot]; Ik spaar [voor een zeilboot].
(lett. "ik ga hebben/bezitten")

Âme tu lorertavy eft Maserati, perke beri vende lelperre tu jazy bent.
Als je een Maserati wil kopen, zul je wel eerst moeten [gaan] sparen.

Kirro vende kurae ral ef votos.
We gaan nu tot stemmen over. (lett. "we gaan nu de stemming
overnemen")

Ef reppe-rélvâs vende kurae eft lelpiru antrôn.
De woordvoerder gaat over op een ander onderwerp.

Ef clûma vendo vereste.
De menigte barstte in gejuich los. (lett. "de menigte ging juichen")

Ef karé vende njebope.1
Het schip loopt van stapel; Het schip wordt te water gelaten.
(lett. "het schip gaat varen")

Uit al deze voorbeelden blijkt hoe vende + infinitief een sterk idiomatisch karakter draagt, terwijl een letterlijke Nederlandse vertaling resulteert in een weinig pregnante, maar productieve uitdrukking, synoniem aan "beginnen te ...".

Willen wij het Nederlandse "gaan" + infinitief in het Spokaans uitdrukken, dan moet dat met het doelwerkw. finne (beginnen). Bijvoorbeeld:

Ef clûma finno beri vereste.De menigte ging/begon te juichen.
Ef karé finne beri njebope.Het schip gaat/begint te varen.

1Van deze idiomatische uitdrukking is een concreet substantief afgeleid: njebope-vendos (tewaterlating).

81.71

Onder meer de volgende geverbaliseerde additieven vormen tezamen met een infinitief een idiomatische uitdrukking:

Gress pÿre beri paine ef!
ik ben.gek te doen het
Ik ben daar gek om dat te doen!; Ik denk er niet aan om dat te doen!

Eup pÿre beri merre velk parachutos fes sener zemperas.
ze is.gek te spelen parachutespringen in haar jaren
Ze denkt er niet aan om op haar leeftijd nog parachute te gaan springen.

Vilt storâs hordâe beri kette eft hozâvos.
jouw verhaal is.mooi te geven een geloof
Jouw verhaal is te mooi om waar te zijn.

Do pûlleve beri terde tukst ten.
hij is.te.dom te tellen tot twee
Hij is te stom om voor de duvel te dansen.

81.72

Enkele finiete werkwoorden worden in een teg.dw.-constructie gebruikt en hebben dan een inf.comp. Zoals:

a. âteme (pogen; trachten)

(1)Eup âtemelira beri jûmpre ef misan.Ze maakt aanstalten om de winkel te verlaten.
(2)Lisa âtemalira beri ÿrba'eke.1Lisa wilde juist weggaan. (maakte aanstalten)
(3)Lerdu eft ardekir kette ón Lisa,
âtemelira beri nânce ef gurnus.
Lerdu heeft Lisa een plant gegeven, in een
poging de ruzie bij te leggen.

b. kette (geven)

ef distânt, té kettelira fartede afstand die te lopen is
Do kettelira zerfe.Hij is te zien.
Ef kettalira misse frópjÿ ...Het was te danken aan ...

c. qugle (veroorzaken; aanrichten; berokkenen)

Tu krosât, quglelira noi pónze eft moplariy.Je moet oversteken, zonder een ongeluk te
krijgen.
Do ÿrôme hups, quglelira noi uzjôce ef pert
ézótiy.
Hij werkt hard, zonder veel bevrediging te
ondervinden.

Let op dat het predicaat quglelira pónze opengebroken wordt door noi (niet).

d. ytende (van plan zijn)

Do ÿrôme, ytende meldelira rinne pert smurf.Hij werkt, teneinde veel geld te verdienen.

Zowel ytende als rinne zijn hier infinitieven. Zie ook § 81.75.

De teg.dw.-constructies worden verder behandeld in Hoofdstuk 100.


1In § 81.53 voetnoot 1 is op het verschijnsel van "temporele verdringing" gewezen: een tijdssuffix verschijnt achter de infinitief als het hoofdwerkw. met -lira is verrijkt. Deze verdringing is in (2) niet aanwezig, omdat het hier om een idiomatische constructie gaat.

81.73

Er bestaan enkele voorzetselbepalingen waarin het voorzetsel door een infinitief gevolgd wordt. Bijvoorbeeld:

luft zurrereop den duur (lett. "bij duren")
fara finne1om te beginnen (lett. "als beginnen")
lef tômpentemet gemak; zonder moeite (lett. "met gemakkelijk-hebben")
ber kimorezogenaamd (lett. "te noemen")

Daar de infinitiefmarkeerder beri soms ook tot de voorzetsels gerekend wordt, kan de volgende bepaling hier eveneens opgenomen worden:

beri prôpnereonder meer (lett. "om vóór te leggen")

1Er zijn ook argumenten te bedenken waarom er hier van het substantief (en niet van het werkwoord) finne sprake zou kunnen zijn. Zie ook § 20.49.

81.74   Uitdrukken van een doel of reden

Het Spokaans heeft een aantal mogelijkheden om een doel uit te drukken, waar het Nederlands gebruikmaakt van een infinitief met "[om] te". De meest algemene methode is het gebruik van een onderschikkend voegwoord (a.) of van een onderschikkende determinant (b.). Zie ook Blok 122.16. Bijvoorbeeld:

a.Óps pliyfone, cÿrs óps yspare.
 zij drinken, opdat zij dronken.worden
 Zij drinken om dronken te worden.

b.Óps fes pliyfone, óps ysparilóme.   (idem)
 zij zodat drinken, zij dronken.worden-ONDERSCH

b.Gress lest dvébe-kest eft cÿramm, [gress] pónsilóme jôrm-ÿkatle.
 ik opdat.niet omdoe een das, [ik] krijg-ONDERSCH keelpijn
 Ik doe een das om, om geen keelpijn te krijgen.

81.75

Een ondersch. constructie is ook mogelijk met de teg.dw.-bepaling ytende meldelira (teneinde) (zie ook § 81.72). Deze bepaling wordt door een inf.comp. gevolgd. Bijvoorbeeld:

Óps pliyfone, ytende meldelira yspare.Zij drinken teneinde dronken te worden.
Gress dvébe-kest eft cÿramm, ytende
meldelira
nert pónze jôrm-ÿkatle.
Ik doe een das om teneinde (= om)
geen keelpijn te krijgen.

81.75a

Ook een den-bijzin kan een doel of reden uitdrukken. Vergelijk de b-zinnen die een doel/reden uitdrukken, met de a-zinnen:

a.Kârle hozâve, den goe dôlze-mûles melde goe miriyn vogilys.
 Kârle gelooft dat vogelbekdieren behaarde vogels zijn.
b.Kârle tinde fesért, den [do] jizjÿe sener revertafiy kura dôlze-mûles.
 Kârle blijft thuis om zijn scriptie over vogelbekdieren af te maken.

a.Yvonn zjoffe, den Tek nert uokke.
 Yvonn beweert dat Tek niet rookt.
b.Yvonn prôsunte, den [eup] nert uokke.
 Yvonn kuurt, dat zij niet rookt
 Yvonn volgt een therapie om van het roken af te komen.

a.Do zecofe, den quardere sener kinur tlokko.
 Hij is genegen zijn zieke tante te bezoeken.
b.Do jolaputta, den quardere sener kinur tlokko.
 Hij heeft vrij genomen om zijn zieke tante te bezoeken.

Zulke constructies worden verder besproken in § 123.32.

81.76

Ten slotte kan er in het Spokaans een doel uitgedrukt worden met behulp van een voorzetsel of voorzetseluitdrukking en een gedeverbaliseerde constructie. Vergelijk a. met b.:

a.Do ÿrôme hups, ytende meldelira pónze ielba.
 Hij werkt hard om rijk te worden.
b.Do ÿrôme hups fes loin helkara ef ielba ÿpónzos.
 hij werkt hard met.het.oog.op het rijk worden-DV
 (idem)

a.Gress vende helkara Spooksoliy, cÿrs [gress] méte sener sour.
 Ik ga naar Spokanië, om mijn zuster te ontmoeten.
b.Gress vende helkara Spooksoliy tsazi gressex ef ÿmétos enn sener sour.1
 ik ga naar Spokanië naar.aanleiding.van ik-GEN de ontmoeting met mijn zuster
 (idem)

1Tsazi (naar aanleiding van) drukt hier het doel van mijn reis uit. Vergelijk:

Gress vende helkara Spooksoliy gâšâ gressex ef ÿmétos enn sener sour.
Ik ga naar Spokanië vanwege mijn ontmoeting met mijn zuster.

Deze zin drukt uit dat ik eerst een ontmoeting met mijn zuster heb gehad, en dat dit de reden was om vervolgens naar Spokanië te gaan. Zie verder Hoofdstuk 140.


81.77

Let op de volgende zinnen die een doel uitdrukken, waarbij de Nederlandse infinitief het object als begrepen subject heeft, terwijl het Spokaans gebruikmaakt van een obj.add. Zie ook § 40.22:

(1)Eup munke ef luktôsta lo kÿpony.Ze hangt de was te drogen.
(2)Mariy zerre ef baby lo câlm.Mariy streelt de baby om hem te kalmeren.
(3)Kirro azerše eft trofaliy-iextô lo
omber-zop.1
We planten een treurwilg voor het werpen
van schaduw/om schaduw te laten werpen.

Vergelijk zin (1) met:

(4)Eup munke ef kÿpony luktôsta.Ze hangt de droge was op;
Ze hangt de was droog op.
(5)Ef luktôsta kÿponje ur menkerate.De was hangt te drogen.

Voor zin (5): zie § 81.58.


1Omber-zop (schaduwwerpend; schaduwgevend) is een additief, afgeleid van ef zope omber (schaduw werpen).

TOP
<< Hoofdstuk 80 | Hoofdstuk 82 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands