Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 82 | Hoofdstuk 90 >>
8. Werkwoorden

83. Morfologie van werkwoorden


Opbouw van dit hoofdstuk:

83.1   Werkwoordvorming d.m.v. affigering van een niet-werkwoord

In het Spokaans kan d.m.v. een grammaticaal affix een werkwoord uit een niet-werkwoord gevormd worden. Het niet-werkwoord kan zijn:

  1. een substantief (vanaf § 83.1)
  2. een additief (§ 83.12–13)
  3. een voorzetsel (§ 83.14)
  4. een voegwoord (§ 83.15)
  5. een nominaal of lexicaal affix (vanaf § 83.16–17)
  6. een voornaamwoord (Blok 71.8, § 72.47 en § 73.8)

83.2   ad § 83.1   A. Werkwoord uit een substantief

De meest elementaire (en productieve) methode om van een substantief een werkwoord te vormen is door toevoeging van het verbale suffix -e (infinitief-e, zie § 81.1). Bijvoorbeeld:

INTRANS. 
ef afdrâk ~ afdrâkede woekering ~ woekeren; welig tieren
ef ânkest ~ ânkestede angst ~ angst hebben; bang zijn
ef cûnðiyt ~ cûnðiyte1de bereidheid ~ bereid zijn
ef slapelsat ~ slapelsatehet bed ~ naar bed gaan
ef fotel ~ fotele2de fout ~ één fout maken

OBTRANS. 
ef drém ~ drémede droom ~ dromen
ef uokk ~ uokke3de rook ~ roken (v. sigaret)
ef rutôs ~ rutôsede zee, oceaan ~ uitspreiden
ef trojy ~ trojyede zede ~ mores leren; tot de orde roepen
ef prusot ~ prusatede rivier ~ verbannen
ef ÿroff ~ ÿrofede wals ~ walsen; pletten

SEMTRANS. 
ef finn ~ finne4het begin ~ beginnen
ef mux ~ muxe5de taal ~ spreken; zich in taal uitdrukken

Uit bovenstaande voorbeelden blijkt dat er bij sommige verbaliseringen lexicalisatie optreedt (zoals bij ef rutôs > rutôse). Ook kunnen er kleine spellingvariaties opdoemen (ef prusot > prusate en ef ÿroff > ÿrofe).


1Van cûnðiyte is weer afgeleid: ef cûnðiytos. Dit abstr. substantief is synoniem met cûnðiyt (-os-afleiding, zie § 20.18).


2Vergelijk ook fotelare (§ 83.23).


3Vergelijk ook uokjame (§ 83.51).


4Sommige grammatici menen, dat finne niet is afgeleid van finn, maar net andersom. Er zijn inderdaad voorbeelden van werkwoorden waarvan een substantief d.m.v. inf.-e-deletie is afgeleid (zoals wertye > werty). Zie ook § 20.32.


5Zie ook § 20.32.

83.3

Zeer uitzonderlijk zijn de verbaliseringen van substantieven die zelf reeds d.m.v. -os van een werkwoord zijn afgeleid. Bijvoorbeeld:

OBTRANS. 
jÿzoe ~ jÿzoos ~ jÿzoošeopslaan (v. goederen) ~ opslag ~ hamsteren
perke ~ perkos ~ perkošemoeten ~ noodzaak ~ noodzaken; verplichten

Let op dat in deze gevallen de s van -os verandert in š.

83.4

Soms valt de eindvocaal van het substantief weg, als -e toegevoegd wordt:

OBTRANS. 
ef barera ~ barerede afrastering ~ versperren
ef pleko ~ plekehet zand ~ schuren (verf, hout)
ef ÿkaô ~ ÿkae-fes1de vesting ~ omsingelen

INTRANS. 
ef krântsa ~ krântsede doorwaadbare plaats ~ [met paard] een
rivier/beek doorwáden/oversteken

SEMTRANS. 
ef aniâ ~ prap aniehet vermaak ~ zich vermaken

1Het werkwoord *ÿkae (zonder -fes (in)) komt niet voor (zie § 83.29). Vergelijk ook ÿkaqure (§ 83.51).

83.5

Een tweede elementaire methode om van een substantief een werkwoord te vormen is door toevoeging van het suffix -are. Bijvoorbeeld:

INTRANS. 
ef sért ~ sértarehet huis ~ verhuizen
ef slapelsat ~ slapelsatare1het bed ~ overnachten

OBTRANS. 
ef ânkest ~ ânkestare1de angst ~ beangstigen; bang maken
ef ecron ~ ecronare [fes]de kroon ~ kronen [tot]
ef pémah ~ pémaharede hoon, smaad ~ versmaden; met
smaad behandelen

1Van slapelsat en ânkest zijn ook werkwoorden op -e afgeleid (zie § 83.2). Daarom wordt er in verscheidene grammatica's van uitgegaan dat de -are-vormen niet van het substantief, maar van de (reeds afgeleide) werkwoorden op -e zijn afgeleid. Inderdaad kennen veel werkwoorden een -are-variant (zie § 83.23).

83.6

Soms valt de eindvocaal van het substantief weg, of wordt deze gewijzigd, als -are toegevoegd wordt. Als de eindvocaal reeds een a is, zouden we ook kunnen zeggen dat het suffix -re toegevoegd is:

INTRANS. 
ef kolofâ ~ kolafarede winter ~ naar de wintersport gaan; op
wintersport zijn
ef proba ~ probarede opzet, moedwil ~ willen
ef silenco ~ silencarede stilte ~ stil zijn
ef jeji ~ jejare [beri]het bankbiljet ~ verplicht zijn [om te]

OBTRANS. 
ef biynðe ~ biynðarehet verband; de zwachtel ~ verbinden; zwachtelen
ef crusa ~ crusarehet kruis ~ kruisigen
ef ðÿny ~ ðÿniarede prijs ~ prijsgeven

Een bijzonder geval is:

OBTRANS. 
ef kinner ~ kinnarede landkaart ~ in kaart brengen

Voor deze afleiding zijn drie verklaringen, waarvan de eerste de meest aannemelijke is:

  1. De oorspronkelijke afleiding van kinner is *kinnerare, dat onder invloed van haplologie gereduceerd is tot kinnare.
  2. De oorspronkelijke afleiding van kinner is *kinnere, waarin -ere als gereduceerde variant van -are geïnterpreteerd is, met als gevolg dat er een hypercorrecte (ongereduceerde) vorm kinnare is ontstaan (voor -are/-ere zie § 83.7).
  3. Het oorspronkelijke substantief was *kinnar. Hiervan is op productieve wijze kinnare afgeleid. In het substantief is de a onder invloed van het gefixeerde accent op de i, gereduceerd tot e.

83.7

Een gereduceerde vorm van -are is -ere. Deze wordt soms gebruikt als het afleidende substantief een gefixeerd accent draagt. Bijvoorbeeld:

INTRANS. 
ef poll ~ pollerede windvlaag ~ waaien
ef misst ~ misstere1de briket (v. steenkool) ~ briketten stoken

OBTRANS. 
ef hégg ~ héggerehet kogelgat; de bres ~ bestoken; beschieten

In enkele gevallen komt -ere in een woord met variabel accent voor:

OBTRANS.
ef poert ~ poertere
de [vrijstaande] hoge muur ~ restaureren (v. oude gebouwen)

Overigens komt de uitgang -ere ook veelvuldig voor bij Latijnse en Franse leenwoorden, zoals:

côntrolerecontroleren
demonstreredemonstreren

In dergelijke woorden klinkt -ere als [ÿje].


1Vergelijk: coc ~ cocare (cokes ~ cokes stoken).

83.8

Het productieve circumfix lâ--e betekent 'voorzien van', en kan aan een groot aantal substantieven gehecht worden. Alle aldus ontstane werkwoorden zijn obtrans. Bijvoorbeeld:

OBTRANS. 
ef sel ~ lâselehet zout ~ zouten
ef sut ~ lâsutehet kostuum ~ kostumeren
ef bû ~ lâbûede boei, ton ~ betonnen (v. vaarwater)
ef gum ~ lâgumehet rubber ~ coveren (autobanden v. nieuw rijvlak voorzien)
ef âsfalt ~ lââsfaltehet asfalt ~ asfalteren
ef lÿnt ~ lâlÿnte1de lijn ~ liniëren; van lijnen voorzien

Het prefix lâ- dient ook voor de transitivering van intrans.werkw.n. Zie hiervoor § 80.17–19. Bovendien kan lâ- samen met het suffix -or een additief uit een substantief vormen, zoals:

ef sut ~ lâsutorhet kostuum ~ gekostumeerd
ef lÿnt ~ lâlÿntorde lijn ~ gelinieerd
ef belk ~ lâbelkorde vrucht ~ vruchtdragend; vol vruchten

In § 41.18 is erop gewezen dat veel additieven gevormd met lâ--or ook beschouwd kunnen worden als een volt.dw., zoals:

lâsute ~ lâsutorkostumeren ~ gekostumeerd

1Omdat ook het werkwoord lÿnte bestaat, zouden we lâlÿnte ook kunnen beschouwen als afgeleid van lÿnte (zie § 83.20).

83.9

Het productieve circumfix ide--e betekent 'verwijderen; weghalen' en kan aan veel substantieven gehecht worden. Bijna alle aldus ontstane werkwoorden zijn obtrans. Ide--e is het antoniem van lâ--e (voor zover er geen lexicalisatie optreedt). Bijvoorbeeld:

INTRANS. 
ef kles ~ ideklesehet gras ~ onkruid wieden

OBTRANS. 
ef cârbon ~ idecârbonede koolstof ~ ontkolen
ef smyl ~ idesmylede boshut ~ uit een woning/kamer gezet worden
ef vetse ~ idevetséehet boord (v. schip) ~ ontschepen

Veel substantieven kennen reeds een verbale afleiding zónder ide-. In dat geval kan de ide-vorm ook beschouwd worden als een afleiding van een werkwoord (zie § 83.19). Vergelijk:

ef flecs ~ flecse ~ ideflecsehet vuur ~ vuur geven; stoken ~ temperen

83.10

Het archaïsche, tegenwoordig improductieve prefix bza- (met als variant bze-) betekende oorspronkelijk 'doen'. Het dient voor de verbalisering van enkele substantieven die op een a of e eindigen. De "toevallige" eind-e wordt na verbalisering met bza- of bze- dan de inf.-e. Voor de eind-a geldt dat deze in een inf.-e verandert. Bijvoorbeeld:

OBTRANS. 
ef éa ~ bzaéehet houvast; de grip ~ vangen
ef coe ~ bzagoe1lei voor het doorgeven van [geheime] berichten
(in oorlogstijd) ~ uiteenzetten; interpreteren
ef vure ~ bzeure2afwezig persoon over wie gesproken wordt ~
~ 1 betreffen; 2 verzuimen

INTRANS. 
ef ûtra ~ bzaûtrehet ontstaan ~ ontstaan
ef dâmena ~ bzadâmenegebed; overpeinzing ~ bidden; gezamenlijk
overpeinzen (Erg.)

1Het archaïsche karakter van bza-/bze- blijkt ook uit de zogenoemde consonantharmonie die in het Oer- en Laatspokanisch (en tegenwoordig nog in het Pegrevisch) voorkwam: veel woorden bezaten óf alleen stemloze, óf alleen stemhebbende consonanten, en bovendien waren in sommige gevallen ook eigenschappen als "explosief" of "fricatief" relevant bij de consonantharmonie. De oorspronkelijk stemhebbende explosief c van coe is onder invloed van de stemhebbende fricatieve cluster in bza- eveneens een stemhebbende fricatief geworden (c > g: bzagoe).


2De v van vure is na prefigering een [w] geworden (niet geschreven). Deze verandering van stemhebbende [v] naar stemloze [w] is schijnbaar in tegenspraak met wat in voetnoot 1 hierboven beweerd is. Onder invloed van de stemhebbende cluster in bze- zouden we zeker de stemhebbende fricatief [v] verwachten (dus *bzevure), maar dit is niet zo omdat hier een proces van bilabialisatie (v wordt bilabiale w) het proces van stemtoevoeging verdrongen heeft.

83.11

Een grote groep Spokaanse werkwoorden is met een onregelmatig affix van een substantief afgeleid. We volstaan met enkele voorbeelden:

INTRANS. 
ef fort ~ prap fortassede tijd ~ zich [tevergeefs] haasten
ef koles ~ kolestÿne1de school ~ op school zitten; school gaan
ef loa ~ loatite2de goede∩slechte bui ~ zich inbinden, beheersen
ef koba ~ prap kobature lef3de zelfopoffering ~ zich verdiepen in
ef pleko ~ plekote4het zand ~ verzanden (lett.)

VOLTRANS. 
ef koles ~ koleste4de school ~ onderwijzen

OBTRANS. 
ef bax ~ baxeskehet oordeel ~ oordelen over
ef ðiyc ~ ðiycynede deuk ~ inbreuk maken op
ef eggo ~ eggote4de echo ~ verklikken
ef verfu ~ verfute4de verf ~ verven; schilderen
ef mofla ~ mofle5het zaaisel ~ zaaien
ef tjel ~ tjelfe6de straf ~ straffen
ef texos ~ texoske7het geknip, knipsel ~ verpesten; verknoeien

Sommige grammatici beschouwen -tite als (restant van) een werkwoord. In dat geval moet loa ~ loatite bij § 83.50 ondergebracht worden.


1Voor het suffix -ÿne, zie § 83.25.


2Ef loa is een ideoantoniem, zie Hoofdstuk 161.


3-ture drukte oorspronkelijk een causatief uit ('laten'). Het is nu improductief en in combinatie met substantieven komt het verder niet voor. Zie ook kirture (§ 81.18).


4Het suffix -te komt relatief vaak voor (vooral na een vocaal); daarom valt er iets voor te zeggen om -te als variant van -e te beschouwen.


5Er zijn ook argumenten te bedenken waarom mofla afgeleid zou kunnen zijn van mofle. In dat geval hoort mofla ~ mofle thuis in § 20.32.


6Een archaïsche variant is †tjelf. In dat geval is tjelfe een regelmatige afleiding.


7Texos is reeds een afleiding van texe (knippen). Vergelijk ook § 83.3.

83.12   ad § 83.1   B. Werkwoord uit een additief

De productieve verbale afleidingen van additieven zijn reeds besproken in Hoofdstuk 44. Ook resultatieve additieven kunnen geverbaliseerd worden: zie § 63.40–51.
Veel additieven kennen echter (ook) een onregelmatige verbalisering, al dan niet naast boven bedoelde productieve vorm. In een aantal gevallen is het afleidingssuffix -te. Dit wordt wel als variant van -e beschouwd (zie § 83.11 voetnoot 4). Voorbeelden:

INTRANS. 
pijâ ~ pijate1volkomen; geheel ~ samenlopen; samenstromen
(v. wegen of rivieren)
tijâ ~ tyjareweg; verdwenen ~ verborgen zijn
tyrâk ~ tyrnegebrekkig ~ ontbreken
uco'liy ~ uco'litetevergeefs; onnodig ~ tevergeefs zijn

OBTRANS. 
etet ~ etetjegevoelig ~ gevoelig zijn voor
kachiy ~ kachiytevervloekt ~ vervloeken
tarpen ~ tarpenneerkentelijk ~ waarderen
yfla ~ yflaneedel; voortreffelijk ~ veredelen; louteren (metaal)
jÿzoošiy ~ jÿzoošiyte2in voorraad; voorradig ~ in voorraad hebben
kir ~ kirture3los ~ laten; niet verhinderen; afblijven

SEMTRANS. 
k'ma ~ k'maje4daar ~ daar zijn; zie daar
k'mi ~ k'mije4hier ~ hier zijn; zie hier

Het suffix -te is productief bij de verbalisering van additieven die met pû--iy gevormd zijn. Dit is behandeld in § 44.2.


1Van pijâ is ook afgeleid het substantief pijat (samenloop) (v. wegen of rivieren). Er lijken géén diachronische bewijzen te bestaan om aan te nemen dat pijate van dit substantief is afgeleid.


2Jÿzoošiy is reeds afgeleid van jÿzoos (opslag) (v. goederen), dat weer afgeleid is van jÿzoe (opslaan). Het komt zelden voor dat er van een afgeleid substantief op -os weer een afleiding volgt. Zie ook § 83.3.


3Kirture is een semtrans.werkw. als het een Causatief uitdrukt (§ 81.18). Zie ook § 83.11, voetnoot 3.


4K'ma en k'mi zijn gereduceerde vormen van kusama resp. kusami. Zij zijn evenals de afleidingen k'maje en k'mije voornamelijk spreektaalvormen.

83.13

Een bijzonder geval vormt het obtrans.werkw. kimore (noemen). Dit is regelmatig afgeleid van het oude volt.dw. kimor, dat tegenwoordig de status van additief heeft, met de betekenis 'met name'. Kimor komt van het niet meer bestaande werkwoord †kime (de bijzaak zijn; ondergeschikt zijn) (?). Wel is nog in gebruik het verwante concr.subst. kim (bijzaak). Voor additieven op -or, zie § 41.5. Zie ook § 44.5.

83.14   ad § 83.1   C. Werkwoord uit een voorzetsel

Van diverse voorzetsels is een werkwoord afgeleid. Bijvoorbeeld:

INTRANS. 
blef ~ bleffeachter ~ achterblijven; niet kunnen bijhouden
tuf ~ tufaremaal; keer; bij ~ vermenigvuldigen

OBTRANS. 
furt ~ furtevoor ~ vóór zijn; eerder zijn dan (lett.)
hogorit ~ hogoriteboven ~ verhogen (lett.)
ûqu ~ ûquetegen; contra ~ tegen zijn (fig.)
lo ~ loke1evenals; gelijk ~ lijken op; eruitzien als

1Volgens Evergreen (1964) is lo afgeleid van loke. Er zijn overigens meer voorzetsels van een werkwoord afgeleid. Zie § 140.29–30.

83.15   ad § 83.1   D. Werkwoord uit een voegwoord

Verbale afleidingen van voegwoorden zijn ongebruikelijk. Wij kunnen slechts één voorbeeld aanhalen:

OBTRANS. 
âme ~ âmée [flaju]indien; mits ~ [iets] op voorwaarden doen

Iets algemener zijn de voegwoorden die van een werkwoord zijn afgeleid. Zie ook § 122.56.

83.16   ad § 83.1   E. Werkwoord uit een nominaal of lexicaal affix

In § 21.3–14 zijn de lexicale affixen behandeld. Enkele hiervan kennen een verbale afleiding. Bijvoorbeeld:

VOLTRANS. 
stin- ~ stinde1schrijf- ~ schrijven

OBTRANS. 
ral- ~ raliyemede- ~ aanhangen (v. leer ed.)

1Er zijn ook argumenten te bedenken om aan te tonen dat stin- de gereduceerde vorm van stinde is, en dus niet als het afleidende element voor dit werkwoord optreedt.

83.17

In § 21.28–36 zijn de nominale affixen behandeld. Enkele hiervan kennen een verbale afleiding. Bijvoorbeeld:

INTRANS. 
-hynne ~ hynnere1-eiland ~ op een eiland[je] wonen
-ârp ~ ârpe-haak, -oog; bevestigingspunt ~ bijten (v. vissen); toehappen (fig.)

OBTRANS. 
vas- ~ vase-handvat ~ aanpakken; [vast]grijpen (bij handvat)
-clén ~ clenewat met reinigen te maken heeft ~ schoonmaken; vaat wassen

1-hynne komt voornamelijk voor in de namen van de kleine eilandjes in de Spokanische zeestraten, zoals Râsterhynne (in het Larmin) of Côltehynne (in de Aflif-straat). Het werkwoord hynnere echter is toepasbaar met betrekking tot welk eiland dan ook.

83.18   Nieuw werkwoord d.m.v. affigering oud werkwoord

Het Spokaans kent een aantal lexicale affixen waarmee de betekenis van een werkwoord gewijzigd of nader gespecificeerd kan worden. Verscheidene van deze affixen kunnen ook aan een substantief gehecht worden. Veel van deze substantieven zijn trouwens van een geaffigeerd werkwoord afgeleid, of andersom. Zie ook § 21.2–5.
Affigering van werkwoorden leidt veel vaker tot lexicalisatie dan affigering van substantieven. Het lijkt bij werkwoorden ook een minder productief procédé. Zie ook § 21.6.

83.19

Voorbeelden van lexicale prefixen:

cha- (mondeling; met mond of stem):

ebe ~ chabe1weggooien ~ afschaffen
quinde ~ chaquindegebaren; tekens geven ~ spreken
foste ~ chafoste2samenscholen ~ zingen

1Ebe is ontstaan uit het archaïsche †be. Dit blijkt ook uit de gramst., die is ebet. Een gramst. op -et is karakteristiek voor een monosyllabisch werkwoord (be > bet). Zie ook § 82.15.


2Oorspronkelijk was "zingen" in de Spokanische cultuur een typisch groepsgebeuren. Vandaar de associatie met "samenscholen".

cria- (hand-):

rekke ~ criarekkewringen ~ handenwringen

fro- lichaams-):

ðiycyne ~ froðiycyne3inbreuk maken op ~ mishandelen
texe ~ frotexeknippen; snijden ~ opereren

3Ðiycyne is afgeleid van ðiyc (deuk), zie § 83.11.

ide- (ont- (tegenstelling)):

âlbe ~ ideâlbebouwen ~ afbreken; slechten
blaveše ~ ideblaveše4wensen ~ verwensen
gûne ~ idegûnebewapenen ~ ontwapenen
flecse ~ ideflecsevuur geven; stoken ~ temperen
tamÿre ~ idetamÿrevieren (v. touw) ~ aanhalen
mariane ~ idemarianegehuwd zijn ~ scheiden

4Blaveše is samengesteld uit bla- + veše; zie § 83.37.

83.20

kerr- (ook; eveneens; na-):

drave ~ kerrdravetekenen ~ natekenen; omtrekken
paine ~ kerrpainedoen ~ nadoen; imiteren
stinde ~ kerrstindeschrijven ~ overschrijven; kopiëren

Van kerr- is ook afgeleid het additief kerru (ook; eveneens).

lâ- (be-):

Transitiveert dikwijls een intrans.werkw., zie § 80.17:

armâtate ~ lâarmâtateverlichten; licht geven ~ belichten (v. film)
lÿnte ~ lâlÿnte1[aan]strepen ~ liniëren
krume ~ lâkrumebuigen; gebogen zijn ~ bocht nemen; door de bocht gaan
farte ~ lâfartelopen ~ belopen; lopen op/over (lett.)
tire [furt] ~ lâtirewedden [om] ~ wedden om
cÿrbare [rifo] ~ lâcÿrbare2voorzien [van] ~ voorzien van; uitrusten met

1Zie ook § 83.8.


2Cÿrbare is samengesteld uit cÿr- + bare; zie § 83.38.

83.21

nâs-- (her-; opnieuw):

trempe ~ nâs-trempelezen ~ herlezen; overlezen
ôrganisere ~ nâs-ôrganisereorganiseren ~ reorganiseren

palle- (tegen-; terug-; weer-):

simue ~ pallesimuewerpen; smijten ~ [weer]kaatsen
harbe ~ palleharbe[be]dienen ~ [aan]manen
kette ~ pallekettegeven ~ onterven

ral- (mede-):

Ook als suffix, zie § 83.25:

putte ~ ralputtenemen ~ meenemen

su- (neven-; onder-):

âpe ~ suâpe1geschikt zijn ~ minder geschikt zijn; niet goed passen

1Vergelijk ook het niet-samengestelde werkwoord suâpe met de betekenis 'trekken' (v. lot, prijs, pijp). Dit werkwoord heeft een regelmatige uitspraak met het accent op de voorlaatste lettergreep: [suwâpe]. Daarentegen wordt in het samengestelde suâpe het accent op het prefix su- gelegd: [suwâpe] (zie ook § 11.26).

ta- (mis-; mislukt):

eftarse ~ taeftarselukken ~ [doen] mislukken
kâle ~ takâleversieren ~ ontsieren
tiffe ~ tatiffekennen; weten ~ miskennen

83.22

to- (schijn-; vals; niet echt):

cirre ~ tocirrein het spel brengen; de gelegenheid geven ~
~ valse beloftes doen; voorspiegelen
drave ~ todravetekenen ~ schetsen
choše ~ tochoševerwerven ~ ronselen
gytoze ~ togytozeminachten ~ geringschatten
kasse ~ tokassemartelen ~ treiteren
zjoffe ~ tozjoffebeweren ~ opscheppen

za-1 (echt-; onverbiddelijk):

Geeft als prefix een definitief aspect aan een inchoatief of onafgesloten handeling:

allove ~ zaalloveverdwijnen ~ verdwenen zijn
cyare ~ zacyare2uit de war kammen ~ uitkammen (zodat losse haren
en klitten in de kam achterblijven)
kvârfe ~ zakvârfeop het punt staan te verdrinken ~ verdrinken
nyke ~ zanykedreigen te stromen over ~ overlopen; stromen over de
rand van (water uit een emmer ed.)
zâmpe ~ zazâmpebevolken; vol mensen raken ~ vol mensen zijn

1Zie ook § 110.86a. Za treedt ook op als een additief met dezelfde betekenis: eft za ÿrmetiyn (een onverbiddelijk standpunt). Za is verwant met het suffix --sa, zie § 83.25.


2Cyare is afgeleid van cye (kammen); zie § 83.23.

83.23

Bij de lexicale suffixen welke aan een werkwoord gehecht kunnen worden, is het onderscheid scheidbaar ~ onscheidbaar vérstrekkender dan bij de prefixen, of bij de suffixen die achter een substantief verschijnen (§ 21.4). Dit komt doordat in een scheid.samst. de oorspronkelijke inf.-e behouden blijft (het suffix wordt scheidbaar aan het oorspronkelijke werkwoord gehecht), terwijl in een onscheid.samst. de oorspronkelijke inf.-e vervalt. We houden dan per definitie de wortelstam over (zie § 82.2), en de inf.-e is een element van het suffix. Voorbeelden:

-are:

Wordt door veel grammatici als een grammaticaal suffix beschouwd. Dit suffix betekende oorspronkelijk 'doen; laten; worden', zoals nog blijkt bij de verbalisering van additieven (§ 44.1), bijvoorbeeld:

kariy ~ kariyarelelijk ~ lelijk worden

In veel gevallen heeft -are zijn semantische aspect verloren en dient het slechts om een nieuw werkwoord te vormen, waarvan de betekenis in meer of mindere mate verwant kan zijn aan de betekenis van het afleidende werkwoord.
Een andere gebruiksmogelijkheid kent -are als transitiveringssuffix (zie § 80.20) of als causatief-vormend suffix (§ 152.8).
Soms is het moeilijk om al deze verschillende functies van -are uit elkaar te houden:

albe ~ albare[ver]mijden; schuwen ~ terugschrikken voor
âlbe ~ âlbarebouwen ~ afbouwen (gereed)
âlkibire ~ âlkibirareordenen ~ doordénken
kirture ~ kirturarelaten ~ toelaten; weglaten
âskâne ~ âskânaresporen; in het spoor lopen (lett.) ~ met achterdocht
bespeuren (fig.)
ba'efre ~ ba'efraresnijden ~ bijsnijden; couperen
baxeske ~ baxeskareoordelen over ~ vonnissen
berre ~ berraretrakteren ~ ronddelen
choše ~ chošareverwerven ~ inkopen; inslaan
cye ~ cyarekammen ~ uit de war kammen; uitkammen
fâlmpe ~ fâlmpareuitknijpen (tube) ~ kneuzen
folte ~ foltare1vouwen ~ kreuken; kreukelen
fotele ~ fotelare1één fout maken ~ [veel] fouten maken
gréle ~ grélaredoorwáden ~ overzetten (met veerpont)
prye ~ priareverzoeken om ~ bidden
tunde ~ tundarelos-, uitbarsten ~ breken
uokke ~ uokkare2roken (sigaret) ~ roken (ham, worst)

Een aantal werkwoorden eindigt op -are zonder dat er van een afleiding sprake is. Zoals:

póbareverkopen
quondareinvoeren; importeren
vobarevormen
bare3gadeslaan

1-are drukt hier een soort iteratief (herhaling van de handeling) uit, die normaliter met reduplicatie uitgedrukt wordt (§ 64.62).


2Vergelijk ook uokjame (§ 83.51).


3Zie ook § 83.38. Het archaïsche werkwoord †be (§ 83.19, voetnoot 1) vertoont geen enkele verwantschap met bare (gadeslaan).

83.24

-ere:

Is de gereduceerde variant van -are. Het suffix -ere wordt soms gebruikt bij werkwoorden met een gefixeerd accent, zoals reeds opgemerkt is in § 83.7. Bijvoorbeeld:

fortasse ~ fortasserezich haasten ~ de tijd hebben
lelperre ~ lelperrerehebben ~ bezitten

Het suffix -ere wordt voorts in enkele gevallen gebruikt als er tevens een vorm op -are bestaat. Vergelijk:

gre ~ grare ~ greredraaien ~ omkeren; omdraaien ~ verdraaien;
anders draaien
giffe ~ gifare ~ giffere1staan ~ gaan staan; opstaan ~ stil [gaan] staan
poire ~ poirare ~ poirere2leven ~ opwinden (v. klok) ~ leven om/voor
†tinke ~ tinkare ~ tinkere3behouden ~ verworden; ontaarden ~ worden

1De regel "bij een gefixeerd accent wordt -are gereduceerd tot -ere" lijkt hier een tegenovergestelde interpretatie uit te lokken, namelijk: "als -are níét gereduceerd wordt tot -ere, verandert het gefixeerde accent in een variabel accent" (ff > f).


2Poirare betekent letterlijk 'laten leven', en is dus de causatief van poire (zie § 152.8).


3Tinke (behouden) heeft vanaf de 15e eeuw het veld moeten ruimen voor het synoniem wencate. Vandaar de "archaïsche" markering †.

83.25

-ÿne (af-; weg):

Drukt verwijdering uit:

obezjere ~ obezjerÿne1lachen ~ uitlachen
orore ~ ororÿne[af]zagen ~ afzagen; in stukken zagen
ba'efre ~ ba'efrÿnesnijden ~ afsnijden
pollere ~ pollerÿne2waaien (v. voorwerp in de wind) ~ af-, wegwaaien
kette ~ kettÿne [kura]geven ~ overlaten [aan]
tundare ~ tundarÿne3breken ~ afbreken
gre ~ grÿnedraaien ~ af-, losdraaien

Verder komt -ÿne voor bij de verbalisering van additieven (§ 44.1) en bij:

koles ~ kolestÿneschool ~ op school zitten; school gaan

Zie ook § 83.11.


1Zie ook zjere (glimlachen) in § 83.48.


2Pollere is de -ere-verbalisering van poll (windvlaag) (zie § 83.7).


3Tundare is al een afleiding, nl. van tunde (zie § 83.23).

--ral (mede-):

Ook als prefix, zie § 83.21:

paine ~ paine-raldoen ~ meedoen; deelnemen
chylfe ~ chylfe-ralslepen ~ meeslepen (lett.)

In de schrijftaal is --ral productief. In de spreektaal wordt de voorkeur aan het losse additief rala gegeven. Vergelijk:

$ Óps faletaves-ral. = £ Óps faletaves rala.Ze willen meebeslissen.

--sa (tóch; ondanks alles/een verbod):

Do arfine-sa.Hij komt tóch.
Kirro obezjere-sa.Wij blijven ondanks alles lachen.
Do ufiravy-sa lef ef râk.Ondanks de lekke band wil hij blijven doorrijden.

Verscheidene grammatici willen in --sa een scheidbaar aangehecht aspectssuffix zien. Zie ook § 110.86b. Het suffix --sa is verwant met het prefix za-, zie § 83.22.
Voor de uitspraak gedraagt --sa zich alsof het onscheidbaar is aangehecht. Dit betekent dat in werkwoorden met een variabel accent het accent een lettergreep naar rechts verschuift als --sa wordt toegevoegd. Als het accent op -a of -u ligt (suffixen voor de def.tijd en toek.tijd), verandert er niets. Vergelijk:

arfine [aRfine]~ arfine-sa [aRfinesa]
obezjero [obezjero]~ obezjero-sa [obezjerosa]
obezjera [obezjera]~ obezjera-sa [obezjerasa]
ufiravy [ufiravy]~ ufiravysa [ufiravysa]

83.26

Soms wordt er een nieuw werkwoord gevormd door een oud werkwoord te prefigeren met een nominaal suffix (§ 21.28–30). Dit is een improductief procédé waarbij een suffix als prefix kan fungeren:

-ârp + fixe > ârpixe-oog; -haak + vastmaken > aan een oog/haak bevestigen
-bâl + merre > bâlmerre1-bal + spelen > voetballen
sty- + sÿrte > stysÿrte-gesteldheid; -staat + plaatsen; zetten > concluderen;
vaststellen

1Voor merre zie ook § 83.50.

83.27   Nieuw werkwoord d.m.v. voorzetsel-affigering oud werkwoord

Evenals het Nederlands kent ook het Spokaans de mogelijkheid om een nieuw werkwoord te vormen met behulp van voorzetsel-affigering van een oud werkwoord. In het Spokaans kan dit op drie manieren:

  1. onscheidbare prefigering met voorzetsel
  2. scheidbare suffigering met voorzetsel (§ 83.29)
  3. scheidbare prefigering met voorzetsel (§ 83.30)

De betekenis van een voorzetseldragend werkwoord vertoont dikwijls geen enkele verwantschap met de betekenis van het oorspronkelijke werkwoord, vooral niet bij abstracte betekenissen.

83.28   ad § 83.27   A. Onscheidbare prefigering met voorzetsel

Een werkwoord met een onscheidbaar aangehecht voorzetsel heeft bijna altijd een abstracte betekenis. Vooral de voorzetsels armt (aan), fes (in), kaf (op), mip (uit), mitai (door) en tijâ (weg) zijn zeer geliefd bij dergelijke onscheidbare prefigeringen.1 Van mitai wordt dan de gereduceerde vorm mita- gebruikt. Voorbeelden (de met × gemerkte voorbeelden kennen ook een scheidbare variant, zie § 83.30):

armt- (aan):

arfine ~ armtarfine2komen ~ samenkomen
hendre ~ armthendreaangrijpen; zich vastklampen aan;
te baat nemen ~ dwepen met
kobature [lef] ~ armtkobature3zich verdiepen [in] ~ afgaan op
woiyste ~ armtwoiystebenutten ~ beheersen; machtig zijn

1Het betreft hier de zogenoemde universele voorzetsels. In § 140.11 wordt dit begrip nader verklaard.


2Arfine is afgeleid van ar- + fine (§ 83.36).


3Kobature is afgeleid van koba + -ture (§ 83.11).

blef- (achter):

rupke ~ blefrupkeroepen ~ lasteren

ðô- (erop af):

pâre ~ ðôpârehalen ~ strijken (zeil, sloep)

fes- (in):

pâre ~ fespâre ×halen ~ hekel hebben aan
âlbe ~ fesâlbe ×bouwen ~ overrompelen
quondare ~ fesquondare4invoeren; importeren ~ uitvoeren; exporteren
rupke ~ fesrupkeroepen ~ waarschuwen
tjerpe ~ festjerpeduizelig/draaierig zijn ~ flauwvallen

4Quondare is níét afgeleid van *quonde; zie § 83.23.

furt-/fut- (voor):

kafte ~ furtkafte [kura] ×betalen ~ vrijwaren [van]
miype ~ furtmiype ×denken ~ voorlijk zijn; bijdehand zijn
vende ~ futvende 5gaan ~ voorgaan

5Furt is hier gereduceerd tot fut- (gebeurt zelden!).

ja- (tussen):

bince ~ jabincetol heffen ~ toestaan
ufire ~ jaufirerijden ~ invoegen (auto in verkeer)

kaf- (op):

putte ~ kafputte ×nemen ~ onthouden; in zich opnemen

kura- (over):

reppe ~ kurareppezeggen ~ citeren; aanhalen

luft- (bij):

reppe ~ luftreppezeggen ~ opgeven (naam)

mip- (uit):

arfine ~ miparfine ×komen ~ verbijsteren
farte ~ mipfartelopen ~ emigreren

mita- (door):

choše ~ mitachoševerwerven ~ opnemen (film, geluid)
paine ~ mitapainedoen ~ bezig zijn met

na- (met [behulp van]):

paine ~ napainedoen ~ overdoen; opnieuw doen

šâm- (zonder):

sÿrte ~ šâmsÿrteplaatsen; zetten ~ uitsluiten

Šâmsÿrte komt voor in een idiomatische uitdrukking met als Nederlands equivalent 'wel ..., maar niet ...'. Bijvoorbeeld:

Do affionnose ki ef leffys, mit šâmsÿrte ef geffys.
hij houdt.van DET de peren, die uitsluiten de appels
Hij houdt wel van peren, maar niet van appels.

Tu jazy lâpittog ef mirra, šâmsÿrtelira ef platform.
je toch mag.fietsen.op de straat, uitsluitende de stoep
Je mag wel op straat fietsen, maar niet op de stoep.

Kirroex ef xny lÿrômos šâmsÿrte mas.6
wij-GEN het huidige werkenDV sluit.uit morgen
We werken vandaag wel, maar morgen niet.

6Voor de gedeverbaliseerde constructie, zie Hoofdstuk 126.

tijâ- (bij ... vandaan; weg van ...):

ðobiyre ~ tijâðobiyreplaatsen ~ opruimen
vende ~ tijâvendegaan ~ verlopen; verstrijken

Tijâ fungeert ook als een additief met de betekenis 'weg' (zie § 83.46).

ump-/un- (jegens):

kette ~ umpkettegeven ~ kwijt zijn
kette ~ unkette7geven ~ zich overgeven aan
quardere ~ unquardere7bezoeken ~ lastig vallen

7Un- is de gereduceerde vorm van ump (maar er is ook verschil in betekenis).

83.29   ad § 83.27   B. Scheidbare suffigering met voorzetsel

Werkwoorden met een scheidbaar aangehecht voorzetsel hebben dikwijls een concrete betekenis. Bijvoorbeeld (de met × gemerkte voorbeelden kennen ook een scheidbare variant met het voorzetsel als prefix, zie § 83.30):

--blef (achter):

zerfe ~ zerfe-blefzien ~ omkijken naar

--fes (in):

ðobiyre ~ ðobiyre-fes1[neer]zetten ~ inladen (lading)
pâre ~ pâre-fes ×halen ~ inhuldigen
*ÿkae ~ ÿkae-fes2Ø ~ omsingelen
zerfe ~ zerfe-feszien ~ inzicht hebben in

1Vergelijk de verschillende vertalingen voor 'laden':

a.Gress ðobiyre-fes/mip ef sviba.Ik laad de koffer in/uit.
b.Gress lade ef sviba fes/mip ef oto.Ik laad de koffer in/uit de auto.
c.Gress lâmule/idemule ef oto.Ik laad de auto in/uit.

Voor de prefixen lâ- (be-) en ide- (ont-) in c., zie § 83.20 en § 83.19.


2Het werkwoord *ÿkae komt zonder -fes niet voor; het is afgeleid van ÿkaô (vesting) (zie § 83.4).

--fesdu (binnen):

bore ~ bore-fesduboren ~ doorbóren

--furt (voor):

gre ~ gre-furtdraaien ~ voorzetten (klok)
kafte ~ kafte-furt ×betalen ~ voorbarig zijn met

--kaf (op):

arfine ~ arfine-kafkomen ~ opkomen; omhoogkomen
putte ~ putte-kaf ×nemen ~ inhaleren
zerfe ~ zerfe-kafzien ~ opzien; omhoog zien

--kest (om):

dvébe ~ dvébe-kestzwaaien; zwieren ~ omslaan (mantel, sjaal)

--mip (uit):

arfine ~ arfine-mip ×komen ~ bedragen; belopen
âskâne ~ âskâne-mipin het spoor lopen; sporen ~ ontsporen (lett.)
ðobiyre ~ ðobiyre-mip3[neer]zetten ~ uitladen (lading)
vende ~ vende-mipgaan ~ uitgaan (school, theater)

3Zie ook voetnoot 1 in deze paragraaf.

--piti (tot):

gûfque ~ gûfque-pitiklagen ~ beklagen

--zléf (vast [aan]):

gre ~ gre-zléfdraaien ~ vastlopen (v. wiel, motor ed.)
farte ~ farte-zléflopen ~ buiten adem raken (lett. "vastlopen")

83.30   ad § 83.27   C. Scheidbare prefigering met voorzetsel

Bij enkele werkwoorden wordt een voorzetsel als scheidbaar prefix gebruikt. Deze werkwoorden kennen dan tevens een onscheidbare voorzetsel-prefigering en meestal ook een (scheidbare) voorzetsel-suffigering.
Vergelijk de volgende voorbeelden met de onscheidbare varianten in § 83.28 (gemarkeerd met ×) en de scheidbare varianten in § 83.29 (gemarkeerd met ×):

âlbe ~ fes-âlbe1bouwen ~ inbouwen
miype ~ furt-miype1denken ~ vooruitdenken
arfine ~ mip-arfinekomen ~ uitkomen (lett.)
kafte ~ furt-kaftebetalen ~ vooruitbetalen
pâre ~ fes-pârehalen ~ inhalen; innemen; binnenhalen
putte ~ kaf-puttenemen ~ opnemen (in ziekenhuis)

1Bij âlbe en miype ontbreken de afleidingen *âlbe-fes resp. *miype-fes.

83.31

Voorzetsels die als scheidbaar affix aangehecht zijn, zijn zogenoemde perifere affixen. Dit betekent dat zij altijd aan de buitenkant (als eerste of laatste element) van het geaffigeerde werkwoord verschijnen en dat alle andere affixen (zowel scheidbare als onscheidbare) tussen het voorzetsel en het afleidende werkwoord gevoegd worden.
Onscheidbaar aangehechte voorzetsels zijn intrinsiek: zij vormen met het basiswerkwoord één geheel en alle overige affixen worden aan de buitenkant aangehecht. Vergelijk de posities van het circumfix ÿ--os in de volgende deverbaliseringen:

furtkafte ~ ef ÿfurtkaftosvrijwaren ~ de vrijwaring
furt-kafte ~ ef furt-ÿkaftosvooruitbetalen ~ de vooruitbetaling
kafte-furt ~ ef ÿkaftos-furtvoorbarig zijn ~ het voorbarig-zijn

Ook in § 21.10 is geconstateerd dat bij combinatie van twee prefixen of twee suffixen het scheidbare affix altijd het verst van het basiswoord af staat. Zie ook § 83.52a.

83.32

Ook als er andere scheidbare affixen toegevoegd worden, blijven de voorzetsels perifeer. Zie de toevoegingen van de lexicale affixen nâs-- (her-), --ral (mede-) en --sa (tóch) (§ 83.21 en § 83.25):

kafputte ~ nâs-kafputteonthouden ~ opnieuw onthouden
kaf-putte ~ kaf-nâs-putteopnemen ~ heropnemen (in ziekenhuis)

Óps ÿkae-fes ef sÿrt. ~ Óps ÿkae-sa-fes ef sÿrt.
Zij omsingelen de stad. ~ Zij omsingelen de stad tóch.

Ef fradâs âskâne-mip ur ef wagens âskâne-ral-mip.
De locomotief ontspoort en de wagons ontsporen mede.

83.32a

Er bestaat ook een uitspraakverschil tussen scheidbare en onscheidbare prefixen. Scheidbare prefixen krijgen het (hoofd)accent, terwijl in woorden met een onscheidbaar prefix het accent regelmatig is (dus bij een variabel accent op de voorlaatste lettergreep). Vergelijk:

fes-âlbe [fesâLbe]~ fesâlbe [fesâLbe]
mip-arfine [mipaRfine]~ miparfine [mipaRfine]

Zie ook § 83.21 voetnoot 1 voor een uitzonderingsgeval waarbij het accent op een onscheidbaar aangehecht prefix ligt.

83.33

Ook de passieve pers.vnw.n kunnen als scheidbaar suffix aangehecht worden. Hiermee wordt onder meer de Imperatief uitgedrukt (Hoofdstuk 110). Ook nu blijkt dat een voorzetsel perifeer is:

Zerfe-gôrse quista! ~ Zerfe-gôrse-blef quista!
Kijkt u goed! ~ Kijkt u goed om!

Ubere-tûe ef gumbâl! ~ Ubere-tûe-kaf ef gumbâl!
Pak de bal! ~ Raap de bal op!

Hier tegenover staat dat scheidbaar aangehechte lexicale affixen (dus anders dan voorzetsels) al dan niet perifeer kunnen zijn, als zij gecombineerd worden met een ander scheidbaar affix:

Paine-tûe-ral! = Paine-ral-tûe!     Doe mee!

Wencate-tûe-ral-tijâ ef karé! = Wencate-ral-tûe-tijâ ef karé!1
Hou de boot mee af!; Help mee de boot afhouden!

Zie verder bij de behandeling van de Imperatief in § 110.42–43.


1-ral en -tûe zijn geen van beide specifiek perifeer; -tijâ (als voorzetsel) daarentegen wel, dus dit moet in alle gevallen geheel achteraan komen.

83.34

Bij de behandeling van de voorzetsels (Hoofdstuk 140) zal blijken hoe het Spokaans een nogal strikt onderscheid maakt tussen voorzetsels van plaats, van grensoverschrijdende beweging, van tijd en van betrekking. Bij een aantal plaatsbepalende voorzetsels is een splitsing tussen beweging en stilstand (binnen dezelfde ruimte) noodzakelijk. Vergelijk:

(1)Do farte ânt ef mittus.Hij loopt in de kamer [rond].
 Do feldre fes ef mittus.Hij zit in de kamer.
(2)Do vende fesdu ef mittus.Hij gaat de kamer in/binnen.

83.35

Het prepositionele onderscheid tussen plaats, beweging, tijd en betrekking (zoals uiteengezet in de vorige paragraaf) komt te vervallen als voorzetsels de functie van werkwoord-affix krijgen. Er is telkens sprake van een "universeel" voorzetsel dat de rol van affix kan spelen, daarmee het gebruik van verwante voorzetsels uitsluitend (zie ook § 140.11). In de voorbeeldzinnen van § 83.34 wordt onderscheid gemaakt tussen ânt, fes en fesdu, maar als werkwoord-affix komt alleen de "universele" vorm fes in aanmerking. Vergelijk (1) en (2) uit de vorige paragraaf met:

(1′)Do krose-fes ef šark. (niet *krose-ânt)Hij doorkruist het land.
(2′)Do fesufire ef gara. (niet *fesduufire)Hij rijdt de garage binnen.

Meestal hebben werkwoorden met een voorzetsel-affigering niet zo'n concrete betekenis als krose-fes of fesufire. Het is bij dergelijke minder concrete werkwoorden dan ook niet relevant om te constateren dat een geaffigeerd voorzetsel zijn aspect van plaats of beweging verloren heeft.

83.36   Nieuw werkwoord d.m.v. improductieve afleiding oud werkwoord

Verscheidene werkwoorden zijn op een improductieve wijze afgeleid met behulp van een onscheidbaar archaïsch prefix. Dergelijke prefixen zijn dikwijls gereduceerde vormen van Oerspokanische of Oudspokaanse voorzetsels, of lexicale prefixen die tegenwoordig hun semantische aspect verloren hebben. Soms is het afleidende werkwoord in onbruik geraakt of heeft het een dialectische status gekregen.
Een keuze uit dergelijke archaïsche prefixen:

a-/o-/y-:

Maakte in het Oudspokaans van een obtrans.werkw. een voltrans. variant met een indirect object of instrumentalis in de resultatieve vorm (tegenwoordig vervangen door een echo of een voorzetselbepaling), vergelijk:

† Pôlfiy akimore zirrel korsaraterr. = Pôlfiy akimore zirrel tukst korsarater.
Pôlfiy benoemt hem tot lakei.

De meeste a-/o-/y-afleidingen zijn tegenwoordig sterk gelexicaliseerd:

âlbe ~ aâlbebouwen ~ bebouwen
lycre ~ alycreuitdrogen (v. bouwland) ~ draineren; droogleggen
xerme ~ axerme kurabaten ~ baat vinden bij
ajare ~ oajareaangetast zijn (door vocht/bijtende stof) ~ invreten; etsen
cÿrme ~ ocÿrmeop de hoogte zijn van ~ [zich] gedragen
ošéme ~ yošéme [helkara]goed gelukt/succesvol zijn ~ bevorderen [tot]
rôqule ~ yrôqule1vangen ~ gewaarworden; ontwaren
furte ~ yfurte2vóór zijn (lett.) ~ vóór zijn (fig.: niet tegen zijn)

1Rôqule is dialectisch geworden (Liftka, Tigof, Lomky).


2Zie ook furt ~ furte (§ 83.14).

ar-:

Vormt een verwantschapswoord (vergelijk ook cÿr-/ÿr-, § 83.38):

fine ~ arfineontstaan; verschijnen ~ komen
vende ~ arvendegaan ~ voorbijgaan; passeren
kette ~ arkette3geven ~ huilen

3Kette kan ook wederkerend gebruikt worden: prap kette (zich geven = emoties tonen). Ook arkette was tot het begin van de 20e eeuw een wederkerend werkwoord.

83.37

bla-:

Oorspronkelijk blaf-, zoals nog voorkomt in blaffe ([op]eisen):

dide ~ bladidegenoegen nemen met ~ wensen; willen hebben
veše ~ blaveše1aanbieden ~ [toe]wensen

1Veše is archaïsch en dialectisch (Liftka), maar wordt overal nog wel ironisch gebruikt:

Moestof veše eft quista tiyn.Moestof biedt iets goeds aan.

(Moestof is de personificatie van het Weer, en deze uitdrukking wordt gebezigd als het noodweer is/dreigt te worden).


ca-:

Drukte oorspronkelijk een "persoonlijke intentie" of een "bij zichzelf te rade gaan" uit:

lare ~ calarezich inleven in ~ meemaken
lijanone ~ calijanoneveelzeggend zijn ~ bedoelen; menen
šoe ~ cašoeuithoren; ondervragen ~ erkennen
liyce ~ caliyce2stiekem doen ~ stiekem van plan zijn; in zijn schild voeren

2Niet te verwarren met naliyce (verzorgen; verplegen; onderhouden).

83.38

cÿr-/ÿr-:

Drukken vaak een verwantschapswoord uit (vergelijk ook ar-). Soms is deze verwantschap nog slechts in de Oerspokanische, Oudspokaanse of Pegrevische equivalenten te ontdekken. Verder kunnen cÿr- en ÿr- toegevoegd worden aan een van de woorden die een homoniempaar vormen. Het zijn zeer frequent voorkomende prefixen waarvan de oorsprong, functie en betekenis nog niet tot ieders tevredenheid vastgesteld zijn. Râkala besteedt veel aandacht aan deze prefixen in zijn boek Spocanian Affixes (1979):

âcÿre ~ cÿrâcÿreafnemen; verminderen ~ belasten (fig.)
bare ~ cÿrbare [rifo]gadeslaan ~ voorzien [van]
bo'estre ~ cÿrbo'estrerollen (lett.) ~ zich gesteld zien voor
éze ~ cÿrézeobserveren ~ verwijten
rootamðe ~ cÿrootamðe1hunkeren naar ~ voorbestemmen
tyrâhe ~ cÿrtyrâheblussen ~ bijstand verlenen aan
tire ~ cÿrtire2wedden ~ helpen
ðele ~ ÿrðeletrillen ~ bibberen (v. kou)
dlave ~ ÿrdlaveverspríngen ~ heen en weer zwiepen
fóte ~ ÿrfóteplooien; rimpelen ~ zich aanpassen
slompe ~ ÿrslompedegraderen; achteruitgaan ~ wijken; toegeven

1Rootamðe is samengesteld uit twee werkwoorden; zie § 83.55.


2Zie ook § 83.20 (lâ-).

83.39

i-:

Was tot de 16e eeuw (en ook nu nog wel dialectisch) productief als intensiveringsprefix:

chize ~ ichizevluchtig zoenen; elkaar met de wangen aanraken ~ zoenen
jabie ~ ijabieaanraken; beroeren ~ zich vastklampen aan
pâle ~ ipâlewandelen ~ [rond]dolen

la-:

Vormde een inchoatief of mutatief:

bore ~ laborezich voortzetten (lett.) ~ ontstaan; ontspringen (rivier ed.)
refe ~ larefefel gloeien ~ ontbranden
anše ~ laanše1voortduren ~ oprichten; stichten

1Anše is dialectisch (Tjemp, Plefô, Munt) of poëtisch.

qu-:

Geeft negatieve gevoelswaarde:

âme ~ quâmeteweegbrengen ~ uitlokken
frate ~ qufrateovertuigen ~ wijsmaken
vârpje ~ quvârpje2zich begeven naar ~ in aantocht zijn

2Quvârpje heeft het negatieve aspect verloren, maar nog in de negentiende eeuw bracht het subject bij dit werkwoord altijd onheil (epidemie, vijandig leger, onweer).

83.40

Een bijzonder prefix is ÿ-. Dit maakt samen met -os een gedeverbaliseerd werkwoord (Blok 126.5).
Soms heeft deze gedeverbaliseerde vorm het karakter van een echt substantief gekregen, zodat het circumfix ÿ--os niet meer als deverbaliseringsaffix geïnterpreteerd wordt, met als gevolg dat bij "her-verbalisering" (terugleiding tot werkwoord) het prefix ÿ- is blijven "hangen". Het is een vastklampend of allectief prefix geworden. Het gevolg is dat een aantal werkwoorden twee varianten kennen: een meestal archaïsche vorm zónder ÿ-, en een moderne vorm met ÿ-. Een concreet voorbeeld: het Oudspokaans kende het werkwoord chisre (versieren). Dit wordt gedeverbaliseerd tot ÿchisros ([de handeling van] het versieren), en nu vindt er een betekenisverschuiving plaats naar 'versiering; versiersel' (datgene wat ter versiering dient). Ÿchisros heeft dan het karakter gekregen van een concr.subst. dat met -os afgeleid is van een werkwoord (§ 20.17). Dit werkwoord zou dan ÿchisre zijn. Voorbeelden († = archaïsch):

†chisre ~ ÿchisreversieren; decoreren
†azjâpje ~ ÿazjâpje 1bespoedigen
†gaufje ~ ÿgaufjevergeven
†glyne ~ ÿglyneopofferen
†pûle ~ ÿpûle2stom zijn; bot zijn ~ rotzooien;
aanklungelen; hannesen

1Als een werkwoord met een vocaal begint, verandert ÿ- in het prefix l-; zie § 124.2. In plaats van ÿazjâpje zouden we dus verwachten: *lazjâpje.
Nônga (1978) toont aan, dat ÿ- als het oorspronkelijke deverbaliseringsprefix beschouwd moet worden en dat de variant l- pas opgang vond toen het vastklampingsproces van ÿ- reeds uitgekristalliseerd was (waarschijnlijk 12e of 13e eeuw).


2Dit is het enige geval waarbij de ÿ-vorm een andere betekenis heeft gekregen.

83.40a

Het is de vraag of een werkwoord met een allectieve ÿ- bij deverbalisering opnieuw geprefigeerd moet worden (maar dan met l-, want ÿ- is immers een vocaal). Bijvoorbeeld:

ÿpûle ~ ef lÿpûlosrotzooien; hannesen ~ het gerotzooi; gehannes

Ripau (1965) en Kojen-Pôt (1977) wijzen stapelvormen als lÿpûlos af, en geven de voorkeur aan vormen als ÿpûlos. Dit is een zeer formalistische benadering; in de praktijk heeft niemand bezwaar tegen deze stapelvormen (en die worden ook niet als zodanig gevoeld). Zie ook § 126.5a.

83.41

We besluiten de behandeling van de improductieve werkwoord-afleidingen met een overzicht van improductieve, onregelmatige suffixen.
Allereerst het suffix -ere. In § 83.24 is dit suffix als variant van -are genoemd. Suffigering met -ere wordt als regelmatig procédé beschouwd indien het werkwoord een gefixeerd accent heeft, of indien reeds een suffigering met -are bestaat. In alle andere gevallen is -ere improductief en onregelmatig, zoals:

quarde ~ quarderetoeven; verblijven ~ bezoeken
lisage ~ lisagerevertroetelen ~ in behandeling nemen

83.42

Voorbeelden van overige improductieve suffixen (in plaats van de oorspronkelijke inf.-e):

-âbe:xóbre ~ xóbrâbe °steigeren (dier) ~ aanmoedigen
-ae:fjoje ~ fjojaerollen (deeg, gras) ~ slechten; met de grond gelijkmaken
 larde ~ lardae1eten ~ voederen; te eten geven
-age:râgte ~ râgtage °laten blijken ~ blijken [te zijn]
-efe/-eve:perke ~ perkefemoeten ~ verplichten
 jerdonne ~ jerdonnevein opspraak zijn ~ slechte indruk maken
-ice:pitste ~ pitstice °[los]tornen ~ peuteren; friemelen
-ie:dÿfe ~ dÿfieeindigen ~ staken (werk)
 xâmée ~ xâme'iestijgen∩dalen ~ opleveren; opbrengen
-[i]yre:hurte ~ hurtiyreopschieten; voortmaken ~ haast hebben; zich haasten
 pafe ~ pafyreruisen (alg) ~ ruisen (poëtisch: beek, gebladerte)
-je:klate ~ klatje2overtuigen van ~ overtuigd zijn
-te:miyne ~ miyntetrekken (koffie, thee) ~ besprenkelen; pekelen (v. weg)

Onder meer Pelder-Stootâ (1998) beschouwt de met ° gemerkte vormen niet als de toepassing van een improductief suffix, maar als een partiële reduplicatie. In deze vormen wordt in ieder geval een stamconsonant geredupliceerd (bij pitstice is tst geredupliceerd en gereduceerd tot c).


1Vergelijk ook lardare (water geven; begieten) (v. planten).


2Gezien de betekenissen van klate en klatje geven sommige grammatici er de voorkeur aan om klate te beschouwen als afgeleid van klatje (dus deletie van een foneem, te vergelijken met de e-deletie in § 83.43).

83.43

Improductief en onregelmatig is ook het deleren van e in de stam, of van het Latijnse leensuffix -ere:

ba'eke ~ bakelosrukken ~ de wijk nemen
cÿraele ~ cÿralebewijzen ~ besluiten (plan hebben)
forsere ~ forseforceren; doordrijven; openbreken ~ [aan]dringen

Bij één werkwoord is het duidelijk dat er een nieuw werkwoord ontstaan is door verbalisering van een gramst.:

gret ~ grete(gramst. van gre (draaien)) ~ ronddraaien

83.44   Nieuw werkwoord d.m.v. een samenstelling met een oud werkwoord

Een nieuw werkwoord kan gevormd worden door een samenstelling van een oud werkwoord met:

  1. een additief
  2. een substantief (vanaf § 83.49)
  3. een ander werkwoord (vanaf § 83.53)

Samenstellingen van een werkwoord met een additief of met een substantief kunnen zowel scheidbaar als onscheidbaar zijn. Als een nieuw werkwoord gevormd wordt d.m.v. een samenstelling van twee oude werkwoorden, is er altijd sprake van een onscheid.samst.

83.45   ad § 83.44   A. Samenstelling met additief

Bij scheid.samst.n met een additief staat dit additief óf voor óf achter het basiswerkwoord. Bij een onscheid.samst. staat het additief er zonder uitzondering vóór. Zie ook § 40.25 voor zulke samenstellingen, vergeleken met het gebruik van een obj.add.
Deze regel is identiek aan de regel die geldt voor werkwoorden met voorzetsel-affigering, zie § 83.27. Voorbeelden van scheid.samst.n met additief vooraan:

ðônos + ðobiyre > ðônos-ðobiyre
samen + [neer]zetten > combineren

ðônos + rupke > ðônos-rupke
samen + roepen > bijeenroepen

dres + cryre > dres-cryre
zelf; eigen + vriezen > bevriezen

dres + dama'ife > dres-dama'ife
zelf; eigen + onderhevig zijn aan > verfoeien

fest + giffe > fest-giffe
vast + staan > opstellen (lett.); schikken (v. bloemen)

jÿrðen + uokke > jÿrðen-uokke
voortdurend + roken > kettingroken

83.46

Voorbeelden van scheid.samst.n met additief achteraan:

bure + velp > bure-velp
branden + leeg > uitbranden (v. huis)

farte + hups > farte-hups
lopen + hard; zeer > hollen; hardlopen

trempe + hups > trempe-hups
lezen + hard; luid > voorlezen

kârðe + tÿrt > kârðe-tÿrt
stuiten; tegenhouden + terug > terugkaatsen

tôrte + tijâ > tôrte-tijâ
trappen; schoppen + weg > aftrappen (v. schoenen)

83.47

Voorbeelden van onscheid.samst.n met een additief (altijd vooraan):

ðônos + miype > ðônosmiype
samen + denken > associëren

fest + loine > festloine [kaf]
vast + richten > vestigen [op] (v. blik)

jola + kette > jolakette
vrij + geven > ontheffen; ontlasten

k'ma1 + melde > k'mamelde
daar + zijn > aanwezig zijn

k'sa1 + farte > k'safarte
daar + lopen > weglopen

ommon + ecole > ommonecole
stotend (lett.) + raken > stoten

pijâ + kafte > pijâkafte
volkomen; geheel + betalen > met gepast geld betalen

trajo + futsitée > trajofutsitée
gewrongen + met kracht in elkaar schuiven > verwringen

tûgt2 + zerfe > tûgtzerfe
omlaag; neerwaarts + zien > vernederen

preip2 + âlbe > preipâlbe
omhoog; opwaarts + bouwen > optrekken (v. muur of huis)

1K'ma en k'sa zijn beide gereduceerde vormen van kusama (daar). De vorm k'sa komt zelden als prefix voor, daarentegen treedt k'ma in de spreektaal ook op als zelfstandig woord, als synoniem van kusama.


2Tûgt (omlaag) en preip (omhoog) kunnen hier ook als voorzetsel beschouwd worden.

83.48

Bij onscheid.samst.n met een additief treedt dikwijls vocaalreductie, contractie of morfeemdeletie op. In dit laatste geval is er sprake van de kapregel, zoals genoemd in § 21.8. Bijvoorbeeld:

brôep + tiffe > brópiffe
zeker; beslist + weten > er zeker van zijn

holfe + sperde > holfsperde1
half + splitsen > halveren

ubâfta + zjere > obezjere
echt + glimlachen > lachen

ubâfta + pétse > obepétse
echt + dribbelen > in looppas lopen

yggiy + bronne > ygbronne2
bijdehand en opmerkzaam + in het middelpunt van de
belangstelling staan > bemerken

sésiy + tocirre > séstocirre3
stoer + valse beloftes doen; voorspiegelen > verergeren

ðônos + ÿrôme > ðônosrôme4
samen + werken > meewerken met; samenwerken met

xla + wencate > xlacate5
extra + [be]houden > in reserve houden

1Omdat holfe ook een abstr.subst. is ('helft'), zou holfsperde ook bij § 83.50 ondergebracht kunnen worden.


2Bronne is de verbale afleiding van bronn (in het middelpunt van de belangstelling staand; een centrale positie innemend).


3Tocirre is afgeleid van cirre. Zie ook § 83.22.


4Het prefix ÿr- is in ðônosrôme gereduceerd tot een r. Er bestaat echter geen werkwoord *ôme, maar vergelijk het lexicale suffix -ôm (industrieel; werk-) (§ 21.4).


5Wen- is géén prefix bij -cate. Deletie van wen- valt dus niet onder de kapregel, maar is slechts een vorm van contractie.

83.49   ad § 83.44   B. Samenstelling met substantief

Een substantief staat altijd vóór het werkwoord, ongeacht of er van een scheid. of een onscheid. samst. sprake is. Voorbeelden van scheid.samst.n:

districa + zâre > districa-zâre
streek; gebied + wonen > buiten/op het platteland wonen

kôbo + wike > kôbo-wike
zon + baden > zonnebaden

sôg + wike > sôg-wike
douche + baden > douchen

lacs + fixe > lacs-fixe1
wet + vastmaken > de wet voorschrijven

mir + noftate > mir-noftate
haar + wisselen > verharen

tjel + reve > tjel-reve
straf + schieten > fusilleren

1Zie ook lacsriffe (§ 83.50).

83.50

Voorbeelden van onscheid.samst.n:

bâr + tece > bârtece1
boter + doen > boter[ham] smeren; beboteren

dâmennt + telstje > dâmenntelstje2
gepeins + stilstaan bij; zich realiseren > peinzen

quamp + tûne > quamptûne
winst + behalen; verwerven > winnen

tûrg + jue > tûrgjue
maat + overeenstemmen > passen (de goede afmetingen hebben)

domino + merre > dominomerre3
dominospel + spelen > domineren; dominospelen

vjola + merre > vjolamerre3
viool + spelen > vioolspelen

lacs + riffe > lacsriffe4
wet + maken > wettigen; wettig maken

wâfer + sence > [prap] wâfersence
rooilijn; grens tussen openbaar en particulier terrein + innemen;
in beslag nemen > [zich] bevinden

1Tece is archaïsch en sinds de 18e eeuw algemeen vervangen door paine.


2Telstje heeft als gramst. telst, maar de gramst. van dâmenntelstje is dâmentell (en niet *dâmenntelst). Kennelijk wordt dâmenntelstje niet meer als een samengesteld werkwoord beschouwd. Zie ook § 82.35.


3En zo vele sporten, spellen en muziekinstrumenten met -merre. Zie ook § 83.26 (bâlmerre).


4Zie ook lacs-fixe (§ 83.49).

83.51

Evenals bij onscheid.samst.n met een additief (§ 83.48) treedt ook bij samenstellingen met een substantief dikwijls vocaalreductie, contractie of morfeemdeletie op. Bijvoorbeeld:

jumpâ + tece > jumpetece1
sprong + doen > springen

flecs + csule > flecsule
vuur + spugen > vuur spuwen

krôsta + quâme > krôsquâme
leed + uitlokken > medelijden inboezemen

tûrg + kette > tûrgette
maat + geven > opmeten

uokk + njame > uokjame2
rook + spuien; lozen > roken (v. schoorsteen)

wert + knôfe > wertknôfe
wereld + bekend zijn > ruchtbaar maken

ÿkaô + qure > ÿkaqure
vesting + grijpen; pakken > innemen (v. stad)

1Zie § 83.50, voetnoot 1.


2Vergelijk ook uokke ~ uokkare (§ 83.23).

83.52

Let op de wijziging van de stamvocaal in:

nes + clene > nescléne1
neus + schoonmaken > neus snuiten

defô + lée > defôliye
plaag; ziekte + ontvouwen; open laten vallen (lett.) > plagen; kwellen

Let op de consonantveranderingen bij:

xliffa + xennde > xliffašene
afwerend gebaar + smalen op > veronachtzamen; negéren

De xl in xliffa wordt uitgesproken als [þl]. De x in xennde is [kþ], maar wordt in samenstellingen gereduceerd tot [þ], en vervolgens tot [š], geschreven als š. Verder wordt onder invloed van de lange i in xliffa de e in xennde kort (dit blijkt uit de verenkeling van nn), en vervalt de d.


1Vergelijk ook de é/e-wisseling bij het nominale suffix -clén (-reiniger, -filter, -veger) (§ 21.30).

83.52a

In § 83.31–33 is uitgelegd dat scheidbaar aangehechte voorzetsels perifeer zijn, oftewel ze staan altijd aan de buitenkant van het geaffigeerde werkwoord. Hetzelfde geldt voor scheidbaar aangehechte additieven en substantieven. Vergelijk de scheidbaar aangehechte elementen in a. met de onscheidbare varianten in b.:

a.migte-ðônos ~ ef ÿmigtos-ðônossamenpersen ~ het samenpersen; samengepers
a.ðônos-rupke ~ ef ðônos-ÿrrupkosbijeenroepen ~ het bijeenroepen; bijeengeroep
b.ðônosmiype ~ ef ÿðônosmiyposassociëren ~ het associëren; geassocieer

a.fest-giffe ~ ef fest-ÿgiffosopstellen; schikken ~ het opstellen; schikken
b.festloine ~ ef ÿfestloinosvestigen ~ het vestigen (v. aandacht)

a.lacs-fixe ~ ef lacs-ÿfixoswet voorschrijven ~ het voorschrijven van de wet
b.lacsriffe ~ ef ÿlacsriffoswettigen; wettig maken ~ het wettig maken

Zie ook § 20.43.

83.53   ad § 83.44   C. Samenstelling met ander werkwoord

Een samenstelling met twee werkwoorden is bijna altijd onscheidbaar (zie ook § 82.3). Bijvoorbeeld:

reppe + tjyme > reppetjyme
zeggen + zich afvragen > (mondeling) vragen

lâfse + sype > lâfsype = lâfesype
verwelken + verdwijnen > langzaam te gronde richten

rafe + ane > rafane
acht slaan op + [stomme] opmerking maken > vertellen

hale + fiytje > halefiytje1
dóórmaken + uitkiezen > onthouden; nog weten

ÿrge + fûðe > ÿrgefûðe2
vullen + bij elkaar horen > bevatten; vol zitten

1Fiytje is een archaïsche variant van fiysde (uitkiezen). We kunnen beide vormen terugvoeren op de gereconstrueerde Oerspokanische vorm †fiyče, waarin de uitspraak van č varieert tussen [ts] en [T]. Zie ook § 70.4 punt 4. (čem > sem/tem).


2Bij fûðe gaat het feitelijk om twee werkwoorden: een obtrans.werkw. met de betekenis 'vol zitten met', en een intrans.werkw. met de betekenis 'bij elkaar horen'.

83.54

Het eerste werkwoord in een dergelijke samenstelling verschijnt soms in de vorm van een wortelstam (§ 82.2) (deletie van de inf.-e is een toepassing van de kapregel):

dvagge + cvyste > dvagcvyste1
morsen + verspillen > vermorsen

jarre + môje > jarmôje1 2
zweven + draaien (van molenwieken) > zweefvliegen

farte + arvende > fartarvende
lopen + voorbijgaan > voorbijlopen

wârbie + mapyre > wârbimapyre
uitdenken + overwinning behalen > een taak volbrengen

zerfe + gre > zerfgre
kijken; zien + draaien > rondkijken; rondzien

ÿone + zerfe > ÿonzerfe
zich verwonderen + zien > toezien op

Ook bij een van de weinige scheid.samst.n met twee werkwoorden verschijnt de wortelstam:

stâge + šove > stâg-šove
optreden + tonen > voordoen; voorbeeld geven

1Tevens wordt de stamvocaal van het eerste werkwoord verkort (consonant-verenkeling).


2Môje wordt hier in de betekenis van zôlumôje gebruikt, zie § 83.55.

83.55

Soms wordt de inf.-e van het eerste werkwoord in een andere vocaal veranderd; dit is een vorm van vocaalreductie:

claje + zuobe > clajûzuobe
uiteenvallen in + afwijzen > in de steek laten

roe + tamðe > rootamðe
nijgen; buiging maken + koesteren; zorgvuldig bewaren > hunkeren naar

hûche + melle > hûchâmelle
oplossen + bereiken (fig.) > tot een oplossing komen

uše + melle > ušâmelle
gebruiken + bereiken (fig.) > gebruik maken van

zôle + môje > zôlumôje1
vliegen (dieren) + draaien (molenwieken) > vliegen (vliegtuigen)


1Zôlumôje kwam na de uitvinding van de propeller als neologisme in zwang. Het draaien van de propeller riep associaties op met het draaien van molenwieken. Bij straal- en zweefvliegtuigen en raketten heeft het element môje zijn betekenis verloren, wat onder meer blijkt uit het analoog gevormde jarmôje (zweefvliegen), dat eigenlijk *zôlujarre of *jarzôle zou moeten zijn; zie ook § 83.54.
Bij 'ballonvaren' bestaat zo'n analoog gevormd werkwoord niet: het is dus niet *balônmôje, maar wel balônzôle (lett. "ballonvliegen"). Dit komt doordat ballonvaren al veel eerder mogelijk was dan vliegen met een vliegtuig, dus dat werkwoord is ook veel ouder.

83.56

Soms vinden er naast vocaalreductie ook nog contractie en morfeemdeletie plaats:

uzige + vertare > uzigfetare
behartigen + antwoorden > beantwoorden [aan]

vasse + melle > vâselle
verbreken + bereiken (fig.) > ophouden; belemmeren; storen

TOP
<< Hoofdstuk 82 | Hoofdstuk 90 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands