Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 90 | Hoofdstuk 92 >>
9. Woordvolgorde

91. Passiefconstructies zonder subject


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Subjectloze passieven
  2. Spoorpassieven

Blokken:


91.1

De passiefconstructies zoals die zijn opgenomen in de Blokken 90.8–10 bevatten alle een subject (S). Een van de redenen om een passief in plaats van een actief te gebruiken, en dan met name een objectpassief met het suffix -lije, is nu juist om het subject nķét te willen uitdrukken (in veel talen mįg de agens in passiefconstructies niet eens uitgedrukt worden).
Subjectloze passieven worden in het Spokaans in twee elementaire groepen onderverdeeld:

  1. niet-afgeleide passieven met subjectdeletie (hierna te noemen subjectloze passieven; vanaf § 91.2)
  2. afgeleide passieven, waarbij het oorspronkelijke subject een "spoor" achterlaat (hierna te noemen spoorpassieven; vanaf § 91.6)

91.2   ad § 91.1   A. Subjectloze passieven

Onder subjectloze passiefconstructies verstaan we constructies die zich direct conformeren aan de schema's van de Blokken 90.8–10, met dien verstande dat het element "pai S" natuurlijk ontbreekt. Zulke passieven zijn alleen mogelijk bij voltrans.werkw.n, waarbij zowel het object als de echo is uitgedrukt.1 Een bijzondere toepassing van subjectloze passieven wordt besproken in § 91.15–20.
Als de echo als kern fungeert (dus als er sprake is van een -litā-passief) zijn subjectloze passieven geheel grammaticaal; vergelijk de subject-bevattende a-zinnen met de subjectloze b-zinnen (subject is vet):

(1)a.Elsa kettelitā pai Jān enn ef mimpit.
  Aan Elsa wordt door Jān het boek gegeven.
 b.Elsa kettelitā enn ef mimpit.
  Aan Elsa wordt het boek gegeven.

(2)a.Kettelitā Elsa pai Jān enn ef mimpit.
  Aan Elsa zal door Jān het boek gegeven worden.
 b.Kettelitā Elsa enn ef mimpit.
  Aan Elsa zal het boek gegeven worden.

1In sommige idiomatische uitdrukkingen kan zowel het subject als de echo achterwege blijven, zoals in:

Ef pacaresto ombrelije.Het loopt verkeerd af; het gaat mis.
het goede wordt.overschaduwd 

91.3

Als het object als kern fungeert (bij -lije-passieven) worden subjectloze passieven niet door iedereen geaccepteerd. Zij komen weliswaar algemeen in de spreektaal voor, maar worden (onder meer door Kojen-Pōt) in de schrijftaal afgekeurd. Vergelijk de subject-bevattende (en correcte) a-zinnen met de subjectloze b-zinnen die typisch spreektaalvorm zijn:

(1)a.Ef mimpit kettelije pai Jān ón Elsa.
  Het boek wordt door Jān aan Elsa gegeven.
 b.£ Ef mimpit kettelije ón Elsa.
  Het boek wordt aan Elsa gegeven.

(2)a.Kettelije ef mimpit pai Jān ón Elsa.
  Het boek zal door Jān aan Elsa gegeven worden.
 b.£ Kettelije ef mimpit ón Elsa.
  Het boek zal aan Elsa gegeven worden.

91.4

Bij obtrans. of ectrans. werkw.n, waarbij de echo of het object ontbreekt, is een subjectloos passief altijd ongrammaticaal, zoals blijkt uit de volgende – subjectloze – b-zinnen:

(1)a.Ef mimpit trempelije pai Jān.Het boek wordt door Jān gelezen.
 b.* Ef mimpit trempelije.Het boek wordt gelezen.

(2)a.Elsa scemrelitā pai Jān.Tegen Elsa wordt door Jān geschreeuwd.
 b.* Elsa scemrelitā.Tegen Elsa wordt geschreeuwd.

91.5

Daar voltrans.werkw.n bij het ontbreken van een echo, resp. een object, geļnterpreteerd worden als obtrans., resp. ectrans., zijn ook hier de subjectloze passieven ongrammaticaal:

(1)a.Ef mimpit kettelije pai Jān.Het boek wordt door Jān gegeven.
 b.* Ef mimpit kettelije.Het boek wordt gegeven.

(2)a.Elsa kettelitā pai Jān.Aan Elsa wordt door Jān [iets] gegeven.
 b.* Elsa kettelitā.Aan Elsa wordt [iets] gegeven.

91.6   ad § 91.1   B. Spoorpassieven

Naast de subjectloze passieven bestaan er ook spoorpassieven. Deze zijn in alle gevallen grammaticaal, en worden met de volgende regels gevormd:

  1. Het subject wordt niet gedeleerd, maar tot spoor gereduceerd, wat wil zeggen dat het element "pai S" in de Blokken 90.8–10 plaats maakt voor een semantisch lege determinant, gesymboliseerd door "SPOOR" of "SP".
  2. In principe vindt er inversie plaats, wat wil zeggen dat het tot spoor gereduceerde subject en de zinskern van positie verwisselen.
  3. Bij inversie: als de zinskern uit een pers.vnw. bestaat wordt hiervoor de passieve variant gekozen.

Regel II (en dus ook Regel III) gaat niet altijd op, zoals we in § 91.14–14e en § 91.22 zullen zien.

91.7

In het volgende Blok is schematisch weergegeven waar toepassing van de Regels I en II toe leidt. In kolom A staan de passiefvormen mét subject (aangegeven met pai S); in kolom B is het subject vervangen door spoor SP; in kolom C staat de inversie, zodanig dat de zinskern (OK resp. EK) en het spoor SP van plaats zijn verwisseld:

Afgeleide passiefconstructies met subjectspoor
 ABC
Neutrale tijd
1.a.OK – P-lije – pai S – [ón E] >  OK – P-lije – SP – [ón E] >  SP – P-lije – OK – [ón E]
b.EK – P-litā – pai S – [enn O] >  EK – P-litā – SP – [enn O] >  SP – P-litā – EK – [enn O]
Definitieve tijd
2.a.OK – pai S – P-lije – [ón E] >  OK – SP – P-lije – [ón E] >  SP – OK – P-lije – [ón E]
b.EK – pai S – P-litā – [enn O] >  EK – SP – P-litā – [enn O] >  SP – EK – P-litā – [enn O]
Toekomende tijd
3.a.P-lije – OK – pai S – [ón E] >  P-lije – OK – SP – [ón E] >  P-lije – SP – OK – [ón E]
b.P-litā – EK – pai S – [enn O] >  P-litā – EK – SP – [enn O] >  P-litā – SP – EK – [enn O]

Hoewel dit Blok voor voltrans.werkw.n is opgesteld, geldt het ook voor obtrans. en ectrans. werkw.n. Bij obtrans.werkw.n blijft de geldigheid natuurlijk beperkt tot de a-afleidingen, en bij ectrans.werkw.n tot de b-afleidingen. In al deze gevallen komen de tussen [...] geplaatste elementen te vervallen.

91.8   Inversie

De drie regels uit § 91.6 worden hier geļllustreerd aan de hand van voorbeelden waarin voor SP (= spoor) de meest algemene vorm blul is geļnserteerd. In § 91.21–22 zullen andere sporen behandeld worden.
In het eerste voorbeeld gaan we uit van het -lije-passief in (1) en zetten de nog ongrammaticale tussenstappen tussen {...}:

(1)Eup bytelije pai Jān.Zij wordt door Jān geslagen.
 zij slaan-SxO door Jān 

Toepassing van Regel I leidt tot:   {eup bytelije blul}
  zijACT slaan-SxO SPOOR

Regel II geeft de volgende inversie:   {blul bytelije eup}
  SPOOR slaan-SxO zijACT

Regel III ten slotte schrijft de passieve variant van eup voor (zie Blok 71.8):

(2)Blul bytelije épe.Zij wordt geslagen.
 SPOOR slaan-SxO zijPASS 

91.9

Ons tweede voorbeeld betreft een -litā-passief dat wordt afgeleid van:

(1)Crule do ón gress.Hij zal tegen mij tekeergaan.
 tekeergaat hij DtE mij 

Hiervan kan het volgende -litā-passief afgeleid worden:

(2)Crulelitā gress pai do.Tegen mij zal door hem tekeergegaan worden.
 tekeergaan-SxE ik door hem 

Regel I (invoering van het spoor blul) geeft:   {crulelitā gress blul}

Regel II (inversie) geeft:   {crulelitā blul gress}

Regel III (passief pers.vnw.) verandert gress in gróse:

(3)Crulelitā blul gróse.Tegen mij zal tekeergegaan worden.
 tekeergaan-SxE SPOOR ikPASS 

91.10

Passivisering van voltrans.werkw.n zonder echo of zonder object gebeurt geheel analoog aan wat er in § 91.8–9 is gezegd. Eerste voorbeeld:

(1)Ef mimpit kettelije pai Jān.Het boek wordt door Jān gegeven.

Regel I:   {ef mimpit kettelije blul}
Regel II:   {blul kettelije ef mimpit}
Regel III:   (niet geldig want de zinskern is geen pers.vnw.)

Uitkomst:Blul kettelije ef mimpit.Het boek wordt gegeven.

Tweede voorbeeld:

(2)Eup pai Jān kettelitā.Aan haar werd/is door Jān [iets] gegeven.

Regel I:   {eup blul kettelitā}
Regel II:   {blul eup kettelitā}
Regel III:   {blul épe kettelitā}

Uitkomst:Blul épe kettelitā.Aan haar werd/is [iets] gegeven.

91.11

Merk op dat spoorpassieven ook mogelijk zijn in die gevallen waarin een subjectloos passief eveneens grammaticaal (of op zijn minst in de spreektaal acceptabel) is:

(1)a.Do kettelitā enn ef mimpit.= b.Blul kettelitā dōe enn ef mimpit.
  hijACT geven-SxE DtO het boek SPOOR geven-SxE hijPASS DtO het boek
  Aan hem wordt het boek gegeven.  

(2)a.£ Do šalelije ón Mariy.= b.Blul šalelije dōe ón Mariy.
     hij roddelen-SxO DtE Mariy SPOOR roddelen-SxO hijPASS DtE Mariy
  Over hem wordt tegen Mariy geroddeld.

In § 92.33–38 wordt verder ingegaan op het gebruik van subjectloze passieven en spoorpassieven in vragende zinnen.
Afgezien van het verschil tussen "spreektaalvorm" en "correcte vorm" zoals in (2) tot uitdrukking komt, bestaan er nog meer gebruiksverschillen tussen de a-variant en de b-variant in (1) en (2). Zie ook § 150.101 en § 150.114.

91.12

In § 90.33 en verder zijn de passieven besproken die afgeleid kunnen worden van constructies met een performatieve -lije-bijzin. In (1) wordt voorbeeld (5b) uit § 90.36 herhaald:

(1)Ef ekonomiy, fartelira fes pert gulder āskāns, zjoffelije pai ef menester.
 de economie, loopt-dieREL in veel betere sporen, wordt.beweerd door de minister
 Er wordt door de minister beweerd, dat het met de economie veel beter gaat.

Van een dergelijk passief kan zonder problemen met behulp van de Regels I t/m III (§ 91.6) een spoorpassief afgeleid worden:

(2)a.Blul zjoffelije ef ekonomiy, fartelira fes pert gulder āskāns.
  SPOOR wordt.beweerd de economie, loopt-dieREL in veel betere sporen
  Er wordt beweerd, dat het met de economie veel beter gaat.

91.13

In tegenstelling tot een subject-bevattend passief als in (1) (in de vorige paragraaf), kent een spoorpassief als in (2a) een variant waarbij de vetgedrukte relatieve bijzin tezamen met zijn antecedent nu als performatieve bijzin kan optreden. Naast (2a) komt dus ook voor (de performatieve bijzin is vet):

(2)b.Blul zjoffelije, ef ekonomiy fartelira fes pert gulder āskāns.
  SPOOR wordt.beweerd, de economie loopt-datPERF in veel betere sporen
  (idem)

Het enige onderscheid tussen (2a) en (2b) is de positie van de komma. Veel mensen laten deze komma dan ook weg, als zij geen keus kunnen of willen maken tussen een relatieve en een performatieve bijzin. Constructie (2b) is grammaticaal omdat deze een directe relatie met de actieve variant zoals genoemd in (5a) in § 90.36 vertoont, want die bevat immers óók een performatieve (en geen relatieve) bijzin.
Daarnaast is zin (2a) correct omdat deze via de Regels I t/m III een directe relatie met zin (1) vertoont.
Als we ervan uitgaan dat er in de actieve constructie met zjoffe geen "echt" object aanwezig is (zie § 90.36), dan volgt hieruit dat er ook in (2b) geen "echt" object (met kernfunctie) aanwezig is. Zin (2b) vertoont dan verwantschap met de zogenoemde "valse" passieven, die nader verklaard worden vanaf § 91.24. Zie met name § 91.29.

91.14   Géén inversie

Inversie volgens Regel II blijft achterwege als het object of de echo een betr.vnw. of een voegw. is.1 Per definitie is ook Regel III niet relevant, want die geldt alleen voor pers.vnw.n. Vergelijk de inversieloze variant in a. met de ongrammaticale inversie in b.:

a.Gress nert tiffe ki ef frints, mit invóbelije blul.
b.* Gress nert tiffe ki ef frints, blul invóbelije mit.
Ik ken de vrienden niet, die uitgenodigd worden.

a.Ef jāspatjen melde kost frera, armtkettelitā-mip té blul enn ef medajiy.
b.* Ef jāspatjen melde kost frera, armtkettelitā-mip blul té enn ef medajiy.
De brandweerman, aan wie de medaille zal worden uitgereikt, is mijn broer.

a.Tek haóge quoss, kluft reppelije blul lóf ef gadros.
b.* Tek haóge quoss, blul reppelije kluft lóf ef gadros.
Tek begrijpt nauwelijks wat er op de bijeenkomst gezegd wordt.

Zie ook § 92.50–51.


1In relatieve bijzinnen waarin ook een hulpwerkw. staat, kan het betr.vnw. door een -lira-constructie vervangen worden, omdat het hulpwerkw. het suffix -lira kan krijgen, en het hoofdwerkwoord het passiefsuffix -lije of -litā. Ook in zulke zinnen blijft inversie achterwege. Vergelijk:

a.Ef mimpit melde kiykirot fes ef etala, nert geldre beri póbarelije blul.
b.Ef mimpit, nert geldrelira beri póbarelije blul, melde kiykirot fes ef etala.
Het boek, dat niet verkocht mag worden, ligt toch in de etalage.

Zie ook zin (2b) in § 92.43, en de uitleg in § 124.28 en § 124.61.


91.14a

Inversie volgens Regel II blijft eveneens achterwege in antwoorden op vragen, omdat de focus (dus het element dat als antwoord fungeert) geheel vooraan de zin moet staan, wat bij inversie niet het geval is (want dan staat blul vooraan). Vergelijk de inversieloze variant in a. met de ongrammaticale inversie in b.:

 Blul vāpjelije lomp? –Wie wordt er gepest? –
a.– Elsa vāpjelije blul.– Elsa wordt gepest.
b.– * Blul vāpjelije Elsa. 

In de inversieloze variant a. staat de vetgedrukte focus geheel vooraan. Variant b. is niet correct als antwoord op de vraag, maar als gewone mededeling is dit natuurlijk wel de correcte vorm. Antwoorden op vragen worden verder behandeld in § 92.33–35.

91.14b

Inversie blijft eveneens achterwege als de zinskern een object of echo met een voegw. is, omdat dit voegw. geheel vooraan de zin moet staan, wat bij inversie niet het geval is (want dan staat blul vooraan). Vergelijk de inversieloze variant in a. met de ongrammaticale inversie in b.:

a.Fes ef resepp ef sen nert stinde, kolpert tustus perke beri painelije-luft blul.
b.* Fes ef resepp ef sen nert stinde, blul perke beri painelije-luft kolpert tustus.
In het recept staat niet, hoeveel eieren er toegevoegd moeten worden.

a.Ef Aquonda Tāx-hoefos nert reppe, kolpert veldurs blul zālbinaselitā enn eft
šobo blaffos.
b.* Ef Aquonda Tāx-hoefos nert reppe, blul kolpert veldurs zālbinaselitā enn
eft šobo blaffos.
De Belastingdienst zegt niet aan hoeveel mensen een verkeerde aanslag is gestuurd.

In de inversieloze varianten a. staat de vetgedrukte kern geheel vooraan. Varianten b. zijn niet correct omdat de kern het voegwoord kolpert bevat, dat op een initiėle positie moet staan. Zie ook § 122.53.

91.14c

Inversie volgens Regel II mag achterwege blijven in vraagzinnen in de directe rede of de Quotatief (§ 110.80). Vergelijk de inversieloze variant in a. met de alternatieve inversie in b.:

a.Folarra efanty bytalije blul?Welk kind is er geslagen?
b.Blul bytalije folarra efanty? 

a.Ef mimpits pildelije blul ’r hitšo?Waar worden de boeken gewoonlijk
b.Blul pildelije ef mimpits ’r hitšo?gelegd?

a.Eup linne, lomp blul c’rtirātije strā.Ze vraagt wie er nog niet geholpen is.
b.Eup linne, blul lomp c’rtirātije strā. 

a.Aftel ef toknuf’ blul luktelije pip?Is de afwas al gedaan?
b.Aftel blul ef toknuf’ luktelije pip? 

a.Do linne, aftel óps invóbūsije blul.Hij vraagt of ze worden uitgenodigd.
b.Do linne, aftel blul invóbūsije ’pse.1 

a.Eup linne, ef kokmit tmopplimarātije
blul hojelka.
Ze vraagt wanneer de keuken wordt
opgeruimd.
b.Eup linne, blul tmopplimarātije ef
kokmit hojelka.
 

Bij de Quotatief wordt een conjunctief gebruikt. Deze kent een speciale passieve vorm: -ātije (enk) en -ūsije (mv). Zie Blok 110.72.


1Let op dat óps na de inversie de passieve vorm ’pse krijgt.

91.14d

De Quotatief in de laatste twee voorbeelden van de vorige paragraaf moet niet verward worden met een indirecte rede, waarbij sprake is van een voegwoord, en niet van een vrag.vnw. In dat geval is alleen de inversie-variant in de b-zinnen correct:

a.* Do linne, āl óps invóbelije blul.
b.Do linne, āl blul invóbelije ’pse.
Hij vraagt of ze worden uitgenodigd.

a.*Eup linne, hojelka ef kokmit tmopplimarelije blul.
b.Eup linne, hojelka blul tmopplimarelije ef kokmit.
Ze vraagt wanneer de keuken wordt opgeruimd.

Deze zinnen verschillen niet van voegwoordelijke constructies als:

Do dālme, āl blul invóbelije ’pse.
Hij vraagt zich af of ze worden uitgenodigd.

Eup nert tiffe, hojelka blul tmopplimarelije ef kokmit.
Ze weet niet wanneer de keuken wordt opgeruimd.

Zie verder § 150.167–170 voor het verschil tussen voegwoorden en vrag.vnw.n.

91.14e

Inversie volgens Regel II blijft dikwijls achterwege in de dialecten op Liftka. Hier zijn subjectloze passieven, zoals genoemd in § 91.2–3, niet acceptabel. Regel III is echter facultatief van toepassing, oftewel: een pers.vnw. kan al dan niet een passieve vorm krijgen. De keuze is individueel en/of regionaal bepaald. Vergelijk:

a.Δ Dōe vāpjelije pert blul.
b.ßΔ Do vāpjelije pert blul.
c.ß Blul vāpjelije pert dōe.
Hij wordt veel gepest.

Zinnen a. en b. zijn dialectisch (Liftka), zin b. is ook standaardtaal als antwoord op een vraag (aangegeven met "ß"). Zin c. is uitsluitend standaardtaal.

91.15   Inherente en perifere voorzetselbepalingen

In § 141.115–130 wordt het verschil tussen inherente en perifere voorzetselbepalingen uiteengezet. Op dit moment kan volstaan worden met het gegeven dat inherente voorz.bep.n een situatie uitdrukken die intrinsiek is aan de handeling van het predicaat. In (1a) geldt de voorz.bep. fes ef kokmit als perifeer omdat de handeling van "schrijven" niet per se in een vertrek (in casu: de keuken) hoeft plaats te vinden. In (1b) daarentegen is na eft flappa inherent omdat "schrijven" alleen mogelijk is met behulp van een stuk gereedschap (in casu: een vulpen); een stuk gereedschap is dus intrinsiek aan de handeling van het schrijven.

(1)a.Ef letra stindelije pai Jān ón Elsa fes ef kokmit.
  De brief wordt door Jān aan Elsa in de keuken geschreven.
 b.Ef letra stindelije pai Jān ón Elsa na eft flappa.
  De brief wordt door Jān aan Elsa met een vulpen geschreven.

In de volgende paragrafen wordt nagegaan waarin perifere en inherente voorz.bep.n van elkaar verschillen als zij in een spoorpassief voorkomen. Merk op dat "inherent" en "perifeer" in principe subjectieve kwalificaties zijn; taalgebruikers kunnen dus van mening verschillen of een bepaalde voorz.bep. als inherent dan wel als perifeer beschouwd moet worden.

91.16

Van (1a) in de vorige paragraaf kunnen de volgende twee spoorpassieven afgeleid worden:

(2)a.Blul stindelije ef letra ón Elsa fes ef kokmit.
  De brief wordt aan Elsa in de keuken geschreven.
 b.Blul stindelitā Elsa enn ef letra fes ef kokmit.
  Aan Elsa wordt de brief in de keuken geschreven.

Van (1b) in de vorige paragraaf kunnen de volgende twee spoorpassieven afgeleid worden:

(3)a.Blul stindelije ef letra ón Elsa na eft flappa.
  De brief wordt aan Elsa met een vulpen geschreven.
 b.Blul stindelitā Elsa enn ef letra na eft flappa.
  Aan Elsa wordt de brief met een vulpen geschreven.

91.17

Het verschil tussen een perifere voorz.bep. en een inherente voorz.bep. blijkt nu uit het volgende: het is niet mogelijk om de perifere voorz.bep. fes ef kokmit uit (2) op de positie van blul te zetten (waarbij blul gedeleerd wordt), maar het is wel mogelijk om de inherente voorz.bep. na eft flappa uit (3) op deze positie te zetten. Vergelijk (2) en (3) met:

(4)a.* Fes ef kokmit stindelije ef letra ón Elsa.1
 b.* Fes ef kokmit stindelitā Elsa enn ef letra.

(5)a.Na eft flappa stindelije ef letra ón Elsa.
 b.Na eft flappa stindelitā Elsa enn ef letra.

Merk op dat de zinnen in (5) door sommigen alleen als acceptabele spreektaal beschouwd worden, en in de schrijftaal vermeden zouden moeten worden.


1Wel correct is: Fes ef kokmit blul stindelije ef letra ón Elsa. In deze constructie is er slechts sprake van vooropplaatsing van een voorz.bep., niet van blul-deletie. Zo'n vooropplaatsing met behoud van blul is ook bij de overige voorbeelden in deze paragraaf altijd correct, maar heeft wel een contrastieve of generieke interpretatie (zie ook § 92.17 en verder).

91.18

Dat een met enn gemarkeerd object en een met ón gemarkeerde echo géén inherente voorz.bep.n zijn, blijkt uit de ongrammaticaliteit van de constructies waarin een echo of object de positie van blul inneemt (dus analoog aan (4) en (5)):

(6)a.* Ón Elsa stindelije ef letra fes ef kokmit.
 b.* Enn ef letra stindelitā Elsa fes ef kokmit.

(7)a.* Ón Elsa stindelije ef letra na eft flappa.
 b.* Enn ef letra stindelitā Elsa na eft flappa.

91.19

In § 90.25–31 is behandeld dat niet alle ón-bepalingen als echo beschouwd kunnen worden. Sommige hebben eerder het karakter van een normale voorz.bep. (zie § 90.28–29). Het zal duidelijk zijn dat bepalingen waarin ón als voorzetsel optreedt, tot de inherente voorz.bep.n gerekend kunnen worden (zie ook § 141.115–121 voor werkw.n met een "vaste" voorz.bep.). Dit impliceert dat de ón-bepaling nu wél in staat is om de positie van blul in te nemen:

(1)a.Blul kettelije pramt ón ef ’ksanuters. >
  SPOOR geven-SxO inbraak aan de buren
 b.> Ón ef ’ksanuters kettelije pramt.1
      aan de buren geven-SxO inbraak
 Bij de buren wordt [er] ingebroken.

Extra aandacht verdient een afleiding als:

(2)a.Blul replašelije ef otostinders ón cōmputers. >
 b.> ? Ón cōmputers replašelije ef otostinders.
        door computers vervangen-SxO de schrijfmachines
 Door computers worden de schrijfmachines vervangen.

In de lijst van § 90.29 is het predicaat replaše A ón B opgenomen, waaruit blijkt dat het element ón B (in casu: ón cōmputers in (2)) nķét als echo fungeert. Analoog aan afleiding (1a) > (1b) mogen we dan ook afleiding (2a) > (2b) verwachten.
Dat (2b) met "twijfelachtig" gemarkeerd is vindt zijn oorzaak in het feit dat de sequentie ef otostinders ón cōmputers als één geheel2 beschouwd wordt (§ 90.31). In feite is ón cōmputers een deel van het object (in (2a) vetgedrukt), en dat maakt de splitsing in (2b) twijfelachtig.


1Vergelijk ook het tweede voorbeeld bij a. in voetnoot 1 van § 90.30.


2Juist het feit dat ef otostinders ón cōmputers als één geheel beschouwd wordt, is de reden dat ón cōmputers geen echo kan zijn. Voor degenen die deze constituent wel als echo willen zien, is (2b) natuurlijk geheel onacceptabel. Hiervoor in de plaats accepteren zij dan zin (2) in § 90.31.

91.20

Een vorm van overgeneralisatie of hypercorrectie zien we met name in de schrijftaal van personen die niet geheel zeker zijn van de grammaticaregels en de neiging vertonen om hun geschreven taal zo min mogelijk op de spreektaal te doen lijken. Zij gebruiken de passieve pers.vnw.n ook als er een volwaardig subject aanwezig is, dus a. in plaats van het correcte b.:

a.* Épe bytelije pai Jān. 
    zijPASS slaan-SxO door Jān 
b.Eup bytelije pai Jān.Zij wordt geslagen door Jān.

91.21   SPOOR-insertie

Naast blul bestaan er nog twee determinanten die kunnen dienen als subjectspoor: hyg en c’ry. De determinant hyg wordt voornamelijk op Tigof en Lomky, en overigens in verheven taal gebruikt:

Δ℗ Hyg ’mpelije Erget tjāg dāmenas.Erget wordt met gebeden vereerd.
       SPOOR vereren-SxO Erget met gebeden

Daar hyg niet voorkomt in die gebieden waar inversie achterwege blijft (Liftka), en hyg buiten de dialectische sfeer alleen in verheven taal gebruikt wordt, is elke constructie met hyg zónder inversie geheel ongrammaticaal. In die gevallen waarin inversie nķét toegepast kan worden, komt hyg dus niet in aanmerking (zie ook § 150.107):

* Erget ’mpelije hyg tjāg dāmenas.

91.22

De tweede determinant is c’ry. In tegenstelling tot blul en hyg draagt c’ry een toekomend aspect en vervult dientengevolge in een NT-zin dezelfde functie als blul en hyg in een TT-zin.1 Bij c’ry blijft toepassing van Regel II (inversie) meestal achterwege. Vergelijk:

(1)a.Blul invóbelije Jān. >
  Jān wordt uitgenodigd.
 b.> Invóbelije blul Jān.   = c.     Jān invóbelije c’ry.
  Jān zal uitgenodigd worden. = (idem)

Merk op dat in (1b) sprake is van inversie (blul staat vóór Jān) en van vooropplaatsing van het predicaat invóbelije, wat een TT uitdrukt. In (1c) is er géén sprake van inversie (c’ry staat įchter Jān) en de plaatsing van het predicaat achter Jān drukt in principe een NT uit.


1Met "NT-zin" resp. "TT-zin" worden bedoeld: zinnen waarvan de woordvolgorde een neutrale tijd, resp. een toekomende tijd, uitdrukt.
Het Spokaans kent meer elementen die drager van een toekomend aspect zijn. In § 81.18 noot 9 is reeds het causatieve hulpwerkw. miffe genoemd. Ook verscheidene tijdsbepalingen als mas (morgen), fes ef arfinvelkiy (in de toekomst), en dergelijke kunnen als zulke dragers aangemerkt worden.

91.23   Passieve lidwoorden

Naast de passieve pers.vnw.n kent het Spokaans ook nog een passieve vorm van de lidwoorden:

Passieve lidwoorden
 actiefpassief
bepaaldefófe
onbepaaldeftófāt

In die gevallen waarin een passief pers.vnw. vereist is, kan eventueel een passief lidwoord gebruikt worden. Vergelijk:

Blul šalelije dōe ón Mariy.Over hem wordt tegen Mariy geroddeld.
† Blul šalelije ófe 'jan ón Mariy.Over de jongen wordt tegen Mariy geroddeld.

Passieve lidwoorden zijn tegenwoordig zo goed als in onbruik geraakt en doen dan ook archaļsch aan. Zij kunnen beter door de actieve variant vervangen worden.

91.24   Valse passieven

Van intrans.werkw.n kan een passief afgeleid worden dat bekend staat onder de naam vals passief. In dit geval bestaat het subject uit een passief pers.vnw.1, er vindt inversie plaats, en de determinant blul (of ℗hyg) wordt toegevoegd (maar is nu natuurlijk geen subjectspoor, want het subject is zelf nog aanwezig; vandaar de kwalificatie "vals"). Valse passieven worden gevormd volgens de schema's in § 91.7, met dien verstande dat de elementen OK en EK plaats hebben gemaakt voor een SK (zie verder § 91.28a). Vergelijk het echte passief in (1a) met het valse passief in (1b):

(1)a.Blul vāpjelije dōe.Hij wordt geplaagd.
 b.Blul vlukkelije dōe.Er wordt [door hem] gevloekt.

Hoewel beide constructies identiek zijn, is dōe in (1a) het object bij vāpje, terwijl in (1b) dōe het subject bij vlukke is.


1Valse passieven waarbij het subject uit iets anders dan een passief pers.vnw. bestaat, komen niet voor. Zie echter § 91.41.

91.25

Valse passieven worden gebruikt om de handeling van een bepaalde persoon in een meer algemeen perspectief te plaatsen, of te deactualiseren. Impliciet wordt de handeling dikwijls veroordeeld. Meestal bevat een vals passief een kwalificatie in de vorm van een extra bepaling, bijvoorbeeld:

Blul vlukkelije dōe pert.Er wordt veel gevloekt [door hem].

De persoon aan wie dōe refereert zal een dergelijke uitspraak opvatten als een indirect verzoek om niet meer te vloeken.
Wil de spreker vermijden dat zijn uitspraak als indirect verzoek geļnterpreteerd wordt, dan moet hij het neutrale pers.vnw. ófe1 gebruiken:

Blul vlukkelije ófe pert kusami.Er wordt hier veel gevloekt.

Deze zin is niet meer dan een algemene opmerking, waarbij niemand van de hoorders zich persoonlijk aangesproken behoeft te voelen.


1Ófe kan, evenals de actieve basisvorm ef, referentieloos zijn, zoals geļllustreerd wordt in weersuitdrukkingen als:

Ef bidale.Het regent.
Ef melde martel lelmo tof.Het is koud vandaag.

Zie voor dit gebruik van ef/ófe ook § 132.101.


91.26

Ook bij trans.werkw.n is een vals passief mogelijk. In dit geval kan er ambiguļteit optreden, omdat een passief pers.vnw. nu ook als object geļnterpreteerd kan worden. Vergelijk:

(1)a.Blul vlukkelije ófe pert fes dena póntel.
  Er wordt veel gevloekt in dit café.
 b.Blul uokkelije ófe pert fes dena póntel.1
   i. Het/deze wordt veel gerookt in dit café.
  ii. Er wordt veel gerookt in dit café.

In (1a) fungeert ófe als een dummysubject zonder aan een entiteit te refereren; in het Nederlands wordt dit uitgedrukt met 'er'.
In (1b) fungeert ófe hetzij als een object dat refereert aan een zakelijke entiteit, bijvoorbeeld aan een bepaald soort tabak, die in het café gerookt wordt (betekenis i.), hetzij als een referentieloos dummysubject, analoog aan (1a).
Om betekenis i. in (1b) expliciet uit te drukken, kan worden gekozen voor een omschrijving, bijv. mittof tiyn2, dat nooit als dummysubject kan optreden:

(2)Blul uokkelije pert mittof tiyn fes dena póntel.
 Het/deze wordt veel gerookt in dit café.

Om betekenis ii. uit te drukken, kan worden gekozen voor een actieve constructie met het zelfst.vnw. stus (men) (Blok 73.2) als subject, eventueel aangevuld met de duratieve determinant ra (§ 110.89–90):

(3)Stus uokke [ra] pert fes dena póntel.
 Men rookt veel in dit café; Er wordt veel gerookt in dit café.

1Sinds oktober 2017 mag er in Spokanische cafés en restaurants niet meer gerookt worden.


2Voor het gebruik van tiyn, zie § 132.15.

91.27

In ongedwongen spreektaal wordt in valse passieven het referentieloze subject ófe dikwijls achterwege gelaten. De zinnen in (1) van § 91.26 kennen dan als variant:

(1)a′.£ Blul vlukkelije pert fes dena póntel.
  Er wordt veel gevloekt in dit café.
 b′.£ Blul uokkelije pert fes dena póntel.
  Er wordt veel gerookt in dit café.

Merk op dat (1b′) – in tegenstelling tot (1b) in de vorige paragraaf – niet meer ambigu is, want weglating van ófe als dit een object is, is nimmer toegestaan.

91.28

Semtrans.werkw.n (zie § 80.3) gedragen zich bij de passiefvorming als intrans.werkw.n:

Fes ef bunmert blul arkettelije ófe pert.
In het toneelstuk wordt [er] veel gehuild.

Ófe kan hier dus nooit als een object geļnterpreteerd worden.1


1In een actieve constructie met een semtrans.werkw. kan ef evenmin als een object optreden: * Fes ef bunmert stus arkette ef pert. In § 80.3 is uiteengezet dat alleen vormen als ef šōt of ef tiyn als object kunnen optreden:

Fes ef bunmert stus arkette ef šōt pert.
in het toneelstuk men huilt het ding veel
In het toneelstuk huilt men veel.

91.28a

Wat betreft de constituentenvolgorde volgen valse passieven de schema's in Blok 91.7, met dien verstande dat de zinskern nu geen object of echo is, maar een subject. Vergelijk de echte subjectloze passieven in a. met de valse passieven in b. (OK = objectkern; SK = subjectkern):

Neutrale tijd
(1)a.Blul vāpjelije dōeOK .Hij wordt geplaagd.
 b.Blul uokkelije ófeSK pert gy.Er wordt hier veel gerookt.

Definitieve tijd
(2)a.Blul dōeOK vāpjelije.Hij werd/is geplaagd.
 b.? Blul ófeSK uokkelije pert gy.Er werd/is hier veel gerookt.

Toekomende tijd
(3)a.Vāpjelije blul dōeOK .Hij zal geplaagd worden.
 b.Uokkelije blul ófeSK pert gy.Er zal hier veel gerookt worden.

Zin (2b) is met ? gemarkeerd omdat deze niet door iedereen wordt geaccepteerd. Mensen die deze zin afkeuren, stellen dat de definitieve tijd als kenmerk heeft dat het object vóór het predicaat verschijnt, en dat bij een dergelijk vals passief het subject nu voor het predicaat staat. Mensen die deze constructie goedkeuren, stellen dat ook de neutrale en toekomende tijd (in (1b) en (3b)) niet aan de "officiėle" regels voldoen, omdat ook hier het subject de objectpositie heeft ingenomen. Als in alle b-zinnen het subject op een "vreemde" positie staat, is er geen reden om dat alleen in (2b) af te keuren.

91.29

In § 91.13 is besproken hoe een spoorpassief gevormd kan worden met een performatieve bijzin als pseudo-object. We herhalen hier voorbeeld (2b) uit deze paragraaf:

(1)Blul zjoffelije, ef ekonomiy fartelira fes pert gulder āskāns.
 SPOOR wordt.beweerd, de economie loopt-datPERF in veel betere sporen
 Er wordt beweerd, dat het met de economie veel beter gaat.

Als we ervan uitgaan dat de vetgedrukte constructie in (1) géén object is, dan mogen we vaststellen dat zjoffe hier het karakter van een intrans.werkw. heeft. In dat geval is er in (1) sprake van een vals passief, maar dan in een bijzondere vorm, omdat een passief pers.vnw. in de functie van subject ontbreekt. Misschien mogen we daarom een regel aannemen die zegt dat een subject in een vals passief achterwege blijft als er een performatieve bijzin aanwezig is. De onderliggende structuur van (1) zou dan moeten zijn:

(2){blul zjoffelije ófe, ef ekonomiy fartelira fes pert gulder āskāns}

In de meest recente transformationele beschrijvingen van het Spokaans wordt zo'n structuur als (2) inderdaad aangenomen. Deze materie wordt uitgebreid behandeld in Candell (1980).

91.30   Varianten van passiefconstructies

Als het object een zodanig karakter heeft dat het niet zelf als "subject" geļnterpreteerd kan worden (bijvoorbeeld omdat het object zakelijk is en het subject altijd een persoon moet zijn), dan kan een subjectloos passief of een spoorpassief vaak vervangen worden door een actieve, reflexieve constructie. Dit is met name gebruikelijk als er sprake is van een generalisatie, gewoonte, mogelijkheid of systeem, of in algemene termen: van een deactualisering. Vergelijk:

(1)a.Blul tomelije ef lugks lo tuffes fes ef flāndoro.1 >
  SPOOR dubbelvouwen-SxO de luiken DET open in de lengte
  De luiken worden in de lengte opengeklapt.

 b.> Ef lugks sena tome tuffes fes ef flāndoro.
      de luiken zich dubbelvouwen open in de lengte
  (idem) OF  De luiken kunnen in de lengte opengeklapt worden.

Met de toevoeging van "kunnen" in (1b) wordt in het Nederlands benadrukt dat hier sprake is van een bepaald systeem van openklappen, niet van een feitelijke handeling.


1Lo is hier toegevoegd omdat tuffes fungeert als obj.add. In (1b) is tuffes echter een subj.add. en dan blijft lo achterwege. Zie ook § 93.45.

91.31

Nog enkele voorbeelden:

(2)a.Joggen, fara blul crazarelije ef boerts. >
  stalvloer.schrobben, als SPOOR weiden-SxO de koeien
  Schrob de stalvloer, als de koeien geweid worden.
 b.> Joggen, fara ef boerts sena crazare.1
      stalvloer.schrobben, als de koeien zich weiden
  (idem)

(3)a.Blul rafanelije kusami pert nonsenses. >
  Er wordt hier veel onzin verteld.
 b.> Pert nonsenses sena rafane kusami.
  (idem)

1De zinnen in (2) zijn letterlijk vertaald zonder acht te slaan op het feit dat we in (2b) met een spreekwoord te doen hebben. Het juiste equivalent is: "Smeed het ijzer als het heet is". Zin (2a) dient slechts als voorbeeld hoe een passiefconstructie eruit zou zien.

91.32

Passieve constructies in de definitieve tijd (dus met het subject vóór het predicaat) kunnen door een reflexieve constructie in de neutrale tijd vervangen worden als er sprake is van een situatie. Vergelijk de definitieve handeling in (1a) met de neutrale situatie in (1b):

(1)a.Ef avyro pai Diō caribelije tjāg stars. >
  De hemel is door God met sterren bedekt [geworden].
 b.> Ef avyro sen caribe tjāg stars.
  De hemel is met sterren bedekt.
  (maar ook: De hemel wordt met sterren bedekt.)

91.33

Als een reflexieve constructie een subject bevat dat ook werkelijk als agens kan optreden, zal er altijd een reflexieve, en geen passieve interpretatie zijn. Vergelijk:

a.Kusami blul ot’elije pert kinets. ≯
 Hier worden veel zieken verpleegd.
b.≯ Kusami pert kinets sena ot’e.
 Hier verplegen veel zieken zichzelf.

91.34

Een passief kan niet alleen vervangen worden door een reflexieve constructie, zoals hierboven uiteengezet, maar soms ook met een soort "hulpwerkwoord" (hier vetgedrukt) gevolgd door een adjectivisch volt.dw. of substantief (hier onderstreept). Vergelijk:

(1)a.Mip ef derrs krurs blul tijākirturalije mérs.1
  In de bakstenen muren zijn nissen uitgespaard.
 b.Ef derrs krurs tiffe tijākirturor mérs.
  (idem) (lett. "de bakstenen muren kennen uitgespaarde nissen")

(2)a.Blul groft pijā arābe lāazeršelije lef toroza’s.
  Zijn hele tuin is met rozenstruiken beplant.
 b.Groft pijā arābe lelperre eft toroza’-lāazeršos.
  (idem) (lett. "zijn hele tuin heeft een rozenstruik-beplanting")

Afhankelijk van de context kunnen de a-zinnen zowel een actie in het verleden als een (huidige) situatie weergeven. In de b-zinnen ligt het accent altijd op een situatie.


1Merk op dat het Spokaans bij begrippen als "gat", "opening", "nis", ed. het voorzetsel mip (uit) gebruikt, en niet fes (in).

91.35   Inherent passieve werkwoorden

In een aantal gevallen maakt het Nederlands gebruik van een passief, terwijl het Spokaans een intrans.werkw. in een actieve constructie als equivalent heeft (zogenoemde inherent passieve werkwoorden). Dikwijls bestaat er nog een transitieve partner die ook in een passiefconstructie gebruikt kan worden. Vergelijk:

nendore ~ bōnevernietigen ~ vernietigd worden
ast[r]ite ~ st[r]iteverpletteren ~ verpletterd worden
myzāle ~ mebarebaren ~ geboren worden

Bijvoorbeeld:

Ef pazzotujen astrite ef sérts.De aardverschuiving verplettert de huizen.
Ef sérts strite.De huizen worden verpletterd.

Elsa myzālo Petriy fes 1950.1Elsa baarde Petriy in 1950.
Petriy mebaro fes 1950.1Petriy werd/is in 1950 geboren.

1In deze zinnen staat de "onherroepelijke tijd" (aoristus), die uitgedrukt wordt met het verbale suffix -o. Zie hiervoor § 111.98–115.

91.36   Pai als voorzetsel

Uit § 90.25–32 is gebleken dat de echomarkeerder ón soms als een echt voorzetsel in een voorz.bep. voorkomt.
Ook de subjectmarkeerder pai kan soms als een echt voorzetsel optreden; let in (1) op het verschil tussen een passiefconstructie met een door pai gemarkeerd subject, en een actiefconstructie met een voorz.bep. die pai bevat:

(1)a.Ef sérts astritelije pai ef pazzotujen.
  de huizen verpletteren-SxO DtS de aardverschuiving
 b.Ef sérts strite pai ef pazzotujen.
  de huizen verpletterd.worden doorVZ de aardverschuiving
 De huizen worden door de aardverschuiving verpletterd.

In (1a) is pai ef pazzotujen een subject, maar in (1b) is pai ef pazzotujen een voorz.bep. (en ef sérts het subject).

91.37

Enkele syntactische verschillen tussen een met pai gemarkeerd subject en een voorz.bep. zijn:

  1. Het zonder meer achterwege laten van een subject leidt meestal tot een ongrammaticale constructie; het achterwege laten van een voorz.bep. heeft geen syntactische gevolgen; vergelijk (1) uit de vorige paragraaf met:

    * Ef sérts astritelije.
    Ef sérts strite.
    De huizen worden verpletterd.

  2. Een subject kan vóór het predicaat geplaatst worden om een definitieve tijd uit te drukken; een voorz.bep. kan dat niet:

    Ef sérts pai ef pazzotujen astritelije.
    * Ef sérts pai ef pazzotujen strite.
    De huizen zijn door de aardverschuiving verpletterd.

  3. Een voorz.bep. kan ook vooraan een zin verschijnen, een met pai gemarkeerd subject kan dat niet:

    Pai ef pazzotujen ef sérts strite.
    * Pai ef pazzotujen ef sérts astritelije.
    Door de aardverschuiving worden de huizen verpletterd.

  4. Een voorz.bep. kan met welk voorzetsel dan ook beginnen, een subject kan alleen door pai gemarkeerd worden:

    Ef sérts strito l’ ef pazzotujen.1
    * Ef sérts astritolije l’ ef pazzotujen.2
    De huizen werden ten gevolge van de aardverschuiving verpletterd.

1L’ (ten gevolge van) drukt een gevolg uit. De aardverschuiving was dus niet zelf de gebeurtenis die het huis verpletterde, maar heeft bijvoorbeeld voor naderhand neerstortende rotsblokken gezorgd die het huis hebben verpletterd.


2De correcte subjectloze vorm is:

Blul astritolije ef sérts l’ ef pazzotujen.
De huizen werden ten gevolge van de aardverschuiving verpletterd.

We hebben nu te maken met een spoorpassief waaraan de voorz.bep. l’ ef pazzotujen toegevoegd is.


91.38

Punt 4. in § 91.37, dat een subject alleen met pai gemarkeerd kan worden vereist een nuancerende toelichting. In sommige subjectloze passieven is het mogelijk om blul achterwege te laten als er een voorz.bep. aanwezig is die "het karakter van subject" heeft. Voorwaarde is dan wel dat deze voorz.bep. aan een abstracte entiteit refereert. Vergelijk:

(1)a.Ef reglōsta nalalōvelije pai ef šūann. >
  De regels worden vastgesteld door de douane.
 b.> Blul nalalōvelije ef reglōsta.
  De regels worden vastgesteld.

(2)a.Blul nalalōvelije ef reglōsta āfry ef internašonalo šūann-lu'ettos. =
 b.= Ef reglōsta nalalōvelije āfry ef internašonalo šūann-lu'ettos.
  De regels worden vastgesteld volgens de internationale douane-overeenkomst.

Deletie van het vetgedrukte subject in (1a) leidt tot de blul-constructie in (1b). In (1b) kan een voorz.bep. met āfry (volgens) toegevoegd worden, wat leidt tot (2a).
Nu kan de vette voorz.bep. als subjectvervanger beschouwd worden, zodat het spoor blul (immers óók een subjectvervanger) redundant is en gedeleerd kan worden, wat leidt tot (2b).
Merk op dat de vette voorz.bep. in (2b) zich op geen enkele syntactische wijze als een "echt" subject gedraagt. De in § 91.37 opgesomde syntactische eigenschappen van subjecten, waarmee zij zich onderscheiden van voorz.bep.n, zijn dus wél van toepassing op pai ef šūann in (1a), maar nķét op āfry ef internašonalo šūann-lu'ettos in (2).
De hier beschreven wijze van "subjectvervanging" loopt geheel parallel aan de in § 91.15–18 beschreven procedure die bij inherente voorz.bep.n toegepast kan worden, echter met dit verschil: in § 91.17 zin (5) staat na eft flappa op de blul-positie; in zin (2b) hierboven staat het vette āfry ef internašonalo šūann-lu'ettos op de subjectpositie. Wellicht moeten de voorz.bep.n met "het karakter van subject" als "inherent" beschouwd worden.

91.39

De "douane-overeenkomst" waaraan de āfry-bepaling refereert, is abstract genoeg om (2b) tot een grammaticale constructie te maken. Daarentegen is de "aardverschuiving" waaraan de l’-bepaling in (3a) hieronder refereert, een dermate concrete entiteit dat deze bepaling niet als subjectvervanger in de plaats van blul kan optreden:

(3)a.Blul astritolije ef sérts l’ ef pazzotujen. ≯
 b.≯ * Ef sérts astritolije l’ ef pazzotujen.
  De huizen werden ten gevolge van de aardverschuiving verpletterd.

Vergelijk ook de voorbeeldzinnen in § 91.37 punt 4.

91.40

Als het zo is dat pai ook in een voorz.bep. kan optreden, en dat voorz.bep.n theoretisch zonder restricties aan elke basiszin toegevoegd kunnen worden (voor zover er geen semantische bezwaren tegen zijn), dan mag verwacht worden dat subjectloze passieven en spoorpassieven uitgebreid kunnen worden met een pai-bepaling waarin pai een voorzetsel, en niet een subjectdeterminant, is. Laten we kijken of de werkelijkheid aan dit verwachtingspatroon voldoet: in de a-zinnen staat een subject-bevattend passief, in de b-zinnen is het subject gedeleerd respectievelijk door blul vervangen, en in de c-zinnen is er weer een voorz.bep. met het voorzetsel pai toegevoegd (vergelijk § 91.2 (1), en § 91.8 (1) en (2)):

(1)a.Elsa kettelitā pai Jān enn ef mimpit.Aan Elsa wordt door Jān het boek gegeven.
 b.Elsa kettelitā enn ef mimpit.Aan Elsa wordt het boek gegeven.
 c.* Elsa kettelitā enn ef mimpit pai
Jān
.

Aan Elsa wordt het boek door Jān gegeven.

(2)a.Eup bytelije pai Jān.Ze wordt door Jān geslagen.
 b.Blul bytelije épe.Ze wordt geslagen.
 c.* Blul bytelije épe pai Jān.Ze wordt door Jān geslagen.

Zoals bekend verschijnt een voorz.bep. altijd buiten de basiszin, dus in (1c) achter het object ef mimpit en in (2c) achter het object épe.
Dat (1c) en (2c) desondanks ongrammaticaal zijn, is toe te schrijven aan een regel die bepaalt dat een voorz.bep. met pai niet toegestaan is in een constructie waarin een met pai gemarkeerd subject gedeleerd of door een spoor vervangen is. Het is immers inefficiėnt, en daarom ongrammaticaal, om eerst een agens in de vorm van een echt subject te deleren/door een spoor te vervangen, en er vervolgens een identieke agens in de vorm van een voorz.bep. aan toe te voegen.

91.41

Iets anders ligt het bij de valse passieven, zoals behandeld in § 91.24–28. Een vals passief bevat per definitie een passief pers.vnw. als subject, bijvoorbeeld:

Blul vlukkelije dōe pert.Er wordt veel gevloekt [door hem].

Willen we de agens met name noemen, dat kan deze toegevoegd worden als een voorz.bep. met pai. Voorwaarde is dan wel dat het passieve pers.vnw. corefereert met deze pai-bepaling, bijvoorbeeld:

(1)Blul vlukkelije ’pse pert pai ef ōrešys.
 SPOOR vloeken-SxO zijMV.PASS veel door de soldaten
 Er wordt veel gevloekt door de soldaten.

Evenals bij alle andere valse passieven, is er ook bij (1) sprake van een algemene, gedeactualiseerde, uitspraak, eventueel gepaard gaande met een impliciete veroordeling (zie § 91.25).
Als het pers.vnw. en de pai-bepaling niet corefereren, is de constructie ongrammaticaal, zoals:

* Blul vlukkelije ófe pert pai ef ōrešys.

Deze ongrammaticaliteit volgt uit het feit dat hier eigenlijk twee constituenten aanwezig zijn die de functie van agens bij vlukke opeisen: ten eerste het semantisch lege subject ófe, en ten tweede de voorz.bep. met ef ōrešys.

91.42   Omgekeerd passief

Het Spokaans kent een syntactisch verschijnsel dat een omgekeerd passief genoemd wordt. Voor de vorming hiervan moeten we uitgaan van een actieve constructie die aan de volgende voorwaarden voldoet:

  1. Het subject is semantisch gezien een entiteit die de handeling "ondergaat" (en dus niet zelf als "uitvoerder" optreedt).1
  2. De zin bevat een voorz.bep. met pai die als een "aanstichter" optreedt.

De volgende constructies voldoen aan deze voorwaarden:

(1)Ef efanty kinure pai eft marteltšiy.
 het kind is.ziek door een verkoudheid
(2)Jān blācse pai eft stuke-gelp.
 Jān hinkt door/vanwege een verstuikte enkel.
(3)Ef togeffy’s doéto pai ef vrust.
 De appelbomen zijn doodgegaan door de vorst.

1Foley & Van Valin gebruiken in hun Functional syntax and universal grammar de termen "Undergoer" en "Actor". Hieronder volgt een voorbeeld: in a. overkomt Jan iets (het "verstuiken") zonder dat hij daar zelf wat aan kan doen, daarom is Jan hier een "Undergoer"; in b. is het Jan zelf die beslist dat er "gesneden" moet worden, daarom is hij een "Actor":

a.Jan verstuikt zijn enkel.
b.Jan snijdt een stuk brood af.

91.43

Een omgekeerd passief ontstaat nadat de volgende drie regels zijn toegepast:

  1. De met pai gemarkeerde aanstichter treedt als nieuwe zinskern op (en is dus niet meer gemarkeerd).
  2. De oorspronkelijke zinskern verschijnt als een met ón gemarkeerde echo.
  3. Het predicaat wordt gesuffigeerd met -lije.

Bij (1)–(3) in § 91.42 horen dus de volgende omgekeerde passieven:

(1′)Eft marteltšiy kinurelije ón ef efanty.
 een verkoudheid ziek.zijn-SxO DtE het kind
 Door een verkoudheid is het kind ziek.
OF  Een verkoudheid heeft het kind ziek gemaakt.

(2′)Ef stuke-gelp blācselije ón Jān.
 de verstuik.enkel hinken-SxO DtE Jān
 De verstuikte enkel doet Jān hinken.

(3′)Ef vrust doétolije ón ef togeffy’s.
 de vorst stierven-SxO DtE de appelbomen
 Door de vorst zijn de appelbomen gestorven.
OF  De vorst heeft de appelbomen gedood/laten sterven.

Merk op dat een omgekeerd passief dikwijls een causatieve interpretatie heeft. Dit komt duidelijk tot uiting in het Nederlandse equivalent van (3′) en in iets mindere mate ook in (2′). Zie verder ook Hoofdstuk 152 voor de causatieven.

91.44

In de volgende constructie is eft flappa een instrument, en niet een aanstichter. Daarom verschijnt het voorzetsel na, en is pai ongrammaticaal:

(4)Jān stinde na/*pai eft flappa.
 Jān schrijft met een vulpen.

Er is een direct verband tussen de aanwezigheid van een instrument en het feit dat het subject als "uitvoerder" optreedt. Het noemen van een instrument zou immers zinloos zijn als er geen subject aanwezig is om dit instrument te hanteren. Daarentegen is een aanstichter per definitie de entiteit die zorgt dat de handeling plaatsvindt, terwijl het subject geen enkele zeggenschap over het gebeuren heeft.
De eigenschap "uitvoerder" van het subject en de daaraan gerelateerde afwezigheid van een pai-bepaling in (4a) maakt een omgekeerd passief onmogelijk:

(4′)* Eft flappa stindelije ón Jān.

TOP
<< Hoofdstuk 90 | Hoofdstuk 92 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands