Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 150 | Hoofdstuk 152 >>
15. Aspectuele zinstypes

151. Ontkenningen


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Ontkenningen op het niveau van de volzin
  2. Ontkenningen op zinsniveau
  3. Ontkenningen op zinsdeelniveau
  4. Ontkenningen op woordgroepniveau
  5. Ontkenningen op woordniveau
  6. Idiomatische ontkenningen
    1. Additief is nadere specificatie bij nert/noi
    2. Nert en/of noi vormt ontkenning bij additief
    3. Nert/noi + additief heeft gelexicaliseerde betekenis
  7. Intrinsieke ontkenningen
    1. Adverbiale additieven
    2. Voegwoorden en determinanten
    3. Zelfst. voornaamwoorden en voorzetsels

Blokken:


151.1

We kunnen ontkenningen ofwel negaties op vijf niveaus onderscheiden:

  1. Ontkenningen op het niveau van de volzin (§ 151.2–5)
  2. Ontkenningen op zinsniveau (§ 151.6–31)
  3. Ontkenningen op zinsdeelniveau (§ 151.32–74)
  4. Ontkenningen op woordgroepniveau (§ 151.75–81)
  5. Ontkenningen op woordniveau (§ 151.82–102)

Verder komen in dit hoofdstuk nog aan bod:

  1. Idiomatische ontkenningen (§ 151.103–121)
  2. Intrinsieke ontkenningen (§ 151.122–141)

Onder "volzin" verstaan we een combinatie van twee nevengeschikte hoofdzinnen, of een combinatie van hoofd- en bijzin (zie ook § 120.13). Voor de termen "zinsdeel" en "woordgroep" wordt verwezen naar § 120.10–11.
De types C., D. en E. worden partiële ontkenningen genoemd en hebben meestal een contrastwerking (iets wordt ontkend wat impliceert dat iets anders wél het geval is). De verschillende niveaus kunnen samenvallen zodat het onderscheid tussen de verschillende ontkenningen geëlimineerd wordt. Bijvoorbeeld: als een volzin uit slechts één zin bestaat, vallen A. en B. samen. Als een zinsdeel uit slechts één woord bestaat, vallen C. en E. samen. In elliptische zinnen die uit slechts één woord bestaan, vallen alle niveaus samen. Dit laatste is geïllustreerd in het volgende vraag/antwoordpaar:

VS:Vertrek je morgen al naar Spokanië?
AG:Niet morgen.

151.2   ad § 151.1   A. Ontkenningen op het niveau van de volzin

Een volzin, bestaande uit twee nevengeschikte hoofdzinnen, kan in zijn geheel ontkend worden door noi, dat vóóraan de volzin komt te staan, en meestal met een komma (= pauze) van de volzin wordt gescheiden. Het meer algemene ontkenningswoord nert is in dit geval niet bruikbaar:

(1)Noi[,] blul kafpainelije ef kadâster-tâx, ur blul chabelije ef reklâme-tâx.1
 De onroerendezaakbelasting wordt niet verhoogd en de reclamebelasting
wordt niet afgeschaft.

De grote afstand die er bestaat tussen het ontkenningswoord noi en de tweede hoofdzin is de reden dat zulke ontkenningen op het niveau van de volzin zeer onduidelijk zijn. Veel Spokaniërs interpreteren een zin als (1) zodanig dat de reclamebelasting wél afgeschaft wordt, ofwel, noi wordt alleen als ontkenning van de eerste hoofdzin begrepen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat dergelijke constructies voornamelijk in ambtelijke en juridische taal te vinden zijn, kortom in taalgebruik dat toch al zeer nauwkeurig bestudeerd moet worden.
In meer natuurlijke taal zal een ontkenning van een volzin dan ook liever vervangen worden door twee ontkenningen op zinsniveau. Zie § 151.8.


1Zin (1) moet niet verward worden met (1′) waarin noft (nee) een ontkenning van een gestelde vraag is, en de rest van de volzin dus níét ontkend wordt:

(1′)VS:Aftel ef kadâster-tâx ur ef reklâme-ôc tinde nešampâiyn ef pirzemper?
  Blijven de onroerendezaak- en reclamebelasting volgend jaar ongewijzigd?

 AG:Noft, blul kafpainelije ef kadâster-tâx, ur blul chabelije ef reklâme-tâx.
  Nee, de onroerendezaakbelasting wordt verhoogd en de reclame-
belasting wordt afgeschaft.

In (1′) geeft AG met "nee" antwoord op de vraag van VS, met daarbij de bevestiging dat de ene belasting juist wordt verhoogd en de andere afgeschaft.


151.3

Een volzin, bestaande uit een hoofdzin en een bijzin, kan in sommige gevallen in zijn geheel ontkend worden door noi, dat vóóraan de volzin komt te staan, en er het liefst met een komma (= pauze) van gescheiden is:

(2)Noi[,] goe vults pilde tustus, janof belt lelperre fedres.
 Kippen leggen GEEN eieren omdat ze veren hebben.
("het is niet zo dat kippen eieren leggen omdat ze veren hebben [maar wél omdat ze vogels zijn]")

(3)Noi[,] kirro jejare beri ideâlbe ef negenunn kul, futtof ef Âlbe-ratt enn kirro palleharbe stindromé.
 We zijn verplicht om de illegale schuur af te breken, maar niet voordat de Bouwraad1 ons schriftelijk gesommeerd heeft.
("het is niet zo dat we verplicht zijn om de illegale schuur af te breken voordat de Bouwraad ons schriftelijk gesommeerd heeft", ofwel: "pas nádat de Bouwraad ons gesommeerd heeft, moeten we de schuur afbreken")

Let op dat in (2) het Nederlands "geen" geaccentueerd moet zijn, omdat we anders een welhaast tegenovergestelde lezing krijgen, namelijk "kippen leggen geen EIEREN omdat ze veren hebben" (= kippen leggen geen eieren, en dat doen ze niet omdat ze veren hebben). Dit is een onzinnige uitspraak, omdat het bezit van veren geen enkele relatie met het al dan niet leggen van eieren heeft.


1De Âlbe-ratt ("Bouwraad") is een gemeentelijke instantie die verantwoordelijk is voor het afgeven van bouwvergunningen en waakt over de kwaliteit en veiligheid van bouwwerken. Vergelijk "Bouw- en Woningtoezicht".

151.4

Omdat de ontkenning van volzinnen, zoals geïllustreerd in § 151.3 (2) en (3), alleen mogelijk is als er een alternatief bestaat waarbij het voegw. ontkend wordt (zie § 151.49 (2′) en (3′)), kunnen we aannemen dat het vooraan geplaatste noi in (2) en (3) feitelijk een promotie is van het ontkenningswoord dat bij het voegw. hoort, volgens het stramien:

HOOFDZIN (NIET {VOEGW}) BIJZIN  >  NIET {HOOFDZIN VOEGW BIJZIN}

Zie verder § 151.22–30 voor de promotie van nert en noi als zinsontkenningen.

151.5

Let ook op het verschil tussen:

a.Noi, dena bunmert melde eft sûkes, janof X merre ef lyde-rôl fes ef.
 Dit toneelstuk is NIET een succes omdat X er de hoofdrol in speelt.
(toneelstuk is dus wél een succes, maar dat succes is níét te danken aan het feit dat X er de hoofdrol in speelt)

b.Dena bunmert nert melde eft sûkes, janof X merre ef lyde-rôl fes ef.
 Dit toneelstuk is geen succes, omdat X er de hoofdrol in speelt.
(toneelstuk is een mislukking, en de reden van deze mislukking is het feit dat X er de hoofdrol in speelt)

151.6   ad § 151.1   B. Ontkenningen op zinsniveau

Ontkenningen op zinsniveau zijn mogelijk door nert of noi vóór het predicaat te plaatsen. Nert is een neutrale ontkenning, terwijl noi meer emfase uitdrukt.

(1)Petriy nert/noi trempe ef mimpit.
 Petriy leest het boek niet.

(2)Nert/noi prate eup mas.
 Ze zal morgen niet vertrekken.

(3)Óps tu nert ufege, loiy noi gress paina.
 Ze hebben jou niet vergeten, evenmin als ik [jou vergeten heb].

(4)Ef gadros sen nert/noi wencate mas, janof ef ziyter enn ef rapors nert/noi kettare.
 De vergadering gaat morgen niet door, omdat de voorzitter het rapport niet heeft ontvangen.

(5)Blul nert/noi kafpainelije ef kadâster-tâx, ur blul chabelije ef reklâme-tâx.
 De onroerendezaakbelasting wordt niet verhoogd en de reclamebelasting wordt afgeschaft.  (vgl. § 151.8)

151.7

Let op de plaats van nert en noi als het predicaat door meerdere elementen voorafgegaan wordt:

Do sen nert/noi di vel luktu, ...
hij zich niet/niet TOEK omdatDET zal.wassen
Hij zal zich niet wassen, omdat ...

Nert/noi en de determinanten di en vel worden beschouwd als deel van het predicaat omdat ze er een semantische relatie mee hebben, maar sen niet, want dat heeft een semantische relatie met het subject. Vandaar dat sen links van nert, dus buiten het predicaat, staat. Zie ook § 120.24 en § 121.35 voetnoot 1. Deze volgorde is gemakkelijk te onthouden, mits we de Spokaanse termen voor de 4 onderstreepte elementen kennen:

sen:reflexief= quandroiy
nert/noi:ontkenning= wa'éros
di:toek.tijd= futuriy
vel:voegw.determinant= yplemerer-mâer

De vette beginletters vormen het woord Quwafy, dat net zo uitgesproken wordt als de achternaam Quafy. Deze achternaam is gemakkelijk te onthouden vanwege de beruchte oplichter Maliy Quafy-Mintefit, die in de jaren zeventig op slinkse manier enkele grote projectontwikkelaars een half miljoen herco lichter heeft gemaakt.

151.8

In § 151.2 is beschreven hoe een volzin, bestaande uit twee nevengeschikte hoofdzinnen, in zijn geheel door noi ontkend kan worden. Dit is voornamelijk ambtelijk of juridisch taalgebruik. Algemener is om elke nevengeschikte hoofdzin apart te ontkennen. In plaats van zin (1) in § 151.2 krijgen we dan:

(1′)Blul noi kafpainelije ef kadâster-tâx, ur blul noi chabelije ef reklâme-tâx.
 De onroerendezaakbelasting wordt niet verhoogd en de reclamebelasting
wordt niet afgeschaft.

Het tweede noi kan uit stilistische overwegingen nog vervangen worden door een ander ontkenningswoord, zoals iygte (evenmin) (zie Blok 151.123 en § 151.124 noot 5).

151.9

In § 151.2 is gezegd dat een ontkenning van een volzin liever vervangen wordt door een ontkenning in elk van de hoofdzinnen. Zo'n alternatief is er niet bij een volzin die bestaat uit een hoofd- en een bijzin, want dan krijgt een ontkenning van beide zinnen een andere betekenis. Vergelijk (2) en (3) in § 151.3 met:

(5)Goe vults noi pilde tustus, janof belt noi lelperre fedres.
 Kippen leggen geen eieren, omdat ze geen veren hebben.

(6)?? Kirro nert jejare beri ideâlbe ef negenunn kul, futtof ef Âlbe-ratt enn kirro nert palleharbe stindromé.
 ?? We zijn niet verplicht om de illegale schuur af te breken, voordat de Bouwraad ons niet schriftelijk gesommeerd heeft.

In (5) staan twee onzinnigheden: ten eerste wordt hier beweerd dat kippen geen eieren leggen, en ten tweede dat kippen geen veren hebben. Er is ook nog een derde onzinnigheid, namelijk dat het gemis van veren de reden is dat kippen geen eieren leggen.
Zin (6) is raar vanwege de combinatie van "voordat" en "niet" (als futtof (voordat) veranderd wordt in janof (omdat), is de zin wél correct). Vergelijk ook § 151.49.

151.10

Als er twee verschillende Standen van Zaken (SvZ: § 110.3) tegenover elkaar gesteld worden, zodanig dat de eerste SvZ "niet" het geval is en de tweede "wel", wordt noi als zinsontkenning onmiddellijk vóór het werkw. geplaatst. Nert is nu niet bruikbaar. Prototypisch gaat het om de uitdrukking noi X tur iftam Y (niet X maar Y), maar ook andere varianten zijn mogelijk:

(1)Gress ef gadros noi lâbare, tur iftam enn ef rapors stinde ja ef zerfefesz.
 Ik heb de vergadering niet bijgewoond, maar [wel] het rapport in de
tussentijd geschreven.

(2)Óps noi lorertaves ef hordâ villa, tur iftam mitaves ef tiyn.
 Ze willen de mooie villa niet kopen, maar [wel] huren.

151.11

In § 151.10 (1) is duidelijk sprake van twee verschillende SvZ'n:

 (i)NIET {IK HEB DE VERGADERING BIJGEWOOND}
(ii)IK HEB HET RAPPORT IN DE TUSSENTIJD GESCHREVEN

In (2) echter bestaat enige onduidelijkheid. Enerzijds suggereert de positie van noi dat hier twee SvZ'n tegenover elkaar geplaatst worden:

 (i)NIET {ZE WILLEN DE MOOIE VILLA KOPEN}
(ii)ZE WILLEN DE MOOIE VILLA HUREN

Anderzijds is er wat voor te zeggen dat alleen de twee predicaten met elkaar gecontrasteerd worden: "kopen" vs. "huren". Daar noi in dit geval (bij contrasterende SvZ'n) vóór het te ontkennen element staat, en het eveneens vóór het predicaat staat als de gehele SvZ ontkend wordt, kunnen we in (2) niet zien of noi nu de SvZ dan wel alleen het predicaat lorertaves ontkent. In de praktijk levert deze ambiguïteit geen problemen op, en wellicht is er ook geen semantisch verschil omdat er per definitie van twee verschillende SvZ'n sprake is als het ook om twee verschillende predicaten gaat.

151.12

Terwijl nert bij een ontkenning op zinsniveau altijd vóór het predicaat staat (behoudens in de gevallen waarin nert "gepromoveerd" kan worden, zie § 151.22–30), is er bij noi iets meer variatie mogelijk, want noi kan ook direct áchter het predicaat verschijnen (de positie die normaliter voor pred.add.n is gereserveerd, zie Blokken 93.17/30/43/54/64 1). Deze positie van noi drukt extra emfase uit. Vergelijk:

Do noi arfine. = Do arfine noi.    Hij komt níét.

Do noi lelperre influnns, lelperre vûlt marteltšiy. =
= Do lelperre noi influnns, lelperre vûlt marteltšiy.
Hij heeft géén griep, hij is hoogstens verkouden.

Noi prate kirro mas. = Prate noi kirro mas.
We zullen morgen níét vertrekken.

Eup ef mimpit noi trempe. = Eup ef mimpit trempe noi.
Ze heeft het boek níét gelezen.

1Er is één uitzondering: bij een spoorpassieve constructie in de toek.tijd komt een pred.add. – en dus ook noi – achter het spoor, niet achter het predicaat, zoals in:

Kettelije blul noi ef hurons ón Elsa.  (vgl. § 93.53)
De bloemen zullen niet aan Elsa gegeven worden.

Kettelitâ blul noi Elsa enn ef hurons.  (vgl. § 93.63)
Aan Elsa zullen de bloemen niet gegeven worden.

151.13

De positie direct áchter het predicaat is dikwijls dezelfde als de positie direct vóór het volgende zinsdeel. Daarom is het niet altijd duidelijk of noi nu het predicaat (dus op zinsniveau) dan wel het volgende zinsdeel ontkent. Vergelijk:

(1)Petriy póbare noi [enn] sener oto.1
 a.  Petriy verkoopt zijn auto niet.
 b.  Petriy verkoopt niet zijn auto.

(1a) is de ontkenning van de uitspraak PETRIY VERKOOPT ZIJN AUTO; (1b) is een partiële ontkenning van het object ZIJN AUTO (dus Petriy verkoopt iets anders dan zijn auto). Voor ontkenningen van het object, zie verder § 151.40.


1Bij nert is er géén ambiguïteit: Petriy póbare nert sener oto. Hier kan nert nooit een zinsontkenning zijn, want dan had het vóór het predicaat moeten staan. Nu geldt dus uitsluitend betekenis b.

151.14

Bij een Imperatief als (2) kan deze ambiguïteit tot verschillende reacties leiden:

(2)Póbare-tûe noi sener oto klojâs.
 a.  Je moet je auto niet verkopen.
     (ontkenning van de uitspraak JE MOET JE AUTO VERKOPEN)

 b.  Je moet niet je auto verkopen.
     (partiële ontkenning van JE AUTO)

Als de aangesprokene (A) in (2) gevolg wil geven aan het verlangen van de spreker (S), zal A bij lezing (2a) van de verkoop afzien en zijn auto behouden; bij lezing (2b) zal A niet zijn auto verkopen maar iets anders, bijvoorbeeld zijn fiets.

151.15

Zin (2) is voor de lezingen a. en b. te disambigueren door noi vóór het predicaat te zetten indien lezing (2a) bedoeld is, of door noi door nert te vervangen indien lezing (2b) bedoeld is (maar dan is de emfase ook weg):

(3)(= (2a))Noi póbare-tûe sener oto klojâs.
(4)(= (2b))Póbare-tûe nert sener oto klojâs.

151.16

Vragende zinnen die de zinsnegatie nert bevatten, zijn niet zonder meer de negatieve tegenpool van de bevestigende zin. Vergelijk:

a.Aftel tu lelperre eft hupspitter?Heb jij een motorfiets?
b.Aftel tu nert lelperre eft hupspitter?Heb jij geen motorfiets?
OF  Je hebt een motorfiets, niet?

Zin a. is een neutrale vraag: de vraagsteller weet niet of de SvZ JIJ HEBT EEN MOTORFIETS waar of onwaar is, en het antwoord kan zijn "ja" of "nee".
Vraag b. is identiek aan a. (antwoord "ja" of "nee") maar de vraagsteller geeft te kennen dat hij "ja" verwacht (dus dat hij ervan uitgaat dat de antwoordgever wél een motorfiets heeft). Bij zulke zogenoemde sturende vragen wordt altijd nert gebruikt, omdat het emfatische karakter van noi hier niet op zijn plaats is. Zie verder § 150.15–16.

151.17

Pseudovragen (meestal: verzoeken, geboden of aanmaningen in de vorm van een vraag) bevatten dikwijls een ontkenning terwijl de positieve tegenhanger ontbreekt. Voor dit soort constructies wordt verder verwezen naar § 150.152–153. Bijvoorbeeld:

Aftel tu nert unere den tu perke beri kirture mittof?
Begrijp je dan niet dat je daarvan af moet blijven?
(bedoeld wordt: blijf er met je vingers van af!)

151.18

Soms zijn ontkenningen ironisch bedoeld en drukken ze juist het tegengestelde uit. In dat geval wordt altijd noi (nooit nert) achter het predicaat gebruikt:

Ef wónzol melde noi tildâ, klojâs!?
Het weer is niet slecht, hè!? (als het noodweer weer is)

Lerdu qugla noi eft quster!
Lerdu heeft.gemaakt niet een hatelijke.opmerking
Nee, Lerdu maakt geen hatelijke opmerkingen! (uitroep n.a.v. het feit
dat Lerdu zo-even een hatelijke opmerking maakte)

151.19

Als zinnen met een interne (deontische) of externe (epistemische) modaliteit met nert/noi ontkend worden, heeft dit gevolgen voor de betekenis. In § 110.5–8 is het verschil uitgelegd. Hieronder herhalen we voorbeeld (1) uit § 110.38, maar voegen er de ontkende varianten aan toe. Vergelijk:

(1)a.Mârje perke beri ÿrôme. = Mârje ÿrômât.
  Mârje moet werken. (= Mârje heeft de plicht om te werken)
 b.Mârje perke beri ÿrôme. ≠ * Mârje ÿrômât.
  Mârje moet werken. (= de spreker vindt 't nodig dat Mârje werkt)

(2)a.Mârje nert perke beri ÿrôme. = Mârje nert ÿrômât.
  Mârje hoeft niet te werken. (= Mârje heeft niet de plicht om te werken)
 b.Mârje nert perke beri ÿrôme. ≠ * Mârje nert ÿrômât.
   i.  Mârje hoeft niet te werken. (= de spreker vindt het niet nodig dat Mârje werkt)
  ii.  Mârje moet niet werken. (= de spreker vindt het beter dat Mârje níét werkt)

(1a) en (2a) hebben een interne modaliteit, (1b) en (2b) een externe. In (2a) wordt gezegd dat Mârje niet de verplichting heeft om te werken (maar ze mag het wel als ze wil). Dit wordt met "niet hoeven te" uitgedrukt. In (2b) wordt een mening van de spreker uitgedrukt. Als de spreker het niet nodig vindt dat Mârje werkt, gebruikt het Nederlands "niet hoeven te" (vertaling i.). Als de spreker vindt dat Mârje maar beter niet kan werken (dus dat feitelijk verbiedt), gebruikt het Nederlands "niet moeten" (vertaling ii.). In het Spokaans kan "niet hoeven te" expliciet uitgedrukt worden met het werkwoord nestiye: Mârje nert nestiye beri ÿrôme (Mârje hoeft niet te werken). Zie ook § 81.20 voor nestiye.

151.20

Vergelijk ook:

(3)a.Gyder nert/noi preipsÿrtât eft tumos furt eft kleter wiktomit-wiysvosiy. =
 b.= Gyder nert/noi perke beri preipsÿrte eft tumos furt eft kleter wiktomit-
wiysvosiy.
  Gyder hoeft geen lening te sluiten voor een nieuwe badkamerinrichting.

 c.Gyder nert/noi perke beri preipsÿrte eft tumos furt eft kleter wiktomit-
wiysvosiy.
  Gyder moet niet een/geen lening sluiten voor een nieuwe badkamerinrichting.

Zin (3a) en (3b) betekenen dat het niet nodig is om een lening te sluiten, omdat Gyder die badkamerinrichting ook zo al kan betalen. Het gaat om een interne modaliteit: de feiten liggen zo dat er geen noodzaak is om de lening te sluiten. Daarentegen impliceert (3c) dat de spreker vindt dat Gyder het beter achterwege kan laten om een lening te sluiten (en dat hij die badkamerinrichting maar moet betalen van het geld dat hij nu heeft). Dit is een externe modaliteit: het gaat niet om de feiten maar om de mening van de spreker.
Omdat (3b) identiek is aan (3c) kunnen we stellen dat deze constructie ambigu is: het kan zowel om een interne als om een externe modaliteit gaan. In de praktijk zullen (3b) = (3c) primair als extern begrepen worden. Daarentegen is een modaal suffix als in (3a) niet altijd mogelijk, zodat (3b) dan het enige alternatief is. Dan is ambiguïteit niet te vermijden.

151.21

Vergelijk ook de interne modaliteit in (4a) en (5a), en de externe modaliteit in (4b) en (5b):

(4)a.Petriy kurre beri reparere ef lydoslot. = Petriy reparerecû ef lydoslot.
  Petriy kan het stopcontact repareren.
(= Petriy is in staat/heeft geleerd om zo'n reparatie uit te voeren)
 b.Mas Petriy kurre beri reparere ef lydoslot. ≠ Mas Petriy reparerecû ef lydoslot.
  Morgen kan Petriy het stopcontact repareren.
(= de spreker weet dat Petriy morgen gelegenheid heeft om de reparatie uit te voeren)

(5)a.Petriy nert kurre beri reparere ef lydoslot. = Petriy nert reparerecû ef lydoslot.
  Petriy kan het stopcontact niet repareren.
(= Petriy is niet in staat/heeft niet geleerd om zo'n reparatie uit te voeren)
 b.Mas Petriy nert kurre beri reparere ef lydoslot. ≠ Mas Petriy nert reparerecû ef lydoslot.
  Morgen kan Petriy het stopcontact niet repareren.
(= de spreker weet dat Petriy morgen geen gelegenheid heeft om de reparatie uit te voeren)

151.22   Promotie van nert/noi

Onder "promotie" wordt verstaan dat een element uit een ondergeschikte bijzin verhuist naar de matrixzin. Dit verschijnsel is reeds behandeld in § 127.2–12a. Ook bij ontkenningen op zinsniveau is het mogelijk dat het ontkenningswoord promoveert, zoals in:

Ef melde serten, den Petriy nert arfine. = Ef melde serten nert, den Petriy arfine.
Het is zeker dat Petriy niet komt.

Ef melde serten, Petriy nert arfinelira. = Ef melde serten nert, Petriy arfinelira.
(idem)

Let op dat het gepromoveerde nert geheel achteraan de matrixzin verschijnt. Omdat nert in geen enkel ander geval op deze positie kan staan, is het zonder meer duidelijk dat het hier om een promotie gaat.1 2 Zie ook § 151.139–141.


1Nert kan soms wel aan het einde van een zin staan als het géén matrixzin is. Dit zien we vooral bij korte zinnetjes die een uitroep of spontane mededeling bevatten, of die als antwoord op een vraag dienen, zoals:

Gress xaquobe nert!    Ik houd het niet [langer] uit!

Aftel tu prate mas? – Noft, gress paine nert.
Vertrek je morgen? – Nee, dat doe ik niet.

Zie ook § 40.78.


2Een bijzonder soort promotie is vastgesteld in § 151.4. Een nadere analyse van dit verschijnsel is te vinden in Oleema-Heferg (1983).

151.23

Promotie is ook mogelijk als de hoofdzin een performatief werkw. bevat. Dit soort werkw.n is behandeld in Hoofdstuk 123, zie ook Blok 123.7. Vergelijk:

(1)a. Gress miype den Jân enn ef mimpit nert kuntiyre. >
  Ik denk dat Jân het boek niet heeft gestolen.
 b.> Gress miype nert den Jân enn ef mimpit kuntiyre.
  Ik denk niet dat Jân het boek heeft gestolen.

(2)a.Eup tiffe den Jân enn ef mimpit nert kuntiyre. >
  Zij weet dat Jân het boek niet heeft gestolen.
 b.> Eup tiffe nert den Jân enn ef mimpit kuntiyre.
    i.  Zij weet dat Jân het boek niet heeft gestolen. (= (2a))
  ii.  ≠ Zij weet niet dat Jân het boek heeft gestolen.

Zowel in het Spokaans als in het Nederlands zijn (1a) en (1b) synoniemen van elkaar. In het Spokaans zijn (2a) en (2b) op analoge wijze synoniemen van elkaar, maar nu kan de ontkenning in het Nederlands niet gepromoveerd worden, want betekenis (2b.ii) is een duidelijke ontkenning van de SvZ ZIJ WEET IETS, en níét van de SvZ JÂN HEEFT HET BOEK GESTOLEN. (2b.ii) wordt in het Spokaans vertaald door nert vóór het matrixpredicaat te plaatsen:

(2)c.Eup nert tiffe den Jân enn ef mimpit kuntiyre.
  Zij weet niet dat Jân het boek heeft gestolen.

151.24

Promotie van nert is ook mogelijk als de bijzin met het voegw. âl (of) ingeleid wordt:

(3)Petriy orenple âl ef argerat nert melde trâf. >  (vgl. § 123.13)
> Petriy orenple nert âl ef argerat melde trâf.1
 Petriy voelt of de deur niet op slot zit.

In (3) is de volgende SvZ gewenst: DE DEUR ZIT NIET OP SLOT. Deze SvZ wordt door Petriy geverifieerd, en zo nodig bewerkstelligd als hij tot de conclusie komt dat de deur wél op slot zit. Vergelijk dit met de positieve variant: Petriy orenple âl ef argerat melde trâf, waarbij het gewenst is dat de SvZ DE DEUR ZIT OP SLOT waar is.


1Vergelijk:

Petriy nert orenple âl ef argerat melde trâf.
Petriy voelt niet of de deur op slot zit.

Hier wordt de matrix-SvZ PETRIY VOELT IETS ontkend.


151.25

Promotie van noi kan tot ambiguïteit leiden, omdat dit ontkenningswoord altijd al achter het predicaat mag verschijnen (§ 151.12):

a.Gress miype, do noi arfinelira. =
b. = Gress miype noi, do arfinelira.
Ik denk dat hij niet komt. = Ik denk niet dat hij komt.

Zin b. kan ook zo geïnterpreteerd worden dat de hoofdzin gress miype ontkend wordt en contrasteert met een andere (expliciete) uitspraak, bijvoorbeeld:

(1)Gress miype noi, do arfinelira, tur Elsa miype iftam.
 Ik denk niet dat hij komt, maar Elsa denkt het wel.

Een duidelijkere variant van (1) is:

(1′)Gress noi miype, do arfinelira, tur Elsa miype iftam.

Hier kan noi niet als gepromoveerd ontkenningswoord begrepen worden, maar alleen als ontkenning van de zin gress miype.

151.26

Interessant is dat de promotie van nert ook mogelijk is als de gehele bijzin gedeleerd is (maar wel als zodanig begrepen moet worden). We hebben dan met een elliptische constructie te maken, die meestal optreedt als antwoord op een vraag, of als reactie op een uitspraak waarin de feitelijke bijzin genoemd staat. Bijvoorbeeld (VS = vraagsteller; AG = antwoordgever):

(1)VS:Gress rajiyte den Tek arfine mas.Ik hoop dat Tek morgen komt.
 AG:Ef melde serten nert.Het is zeker van niet.
(= "het is zeker dat Tek morgen niet komt")

De reactie van AG is de elliptische variant van (2a), en dit is de gepromoveerde variant van (2b):

(2)a.Ef melde serten nert, den Tek arfine mas. <
 b.< Ef melde serten, den Tek nert arfine mas.

Vergelijk AG's reactie in (1) met (3a), dat de elliptische variant van (3b) is:

(3)a.AG:Ef nert melde serten.
   Het is niet zeker.
 b. Ef nert melde serten, den Tek arfine mas.
   Het is niet zeker dat Tek morgen komt.

151.27

De promotie zoals beschreven in § 151.26 vinden we ook terug bij ondergeschikte -lira-constructies, bijvoorbeeld:

(4)VS:Valâgja zjoffe, Petriy Laëhhe ef Blotter Jerrðe pónzelira.1
  Valâgja beweert dat Petriy Laëhhe de Blotter Jerrðe gekregen heeft.
 AG:Gress trempa fes ef quiyrda nert.
  Ik heb in de krant gelezen van niet.

De reactie van AG in (4) is de elliptische vorm van (5a) en dat is de gepromoveerde variant van (5b):

(5)a.Gress trempa fes ef quiyrda nert, P.L. ef Blotter Jerrðe pónzelira. <
 b.< Gress trempa fes ef quiyrda, P.L. ef Blotter Jerrðe nert pónzelira.
  Ik heb in de krant gelezen dat P.L. de Blotter Jerrðe niet heeft gekregen.

1Petriy Laëhhe (geb. 1947 te Trofy; een Pegrevische achternaam, spreek uit [la:weje]) is een bekend toneelschrijver die voornamelijk in het Cheetuc (Zuid-Spokaans) schrijft. De Blotter Jerrðe ('Blauwe Narcis') is een belangrijke culturele prijs die jaarlijks door de minister van Wetenschap en Kunst uitgereikt wordt.

151.28

De promotie zoals besproken in § 151.22–27 kan soms nog "een stapje verder" gaan, zodanig dat nert volledig geïntegreerd wordt in de matrixzin, dat wil zeggen, nert staat niet meer aan de rechter periferie, maar op de officiële positie onmiddellijk voor het predicaat. Zo'n volledige promotie is mogelijk als de bijzin met -lira is gevormd; bij den-bijzinnen is dit niet mogelijk. Vergelijk (a. = constructie zonder promotie; b. = perifere promotie; c. = volledige promotie):

(1)a.Zikore-tûe, den tu nert tundare ef vasa. >
 b.> Zikore-tûe nert, den tu tundare ef vasa. ≯
 c.≯ * Nert zikore-tûe, den tu tundare ef vasa.
 Zorg dat je de vaas niet breekt.

(2)a.Zikore-tûe, tu nert tundarelira ef vasa. >
 b.> Zikore-tûe nert, tu tundarelira ef vasa. >
 c.> Nert zikore-tûe, tu tundarelira ef vasa.
 (idem)

Dat nert in (2c) begrepen kan worden als een ontkenning van de bijzin, is een indicatie dat er in (2c) feitelijk van één zin sprake is, en niet van een hoofd- en bijzin met elk hun eigen semantische domein (oftewel: een -lira-bijzin vormt een eenheid met de matrixzin, wat bij een den-bijzin niet het geval is). Zie in dit verband ook de behandeling van promotie ("raising") in Hoofdstuk 127 en de analyse in Oleema-Heferg (1983).

151.29

Als volledige promotie als in § 151.28 (2c) tot ambiguïteit leidt omdat nert vóór het predicaat ook een negatie van de matrixzin kan uitdrukken, kunnen we niet verder gaan dan perifere promotie. Vergelijk:

(3)a.Lerdu zeffât ón Valâgja ur vende, tu ef vasa nert tundarelira. >
 b.> Lerdu zeffât ón Valâgja ur vende nert, tu ef vasa tundarelira.
  Lerdu moet Valâgja gaan vertellen dat je de vaas niet gebroken hebt.

 c.Lerdu nert zeffât ón Valâgja ur vende, tu ef vasa tundarelira.
  Lerdu moet Valâgja niet gaan vertellen dat je de vaas gebroken hebt.

(3b) is de gepromoveerde variant van (3a). In beide zinnen moet de negatieve SvZ JIJ HEBT DE VAAS NIET GEBROKEN aan Valâgja verteld worden. In (3c) wordt nert geïnterpreteerd als een ontkenning van de matrixzin: nu moet de bevestigende SvZ JIJ HEBT DE VAAS GEBROKEN juist níét aan Valâgja verteld worden.

151.30

In § 151.28 is gezegd dat als -lira het voegw. den vervangt, de ontkenning nert vóór het predicaat in de hoofdzin mag verschijnen. Echter, als -lira een betr.vnw. vervangt, is zo'n promotie niet toegestaan. Vergelijk:

(1)a.Gress axe ki ef vildul, gress nert affionnose té. =
 b.= Gress axe ef vildul, gress nert affionnoselira.
 Ik hak de boom om, die ik niet mooi vind.

(2)a.Gress nert axe ki ef vildul, gress affionnose té. =
 b.= Gress nert axe ef vildul, gress affionnoselira.
 Ik hak de boom niet om, die ik mooi vind.

In (1) is sprake van een bepaalde boom die ik niet mooi vind, en daarom omhak; in (2) is sprake van een bepaalde boom die ik mooi vind en daarom niet omhak.
Zin (2b) kan nooit zo begrepen worden dat nert uit de relatieve -lira-zin naar de hoofdzin is gepromoveerd, omdat nert in eerste instantie als een negatie van de hoofdzin wordt begrepen. Hier geldt dus hetzelfde promotieverbod als in § 151.29 (3).
Meer over promotie in § 151.139–141.

151.31   Intrinsieke ontkenningswoorden

Ontkenningen op zinsniveau kunnen niet alleen uitgedrukt worden door nert en noi, maar ook door zogenoemde intrinsieke ontkenningswoorden. Dat zijn woorden die een ontkennende component in zich dragen, en dus feitelijk een fusie zijn van nert + woord. Vergelijk de positieve varianten in a. met de negatieve varianten in b.:

(1)a.Kirro azersecos ef xobina flame.We kunnen de tent ergens neerzetten.
 b.Kirro azersecos ef xobina flâme.We kunnen de tent nergens neerzetten.

(2)a.Do tiffe igt ef storâs.Hij kent het relaas eveneens.
 b.Do tiffe iygte ef storâs.Hij kent het relaas evenmin.

(3)a.Gress tiffe rast fes ef zeces.Ik ken iemand in het dorp.
 b.Gress tiffe râste fes ef zeces.Ik ken niemand in het dorp.

Dat de b-zinnen ontkenningen zijn op zinsniveau (en niet op zinsdeelniveau) wordt besproken in § 151.124. Meer over intrinsieke ontkenningen is te vinden vanaf § 151.122. Zie verder § 151.131–138 voor de uitleg hoe de vette elementen in de a-zinnen ontkend kunnen worden indien er sprake is van een contrast.

151.32   ad § 151.1   C. Ontkenningen op zinsdeelniveau

Een ontkenning op zinsdeelniveau is niet altijd gemakkelijk te onderscheiden van een ontkenning op woordniveau. Ten eerste zijn het de semantische eigenaardigheden die zo'n onderscheid moeilijk of irrelevant maken. Ten tweede bestaat een zinsdeel dikwijls uit slechts één woord, zodat het onderscheid in praktisch opzicht wegvalt.
Terwijl ontkenningen op zinsniveau, zoals hierboven besproken, altijd "absoluut" zijn (de hele SvZ wordt ontkend), kunnen ontkenningen op lagere niveaus als "relatief" beschouwd worden, want zij impliceren altijd een contrast. Dit verschil wordt geïllustreerd in het volgende paar (de elementen die ontkend worden, zijn onderstreept):

(1)a.Kult ÿksaner ef oto nert lorerde.
  Onze buurman heeft de auto niet gekocht.
(ontkenning van de SvZ ONZE BUURMAN HEEFT DE AUTO GEKOCHT)

 b.Kult ÿksaner nert ef oto lorerde.
  Onze buurman heeft niet de auto gekocht.
(de buurman heeft dus iets anders gekocht)

 c.Nert kult ÿksaner [enn] ef oto lorerde.1
  Niet onze buurman heeft de auto gekocht.
(iemand anders heeft dus de auto gekocht)

1Let op de mogelijke toevoeging van de objectmarkeerder enn. Volgens sommigen is dit nodig omdat de zin nu met een additief (als secundaire bepaling) begint (zie de regel in § 90.7). Volgens anderen is nert een bepaling in het zinsdeel nert kult ÿksaner, en dus deel van het subject. In dat geval is toevoeging van enn bij het object niet nodig. Deze laatste redenering lijkt het meest overeen te komen met wat we kunnen observeren. Ook in het Nederlands lijkt níét een deel van het subject in een zin als Niet hij (maar zij) koopt de auto. Want een los zinsdeel voor het subject leidt tot inversie: Morgen koopt hij de auto. Voor de interactie tussen nert en noi enerzijds, en de determinanten pai, enn en ón anderzijds wordt verder verwezen naar Milas-Beelmânt's artikel "Nert én noi, ur pai, enn én ón" (1992).

151.33

Een zinsdeel wordt ontkend door nert of noi vóór dit zinsdeel te plaatsen:

(1)a.Kult ÿksaner nert ef oto lorerde.  (= § 151.32 (1b))
  Onze buurman heeft niet DE AUTO gekocht.  (maar bijv. de motorfiets)
 b.Kult ÿksaner ef oto nert lorerde.
  Onze buurman heeft de auto niet GEKOCHT.  (maar bijv. gekregen)

Omdat nert vóór het predicaat ook als ontkenning van de gehele zin kan dienen, is (1b) ambigu. In het Nederlands wordt ambiguïteit altijd vermeden door verschillende accentpatronen, vergelijk:

(2)a.Onze buurman heeft de auto NIET gekocht.  (ontkenning van de gehele zin)
 b.Onze buurman heeft de auto niet GEKOCHT.  (ontkenning van "kopen")

In (2a) wordt niet zwak beklemtoond; in (2b) wordt gekocht sterk beklemtoond. Zo'n extra accentuering van een woord gaat in het Spokaans altijd samen met de toevoeging van de determinant ki (§ 133.30–41). Zin (1b) kent daarom de gedisambigueerde variant:

(1)b′.Kult ÿksaner ef oto nert loRERde ki.

Nu krijgt de lettergreep -rer- een duidelijk accent.1


1In § 133.41–45 is vastgesteld hoe ki een suffix-karakter kan krijgen, zodanig dat het bij de uitspraak als laatste lettergreep behandeld wordt. In dat geval is -de van lorerde dus de een na laatste lettergreep die het accent krijgt: lorerde ki wordt dan als één woord beschouwd (lorerdeki) en klinkt dan als [löreRdeki]. Deze uitspraak is vooral te horen op Zuid-Liftka, Tigof en Lomky. Zie ook § 133.43.

151.34

Als een zinsdeel vanwege linkse dislocatie (§ 93.77–77b en § 93.89) geheel aan het begin van de zin staat, heeft ontkenning met noi de voorkeur.1 Vergelijk:

a.? Nert fes eft goftróda Moffain zâre.
b.Noi fes eft goftróda Moffain zâre.
 In een flat woont Moffain niet.  (maar in een rijtjeshuis)

a.? Nert mas gress arfine.
b.Noi mas gress arfine.
 Niet morgen kom ik.  (maar vandaag)

Linkse dislocatie houdt meestal ook extra emfase of contrast in, en daarbij past het meer nadrukkelijke noi beter dan het neutrale nert.


1Als nert vóór het predicaat staat om de gehele zin te ontkennen, en het predicaat staat aan het begin van de zin (om een toek.tijd uit te drukken), staat nert uiteraard wel geheel vooraan. Ook een zinskern die met nert wordt ontkend, staat geheel vooraan:

Nert lorerde Tek ef ântikiy matarija.Tek zal het antieke tafeltje niet kopen.
Nert Tek ef ântikiy matarija lorerde.Niet Tek heeft het antieke tafeltje gekocht.
(maar iemand anders)
Nert ef koffon peple axelije pai Lerdu.Niet de dode populier wordt door Lerdu
omgehakt.  (maar de dode iep)

151.35

In § 151.2–3 is vastgesteld dat noi aan het begin van een volzin deze gehele volzin kan ontkennen. Deze regel kan in conflict zijn met de regel uit § 151.34, wat ambiguïteit tot gevolg heeft:

(2)Noi Tek lorerde ef oto, janof eup affionnose fit ef oto-ufire.
 a.  Tek koopt de auto NIET omdat ze zo van autorijden houdt.
 b.  Niet TEK koopt de auto, omdat ze zo van autorijden houdt.

Lezing (2a) houdt in dat Tek weliswaar de auto koopt, maar dat ze dat niet doet omdat ze autorijden zo leuk vindt (vgl. § 151.3 (2)); in (2b) wordt gezegd dat een ander dan Tek de auto koopt, maar dit voor Tek doet omdat ze autorijden zo leuk vindt. Lezing (2a) kan expliciet uitgedrukt worden door noi met een komma te scheiden, en (2b) kan uitgedrukt worden door het minder emfatische nert (waaraan we met ki emfase kunnen toevoegen):

(3)a.Noi, Tek lorerde ef oto, janof eup affionnose fit ef oto-ufire.  (= (2a))
 b.Nert Tek ki lorerde ef oto, janof eup affionnose fit ef oto-ufire. (= (2b))

151.36

Bij een tegenstelling die uitgedrukt wordt met noi ... tur iftam1 (niet/geen ... maar [wel]), bepaalt noi het element dat ontkend wordt; hier is een ontkenning op zinsniveau niet correct (de b-zinnen):

(1)a.Do stinde noi eft român tur iftam eft poitiyn.
  Hij schrijft geen roman maar [wel] een gedicht.
 b.* Do noi stinde eft român tur iftam eft poitiyn.

(2)a.Noi gress tundaro ef vasa, tur iftam do [paino].
  Niet ik heb de vaas gebroken, maar hij.
 b.* Gress noi tundaro ef vasa, tur iftam do [paino].

(3)a.Kirro prate noi lelmo tof tur iftam mas.
  We vertrekken niet vandaag, maar morgen.
 b.* Kirro noi prate lelmo tof tur iftam mas.

De b-zinnen zijn fout (maar komen in onverzorgde spreektaal wel voor) omdat noi hier in de positie vóór het predicaat de hele SvZ ontkent. In de a-zinnen wordt precies dat element ontkend dat in de tur-bijzin ertegenover geplaatst wordt. In (1a) staat een contrast tussen "roman ~ gedicht", in (2a) tussen "ik ~ hij", en in (3a) tussen "vandaag ~ morgen".


1Tur iftam kan ook zonder noi gebruikt worden, zoals in: Eft ošém zirrot melda, tur iftam ef bidalo jÿrðen (Het was een geslaagde vakantie, alleen regende het de hele tijd).

Omdat de sequentie tur iftam zo frequent voorkomt, wordt deze wel als één "samengestelde voegw.bep." beschouwd (vergelijk ook § 121.23).
Er zijn meer voegw.n die zo frequent samengaan met een additief dat naar het begin van de zin is verschoven, dat zij één geheel vormen. Soms worden zulke combinaties ook als één woord geschreven; zij vormen dus een nieuw voegw. Zoals fit dus > fitus (dan [dat]) (§ 122.32) en das noi > dâsnû (dan niet) (§ 121.24). Hier zijn dus en noi gereduceerd tot -us resp. -nû.
Bij tur iftam heeft zo'n versmelting (nog) niet plaatsgevonden, hoewel men soms wel de vorm turiftam tegenkomt. De romanschrijver Merlen Jeers gebruikt deze aaneengeschreven vorm consequent, en soms gebruikt hij zelfs de spreektaalvorm triftam.


151.37   Ontkenning van het predicaat

Bij een ontkenning op zinsniveau mag noi zowel voor als achter het predicaat staan. Bij een (contrastieve) ontkenning van alleen het predicaat (dus op zinsdeelniveau) staat noi er altijd vóór (net zo als nert). Vergelijk:

a.Do ef letra stinde noi.
 Hij heeft de brief niet geschreven.  (zinsontkenning)
b.Do ef letra noi/nert stinde.
  i.  Hij heeft de brief niet geschreven.  (= a.)
 ii.  Hij heeft de brief niet GESCHREVEN.
(maar wel getypt; ontkenning van "schrijven")

Betekenis b.ii. kan expliciet gemaakt worden door toevoeging van ki: Do ef letra noi/nert stinde ki.

151.38

Predicaten bevatten naast het hoofdwerkwoord vaak ook een hulpwerkwoord of een positioneel werkwoord. Ook zulke predicaten kunnen op zinsdeelniveau ontkend worden:

Eup noi jóchée beri perane ef torozaÿs jadâk mink.
Ze vindt het niet nodig om de rozenstruiken elke week te bemesten.

Gress nert trije beri dakre Petriy.
Ik probeer niet om Petriy te beledigen.

Yvonn noi slape ur feldre tur iftam pinzole ur giffe.
Yvonn zit niet te slapen, maar [ze] staat te mediteren.

Bij contrastwerking is het ook mogelijk om een deel van het predicaat te ontkennen, dus hetzij alleen het hulpwerkw., hetzij alleen het hoofdwerkw. Het gaat hier dan om een partiële ontkenning, ofwel een ontkenning op woordniveau. Dit is behandeld in § 151.92–102.

151.39

In § 81.70–72 zijn een aantal idiomatische constructies besproken waarbij een predicaat een infinitiefcomplement heeft. Zulke predicaten kunnen in zijn geheel ontkend worden, bijvoorbeeld:

Ef clûma noi vendo vereste, tur iftam finno beri olare.  (vgl. § 81.70)
De menigte barstte niet in gejuich los, maar begon boe te roepen.

Do nert kettelira zerfe, do kettelira nute jazy.  (vgl. § 81.72)
Hij is niet te zien, hij is wel te horen.

In dergelijke zinnen kan het ontkenningswoord alleen de gehele (onderstreepte) constructie ontkennen. Een partiële ontkenning van hetzij alleen het finiete werkw. (vendo of kettelira), hetzij alleen de infinitief (vereste of zerfe) is onmogelijk.

151.40   Ontkenning van basiselementen

Basiselementen (subject, object, echo) kunnen op zinsdeelniveau ontkend worden. Nert/noi komt vóór de eventuele determinant:

Ontkenning van het subject:

(1)a.Nert Justes kette ef mimpit ón Jeely.Niet Justes geeft het boek aan Jeely.
 b.? Ef mimpit kettelije nert pai Justes ón Jeely.Het boek wordt niet door Justes aan Jeely gegeven.
 c.?? Jeely kettelitâ nert pai Justes enn ef mimpit.Aan Jeely wordt niet door Justes het boek gegeven.
(2)a.Nert do ef litalu reparere.Niet hij heeft de lamp gerepareerd.
 b.? Ef litalu nert pai do reparerelije.De lamp is niet door hem gerepareerd.

Ontkenning van het object:

(3)a.Justes kette nert ef mimpit ón Jeely.Justes geeft niet het boek aan Jeely.
 b.Nert ef mimpit kettelije pai Justes ón Jeely.Niet het boek wordt door Justes aan Jeely gegeven.
 c.?? Jeely kettelitâ pai Justes nert enn ef mimpit.Aan Jeely wordt door Justes niet het boek gegeven.
(4)a.Do nert ef litalu reparere.Hij heeft niet de lamp gerepareerd.
 b.Nert ef litalu pai do reparerelije.Niet de lamp is door hem gerepareerd.

Ontkenning van de echo:

(5)a.Justes kette ef mimpit nert ón Jeely.Justes geeft het boek niet aan Jeely.
 b.? Ef mimpit kettelije pai Justes nert ón Jeely.Het boek wordt door Justes niet aan Jeely gegeven.
 c.Nert Jeely kettelitâ pai Justes enn ef mimpit.Niet aan Jeely wordt door Justes het boek gegeven.

151.41

Niet alle voorbeelden in § 151.40 zijn even grammaticaal. Omdat ontkenning van zo'n basiselement inhoudt dat dit vanwege de contrastwerking extra benadrukt wordt, treedt zo'n basiselement in principe als zinskern op. Alleen in actieve zinnen kan ook een niet-kern gemakkelijk ontkend worden en aldus de nadruk krijgen. Daarom klinken de a-zinnen (alle actief) en (3b), (4b) en (5c) (ontkende zinskern) het meest natuurlijk. Er kunnen zich situaties voordoen waarin de zinskern en het benadrukte element niet samenvallen. In dat geval zijn ook objectpassieven nog acceptabel, zoals (1b), (2b) en (5b). Echopassieven waarin een niet-kern ontkend wordt, klinken vrijwel altijd onnatuurlijk, zoals (1c) en (3c) (tenzij er een zeer sterke reden is om de echo als kern te laten optreden). Zie ook § 151.44.

151.42

In § 151.12 is verteld dat noi áchter het predicaat dezelfde betekenis heeft als ervóór, namelijk de ontkenning van de gehele zin. Omdat de positie achter het predicaat dezelfde kan zijn als de positie direct vóór het volgende zinsdeel, ontstaat er ambiguïteit. Vergelijk:

Tek lorerde noi ef ântikiy matarija.
a.  Tek koopt het antieke tafeltje NIET.
      (emfatische ontkenning van de SvZ TEK KOOPT HET ANTIEKE TAFELTJE)
b.  Tek koopt NIET het antieke tafeltje.  (maar ze koopt iets anders)
      (emfatische ontkenning van het object ef ântikiy matarija)

151.43

De ambiguïteit in de vorige paragraaf kan opgeheven worden door enerzijds noi vóór het predicaat te plaatsen (alleen betekenis a.), en door anderzijds het object met ki te markeren (alleen betekenis b.):

a.Tek noi lorerde ef ântikiy matarija.
b.Tek lorerde noi ef ântikiy mataRIja ki.1

Let op het zinsaccent dat in b. op de lettergreep -ri- ligt.2


1Als noi door nert wordt vervangen, is de ambiguïteit ook opgeheven, want nert kan als ontkenning van het predicaat er nooit áchter staan; het staat dan dus per definitie als ontkenning van het object vóór dit object.


2Matarija ki kan klinken als [matarijaki] indien ki als suffix behandeld wordt. Zie ook § 151.33 voetnoot 1.

151.44

Ontkenning van een zinsdeel houdt altijd de uitdrukking van een contrast in. Dit contrast kan impliciet zijn (zoals in § 151.40 (1)–(5)), maar ook expliciet, zoals in de volgende voorbeelden:

(1′)a.Noi Justes kette ef mimpit ón Jeely, tur iftam Tek.
  Niet Justes geeft het boek aan Jeely, maar [wel] Tek.

(2′)a.Noi do ef litalu reparere, tur iftam gress.
  Niet hij heeft de lamp gerepareerd, maar ik.
  Nert do ef litalu reparere, brâ gress ki paina ef.
  Niet hij heeft de lamp gerepareerd, want ik heb het gedaan.

(3′)b.Noi ef mimpit kettelije pai Justes ón Jeely, tur iftam ef CD.
  Niet het boek wordt door Justes aan Jeely gegeven, maar [wel] de cd.
 c.Jeely kettelitâ pai Justes nert enn ef mimpit, eup kettelitâ enn ef CD.
  Aan Jeely wordt door Justes niet het boek gegeven, aan haar wordt de
cd gegeven.

(4′)a.Do noi ef litalu reparere, tur iftam ef hek.
  Hij heeft niet de lamp gerepareerd, maar [wel] de kraan.

(5′) a.Justes kette ef mimpit noi ón Jeely, tur iftam ón Tek.
  Justes geeft het boek niet aan Jeely, maar [wel] aan Tek.
 c.Nert Jeely kettelitâ pai Justes enn ef mimpit, Tek kettelitâ prôchôk ef.
  Niet aan Jeely wordt door Justes het boek gegeven, aan Tek wordt het
waarschijnlijk gegeven.

Als het contrast uitgedrukt wordt in een tur-bijzin, wordt altijd het ontkenningswoord noi gebruikt, en tur wordt gevolgd door iftam (wel) volgens het stramien noi X ... tur iftam Y (niet X ... maar [wel] Y) (zie ook § 151.36).1 Contrasten die op een andere manier zijn uitgedrukt, kunnen daarentegen wel nert bevatten.2


1Iftam mag wegblijven als tur direct door een andere bepaling wordt gevolgd, zoals bijvoorbeeld door bent (eerst) in § 151.45 (1). Ook kunnen er andere elementen tussen tur en iftam geplaatst worden (zie bijv. § 151.107).


2Let op de volgende idiomatische tijdsbepalingen met het stramien X nert X iftam waarin iftam met nert is gecombineerd, en niet met noi:

tof nert tof iftamom de andere dag
mink nert mink iftamom de andere week
zemper nert zemper iftamom het andere jaar, enz.

151.45

Vergelijk ook:

(1)a.Noi cradef ypriys ororelije-cor pai Niko fes belt fort, tur bent ef koffon yvôps.
 b.Niko orore-cor noi cradef ypriys fes belt fort, tur bent ef koffon yvôps.
 c.? Fes belt fort Niko orore-cor noi cradef ypriys, tur bent ef koffon yvôps.
 Niet alle IEPEN worden binnenkort door Niko omgezaagd, maar eerst de dode
linden. = Niko zaagt binnenkort niet alle IEPEN om, maar eerst de dode linden.

Zinnen (1a) en (1b) klinken het meest natuurlijk, omdat hier het te contrasteren element het eerst genoemd wordt. In (1c) staat het te contrasteren element weliswaar aan het einde van de zin, maar dit is een gevolg van de vooropplaatsing van de tijdsbepaling. Deze ordening is gemarkeerd (want de tijdsbepaling krijgt nadruk), en klinkt daarom onnatuurlijk.

151.46   Ontkenning van overige zinsdelen

Ook andere zinsdelen dan predicaten en basiselementen kunnen ontkend worden, al dan niet met een expliciete uitdrukking van contrast:

Kirro prate nert mas.We vertrekken niet morgen.

Kirro prate noi mas tur iftam lelmo tof.We vertrekken niet morgen maar [wel] vandaag.

Noi kusami óps enn ef koffon ka'en minkede. =
= Óps ef koffon ka'en minkede nert kusami.

Ze hebben het dode hert niet HIER gevonden.  (maar ergens anders)

Do melde nert kinur, vûlt marteltšu.1Hij is niet ziek, [hij is] hoogstens verkouden.

Gress zâre nert ber Amahagge.Ik woon niet in Amahagge.  (maar in Tona)

Gress zâre ber Amahagge nert fes ef Korda-mirra, gress paine jazy fes ef Koles-mirra.

Ik woon niet in de Kerkstraat in Amahagge, maar feitelijk in de Schoolstraat.

Do ufire nert terat hups ki.Hij rijdt niet erg hard.

Tu ef argerat verfute nert perdÿrovap. Je hebt de deur niet aan beide kanten geverfd.  (slechts aan één kant)

Gress vende-ral noi ral, [tur iftam kelt].2 Ik ga nu niet mee, [maar straks wel].

Petriy quÿtavy kirro fit begg, noi tuksof kirro melde tijâ lef ef lardos. Petriy wil wel even op ons wachten, [maar] niet totdat we ons eten op hebben.
(dus Petriy gunt het ons niet dat we eerst ons bord leeg eten)

1Alleen kinur hoeft hier ontkend te worden, omdat er alleen een contrast bestaat met marteltšu. Vergelijk dit met:

Do nert melde kinur, lelperre vûlt eft vloja febbe.
Hij is niet ziek, hij heeft hoogstens wat koorts.

Hier moet nert het gehele predicaat (ofwel de gehele zin) ontkennen, omdat er een contrast bestaat met een andere gehele zin (waarin het corefererende subject do is weggelaten). Zie ook § 151.12.


2Let op de homoniemen: het suffix -ral betekent 'mee' en is de gereduceerde vorm van rala (mee); het pred.add. ral betekent 'nu', en wordt hier ontkend. De ontkenning noi ral wordt in het Nederlands het beste weergegeven met 'nu niet' i.p.v. 'niet nu'; zie ook § 151.113.

151.47

Als een additivische bepaling door lo gemarkeerd wordt, kan het ontkenningswoord zowel vóór als achter lo staan:

a.Do ef jôrm verfute nert lo tiyt. =
b.= Do ef jôrm verfute lo nert tiyt.
Hij heeft de dakgoot niet netjes geverfd.  (maar bijvoorbeeld wel slordig)

a.Óps pliyfone nert lo ysp. =
b.= Óps pliyfone lo nert ysp.
Ze drinken zich niet dronken.  (maar ze drinken wel zodanig dat ze in een
andere gemoedstoestand raken, bijvoorbeeld vrolijk)

Omdat we ervan uitgaan dat lo deel uitmaakt van het gehele zinsdeel, zijn de b-zinnen voorbeelden van ontkenningen op woordniveau (zie § 151.88). Voor de positie van add.n en het gebruik van lo, zie Hoofdstuk 93.

151.48

Als noi gebruikt wordt om een additief direct achter het predicaat te ontkennen, kan het beter áchter lo geplaatst worden, omdat noi anders ook begrepen kan worden als een ontkenning van het predicaat (zie § 151.12). Met zin a. kan zowel b. als c. bedoeld worden:

a.Do ef jôrm verfute noi lo tiyt. =

b.= Do ef jôrm verfute lo noi tiyt.
 Hij heeft de dakgoot niet NETJES geverfd.  (maar slordig)

c.= Do ef jôrm noi verfute lo tiyt.
 Hij heeft de dakgoot niet netjes GEVERFD.  (maar netjes afgebrand)
OF  Hij heeft de dakgoot niet netjes geverfd.  (geen contrast, dus ontkenning
van de hele zin)

151.49

Zinnen (2) en (3) in § 151.3 kennen een zinnig alternatief waarbij de voegw.n janof (omdat) en futtof (voordat) ontkend worden:

(2′)Goe vults pilde tustus, noi/nert janof belt lelperre fedres.1
 Kippen leggen eieren, [maar] niet omdat ze veren hebben.
(maar om een andere reden)

(3′)Kirro jejare beri ideâlbe ef negenunn kul, noi/nert futtof ef Âlbe-ratt enn kirro palleharbe stindromé.
 We zijn verplicht om de illegale schuur af te breken, [maar] niet voordat de Bouwraad ons schriftelijk gesommeerd heeft.
(dus pas nádat de Bouwraad ons gesommeerd heeft, moeten we in actie komen)

Voor de ontkenning van voegw.n, zie ook het laatste voorbeeld in § 151.46. Vergelijk ook § 151.9.


1Het is mogelijk om de bijzin vóór de hoofdzin te plaatsen:

(2′′)Noi janof goe vults lelperre fedres, belt pilde tustus.
 a.  Kippen leggen eieren, [maar] niet omdat ze veren hebben.
b.  
* Niet omdat kippen veren hebben, leggen ze eieren.

In dit geval staat noi automatisch al geheel vooraan, zonder dat er nu van promotie sprake is. Merk op dat in het Nederlands de omkering van hoofd- en bijzin (vertaling b.) ongrammaticaal is.


151.50

In één zin kan meer dan één zinsdeel ontkend worden, hoewel dat dikwijls tot onduidelijke, stroeve constructies leidt. Zin (3) is een voorbeeld van een dubbele ontkenning die gebruikt wordt als eufemisme. Bijvoorbeeld:

(1)Eup nert ef oto lorerde nert ðÿm eft baso.
 Ze heeft niet zonder reden niet de auto gekocht.
(maar wel iets anders)

(2)Stus kafte kusami noi lilt nert tjâg dollars.
 Men betaalt hier niet vaak niet met dollars.

(3)Ef noi posiblae den stus obléskre ef menesterer pryÿllos nert eft merfos.
 Men kan de verklaring van de minister moeilijk niet een leugen noemen.
(lett. "het is niet mogelijk dat men de verklaring van de minister niet als
een leugen opvat)

In (1) zou nert ðÿm eft baso (niet zonder reden) vervangen kunnen worden door lef eft baso (met [goede] reden); zin (2) lijkt hetzelfde te betekenen als:

(4)Stus kafte kusami lilt [iftam] tjâg dollars.
 Men betaalt hier vaak [wel] met dollars.

151.51

In één zin kan een zinsdeel ontkend worden terwijl bovendien de hele zin ontkend wordt. Zulke constructies zijn veel natuurlijker dan die met twee ontkende zinsdelen, zoals besproken in § 151.50. Bijvoorbeeld:

Do ef argerat nert ilbaje nert fes proba.
Hij heeft de deur niet met opzet niet dichtgedaan.

Het eerste nert ontkent de gehele SvZ HIJ HEEFT DE DEUR NIET MET OPZET DICHTGEDAAN, en het tweede nert ontkent het zinsdeel fes proba.
Hoewel het tweede nert binnen de reikwijdte van het eerste nert valt, is het niet zo dat het ene nert het andere opheft (de regel "2 × negatief = positief" gaat alleen in de wiskunde op, niet in de taalkunde).

151.52

Nog een voorbeeld:

(1)Noi ef demonstrašo sen nert wencate, tur iftam ef gadros mintof ef.
 Niet de demonstratie gaat niet door, maar de vergadering erna.
(ofwel: de demonstratie gaat wél door, maar de vergadering niet)

Hier wordt de gehele SvZ NIET DE DEMONSTRATIE GAAT DOOR met nert ontkend, en binnen dit domein wordt het subject ef demonstrašo met noi ontkend en tegelijkertijd gecontrasteerd met ef gadros. In de elliptische tur-zin is het ontkende predicaat sen nert wencate weggelaten. In § 132.120 is uitgelegd dat in het geval van twee corefererende predicaten het ene ook door het spoor paine vervangen kan worden, in plaats van geheel weggelaten te worden. Als we in (1) paine gebruiken, moet dit wel ontkend worden. Als daarentegen het tweede corefererende predicaat door het spoor idem vervangen wordt (§ 132.37), blijft een ontkenning in de tur-zin achterwege. Vergelijk:

(1′)a.Noi ef demonstrašo sen nert wencate, tur iftam ef gadros nert paine mintof ef.
 b.Noi ef demonstrašo sen nert wencate, tur iftam ef gadros idem mintof ef.
  (idem)

Paine is een werkw.vervanger, maar idem is een zinsdeel-vervanger, en omdat nert als deel van een zinsdeel beschouwd wordt (zie ook § 151.32 voetnoot 1), valt dit onder de vervanging door idem. Zie ook § 132.124–125 voor het verschil tussen idem en paine.

151.53   Nert en noi in vaste verbindingen

Het Spokaans kent een hele reeks add.n die (vrijwel) uitsluitend predicatief gebruikt worden, en die een vaste verbinding met nert en/of noi kunnen vormen. Hierbij zijn drie mogelijkheden:

  1. het add. is een nadere specificatie bij nert en/of noi (add. + nert/noi);
  2. nert en/of noi vormt een ontkenning bij dit add. (nert/noi + add.);
  3. de combinatie van nert/noi + add. heeft een gelexicaliseerde betekenis.

Deze drie groepen worden besproken in Afdeling F (vanaf § 151.103).

151.54   Idiomatische uitdrukkingen

In idiomatische uitdrukkingen, waarbij twee of meer zinsdelen een vaste verbinding met een vaste betekenis vormen, is het onmogelijk of vreemd om slechts één van deze zinsdelen te ontkennen. Zo'n ontkenning zou immers inhouden dat dit zinsdeel semantisch gecontrasteerd wordt met een ander zinsdeel, en zo'n contrast bestaat niet omdat het ontkende zinsdeel binnen de idiomatische uitdrukking geen "eigen" betekenis heeft. In de volgende voorbeelden is de idiomatische uitdrukking onderstreept; in de b-zinnen is getoond dat het ontkennen van één van de elementen in de onderstreepte sequentie leidt tot een letterlijke interpretatie met contrastwerking. Dit is meestal semantische onzin, of in ieder geval gaat het idiomatische karakter verloren:

(1)a.Gress sen luste beri fesoume luft Brefcôch.1
  Ik heb zin om de boel erbij neer te gooien.
(lett. "ik heb zin om me over te geven aan Brefcôch")

 b.® Gress sen luste beri fesoume nert luft Brefcôch.
  (lett. "ik heb zin om me niet aan Brefcôch over te geven" – dus wél aan een andere personificatie?)

(2)a.Do fisae ðÿm klâm.2
  Hij heeft het bij het verkeerde eind; Hij zit ernaast.
(lett. "hij vist zonder haakje")

 b.Do fisae nert ðÿm klâm.
  (lett. "hij vist niet zonder haakje" – dus mét een haakje? (indien alleen het voorz. ontkend is) of met een fuik? (indien de hele voorz.bep. ontkend is))

(3)a.Do otostindo pipar, janof do nert lelperro ef pevutro rifo eft cômputer.
  Hij typte alles uit, omdat hij niet over een computer beschikte.

 b.* Do otostindo pipar, janof do lelperro nert ef pevutro rifo eft cômputer.
  (lett. "... omdat hij niet de beschikking had van een computer" – hij had wél "iets anders" van die computer)

1Brefcôch (spreek uit [brefkôk]) is de Ergynne-personificatie van de Slechte Dingen.


2Vanwege het idiomatische karakter van deze constructie kan ðÿm niet vervangen worden door het synoniem šâm. In de letterlijke betekenis van (2b) zou šâm echter wel gebruikt kunnen worden.

151.55

Uit de voorbeelden in § 151.54 blijkt dat toevoeging van een ontkenningswoord tot verschillende grammaticaliteit kan leiden: zin (1b) wordt door de meesten niet als "ongrammaticaal", maar wel als "semantisch vreemd" beoordeeld (alleen degenen die per definitie elke verandering in een idiomatische constructie ongrammaticaal vinden, zoals Kojen-Pôt, zullen ook (1b) ongrammaticaal vinden). Zin (2b) is geheel correct in zijn letterlijke betekenis; het is echter nooit een variant van het idioom in (2a). Zin (3b) ten slotte wordt algemeen als ongrammaticaal beschouwd.
We zien hier een verdeling in (i) uitdrukkingen en gezegdes (die zo nodig een letterlijke betekenis kunnen hebben, zoals in (1) en (2)), en (ii) vaste combinaties die slechts op één manier opgevat kunnen worden (zoals in (3)).

151.56

Vergelijk nu:

a.Ef menester ef ÿrgyrosz pai ef cÿrna'eche-cômišo nert paine fesdu ef rofaakora.
 de minister de beschuldigingen door de onderzoekscommissie niet doet in de oranje-map
 De minister heeft de beschuldigingen van de onderzoekscommissie niet naast
zich neergelegd.

b.Nert ef menester ef ÿrgyrosz pai ef cÿrna'eche-cômišo paine fesdu ef rofaakora.
 Niet de minister heeft de beschuldigingen van de onderzoekscommissie naast
zich neergelegd.

c.Ef menester nert ef ÿrgyrosz pai ef cÿrna'eche-cômišo paine fesdu ef rofaakora.
 De minister heeft niet de beschuldigingen van de onderzoekscommissie naast
zich neergelegd.

d.Ef menester ef ÿrgyrosz nert pai ef cÿrna'eche-cômišo paine fesdu ef rofaakora.
 De minister heeft de beschuldigingen niet van de onderzoekscommissie naast
zich neergelegd.

e.? Ef menester ef ÿrgyrosz pai ef cÿrna'eche-cômišo paine nert fesdu ef rofaakora.
 ? De minister heeft de beschuldigingen van de onderzoekscommissie niet NAAST
zich (maar links van zich?) neergelegd.

Zin a. bevat een ontkenning op zinsniveau: hier is sprake van een contrastloze presentatie van een negatieve SvZ. In zin b. is het subject ontkend, wat inhoudt dat iemand anders dan de minister de beschuldigingen naast zich neer heeft gelegd (hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat de minister zich wél iets van de beschuldigingen heeft aangetrokken).
In c. wordt het object "de beschuldigingen van de onderzoekscommissie" ontkend; de minister heeft dus iets anders dan deze beschuldigingen naast zich neergelegd.
In d. wordt binnen het object de nadere bepaling "door de onderzoekscommissie" ontkend, ofwel: de minister heeft beschuldigingen van een andere instantie dan de onderzoekscommissie naast zich neergelegd (ontkenning op woordgroepniveau, zie § 151.76).

Zin e. ten slotte is bijzonder omdat hier de voorz.bep. "in de oranje map" wordt ontkend. De uitdrukking ef paine flaju fesdu ef rofaakora is idiomatisch en betekent 'iets naast zich neerleggen'. Door een deel van deze uitdrukking te ontkennen wordt het idiomatische karakter aangetast, en blijft er een letterlijke interpretatie over. In e. wordt dus gezegd dat de minister de beschuldigingen niet in een oranje map heeft gedaan (maar bijv. in een tas), dan wel niet in oranje map heeft gedaan (maar in een map met een andere kleur). In de Nederlandse vertaling is zo'n letterlijke interpretatie benaderd door het abstracte "naast zich" als concreet te behandelen, zodat deze voorz.bep. gecontrasteerd wordt met "links van zich". Zodoende is ook in het Nederlands het idiomatische karakter verdoezeld.

151.57   Het gebruik van nÿf (geen) en nert/noi bij onbepaalde entiteiten

Als een zinsdeel algeheel onbepaald is (d.w.z. het zinsdeel duidt een entiteit of verzameling van entiteiten aan die noch voor de spreker noch voor de hoorder identificeerbaar is1), krijgt een subst. in het enkelvoud het onb.lidw. eft; stoff. en meervoudige subst.n hebben in het geheel geen lidw. Het een en ander volgens het volgende schema:

onb.lidw. eft:
enkelvoud: concr., semi-concr. en abstr.

geen lidwoord:
enkelvoud: stoff.
meervoud: alle categorieën

1Er bestaan ook gedeeltelijk onbepaalde zinsdelen: deze zijn wel voor de spreker, maar niet voor de hoorder, identificeerbaar. Vergelijk:

a.Gress gvârce eft kelde-cheba oto.Ik zoek een tweedehands auto.
b.Gress eft kelde-cheba oto lorerde.Ik heb een tweedehands auto gekocht.

In a. is de auto zowel voor de spreker als voor de hoorder nog onbekend. Hier is dus sprake van een algeheel onbepaald zinsdeel. In b. is de auto alleen voor de hoorder onbekend, want de spreker weet wel wat voor een auto hij heeft gekocht. Hier is dus sprake van een gedeeltelijk onbepaald zinsdeel.


151.58

Voorbeelden (afwezigheid van een lidw. is aangegeven met Ø):

Gress lorertavy eft kelde-cheba otoC .Ik wil een tweedehands auto kopen.
Groft ocÿrma jochoe eft hatrosA ur eft
jalorsiySC .
Zijn gedrag komt voort uit haat en jaloezie.
Do lelperre Ø ratlesCmv fes sener arâbe.Hij heeft trollen in zijn tuin.
Do nert tiffe Ø rovretoszAmv .Hij kent geen liefde.
Ø PlekoS melde fes ef amâr.Er zit zand in de emmer.

151.59

Algeheel onbepaalde zinsdelen zoals bedoeld in § 151.57 kunnen in principe niet met nert of noi ontkend worden (voor de uitzonderingen, zie § 151.69–73). In plaats van deze ontkenningswoorden wordt het onb.vnw. nÿf (geen) (Blok 52.11 en § 52.12 noot 14) gebruikt. Omdat nÿf nooit met een lidwoord gecombineerd kan worden, wordt nÿf tot de lidw.-vervangende voornaamwoorden gerekend, hoewel er van "vervanging" feitelijk geen sprake is.1 Vergelijk het gebruik van nÿf met nert/noi. In de a-zinnen wordt een algeheel onbepaald zinsdeel (vetgedrukt) ontkend en (al dan niet expliciet) gecontrasteerd met een ander algeheel onbepaald zinsdeel. In de b-zinnen gaat het om een bepaald (= identificeerbaar) zinsdeel dat ontkend en gecontrasteerd wordt:

(1)a.Do nÿf mimpits kuntiyre.Hij heeft geen boeken gestolen.
(maar wél iets anders, bijv. cd's)
 b.Do nert/noi ef mimpits kuntiyre.Hij heeft niet de boeken gestolen.
(maar wél iets anders, bijv. de cd's)

(2)a.Nÿf pleko melde fes ef amâr.Er zit geen zand in de emmer.
(maar wel iets anders, bijv. water)
 b.Nert/noi ef pleko melde fes ef amâr.Niet het zand zit in de emmer.
(maar wel iets anders, bijv. het water)

(3)a.Cala ðale ón nÿf ÿksanerÿ.Cala roddelt niet tegen buurvrouwen.
(lett. "Cala roddelt tegen geen buur-
vrouwen"; maar wel tegen anderen)
 b.Cala ðale nert/noi ón ef ÿksanerÿ.Cala roddelt niet tegen de buurvrouwen.
(maar wel tegen anderen)

1Nÿf treedt ook op als telwoord met de betekenis 'nul'. Zie ook Blok 170.34.

151.60

Omdat nÿf altijd gevolgd moet worden door een meervoudig subst. (tenzij het stoffelijk is), wordt dikwijls een meervoudige vorm gebruikt terwijl de oppositie enkelvoud~meervoud als zodanig niet bestaat of irrelevant is. Met name bij abstr. en semi-concr. subst.n is het gebruik van een meervoudsvorm opvallend:

(4)a.Do tiffe nÿf rovretosz.
  Hij kent geen liefde.  (maar hij kent bijv. wel haat)
 b.Do tiffe nert ef rovretos[z] ump sener hymâ.
  Hij kent niet de liefde voor zijn vaderland.
(maar hij kent bijv. wel de haat voor zijn vaderland)

(5)a.Do stjece nÿf jalorsiys ur nÿf porforiy.
  Hij toont geen jaloezie en geen koppigheid.
 b.Do stjece nert ef jalorsiy[s] ur nert ef porforiy, kirro tiffelira frópjÿ do.
  Hij toont niet de jaloezie en niet de koppigheid die we van hem kennen.

Omdat jalorsiy (jaloezie) een semi-concr.subst. is, krijgt het, evenals alle concr. subst.n, in het meervoud een -s (Blok 30.5). Omdat porforiy als abstr.subst. op -iy eindigt, blijft het meervoud ongemarkeerd (§ 30.40).
In (4b) en (5b) is het gebruik van de meervoudsvorm niet noodzakelijk, maar wel vaak mogelijk, zeker als het zinsdeel ontkend wordt (zie ook § 31.21–24).

151.61

Let op dat ook concr.subst.n in het meervoud kunnen staan, terwijl er feitelijk van een enkelvoud sprake is:1

VS:Aftel tu lelperre eft oto?Heb je een auto?
AG:Noft, gress lelperre nÿf otos, ne'âma
eft pitter.
Nee, ik heb geen auto, alleen
een fiets.

Willen we beslist uitdrukken dat het om één auto gaat, dat moet er een bepaald lidw. gebruikt worden, omdat *nert eft oto ongrammaticaal is (maar zie de uitzonderingen in § 151.70–72):

(1)AG:Noft, gress lelperre nert ef oto.2Nee, ik heb geen auto.

In het algemeen geldt: nÿf + Xmv = nert ef + Xenk . Als zin (1) gebruikt wordt als antwoord op de vraag "heb je een auto?", vertelt de context ons dat het zinsdeel nert ef oto als "onbepaald" (dus als 'geen auto') geïnterpreteerd moet worden. Er zijn natuurlijk ook contexten mogelijk waarbij dit zinsdeel als "bepaald" (dus als 'niet de auto') begrepen moet worden, zoals in:

(situatie: de auto en de wasmachine zijn beide kapot)

VS:Aftel tu enn ef oto riffe?Heb je de auto gerepareerd?
AG:Noft, gress nert ef oto riffe.Nee, ik heb niet de AUTO gerepareerd.
 (implicerend dat ik wel de wasmachine heb gerepareerd)

1We kunnen ook stellen dat het bij de afwezigheid van een of meer auto's niet relevant is of je nu uitdrukt dat één auto er niet is, dan wel dat meerdere auto's er niet zijn (als ik géén auto heb, heb ik ook géén auto's, en omgekeerd). De voorkeur voor het meervoud is te vergelijken met de meervoudsvorm in algemeen geldende beweringen, zoals:

Goe grûmiyls nert melde goe vogilys.  (zie § 31.18)
De vleermuis is geen vogel.  OF  Vleermuizen zijn geen vogels.

Ook hier is de oppositie enk. ~ mv. irrelevant, omdat het sowieso alle vleermuizen op de wereld betreft.


2Aangezien in dit antwoord geen contrast wordt uitgedrukt, kan er ook voor een ontkenning op zinsniveau gekozen worden: Noft, gress nert lelperre eft oto. Nu is het onb.lidw. eft wel mogelijk.

151.62

Nog een voorbeeld:

(1)VS:Kette-tûe curmel ef letra kaf ef kelbra ón gress, fara quiste?
  Wil je even die brief op tafel aan me geven?
 AG:Gress zerfe nÿf letras.    Ik zie geen brief.

Het antwoord in (1) impliceert dat AG veel andere dingen op tafel ziet liggen, maar geen brieven, dus ook niet de brief waar VS op doelt. Hier wordt dus een contrast uitgedrukt tussen "een verzameling dingen (geen brieven)" en "een verzameling brieven".

151.63

Vergelijk (1) in de vorige paragraaf met de volgende antwoorden:

(2)a.AG:Gress zerfe nert ef letra.Ik zie niet de brief.
 b.AG:Gress nert zerfe ef letra.Ik zie de brief niet.
 c.AG:Gress nert zerfe eft letra.Ik zie een brief niet. = Ik zie geen brief.

Antwoord (2a) impliceert dat AG iets op tafel ziet liggen, maar dat dat niet de bewuste brief is; hier bestaat dus een contrast tussen "een ding (niet de brief)" en "de brief". (2b) en (2c) zijn ontkenningen op zinsniveau: deze antwoorden zijn adequaat als er helemaal niets op tafel ligt, zodat er ook geen contrast uitgedrukt kan worden. Er is nog een subtiel verschil tussen (2b) en (2c): in (2b) drukt het bepaalde lidw. ef uit dat AG weet over welke brief VS het heeft (ofwel: de brief is voor AG identificeerbaar). In (2c) drukt eft uit dat AG de brief niet kan identificeren (en ook niet de kans krijgt om dat te doen want die brief is er niet).

151.64

Het onderscheid tussen (a.) "bepaald" en (b.) "algeheel onbepaald" wordt ten slotte nog verduidelijkt aan de hand van de volgende vraag/antwoordparen. Let ook op de c-zinnen waarin de gehele SvZ wordt ontkend; in dat geval is het onderscheid "bepaald"~"onbepaald" irrelevant:

(1)a.VS:Aftel stus enn ef jôl minkede?Hebben ze het goud gevonden?
  AG:Noft, stus nert ef jôl minkede.Nee, het GOUD hebben ze niet gevonden.
(ze hebben wel zilver gevonden)

 b.VS:Aftel stus enn jôl minkede?Hebben ze goud gevonden?
  AG:Noft, stus nÿf jôl minkede.Nee, ze hebben geen GOUD gevonden.
(ze hebben wel zilver gevonden)

 c.VS:Aftel stus enn [ef] jôl minkede?Hebben ze [het] goud gevonden?
  AG:Noft, stus [ef] jôl nert minkede.Nee, ze hebben [het] goud niet gevonden. =
= Nee, ze hebben geen goud gevonden.

(2)a.VS:Aftel ef letra mešana?Is de brief aangekomen?
  AG:Noft, nert ef letra mešano.Nee, de BRIEF is niet aangekomen.
(wel een/het pakje)

 b.VS:Aftel eft letra mešana?Is er een brief aangekomen?
  AG:Noft, nÿf letras mešano.
OF  Noft, nert ef letra mešano.
Nee, er is geen BRIEF aangekomen.
(maar wel een pakje)

  VS:Aftel [gopirus] letras mešana?Zijn er [enige] brieven aangekomen?
  AG:Noft, nÿf letras mešano.Nee, er zijn geen BRIEVEN aangekomen.
(maar wel een pakje/enige pakjes)

 c.VS:Aftel ef letra mešana?Is de brief aangekomen?
  AG:Noft, ef letra nert mešano.Nee, de brief is niet aangekomen.

151.65

Let ook op de volgende constructie:

(1)Do otostindo pipar, janof do lelperro ef pevutro rifo nÿf cômputers.
 Hij typte alles uit, omdat hij niet over een computer beschikte.
(maar hij beschikte wel over een schrijfmachine)

Ondanks het algeheel onbepaalde karakter van "computer" kan het Nederlands hier geen geen gebruiken, omdat er een voorz. aan voorafgaat. Vergelijk: "hij typte alles uit omdat hij geen computer had". In het Spokaans kan nÿf hier wel gebruikt worden. Vergelijk (1) met (2), waarin de SvZ ontkend wordt:

(2)Do otostindo pipar, janof do nert lelperro ef pevutro rifo eft cômputer.
 Hij typte alles uit, omdat hij niet over een computer beschikte.

151.66

Zinsdelen die met nÿf zijn ontkend, lijken soms een minder duidelijk contrast uit te drukken dan zinsdelen die met nert of noi zijn ontkend. Vergelijk:

a.Ef 'jan, fartelira kusama lango ef klarbÿr, lelperre-armt nert ef bof.
 De jongen die daar langs de oever loopt, heeft niet een broek aan.

b. Ef 'jan, fartelira kusama lango ef klarbÿr, lelperre-armt nÿf bofs.
 De jongen die daar langs de oever loopt, heeft geen broek aan.

Bij a. wordt allereerst gedacht aan een kledingstuk dat qua functie contrasteert met een broek. We vragen ons af: "wat heeft hij dan wél aan in plaats van een broek?", en kunnen concluderen dat hij dan wel een rok of jurk zal dragen.
Bij b. wordt meer gedacht aan de afwezigheid van een broek, die contrasteert met de aanwezigheid van enig ander kledingstuk: de jongen heeft weliswaar geen broek aan, maar wel een hemd en schoenen. Zin b. kan dus uitdrukken dat de jongen in zijn blote billen loopt, hoewel een interpretatie als in a. ook mogelijk is. Vergelijk ook nog de ontkenning op zinsniveau in:

c.Ef 'jan, fartelira kusama lango ef klarbÿr, nert lelperre-armt eft bof.
 De jongen die daar langs de oever loopt, heeft geen broek aan.

In c. wordt expliciet gezegd dat de jongen in zijn onderbroek of wellicht zelfs blote billen loopt, want "geen broek aanhebben" is hier identiek aan "het lichaamsdeel dat normaliter met een broek is bedekt, is nu onbedekt".

151.67

De ontkenningen van algeheel onbepaalde entiteiten is in het volgende schema samengevat:

Ø  Cmv>nÿf  Cmv ef  Cmv>nert/noi ef  Cmv
Ø  S>nÿf  S ef  S>nert/noi ef  S
eft  C>nÿf  Cmv
nert ef  C
ef  C>nert/noi ef  C

In plaats van C mag ook SC of A gelezen worden.

151.68

Nÿf komt in een aantal idiomatische verbindingen voor waarbij de contrastwerking meestal geëlimineerd is. Voorbeelden:

nÿf effer = nÿf vluquos (geen enkele; niet één):

Do lelperre nÿf effer mimpits.Hij heeft niet één boek.
nÿf effer/vluquos veldursgeen enkel persoon
fes nÿf vluquos wyszop geen enkele manier

... ur nÿf lelpirus (als geen ander):

Leon lelperre ef progrâm frópjÿ liftkar gorbasz, ur nÿf lelpirus.
Leon is als geen ander gespecialiseerd in oude postzegels.
(zie ook § 143.64)

Vergelijk ook § 144.64–65.

nÿf tiyns (niets):

Do sen interesere armt nÿf tiyns.
Hij interesseert zich voor niets/nergens voor.

Nÿf tiyns wordt beschouwd als een spreektaalvariant van flâjû, vgl. § 151.130 zin (4).

Elliptisch in opschriften ed.:

Nÿf entrafôsta!Verboden toegang! (lett. "geen verblijfmv op vreemd terrein")
Nÿf pâtôsta!Binnen zonder kloppen! (lett. "geen geklopmv")
Nÿf tušôsta!Niet aanraken! (lett. "geen aanrakingen")

Emfatische/beeldende zinsontkenning:

Nÿf tiyns arfine cupp eup.Ze zegt geen stom woord.
(lett. "geen dingen komen er uit haar")
Eup šove nÿf glânts rifo ef overšiy.Ze vertoont geen spoor van medelijden.
£ Kirro zerfe nÿf prefdefs fes dena graviy
douba.
We zien geen [ene] moer in die dikke mist.
Do unere nÿf lÿn šotiys.Hij begrijpt er geen snars/zier van.
(lett. "hij begrijpt er geen elf schoten van")

Overig idioom:

Ef mennâpippolâ tiffe nÿf painôsta lef ef wygce-wósers, mešanâx ÿrô.
De commissaris van politie weet geen raad met de zojuist aangekomen asielzoekers.

Gress tiffe nÿf painôsta lef ef.
Ik weet me geen raad.
(lett. "ik weet geen bezigheden daarmee" = ik weet niet wat ik daarmee moet doen)

Nÿf tÿrt-âskâns melde.
Er is geen weg terug.

Mittof qurstoxe nÿf côle.
Dat slaat nergens op. (lett. "dat treft geen doel[en]")

Fes kost sért nÿf ÿrts clârseg-merrers!1
Als je ruzie wilt zoeken doe je dat maar bij jezelf thuis, niet bij mij!
(lett. "in mijn huis geen valse harpspelers")

1Deze uitspraak wordt toegeschreven aan koningin Lindokiy Zabert die van mening was dat de "Keltische opstand" (1874) door de Ieren was aangewakkerd. Zij noemde de Ieren de "valse harpspelers", en vond dat die zich niet met Spokanische aangelegenheden moesten bemoeien.

151.69

In drie gevallen is het toegestaan om nert of noi met het onb.lidw. eft te verbinden, of om ze bij stoff.subst.n zónder lidw. te gebruiken:

  1. bij een expliciete uitdrukking van contrast, zie § 151.70
  2. bij sommige vragende zinnen, zie § 151.71–73
  3. als nert of noi nader bepaald wordt door een add. en daarmee een hechte verbinding vormt, zie § 151.74

151.70

In de a-zinnen ontbreekt een expliciet contrast; hier kan alleen nÿf of nert ef gebruikt worden. In de b- en c-zinnen wordt een contrast expliciet uitgedrukt; hier is nert [eft] of noi [eft] wél mogelijk:

(1)a. i.  Gress zerfe nÿf letras.Ik zie geen brieven.  OF  Ik zie geen brief.
  ii.  Gress zerfe nert ef letra.Ik zie niet de brief.  OF  Ik zie geen brief.
 b.Gress zerfe nert eft letra, gress zerfe ne'âma eft envlôp.
  Ik zie niet een brief, ik zien alleen een envelop.
 c.Gress zerfe noi eft letra tur iftam eft envlôp.
  Ik zie niet een brief maar wel een envelop.

(2)a. i.  Tek nÿf usynn paine fes ef flest.Tek heeft geen azijn in het flesje gedaan.
  ii.  Tek nert ef usynn paine fes ef
      flest.
Tek heeft geen/niet de azijn in het flesje
gedaan.
 b.Tek nert usynn paine fes ef flest; eup enn ool paine lef moplariy fes ef.
  Tek heeft geen azijn in het flesje gedaan; ze heeft er per ongeluk olie in gedaan.
 c.Tek noi usynn paine fes ef flest, tur [iftam] lef moplariy ool.
  Tek heeft geen azijn in het flesje gedaan, maar per ongeluk olie.

151.71

Vergelijk:

(1)a.Aftel Tek lelperre eft hupspitter?Heeft Tek een motorfiets?
 b.Aftel Tek lelperre nert eft hupspitter?Heeft Tek een motorfiets of iets anders?
(vgl. ook § 151.16)

Zin (1a) is een neutrale vraag: de vraagsteller weet niet of de SvZ TEK HEEFT EEN MOTORFIETS waar of onwaar is, en het antwoord kan zijn "ja" of "nee".
Bij (1b) geeft de vraagsteller te kennen dat hij denkt dat Tek géén motorfiets heeft (de door de vraagsteller veronderstelde (aangeklede) SvZ is TEK HEEFT GEEN MOTORFIETS), en wil nu weten wat Tek dan wél heeft. Antwoord kan zijn "ja" (próp) of "Tek heeft een X" (X ≠ motorfiets).

151.72

Nog een voorbeeld:

(2)a.Aftel tu ketto ef smurf ón eft trott?Heb jij het geld aan een zwerver gegeven?
 b.Aftel tu ketto ef smurf nert ón
ef/eft trott?
Heb jij het geld aan de/een zwerver
gegeven of aan iemand anders?

Zin (2a) is een neutrale vraag: de vraagsteller weet niet of de SvZ JIJ HEBT HET GELD AAN EEN ZWERVER GEGEVEN waar of onwaar is, en het antwoord kan zijn "ja" of "nee". Bij (2b) geeft de vraagsteller te kennen dat hij denkt dat "jij" het geld níét aan de/een zwerver hebt gegeven, en wil nu weten aan wie "jij" het geld dan wél hebt gegeven. Antwoord kan zijn "ja" (próp) of "ik heb het geld aan X gegeven" (X ≠ de/een zwerver).

151.73

Ja/nee-vragen waarin een zinsdeel ontkend wordt met nÿf, zijn ongrammaticaal, zoals:

* Aftel Tek lelperre nÿf hupspitters?Heeft Tek geen motorfiets[en]?
* Aftel tu ketto ef smurf ón nÿf trotts?Heb je het geld niet aan een zwerver gegeven?
OF  Heb je het geld niet aan zwervers gegeven?

De ontkenning op zinsdeelniveau middels nÿf houdt altijd een gelijktijdig contrast in, en zo'n contrast is onverenigbaar met het karakter van een ja/nee-vraag.

151.74

In Blok 151.105 staan combinaties genoemd van additieven die nert of noi nader kunnen bepalen en daarmee een idiomatische verbinding vormen. Bij zulke constructies is het toegestaan om nert/noi met eft te verbinden of om ze bij een stoff.subst. zónder lidw. te gebruiken, vergelijk:

(1)a.Nÿf hennentiyse melde fes ef šupa.
  Er zit geen kip[penvlees] in de soep.
 b.* Pordel nÿf hennentiyse melde fes ef šupa.
 c.Pordel nert hennentiyse melde fes ef šupa.
  Er zit bijna geen kip[penvlees] in de soep.

(2)a.Gress pliyfone nÿf cafer, brâ gress pliyfone omeneé miyna.
  Ik drink geen koffie, want ik drink liever thee.
 b.* Gress pliyfone šalo nÿf cafer, brâ gress pliyfone omeneé miyna.
 c.Gress pliyfone šalo noi cafer, brâ gress pliyfone omeneé miyna.
  Ik drink meestal geen koffie, want ik drink liever thee.

Omdat pordel nert en šalo noi als idiomatische constructies gelden, worden pordel nÿf in (1b) en šalo nÿf in (2b) verdrongen. Zie ook § 151.106 noot 10 en § 151.106 noot 13.

151.75   ad § 151.1   D. Ontkenningen op woordgroepniveau

Onder woordgroep verstaan we een syntactisch hechte sequentie van woorden, die deel uitmaken van een zinsdeel. Zie ook het schema in § 120.11. Zo'n groep woorden kan vaak zelf ook als zinsdeel optreden; het betreft dikwijls een voorz.bep. In de volgende voorbeelden zijn de delen tussen [...] zinsdelen, en de onderstreepte delen woordgroepen:

[Ef liftkar én bliynt én blâcs merater] tasso lo koffon rifonn ef mittors.
De oude, blinde en manke man is van de trap gevallen en dood.

Do pilde ef letra [kaf ef nregtâ  fes ef pâlriy].
Hij legt de brief op de plank in het kastje.

[Ef prÿzamiriyn peplân  kusamat ef mârve kafes-plajelira erfo  helkara ef frumbiyl 
cÿrsôgelira kôtagjes
] hajemjero [pert zefa uproje-prô'utas  kaf ef šarkón].1
De statige populieren langs de zwak stijgende oprijlaan naar het somber oprijzende
landhuis zijn getuige geweest van vele diepe familiedrama's op het landgoed.

In het laatste voorbeeld bestaat het subject uit drie, en het object uit twee lange woordgroepen. Dergelijke woordgroepen zijn dikwijls voorz.bep.n die niet los gezien kunnen worden van een andere woordgroep.


1Citaat uit de roman Perocallas (Onderling, 1976) van Nyna Sgyt-Marrée.

151.76

Woordgroepen kunnen – zeker als het volwaardige voorz.bep.n zijn – dikwijls ontkend worden door nert/noi ervoor te plaatsen. Bijvoorbeeld (zie ook § 151.56 zin d.):

(1)Do pilde ef letra kaf ef nregtâ nert fes ef pâlriy.
 Hij legt de brief op de plank niet in het kastje.
(maar op de plank naast de kachel)

(2)Gress tiffe ef merater nert armt ef doffiy bidale-kas.
 Ik ken niet de man in de zwarte regenjas.
(maar wel de man in de bruine jas)

(3)Blul nert velpelije ef miptiynlots nert kusamat ef kiyk-bôrté.1
 De afvalcontainers niet langs de stoeprand worden niet geledigd.
(maar de containers die wel langs de stoeprand staan, worden wel geledigd)

1Uit de context kunnen we opmaken dat het gaat om containers die niet langs de stoeprand staan. Als het eerste nert wegblijft, is nog een geheel andere lezing mogelijk:

Blul velpelije ef miptiynlots nert kusamat ef kiyk-bôrté.
De afvalcontainers worden niet langs de stoeprand geledigd.

Hier wordt de voorz.bep. beschouwd als een zelfstandig opererend zinsdeel, dat nader bepaalt wáár de containers geledigd worden (of, dankzij nert, bepaalt waar ze níét geledigd worden). Deze zin drukt een contrast uit, bijvoorbeeld: ze worden wel midden op straat geledigd.


151.77

In de spreektaal worden dergelijke ontkenningen op woordgroepniveau dikwijls vermeden. Als alternatief is dan een ontkenning op zinsdeelniveau ((1′) en (2′)), of een bijzin ((3′)) mogelijk. Vergelijk (1)–(3) in § 151.76 met:

(1′)Do pilde ef letra nert kaf ef nregtâ fes ef pâlriy.
 Hij legt de brief niet op de plank in het kastje.
(maar op de plank naast de kachel)

(2′)Gress tiffe nert ef merater armt ef doffiy bidale-kas.
 Ik ken niet de man in de zwarte regenjas.
(maar wel de man in de bruine jas)

(3′)Blul nert velpelije ef miptiynlots, nert giffelira kusamat ef kiyk-bôrté.
 De afvalcontainers die niet langs de stoeprand staan, worden niet geledigd.

151.78

Als het contrast expliciet wordt uitgedrukt, moet er rekening met het bereik van de ontkenning gehouden worden. Vergelijk:

a.Gress tiffe ef merater noi armt ef doffiy bidale-kas, tur iftam armt ef miterus kas.
b.Gress tiffe noi ef merater armt ef doffiy bidale-kas, tur iftam do armt ef miterus kas.
 Ik ken niet de man in de zwarte regenjas, maar wel in de bruine jas.

Omdat in b. ef merater binnen de reikwijdte van noi valt, moet dit element in de contrasterende tur-zin herhaald worden (hier in de vorm van het pers.vnw. do). In a. valt ef merater buiten de reikwijdte van noi.

151.79

In sommige gevallen is het niet zo duidelijk of we een voorz.bep. nu als zelfstandig zinsdeel, dan wel als woordgroep (= deel van een groter geheel), moeten beschouwen. Een klassiek probleem zijn de voorz.bep.n met rifo die een gen.-constructie kunnen vervangen. Vergelijk:

(1)a.Moffain melde nert Elsaex ef mariant.
  Moffain is niet Elsa's echtgenoot.
   i. = maar de vriend van Jeely (dus gehele onderstreepte gen.constr. ontkend)
  ii. = maar de echtgenoot van een ander (dus "Elsaex" ontkend)

 b.* Moffain melde Elsaex nert ef mariant.

(2)a.Moffain melde nert ef mariant rifo Elsa.
  Moffain is niet Elsa's ECHTGENOOT.  (maar haar vriend)

 b.?£ Moffain melde ef mariant nert rifo Elsa.
  Moffain is niet ELSA's echtgenoot.  (maar de echtgenoot van een ander)

In (1) vormt de gen.-constructie Elsaex ef mariant één zinsdeel, dat niet opengebroken kan worden door een ontkenningswoord; (1b) is dan ook ongrammaticaal. Zin (1a) wordt het liefst zo geïnterpreteerd dat de gehele gen.-constructie ontkend wordt, maar we kunnen nert ook beschouwen als een ontkenning bij alleen Elsaex (dus een ontkenning op woordniveau, zie § 151.91).
In (2) is het niet geheel duidelijk of ef mariant rifo Elsa nu als één dan wel als twee zinsdelen moet worden behandeld. Zin (2a) wordt meestal zo opgevat dat nert alleen ef mariant ontkent, eventueel wordt de gehele sequentie ef mariant rifo Elsa ontkend (bij een expliciete uitdrukking van contrast wordt dit verschil duidelijk uitgedrukt). Willen we alleen "Elsa" ontkennen, dan kan (2b) gebruikt worden, tenzij men vindt dat zo'n openbreking niet is toegestaan.1


1In plaats van (2b) kan ook een constructie gebruikt worden waarbij Elsa met ki wordt gemarkeerd:

(2)b′.Moffain melde nert ef mariant rifo Elsa ki.
  Moffain is niet ELSA's echtgenoot.
(maar de echtgenoot van een ander)

Voor dit gebruik van ki, zie ook § 151.83.


151.80

Vergelijk ook:

(1)a.Óps uše nert ef ofiss rifo sener kleter lebet-glyda.
  Ze gebruiken niet het kantoor van hun nieuwe compagnon.
(maar wel zijn garage)

 b.?? Óps uše ef ofiss nert rifo sener kleter lebet-glyda.
  Ze gebruiken het kantoor niet van hun nieuwe compagnon.
(maar wel van hun oude baas)

(2)a.Óps cÿrbare nert ef ofiss rifo kleter knurflâftôsta.
  Ze voorzien niet het kantoor van nieuwe waterleidingen.
(maar wel de garage)

 b. Óps cÿrbare ef ofiss nert rifo kleter knurflâftôsta.
  Ze voorzien het kantoor niet van nieuwe waterleidingen.
(maar wel van nieuwe gasleidingen)

(1a) en (2a) zijn correct, want hier ontkent nert een geheel zinsdeel (waarbij we niet met zekerheid kunnen zeggen of in (1a) ook rifo sener kleter lebet-glyda bij dat zinsdeel hoort). (1b) is voor velen niet acceptabel omdat nert alleen een woordgroep bepaalt en dus het onderstreepte zinsdeel openbreekt. Daarentegen is (2b) voor iedereen grammaticaal omdat de rifo-bepaling een zelfstandig zinsdeel vormt (het werkw. cÿrbare rifo (voorzien van) is een prep.werkw.).

151.81

Woordgroepen zijn als zodanig gemakkelijk te herkennen als het voorz.bep.n zijn die een hechte verbinding hebben met de woordgroep ervóór. Zulke voorbeelden zijn te vinden in § 151.75/78. Minder duidelijk zijn woordgroepen binnen een gen.-constructie zoals genoemd in § 151.79. Ook in het volgende voorbeeld zijn de woordgroepen tamelijk vaag:

(1)Do noi ef kuntaro én ântikiy ki kélbÿ póbare ón ef colyatjen, tur iftam ef palequeo tiyn.
 Hij heeft niet de GESTOLEN ANTIEKE kandelaar aan de verzamelaar verkocht, maar wel de moderne.

De onderstreepte additivische nevenschikking is een woordgroep, maar kan niet als zodanig expliciet ontkend worden door er een ontkenningswoord direct vóór te zetten (in de trant van: *ef noi kuntaro én ântikiy kélbÿ). Daarom is in (1) ki toegevoegd, waardoor het zinsaccent op kuntaro én ântikiy komt te liggen, zodat het duidelijk is dat alleen deze woordgroep binnen de reikwijdte van noi valt, en dus gecontrasteerd wordt met palequeo (ofwel: de moderne kandelaar is niet gestolen). Het voegw. én vormt zo'n hechte verbinding tussen twee add.n dat ki altijd de gehele nevenschikking, en niet slechts een van de nevengeschikte leden, beïnvloedt. Ki in (1) kan dus nooit zo begrepen worden dat alleen ântikiy binnen zijn invloedssfeer ligt, ofwel dat alleen ântikiy met palequeo gecontrasteerd wordt. Voor ki, zie ook § 151.83–85. Voor én, zie ook § 120.74–78/90.

151.82   ad § 151.1   E. Ontkenningen op woordniveau

Als een zinsdeel uit slechts één woord bestaat, is een ontkenning op woordniveau hetzelfde als een ontkenning op zinsdeelniveau. Dit is in de paragrafen hierboven besproken. Hieronder houden we ons alleen bezig met zinsdelen die uit meer dan één woord bestaan.

151.83

Als een zinsdeel voorafgegaan wordt door nert of noi, kunnen deze ontkenningswoorden in principe ook een woord uit het zinsdeel ontkennen. Zulke constructies zijn dus ambigu. Vergelijk:

(1)Eup nert lelmo kolai oto lorerde.
 Ze heeft niet deze gele auto gekocht.

a.ontkenning van geheel zinsdeel (object):
 = Eup nert lelmo kolai oto lorerde.
 Ze heeft niet deze gele auto gekocht.  (maar ze heeft iets anders gekocht)

b.ontkenning van "deze":
 = Eup nert lelmo kolai oto lorerde.
 Ze heeft niet DEZE gele auto gekocht.  (maar die daarginds)

c.ontkenning van "gele":
 = Eup nert lelmo kolai oto lorerde.
 Ze heeft niet deze GELE auto gekocht.  (maar deze groene)

d.ontkenning van "auto":
 = Eup nert lelmo kolai oto lorerde.
 Ze heeft niet deze gele AUTO gekocht.  (maar deze gele fiets)

De vier verschillende lezingen in (1) worden in het Nederlands onderscheiden door verschillende zinsaccenten: het met KLEINE HOOFDLETTERS gedrukte woord krijgt telkens het zinsaccent, en contrasteert daarmee met een al dan niet nader genoemd element. Ook in het Spokaans bestaat een dergelijk verschil in zinsaccent. Alleen gaat dit altijd gepaard met de markeerder ki achter het te accentueren woord. In plaats van de 4 mogelijkheden in (1) krijgen we dan:

(1)a′.Eup nert lelmo kolai oto lorerde.
 b′.Eup nert lelmo ki kolai oto lorerde.
 c′.Eup nert lelmo kolai ki oto lorerde.
 d′.Eup nert lelmo kolai oto ki lorerde.

In (1a′) ontbreekt een specifiek accent, en daarom wordt ki hier niet gebruikt. In (1b′)–(1d′) is de lettergreep met een duidelijk zinsaccent onderstreept. Voor ki, zie verder § 133.30–41.

151.84

Nog een voorbeeld (hier is ki reeds toegevoegd):

(2)Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet in de bovenste la van het kastje.

a.ontkenning van geheel zinsdeel (voorz.bep.):
 = Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet in de bovenste la van het kastje.  (maar ergens anders)

b.ontkenning van "in":
 = Ef letra melde nert fes ki ef hogoritiy fselk rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet IN de bovenste la van het kastje.  (maar erachter)

c.ontkenning van "de":
 = ? Ef letra melde nert fes ef ki hogoritiy fselk rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet in DE bovenste la van het kastje.  (maar in EEN bovenste la)

d.ontkenning van "bovenste":
 = Ef letra melde nert fes ef hogoritiy ki fselk rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet in de BOVENSTE la van het kastje.  (maar in de onderste)

e.ontkenning van "la":
 = Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk ki rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet in de bovenste LA van het kastje.  (maar in het bovenste vakje)

f.ontkenning van "het":
 = ? Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk rifo ef ki pâlriy.
 De brief ligt niet in de bovenste la van HET kastje.  (maar van een van de kastjes)

g.ontkenning van "kastje":
 = Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk rifo ef pâlriy ki.
 De brief ligt niet in de bovenste la van het KASTJE.  (maar van het bureau)

151.85

Merk op dat feitelijk alleen het voorz. rifo in dit zinsdeel niet door nert ontkend kan worden. Dit omdat rifo qua betekenis niet kan contrasteren met een ander voorz. Accentuering van de lidw.n "de" en "het" is in het Nederlands wel mogelijk, maar in het Spokaans klinkt dit vreemd ((2c) en (2f)). Als een Spokaniër wil uitdrukken dat de brief niet in het kastje zit, maar in een van de kastjes, moet hij dit omschrijven, bijvoorbeeld:

(3)Ef letra melde noi fes ef pâlriy, tur iftam âs ér mip ef pâlriys.
 De brief ligt niet in het kastje, maar in een van de kastjes.

De expliciete uitdrukking van een contrast (zoals in (3)), maakt een gemarkeerd zinsaccent (en dus ook het gebruik van ki) overbodig.

151.86

In plaats van de toevoeging van ki kan soms ook een woord ontkend worden door nert/noi hier onmiddellijk vóór te plaatsen. Dit gaat met name gemakkelijk bij add.n, mits er expliciet een contrast wordt uitgedrukt. Vergelijk (a. is een herhaling van (2d) uit § 151.84):

a.Ef letra melde nert fes ef hogoritiy ki fselk rifo ef pâlriy.
 De brief ligt niet in de BOVENSTE la van het kastje.  (maar in de onderste)

b.Ef letra melde fes ef noi hogoritiy fselk rifo ef pâlriy, tur iftam âs ef lagitofotiy tiyn.
 De brief ligt niet in de bovenste la van het kastje, maar in de onderste.

Merk op dat er in b. een syntactische parallelliteit ontbreekt: als noi direct voor hogoritiy staat, zouden we verwachten dat ook iftam direct voor lagitofotiy staat, zoals in:

* Ef letra melde fes ef noi hogoritiy fselk rifo ef pâlriy, tur âs ef iftam lagitofotiy tiyn.

Maar de tamelijk gemarkeerde constructie met noi wordt niet overgenomen bij iftam (noi contrasteert een woord, iftam bepaalt een zinsdeel).

151.87

Soms kan ook een subst. binnen een zinsdeel expliciet ontkend en gecontrasteerd worden. Vergelijk a. met b. (de a-zinnen zijn een herhaling van (2e) en (2g) uit § 151.84):

(1)a.Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk ki rifo ef pâlriy.
  De brief ligt niet in de bovenste LA van het kastje.  (maar in het bovenste vakje)
 b.Ef letra melde fes noi ef hogoritiy fselk rifo ef pâlriy, tur iftam âs ef [idem] tromlot.
  De brief ligt niet in de bovenste LA van het kastje, maar in het bovenste vakje.

(2)a.Ef letra melde nert fes ef hogoritiy fselk rifo ef pâlriy ki.
  De brief ligt niet in de bovenste la van het KASTJE.  (maar van het bureau)
 bEf letra melde fes ef hogoritiy fselk rifo noi ef pâlriy, tur iftam âs ef tabûl.
  De brief ligt niet in de bovenste la van het KASTJE, maar van het bureau.

Merk op dat bij de ontkenning van een subst. binnen een groter zinsdeel het ontkenningswoord niet onmiddellijk voor het subst. komt, maar voor de nominale woordgroep, d.w.z. vóór het lidw. (of lidw.-vervangende woord). In (1b) betekent dit dat noi zelfs nog vóór het add. hogoritiy komt, zodat feitelijk ef hogoritiy fselk in zijn geheel ontkend en gecontrasteerd wordt. In zeer verzorgd taalgebruik moet in de tur-zin dit add. als spoor herhaald worden (in de vorm van idem). Ook hier weer bepaalt iftam het hele zinsdeel, terwijl noi alleen een reikwijdte op subst.niveau heeft.

151.88

Voorbeelden van ontkenning op woordniveau zijn ook te vinden in zinnen als:

Do ef jôrm verfute lo noi tiyt.
Hij heeft de dakgoot niet NETJES geverfd. (vgl. § 151.47)

Sest vilduls lelde lo nert krono; óps lelde riyfain lo lutt.
Zulke bomen groeien niet RECHT; ze groeien altijd krom.

Omdat lo tiyt en lo krono als gehele zinsdelen optreden, zijn de ontkenningen lo noi tiyt en lo nert krono dus ontkenningen op woordniveau.

151.89

Vergelijk ook het gebruik van ki bij de volgende contrasteringen:

Pârare noi merater ki Vijona tur iftam mosjeus kirnem rifo ef garrent.
Niet de HEER Vijona, maar mevrouw [Vijona] zal u van het station afhalen.

Pârare noi merater Vijona ki tur iftam Gâlpales kirnem rifo ef garrent.
Niet de heer VIJONA, maar [de heer] Gâlpales zal u van het station afhalen.

De tur-bijzin staat hier als een elliptische constructie zonder pauzes (= komma's) direct achter het zinsdeel waarin de ontkenning te vinden is, dat is merater Vijona. Deze verregaande integratie van de bijzin in de hoofdzin maakt het mogelijk dat alleen het te contrasteren woord (mosjeus resp. Gâlpales) nog genoemd wordt.

151.90

Staat de tur-bijzin als min of meer zelfstandige eenheid achter de hoofdzin, dan is het beter om alle elementen van het ontkende zinsdeel te herhalen, eventueel ook ki, dus:

Pârare noi merater ki Vijona kirnem rifo ef garrent, tur iftam mosjeus [ki] Vijona.
Niet de HEER Vijona zal u van het station afhalen, maar [wel] mevrouw Vijona.

Pârare noi merater Vijona ki kirnem rifo ef garrent, tur iftam merater Gâlpales [ki].
Niet de heer VIJONA zal u van het station afhalen, maar [wel] de heer Gâlpales.

151.91

Bij gen.-constructies kan het eerste lid (de gen.bep.) ontkend worden, het tweede lid (fundament) echter niet, omdat een gen.-constructie zich niet laat openbreken. Vergelijk:

(1)a.Moffain melde nert Elsaex ef mariant.
  Moffain is niet ELSA's echtgenoot.  (maar de echtgenoot van een ander)

 b.* Moffain melde Elsaex nert ef mariant.

Zie verder § 151.79 voor deze constructies.

151.91a

Vergelijk de ontkenning op woordniveau in a. met de ontkenning op zinsniveau in b.:

a.Alex chaquinde nert/noi quista spokânda.Alex spreekt geen goed Spokaans.
b.Alex nert chaquinde quista spokânda.Alex spreekt niet goed Spokaans.

Zowel in het Spokaans als in het Nederlands lijkt er een subtiel verschil te bestaan: in a. gaat het om een native speaker van het Spokaans die veel grammaticafouten maakt. In b. lijkt het eerder te gaan om een buitenlander die Spokaans geleerd heeft maar het (nog) niet goed spreekt.
Dit verschil is te verklaren vanwege de reikwijdte van de ontkenning: in a. wordt alleen quista ontkend; zo'n ontkenning op woordniveau impliceert een contrast, oftewel het taalgebruik van Alex wordt vergeleken met het taalgebruik van iedereen die Spokaans spreekt. Het ligt dan voor de hand om uit te gaan van een verzameling mensen (onder wie ook Alex) die Spokaans als moedertaal spreken (maar de een spreekt het beter dan de ander). In b. wordt de gehele zin ontkend, oftewel het waarheidsgehalte van de SvZ ALEX SPREEKT GOED SPOKAANS wordt ontkend, zonder dat er sprake is van een contrast met een groep mensen die wel (goed) Spokaans spreekt (dus native speakers). Dit impliceert dan dat Alex géén native speaker is.

151.92   Partiële ontkenningen bij predicaten

Een ontkenning bij een predicaat kan, afhankelijk van de context, opgevat worden als een ontkenning op zinsniveau of als een ontkenning op zinsdeelniveau (dus het predicaat zelf). Als het om een samengesteld predicaat gaat (meestal een combinatie van een hulpwerkw. en een infinitief), is er ook een ontkenning op woordniveau mogelijk: zo kan hetzij alleen het hulpwerkw. hetzij alleen de infinitief ontkend worden. Dit wordt in de volgende paragrafen uitgelegd.

151.93

Omdat de combinatie van hulp- en hoofdwerkw. als een syntactische eenheid gezien wordt, kan deze niet door een ontkenningswoord opengebroken worden. Omdat nert/noi daarom altijd vóór het gehele predicaat staat, is de constructie ambigu (zie zin c.):

a.* Gress trije nert beri obezjere.  (vgl. § 81.30–31)
b.* Gress trije beri nert obezjere.
c.Gress nert trije beri obezjere.
  i.  Ik probeer niet om te lachen.
 ii.  Ik probeer om niet te lachen.

Bij lezing c.i. is er sprake van een ontkenning op predicaatniveau, bij c.ii. wordt alleen de infinitief "lachen" ontkend. Merk op dat in het Nederlands het woordje om weggelaten mag worden: in dat geval is de zin Ik probeer niet te lachen eveneens ambigu.

151.94

Als een predicaat samengesteld is uit een hulpwerkw. (= doelwerkw. of modaal werkw.) gevolgd door beri + infinitief (Blok 81.9 en § 81.32), kan nert/noi het hulpwerkw. binnen dit zinsdeel ontkennen:

(1)Eup nert jóchée beri perane ef torozaÿs – tur eup paine ef lich.
 Ze vindt het niet nodig om de rozenstruiken te bemesten – maar ze doet het wel/toch.

(2)Gress nert trije beri dakre do, tur kiykirot do sen cente lo dakk.
 Ik probeer niet om hem te beledigen, maar hij voelt zich toch beledigd.

(3)Reparere gress ef pot njame-jéns mas, taufen gress nert luste beri paine ef.
 Ik zal morgen de verstopte afvoer repareren, hoewel ik er geen zin in heb.

(4)Do noi perke beri paine ef, tur do iftam geldre beri paine ef.1
 Hij MOET het niet doen, maar hij MAG het doen.

Zie § 151.38 voor constructies zonder expliciet contrast, die zo opgevat worden dat het gehele predicaat (doelwerkw. + beri + infinitief) ontkend wordt.


1In (4) worden twee elementen tegenover elkaar gesteld: het ontkende hulpwerkw. perke en het bevestigende hulpwerkw. geldre. Daarom staat zowel noi als iftam direct voor dat hulpwerkw.
Echter, als er twee gehele zinnen (dus twee SvZ'n) met elkaar worden vergeleken, wordt tur iftam als een eenheid beschouwd (zie § 151.10). Hoewel noi voor het predicaat staat, staat iftam nu dus níét voor het predicaat. Omdat ook in zin (4) noi voor het predicaat staat, is het toegestaan om tur iftam als eenheid te beschouwen, hoewel het hier feitelijk niet om een contrast tussen twee SvZ'n gaat, maar om een contrast tussen twee hulpwerkw.n. Zin (4) kent dan ook als alternatief:

(4′)De noi perke beri paine ef, tur iftam do geldre beri paine ef.

151.95

Een ontkenning van het hulpwerkw. is mogelijk door het met ki emfase te geven. Dit kan gedaan worden als er geen expliciet contrast aanwezig is waaruit de ontkenning van het hulpwerkw. zonder meer blijkt. Vergelijk de voorbeelden uit § 151.94 met:

(1′)Eup nert jóchée ki beri perane ef torozaÿs.
 Ze vindt het [echt] niet nodig om de rozenstruiken te bemesten.

(2′)Gress nert trije ki beri dakre do.
 Ik probeer [helemaal] niet om hem te beledigen.

(3′)Gress nert luste ki beri reparere ef pot njame-jéns.
 Ik heb [helemaal] geen zin om de verstopte afvoer te repareren.

(4′)Do noi perke ki beri paine ef.
 Hij hoeft het [echt] niet te doen.

In het Nederlands kan de emfase op het hulpwerkw. benadrukt worden met toevoegingen als "helemaal" of "echt". Dit kan in het Spokaans ook, maar dat is nog nadrukkelijker dan het Nederlands, bijvoorbeeld: Do nert perke ki beri paine ef crulabiy (Hij hoeft het écht niet te doen).

151.96

Een andere mogelijkheid is om voor een bijzin te kiezen, zodanig dat hulp- en hoofdwerkw. ieder in een eigen zin staan (zie ook § 81.30–31a en § 81.35a), of om voor een deverbalisering te kiezen (bijvoorbeeld indien het hulpwerkw. geen den-bijzin toestaat, zoals luste in (3′)).
Vergelijk (1′)–(4′) hierboven met:

(1′′)Eup nert jóchée, den [eup] perane ef torozaÿs.(idem)
(2′′)Gress nert trije, den [gress] dakre do.(idem)
(3′′)Gress nert luste gressex ef ÿrrepareros enn ef pot njame-jéns.(idem)
(4′′)Do noi perke, den [do] paine ef, tur iftam do geldre.(idem)

151.97

In een samengesteld predicaat (hulpwerkw. + beri + infinitief) kan nert/noi ook alleen de infinitief ontkennen. Deze partiële ontkenning kan impliciet zijn, maar duidelijk worden door een expliciet uitgedrukt contrast (zoals in (1)). Hij kan ook expliciet uitgedrukt worden met ki (zoals in (2)):

(1)Eup noi jóchée beri perane ef torozaÿs, tur iftam beri lardare tem jadâk mink.
 Ze vindt het niet nodig om de rozenstruiken te bemesten, maar [wel] om ze elke
week water te geven.

(2)Eup noi jóchée beri perane ki ef torozaÿs.
 Ze vindt het niet nodig om de rozenstruiken te BEMESTEN.

In (2) hebben perane en bemesten duidelijk het zinsaccent.

151.98

Als een predicaat samengesteld is uit een hulpwerkw. gevolgd door beri + infinitief, kan de infinitief expliciet ontkend worden door deze als finiete vorm in een den-bijzin op te nemen, en die te ontkennen. Vergelijk (1)–(3) uit § 151.94 met:

(1)Eup jóchée den [eup] nert perane ef torozaÿs.
 Ze vindt het nodig om de rozenstruiken niet te bemesten.

(2)Gress trije den nert dakre do.
 Ik probeer om hem niet te beledigen.

(3)Gress miypare den noi reparere ef pot njame-jéns mas, tur iftam replaše pijâ ef.
 Ik voel ervoor om morgen de verstopte afvoer niet te repareren, maar geheel
te vervangen.

Zulke den-bijzinnen zijn normaliter ongebruikelijk (volgens sommigen ongrammaticaal) als de hoofdzin een werkw. bevat dat als doelwerkw. (dus met beri + infinitief) kan optreden; alleen bij expliciete ontkenningen zoals in (1)–(3) zijn zulke constructies toegestaan. Zie hiervoor ook § 81.30–31. Zie ook het gebruik van een den-bijzin om het hulpwerkw. expliciet te ontkennen in § 151.96.

151.99

Ook bij de volgende voorbeelden is het verschil in reikwijdte van de ontkenning evident: in zin a. kan nert de gehele SvZ HET IS VEILIGER OM OP DIT KRUISPUNT OVER TE STEKEN ontkennen, maar ook alleen de infinitief OVERSTEKEN: zin a. is dus ambigu. In b. en c. is de ambiguïteit opgeheven door het infinitiefcomplement te vervangen door een den-bijzin (in het Nederlands past een bijzin met als beter):

a. Ef nert melde qurubo terat beri krose kaf lelmo ðôrcel.
  i.  Het is niet veiliger om op dit kruispunt over te steken.
 ii.  Het is veiliger om niet op dit kruispunt over te steken.

b.Ef nert melde qurubo terat, den stus krose kaf lelmo ðôrcel.
 Het is niet veiliger als je op dit kruispunt oversteekt.  (vgl. a.i.)

c.Ef melde qurubo terat, den stus nert krose kaf lelmo ðôrcel.
 Het is veiliger als je niet op dit kruispunt oversteekt.  (vgl. a.ii.)

In b. wordt gezegd dat het niets uitmaakt waar we oversteken, want elke plek is even veilig als dat kruispunt; in c. wordt aangeraden om ergens anders dan op dit kruispunt over te steken.

151.100

Binnen een predicaat met een positioneel werkw. kan het hoofdwerkw. ontkend worden:

(1)Yvonn noi slape ur feldre tur iftam pinzole idem.
 Yvonn zit niet te slapen, maar te mediteren.

(2)Petriy nert lâlijeuve ef merrelira dynes ur zirde, do éze óps idem.
 Petriy ligt niet naar de spelende kleuters te staren, hij ligt ze te observeren.

In (1) wordt "slapen" gecontrasteerd met "mediteren", in (2) is er een contrast tussen "aanstaren" en "observeren". Het spoor idem vervangt in beide zinnen de positionele uitdrukkingen ur feldre "zitten te ..." en ur zirde "liggen te ...". Als idem achterwege blijft, krijgen we een ontkenning op zinsdeelniveau (het hele predicaat wordt ontkend; zie § 151.38).

151.101

Binnen een predicaat met een positioneel werkw. kan het positionele werkw. ontkend worden. Vergelijk ook § 151.38.

(1)a.Yvonn noi slape ur feldre ki tur iftam paine ur giffe [ki].
 b.* Yvonn slape ur noi feldre tur iftam giffe.
  Yvonn ZIT niet te slapen maar STAAT [te slapen].

(2)a.Petriy nert lâlijeuve ef merrelira dynes ur zirde ki, do paine ur feldre [ki].
 b.* Petriy lâlijeuve ef merrelira dynes ur nert zirde, do feldre.
  Petriy LIGT niet naar de spelende kleuters te staren, hij ZIT [naar ze te staren].

Zoals (1a) en (2a) tonen, staat het ontkenningswoord vóór het gehele predicaat, waarbij ki aangeeft dat slechts een deel van het predicaat (in dit geval: het positionele werkw.) wordt ontkend, en gecontrasteerd met een ander positioneel werkw. De b-varianten zijn ongrammaticaal omdat hier het ontkenningswoord binnen het predicaat staat (hier wordt dus ten onrechte een zinsdeel opengebroken1).


1Predicaten met een positioneel werkw., zoals in Do slape ur feldre (Hij zit te slapen) kunnen alleen opengebroken worden door een object of echo, zoals in Do trempe eft mimpit ur zirde (Hij ligt een boek te lezen). Zie ook § 81.58 voetnoot 2. Andere elementen kunnen zo'n predicaat níét openbreken, en kunnen ook niet tussengevoegd worden als een object of echo reeds voor een openbreking heeft gezorgd.

151.102

Vergelijk § 151.101 (2b) met:

(3)Petriy lâlijeuve ef merrelira dynes ur [do] nert obezjere, do crÿje wânta.
 Petriy staart naar de spelende kleuters en hij lacht niet, hij grijnst eerder.

In (3) gaat het om een nevenschikking van twee zinnen. Hier is het natuurlijk goed mogelijk om alleen het werkw. (predicaat) in de tweede zin te ontkennen en te contrasteren met een ander predicaat.

151.103   ad § 151.1   F. Idiomatische ontkenningen

Onder idiomatische ontkenningen verstaan we constructies waarin de ontkenningswoorden nert en noi een vaste verbinding aangaan met een ander woord, zodanig dat de betekenis van de gehele constructie onvoorspelbaar is, en/of zodanig dat nert en noi niet vrijelijk door elkaar gebruikt kunnen worden. Een duidelijk voorbeeld is de frase noi kerru die met 'ook niet' vertaald moet worden (en niet met *"niet ook"). Bovendien blokkeert deze idiomatische frase de varianten *nert kerru, *kerru nert en *kerru noi.

151.104   Nert en noi in vaste (idiomatische) verbindingen

In § 151.53 is er reeds op gewezen dat nert en noi in idiomatische constructies met pred.add.n kunnen voorkomen. Er zijn hier drie mogelijkheden:

  1. het add. is een nadere specificatie bij nert en/of noi (add. + nert/noi) (§ 151.105–112);
  2. nert en/of noi vormt een ontkenning bij dit add. (nert/noi + add.) (§ 151.113);
  3. de combinatie van nert/noi + add. heeft een gelexicaliseerde betekenis (§ 151.114–121).

151.105   ad § 151.104   i. Additief is nadere specificatie bij nert/noi

De primaire betekenis 'niet' die nert en noi hebben, kan op verschillende manieren extra benadrukt, afgezwakt of betwijfeld worden door middel van een nader specificerend add. De meest algemene vormen zijn hieronder opgesomd. Het gaat in deze gevallen meestal om ontkenningen op zinsniveau, maar ook ontkenningen op lagere niveaus zijn soms mogelijk. Voor een meer gedetailleerde behandeling wordt verwezen naar de desbetreffende lemma's in de woordenboeken. De nummers 113 verwijzen naar het commentaar en de voorbeelden in § 151.106.

Additief + nert/noi
CAT. noot 
Iârtvast; zeker  1ârt nert = ârt noivast niet
Ibloirâprecies; net  2bloirâ noijuist niet; nu net niet
IIIbrôepbeslist; zeker  1brôep nertbeslist niet
Ibrôepwetalweer  3brôepwet noialweer niet
Icalyjezelfs  4calyje noiniet eens; zelfs niet
Igeiin/over het
  algemeen
  5gei noiin/over het algemeen
  niet
Ililtvaak; dikwijls  6lilt nertvaak niet
IIImenokkasoms  7menokka nert =
= menokka noi
soms niet
IIImentvaak; dikwijls  6ment noivaak niet
IIIotse(alleen in:)  8otse noi! = otse noft!welnee!; niet waar!
Ipijâvolkomen; compleet;
  geheel
  9pijâ nert = pijâ noiin het geheel niet;
  überhaupt niet
Ipordelbijna10pordel nertbijna niet
Iprôchôkwaarschijnlijk11prôchôk nert =
= prôchôk noi
waarschijnlijk niet
Iquistagoed12quista nert =
= quista noi
helemaal niet;
  volstrekt niet
Iquossnauwelijks10quoss nertnauwelijks
Išalomeestal13šalo noimeestal niet
Itôxiywaarschijnlijk11tôxiy nert = tôxiy noiwaarschijnlijk niet
IIIÿrôjuist; net  2ÿrô noijuist niet; net niet

Het Spokaans kent ook een hele reeks add.n die de ontkenning "in zich dragen", vergelijk lich (eigenlijk) en liyche (eigenlijk niet). In zulke gevallen is een combinatie van het positieve add. met nert/noi onmogelijk: *lich nert/noi of *nert/noi lich. Zie ook Blok 151.123.

151.106   ad Blok 151.105   Noten

Bij alle noten staan ontkenningen op zinsniveau als voorbeeld. Indien mogelijk worden ook ontkenningen op lagere niveaus genoemd; in dat geval is het ontkende element onderstreept.

Noot 1  ârt nert/noi (vast niet) en brôep nert (beslist niet):

Do arfine ârt nert fes fort.Hij komt vast niet op tijd.
Do promisa beri arfine fes fort, tûre arfine
do ârt noi fes fort.
Hij heeft beloofd om op tijd te komen, maar
hij zal vast NIET op tijd komen.
Do arfinecû brôep nert kest 3 zurt.Hij kan beslist niet om 3 uur komen.
Brôep nert reppe gress flâjû kura ef.1Ik zal er beslist niets over zeggen.

Ârt nert (vast niet) drukt een sterk vermoeden (van de spreker uit); brôep nert is een emfatische variant van nert. In het Nederlands kunnen beide uitdrukkingen ook met 'zeker niet' vertaald worden, maar dan gaat het betekenisverschil voor een deel verloren. Ârt kan bij sterke contrastwerking ook door noi gevolgd worden, maar brôep wordt nóóit door noi gevolgd. Omdat noi zelf al een emfatische component heeft, wordt de vorm *brôep noi als een contaminatie gevoeld.
Ârt nert/noi en brôep nert staan bij zinsontkenning meestal op de normale pred.add.-positie direct achter het predicaat, maar ze mogen bij emfase of contrast ook geheel vooraan of geheel achteraan de zin komen.


1Brôep nert flâjû kan beschouwd worden als een contaminatie van brôep flâjû (beslist niets) en brôep nert flaju (beslist niet iets). Terwijl dubbele ontkenningen als "nooit niets" (i.p.v. "nooit iets") in het Nederlands als onverzorgde spreektaal beschouwd worden, zijn ze in het Spokaans correct. Zie verder § 151.137.

Noot 2  bloirâ noi (juist niet; nu net niet) en ÿrô noi (juist niet; net niet):

a.Goe ergynners kette bloirâ noi goe mûsolls ón hédân.
 Ergynne-gelovigen geven elkaar [nu] juist niet een boeket.

b.Ef revatjen ef benc-kafbyter ecole ÿrô noi.
 De scherpschutter heeft de bankovervaller juist/net niet geraakt.

c.Do kette ef mimpit bloirâ noi ón sener sour.
 Hij geeft het boek [nu] juist niet aan zijn zuster [maar aan een ander].

d.Ef oto ÿrô noi ef kûfôstat axe, tur iftam ef mirrâtat.
 De auto heeft net niet het verkeerslicht omvergereden, maar wel de lantaarnpaal.

e.Ÿrô noi ef Zâmporementec ef lacsplan mjoche, tur iftam ef Stamero.
 Net niet de Volksvertegenwoordiging, maar wel de Eilandsvertegenwoordiging,
heeft het wetsvoorstel aangenomen.

Bloirâ noi drukt prototypisch een contrast uit: algemeen wordt aangenomen dat iets het geval is, maar in werkelijkheid is dát nu juist níét het geval. Ÿrô noi drukt uit dat iets bijna het geval is. Vergelijk ook:

f.Ef Zâmporementec ef lacsplan mjoche bloirâ noi.
 De Volksvertegenwoordiging heeft het wetsvoorstel nu juist NIET aangenomen.

g.Ef Zâmporementec ef lacsplan mjoche ÿrô noi.
 De Volksvertegenwoordiging heeft het wetsvoorstel NET niet aangenomen.

In f. klinkt een eigenwijsheid door: er is een wetsvoorstel, iedereen denkt dat het aangenomen wordt, maar nee, de Volksvertegenwoordiging beslist anders. In g. wordt gesuggereerd dat er een stemming heeft plaatsgevonden, waarbij het aantal tegenstemmers net iets groter is dan het aantal vóórstemmers: het had weinig gescheeld, of het wetsontwerp was wél aangenomen.

Noot 3  brôepwet2 noi (alweer niet):

Ral tu must-uste brôepwet noi!Nou veeg je je voeten alweer niet!
Brôepwet noi do ef mimpit tÿrte.Alweer heeft hij het boek niet teruggebracht.
Eup ef ké paine kaf ef kelbra ur pek
brôepwet noi fes ef bôx.
Ze heeft de sleutel op tafel gelegd, en dus
alwéér niet in het doosje.

Brôepwet noi (alweer niet) drukt uit dat een bepaalde afspraak of plicht verscheidene keren niet is nagekomen, en dat de spreker hier ontstemd over is. Brôepwet noi wordt (vanwege de emotionele lading) als een "zware" bepaling gevoeld, en komt daarom bij een zinsontkenning bij voorkeur aan het einde of aan het begin van de zin.


2Spreek uit: [brôwepet]. Bij hevige emotie wordt ook wel [brôpît] gezegd.

Noot 4  calyje noi (niet eens; zelfs niet):

a.Ef vrust melde 12Ctj ur do lelperre-armt eft tuffianto trut – calyje noi eft kas!
 Het vriest 12 graden en hij heeft alleen een trui aan – niet eens een jas!

b.Groft oto melde calyje noi fes insûrânsos.
 Zijn auto is zelfs niet/niet eens verzekerd.

Calyje noi staat bij zinsontkenning als reguliere addit.bep. direct achter het predicaat. In de Nederlandse equivalenten lijkt 'niet eens' vaak een adequatere vertaling dan 'zelfs niet' (hoewel beide uitdrukkingen (min of meer) synoniem heten te zijn).

Noot 5  gei noi (in/over het algemeen niet)3:

a.Goe Spooksôls gei noi affionnose goe tjondor cartôlks.
 Spokaniërs houden over het algemeen niet van gekookte aardappels.

b.Do melde gei noi terat cÿrtiriy ki.
 Hij is in het algemeen niet erg behulpzaam.

Gei noi gedraagt zich net zo als noi, wat wil zeggen dat het als zinsontkenning zowel direct vóór als direct achter het predicaat mag staan. Bij ontkenningen op een lager niveau kan de constructie gei noi niet gebruikt worden. In dat geval geldt een ontkenning met noi of nert en een pred.add. gei. Vergelijk:

c.* Leon melde gei noi terat cÿrtiriy ki, tur jazy flifados.
d.Gei Leon melde noi/nert terat cÿrtiriy ki, tur jazy flifados.
 In het algemeen is Leon niet erg behulpzaam, maar wel aardig.

In d. is gei een vooropgeplaatst pred.add., en daarom kan het onderstreepte zinsdeel zowel met noi als met nert ontkend worden.


3Officieel kent het Nederlands het volgende verschil: in het algemeen = "als de bijzondere gevallen buiten beschouwing blijven", en over het algemeen = "doorgaans; in de regel". Dit verschil wordt lang niet altijd in acht genomen, en in het Spokaans valt het hoe dan ook weg.

Noot 6  lilt nert = ment noi (vaak niet):

Do lilt nert cralove kaf ef ÿrôm. = Do ment noi cralove kaf ef ÿrôm.
Do cralove lilt nert kaf ef ÿrôm. = Do cralove ment noi kaf ef ÿrôm.
Hij verschijnt vaak niet op zijn werk.

Ef zecesers melde lilt fes ef pânk, tur os sener hozâve-tiyn lilt nert fes ef korda.
De dorpelingen zitten vaak in de kroeg, maar ondanks hun gelovigheid vaak niet in de kerk.

Ef zomar zâlbinase ef âlbe-jabincos lilt nert ón ef prÿmatjen, tur iftam ón ef fesputtatjen.
De gemeente stuurt de bouwvergunning vaak niet naar de aanvrager, maar [wel] naar de
aannemer.

Lilt nert = ment noi mag bij een zinsontkenning zowel vóór als direct achter het predicaat staan. Vergelijk ook § 151.116 noot 5 noi lilt/ment. Voor de combinatie van lilt nert ... tur iftam, zie § 151.107.

Noot 7  menokka nert = menokka noi (soms niet):

Petriy cralove menokka nert/noi kaf ef ÿrôm.
Petriy verschijnt soms niet op zijn werk.

Ef zomar zâlbinase ef âlbe-jabincos menokka nert/noi ón ef prÿmatjen,
tur iftam ón ef fesputtatjen. =
= Menokka ef zomar zâlbinase ef âlbe-jabincos nert/noi ón ef prÿmatjen,
tur iftam ón ef fesputtatjen.
De gemeente stuurt de bouwvergunning soms niet naar de aanvrager, maar
[wel] naar de aannemer.

Menokka nert/noi staat als zinsontkenning meestal op de reguliere pred.add.-positie achter het predicaat, maar kan bij emfase of contrast ook gemakkelijk aan het begin of einde van de zin verschijnen. Bij ontkenningen op lager niveau kan menokka als pred.add. ook los van nert/noi staan. Voor de combinatie van menokka nert ... tur iftam, zie § 151.107.
Vergelijk ook:

Do cralove kaf ef ÿrôm menokka noi menokka iftam.
Hij verschijnt soms niet, soms wel op zijn werk.

De vorm menokka noi menokka iftam vormt één zinsdeel met een gelexicaliseerd karakter, want de onderliggende betekenis is: "zo nu en dan".

Noot 8  otse noi! = otse noft! (welnee!; niet waar!):

Do zjoffe den tu melde kinur. – Otse noi/noft!4
Hij beweert dat je ziek bent. – Welnee!/Dat is niet zo!

Vergelijk ook:

Gress nert hozâve den tu melde kinur. – Otse siy!
Ik geloof niet dat je ziek bent. – Wel waar!/Dat is wél zo!

Otse noi/noft/siy komen voornamelijk als geïsoleerde reacties op een bewering voor, en het add. CAT. III otse komt in geen enkele andere context voor. Nog in het Middelspokaans kon otse in de betekenis 'voorwaar; waarachtig' gebruikt worden, zoals in de volgende bijbeltekst (±1700):

† Otse ti5 otse gress reppe ón kirnem; âme ef hay-skât noi tasse én doéte fes ef pazzosti,
dus ef tinde mainkelot; tur âme ef doéte, ef drôge pert tobelkÿ.
Voorwaar, voorwaar zeg ik u, indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft
het alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort. (Joh. 12:24)

4De reactie otse noi/noft is in principe ambigu, want bedoeld kan worden: (i) nee, hij beweert niet dat ik ziek ben, of (ii) nee, ik ben niet ziek. Daarom kan de reactie expliciet gemaakt worden, zoals:

 i.Otse noft, do nert zjoffe!Welnee, dat beweert hij niet!
ii.Otse noft, gress nert melde kinur!Welnee, ik ben niet ziek!


5Ti is hier een expletiefpartikel; het dient om de herhaling van otse otse wat ritmischer te maken. Zie § 133.87–89.

Noot 9  pijâ nert = pijâ noi (in het geheel niet; helemaal/überhaupt niet):

Do melde pijâ nert fit flifados, fitfara tu miype.
Hij is helemaal niet zo aardig, als jij denkt.

Âme tu pafyte lo kâ, arfine do pijâ noi.
Als je zo aandringt, zal hij helemaal/überhaupt niet komen.

Pijâ nert/noi staat meestal op de reguliere pred.add.-positie achter het predicaat, maar kan bij emfase of contrast ook gemakkelijk aan het begin of einde van de zin verschijnen. De constructie komt alleen als zinsontkenning voor. Vergelijk ook noot 12 (quista nert = quista noi).

Noot 10  pordel nert (bijna niet) en quoss nert (nauwelijks):

Gress nutecû tu pordel nert.Ik kan je bijna niet horen.
Gress nutecû quoss tu. =
= £ Gress nutecû tu quoss nert.

Ik kan je nauwelijks horen.

Quoss hennentiyse melde fes ef šupa, tur jazy pert tomatos. =
= Pordel nert hennentiyse melde fes ef šupa, tur jazy pert tomatos.
Er zit bijna geen kip in de soep, maar wel veel tomaten.

De ontkennende vorm quoss nert wordt begrepen als een emfatische variant van quoss, die alleen in de spreektaal acceptabel is. Quoss nert wordt door velen beschouwd als een contaminatie van quoss en pordel nert (bijna niet). Omdat pordel nert en quoss nert als "zware" zinsdelen beschouwd worden, komen deze in principe achteraan de zin. Quoss (nauwelijks) wordt als een lichtere variant beschouwd die op de reguliere pred.add.-positie direct achter het predicaat verschijnt. Quoss en pordel nert kunnen ook een zinsdeel ontkennen (dat geldt niet voor de spreektaalvariant quoss nert), zie ook § 151.74.

Noot 11  prôchôk nert = prôchôk noi en tôxiy nert = tôxiy noi (waarschijnlijk niet):

a.Gress arfinecû mas prôchôk nert/noi.
 Ik kan morgen waarschijnlijk niet komen.

b.Óps lorerde tôxiym nert/noi ef mikar lâptôp.
 Ze kopen de dure laptop waarschijnlijk niet.

c.Óps lorerde tôxiym noi ef mikar lâptôp, tur iftam ef iPhone. =
d.= Tôxiym óps lorerde noi ef mikar lâptôp, tur iftam ef iPhone.
 Waarschijnlijk kopen ze de dure laptop niet, maar [wel] de iPhone.

Prôchôk nert/noi en tôxiy nert/noi kunnen beide bij een zinsontkenning op de reguliere pred.add.-positie achter het predicaat optreden. Echter, in a. is prôchôk nert/noi naar het einde van de zin verschoven omdat de tijdsbepaling mas (morgen) deze reguliere pred.add.-positie reeds ingenomen heeft. Bij een ontkenning op lager niveau kunnen tôxiy en prôchôk ook als pred.add. optreden en geheel los staan van nert/noi, zoals zin d. illustreert.

Noot 12  quista nert = quista noi (helemaal niet; volstrekt niet):

Ef kleter regliše ÿrðaage quista nert/noi ón gress.
De nieuwe regels zijn me absoluut/helemaal niet duidelijk.

Groft paine-vrôk melde serten honesty, ur quista noi idevlazziy.
Zijn handelswijze is beslist eerlijk, en volstrekt niet frauduleus.

Quista nert/noi staat als zinsontkenning in principe op de normale pred.add.-positie achter het predicaat, maar bij emfase of contrast is ook een positie aan het begin of einde van de zin mogelijk. In de spreektaal gedraagt quista nert zich soms als nert, d.w.z. het staat onmiddellijk vóór het predicaat, zoals in:

£ Ef kleter regliše quista nert ÿrðaage ón gress.(idem)

Vergelijk ook noot 9 (pijâ nert = pijâ noi).

Noot 13  šalo noi (meestal niet)6:

Fes Spooksoliy stus pjôle šalo noi rifo goe politiycs.
In Spokanië praat men meestal niet over politiek.

Gress pliyfone šalo noi cafer, brâ gress pliyfone omeneé miyna.
Ik drink meestal geen koffie, want ik drink liever thee.

Šalo noi staat als zinsontkenning meestal op de reguliere pred.add.-positie achter het predicaat, maar kan bij emfase of contrast ook gemakkelijk aan het begin of einde van de zin verschijnen. Zie ook § 151.74.


6In Pegrevië wordt in plaats van šalo de dialectische variant kÿ gebruikt. Dit add. CAT. I kan niet met nert/noi gecombineerd worden. In plaats van het hypothetische ¢ kÿ nert/noi (meestal niet) wordt in Pegrevië altijd lendiy (zelden) gebruikt.

151.107

Vergelijk:

(1)a.Ef zomar zâlbinase ef âlbe-jabincos noi/*nert ón ef prÿmatjen, tur iftam ón ef fesputtatjen.
  De gemeente stuurt de bouwvergunning niet naar de aanvrager, maar [wel] naar de aannemer.
 b.Ef zomar zâlbinase ef âlbe-jabincos menokka noi/?nert ón ef prÿmatjen, tur iftam ón ef fesputtatjen. (vgl. § 151.106 noot 7)
  De gemeente stuurt de bouwvergunning soms niet naar de aanvrager, maar [wel] naar de aannemer.

(2)a.Petriy noi/*nert vende helkara zirrot, tur wencate iftam ef sért lóf ef pijâ kormondô.
  Petriy gaat niet met vakantie, maar blijft de hele zomer thuis.
  b.Petriy vende lilt nert/*noi helkara zirrot, tur ral do vende iftam helkara Frakas.
  Petriy gaat vaak niet met vakantie, maar nu gaat hij wel naar Frankrijk.

(3)a.Tek noi/*nert brae goe wananjâs, tur Ôrs larde iftam tevi tem.
  Tek lust geen bananen, maar Ôrs eet ze graag.
 b.Tek brae brôep nert/*noi goe wananjâs, tur Ôrs larde iftam tevi tem.
  Tek lust beslist geen bananen, maar Ôrs eet ze graag.

In de a-zinnen kan alleen noi gebruikt worden, en is nert ongrammaticaal, vanwege de vaste frase noi X tur iftam Y (niet X maar [wel] Y). In de b-zinnen komen de vaste frases menokka noi/nert (soms niet), lilt nert (vaak niet) en brôep nert (beslist niet) voor. In (1b) wordt de voorkeur aan menokka noi gegeven omdat noi beter past bij tur iftam. In (2b) en (3b) kan nert niet door noi vervangen worden (zie Blok 151.105), maar desondanks kan er een tegenstelling met tur iftam ... uitgedrukt worden. De idiomatische uitdrukkingen menokka nert, lilt nert en brôep nert verdringen dus het gebruik van noi in de idiomatische uitdrukking noi X tur iftam Y.

151.108

Zinnen met een combinatie van een additief + nert/noi (zie Blok 151.105) moeten niet verward worden met zinnen waarin een dergelijk additief onafhankelijk van nert/noi staat. Vergelijk:

(1)a.Fes Spooksoliy stus pjôle šalo noi rifo goe politiycs, tur iftam âs goe poirdÿfôsta én mebafas.
  In Spokanië praat men meestal niet over politiek, maar wel over sterfgevallen en geboortes.

 b.Fes Spooksoliy stus pjôle šalo noi rifo goe politiycs, tur iftam âs goe poirdÿfôsta én mebafas.
  In Spokanië praat men meestal niet over politiek, maar meestal wel over sterfgevallen en geboortes.

(1a) en (1b) zijn qua oppervlaktestructuur identiek, maar in hun onderliggende vorm verschillend, zodat ze ambigu zijn. In (1a) is sprake van de vaste frase šalo noi (meestal niet), die gecontrasteerd wordt met tur iftam ... (maar wel ...).
In (1b) is šalo (meestal) een pred.add. bij pjôle, terwijl noi het onderstreepte zinsdeel ontkent. Hier wordt dus alleen noi gecontrasteerd met tur iftam ..., wat betekent dat šalo ook een element in de tur-bijzin is (lees: tur [stus pjôle] šalo iftam rifo goe poirdÿfôsta én mebafas (maar men spreekt meestal wel over sterfgevallen en geboortes)).

151.109

Dat (1a) en (1b) in de vorige paragraaf een verschillende onderliggende structuur hebben, komt tot uiting als de woordvolgorde verandert. Vergelijk (1) met:

(2)a.Rifo goe politiycs stus pjôle šalo noi, tur iftam âs goe poirdÿfôsta.
  Over politiek praat men meestal niet, maar wel over sterfgevallen.

 b.Noi rifo goe politiycs stus pjôle šalo, tur iftam âs goe poirdÿfôsta.
  Niet over politiek praat men meestal, maar meestal wel over sterfgevallen.1

1De letterlijke Nederlandse vertaling klinkt nogal stroef. In het Spokaans is deze woordvolgorde echter heel correct.

151.110

Omdat šalo noi een vaste frase is, bestaat er geen alternatief *šalo nert. Daarom moeten in de volgende zin šalo en nert als onafhankelijk van elkaar opererende woorden beschouwd worden, ofwel, šalo is een pred.add. en nert is een ontkenning bij de onderstreepte voorz.bep.:

Fes Spooksoliy stus pjôle šalo nert rifo goe politiycs.
In Spokanië praat men meestal niet over politiek.  (maar meestal wel over andere zaken)

151.111

Hetzelfde geldt voor de andere vaste frases, zoals:

Eup byte lilt noi sener follus.
Ze slaat vaak niet haar vader.  (maar wel haar moeder)

De vaste frase is lilt nert, daarom kan *lilt noi niet als één zinsdeel beschouwd worden. Lilt is dus een pred.add. terwijl noi als ontkenning van sener follus optreedt. Dit wordt nog duidelijker bij een expliciet contrast als in:

Eup byte lilt noi sener follus tur [lilt] iftam sener sientur.
Ze slaat vaak niet haar vader maar vaak [wel] haar moeder.

151.112

Nog een voorbeeld:

a.Óps lorerde tôxiym/prôchôk noi ef mikar lâptôp.
 Ze kopen waarschijnlijk niet de dure laptop.

b.Tôxiym/prôchôk óps lorerde noi ef mikar lâptôp, tur iftam ef idem iPhone.
 Waarschijnlijk kopen ze niet de dure laptop, maar waarschijnlijk wel de dure iPhone.

In a. ligt het voor de hand om aan te nemen dat het vette deel een ontkenning op zinsniveau is. In b. wordt het onderstreepte zinsdeel door noi ontkend, en gecontrasteerd met het cursieve zinsdeel. Het pred.add. tôxiym of prôchôk staat aan het begin van de zin (zg. additivische prolepsis, zie § 40.34) en geldt ook als bepaling in de tur-bijzin.

151.113   ad § 151.104   ii. Nert en/of noi vormt ontkenning bij additief

In principe gaat het om de ontkenning van de "aanwezigheid" van het add., wat tegelijkertijd de "aanwezigheid" van een contrast inhoudt, bijvoorbeeld:

Lerdu obezjere noi lendiy, tur iftam riyfain.
Lerdu lacht niet zelden, maar altijd.

Dena ÿrasatjen ÿrôme noi kvópus tur iftam har ef tork nâk.
Deze timmerman werkt niet precies, maar nogal slordig.

Gress vende-ral noi ral tur iftam kelt. (vgl. § 151.46)
Ik ga niet nu mee, maar straks.

Vergelijk de bewering van Petriy, en hoe Lerdu daarop reageert:

Petriy:Tek haóge quoss, kluft reppelije blul lóf ef gadros.
 Tek begrijpt nauwelijks wat er op de bijeenkomst gezegd wordt.

Lerdu:Kol kâ? Tek haóge nert quoss ef, eup xâre quista flâjû!
 Wat? Tek begrijpt het niet nauwelijks, ze snapt er helemaal niets van!

In zinnen waarin een contrast expliciet gegeven wordt, kan elk pred.add. met nert of noi ontkend worden, geheel analoog aan de ontkenning van welk zinsdeel dan ook (zie § 151.46). De extra nadruk die de contrastieve elementen krijgen, kan in het Spokaans gemarkeerd worden met ki, zoals in:

Dena ÿrasatjen ÿrôme noi kvópus ki tur iftam har ef tork nâk [ki].
Deze timmerman werkt niet PRECIES, maar NOGAL SLORDIG.

Óps quardere noi/nert šalo ki ef dokerat kôbotoftas, brâ ralfort óps paine riyfain [ki]
Ze gaan 's zondags niet MEESTAL naar de bioscoop, want tegenwoordig doen ze dat ALTIJD.

In het laatste voorbeeld kan šalo ontkend worden met noi of nert. Dat is wat anders dan de vaste samenstelling šalo noi in Blok § 151.105 die nooit vervangen kan worden door *šalo nert.

151.114   ad § 151.104   iii. Nert/noi + additief heeft gelexicaliseerde betekenis

In § 151.113 is getoond hoe de intrinsieke betekenis van een pred.add. ontkend kan worden, terwijl een contrastieve uitdrukking aangeeft welk andere add. dan wél een adequate keuze is (volgens het stramien "niet X maar Y"). Als zo'n contrast achterwege blijft (dus alleen "niet X"), is het dikwijls onduidelijk wat die ontkenning zou moeten betekenen. Als voorbeeld kunnen de volgende zinnen dienen:

(1)Piet begrijpt de uiteenzetting niet nauwelijks, maar in het geheel niet.
(2) Piet begrijpt de uiteenzetting niet nauwelijks.

Zin (1) is acceptabel als we aannemen dat de spreker de uiting van een ander corrigeert (vergelijk ook het gesprekje tussen Petriy en Lerdu in § 151.113).
Echter, zin (2) is vreemd, omdat hier een bepaalde kwalificatie ("nauwelijks") ontkend wordt zonder dat daar een correctie tegenover staat. Aangezien een woord als nauwelijks geen duidelijke tegenpool bezit, weten we niet hoe we de ontkenning van nauwelijks moeten interpreteren. Vergelijk dit met een add. als precies, waarbij de ontkenning (niet precies) een zinnige mededeling is omdat precies als tegenpool slordig kent. Een zin als De timmerman werkt niet precies (vgl. § 151.113) is dan ook een adequate mededeling omdat we deze zin zo kunnen begrijpen dat die timmerman in meer of mindere mate slordig werkt.
Ontkenningen van add.n zonder duidelijke tegenpool1, en zonder een expliciete uitdrukking van contrast, hebben feitelijk geen "betekenis", en daarom kunnen zij alleen bestaan als er sprake is van lexicalisatie, ofwel, er is "per definitie" een (min of meer onvoorspelbare) betekenis aan gehecht. Bijvoorbeeld:

Kaf dena ðôrcel sest moplariys hâftere noi lendiym.
Op dit kruispunt gebeuren zulke ongelukken niet zelden.

Noi lendiym (niet zelden) is in principe een weinig zinvolle mededeling omdat "zelden" geen duidelijke tegenpool kent. Enerzijds contrasteert het met "vaak" en "altijd", anderzijds met "geheel niet" en "nooit". Als ongelukken "niet zelden" gebeuren, kan dit theoretisch dus betekenen dat ze hetzij nooit hetzij vaak hetzij altijd gebeuren (en alle mogelijke frequentiële gradaties hiertussen). Deze vaagheid is ongedaan gemaakt doordat zowel het Spokaanse noi lendiym als het Nederlandse niet zelden een min of meer gelexicaliseerde betekenis heeft gekregen, namelijk "heel vaak", met een eufemistische/ironische ondertoon.


1In plaats van één specifieke "tegenpool" (zoals "niet groot" ~ "klein", of "niet netjes" ~ "slordig") kan het ook gaan om een ander add. in hetzelfde semantische veld. Zo is de zin Do verfute ef kul lo noi mesâ (Hij verft de schuur niet groen; waarbij "groen" wordt ontkend) ook zonder expliciet contrast acceptabel omdat we begrijpen dat die schuur dan een andere kleur dan groen zal krijgen – hoewel de hoorder waarschijnlijk met de vraag blijft zitten, welke kleur het dan wél is.

151.115

Blijft een expliciete uitdrukking van contrast achterwege, dan wordt de ontkenning van veel pred.add.n vaak op een specifieke manier geïnterpreteerd. De meest algemene vormen worden hieronder opgesomd. Voor een meer gedetailleerde behandeling wordt verwezen naar de desbetreffende lemma's in de woordenboeken. De nummers 110 verwijzen naar het commentaar en de voorbeelden in § 151.116. De categorieën I en III die in het blok zijn genoemd, gelden evenzeer voor de negatieve varianten. Omdat een additief van CAT. III alleen predicatief of adjectief gebruikt kan worden (zie § 40.74), geldt dat dus evenzeer voor de negatieve variant. Het gaat in al deze gevallen, syntactisch gezien, om een ontkenning van het additief, dus een ontkenning op woordniveau. Semantisch gezien lijkt het add. vaak eerder op een bepaling bij "niet". Zo betekent noi curmel niet 'niet misschien', maar 'misschien niet'.

Nert/noi + additief
CAT. noot 
IIIcurmelmisschien; wellicht  1noi curmelmisschien niet
IIIcÿrlÿoeigenlijk; in feite  1noi cÿrlÿoeigenlijk niet; feitelijk niet
IIIfitzo; alzo; welnu  2noi fit ..., fitfaraniet zo ..., als
Iabsoluut; beslist  1noi gûstellig niet; absoluut niet
Ikerruook; eveneens  1noi kerruook niet; evenmin
IIIkûfanders; zo niet dan;
  op een andere manier
  3ur noi kûfniet[s] anders dan
Ilendiyzelden; meestal niet  4noi lendiyniet zelden
IIIlettzelden; meestal niet  4noi lettniet zelden
Ililtvaak; dikwijls  5noi liltniet vaak
Ilitelweinig  6fes noi litel
(afk. f.n.l.)
allerminst
IIImentvaak; dikwijls  5noi mentniet vaak
IIIne'âmaslechts; louter  7noi ne'âmawel (nadruk op grote
  hoeveelheid)
IIIralnu; heden  8nert ral tur zuf
(afk. nr/z)
van te voren; bij
  voorbaat
IIIriyfainaltijd; immer  9noi riyfainniet altijd
     9pert noi riyfainlang niet altijd
Iusstoevallig10noi usstoch al niet
Ivlufmeer  8nert vluf tur velk
(afk. nv/v)
voortdurend; constant

Merk op dat in bijna alle gevallen noi gebruikt wordt (en dat nert dus onbruikbaar is).

151.116   ad Blok 151.115   Noten

Noot 1  noi curmel (misschien niet) en noi cÿrlÿo (eigenlijk niet; feitelijk niet)

en noi gû (stellig niet; absoluut niet) en noi kerru (ook niet):

Do nert chaquintecû spokânda ur gress noi kerru.
Hij kan geen Spokaans praten en ik ook niet.

Gress arfinecû mas noi curmel.
Ik kan morgen misschien niet komen.

De vormen noi curmel, noi cÿrlÿo, noi gû en noi kerru hebben met elkaar gemeen dat in het Spokaans het pred.add. door noi (en nooit door nert) ontkend wordt, terwijl de Nederlandse equivalenten bestaan uit een bijwoord1 dat het ontkenningswoord niet nader specificeert. Dat het Spokaanse stramien "NIET + add." hetzelfde kan betekenen als het Nederlandse stramien "bijwoord + NIET" is een indicatie dat we hier met gelexicaliseerde betekenissen te maken hebben.
Zo is noi kerru niet precies de ontkenning van "ook", evenmin als het Nederlandse equivalent 'ook niet' een precieze optelling van "ook" en "niet" is (als dat wel zo was, had "ook niet" niet het synoniem "evenmin" kunnen hebben).2 Evenzo geldt dat het Nederlandse "eigenlijk niet" vervangen kan worden door "niet echt", waarbij deze laatste vorm hetzelfde stramien heeft als het Spokaanse equivalent noi cÿrlÿo.


1Bewust is er met betrekking tot het Nederlands voor de term bijwoord gekozen, omdat pred.add. een typische term in de Spokanistiek is. De functies van bijwoord en pred.add. zijn echter identiek.


2Ook in andere talen wordt "ook niet" vaak op een andere manier vertaald. Het Zweeds gebruikt inte heller (lett. "niet liever"); het Deens zegt heller ikke (lett. "liever niet"), dus Zweeds en Deens draaien ook de volgorde om. Het Engels zegt neither of not ... either.

Noot 2  noi fit ..., fitfara (niet zo ..., als):

a.Do melde [pijâ] noi fit flifados, fitfara tu miype.3  (vgl. § 143.83)
 Hij is [helemaal] niet zo aardig, als je denkt.

b.Ef ambâšederr sen ocÿrme noi fit, fitfara stus dôxe frópjÿ eft diplomato.
 De ambassadeur gedraagt zich niet zo, als men van een diplomaat zou verwachten.

Het gelexicaliseerde karakter van noi fit blijkt uit het feit dat de positieve varianten van deze voorbeelden níét gevormd worden door weglating van noi, maar door een geheel andere constructie. Vergelijk a. en b. met:

a′.Do melde [pijâ] likkô flifados, fitfara tu miype.  (vgl. § 143.83)
 Hij is [precies] even aardig, als je denkt.

b′. Ef ambâšederr sen lo ocÿrme, stus dôxilóme frópjÿ eft diplomato.
 De ambassadeur gedraagt zich precies zo, als men van een diplomaat mag verwachten.

In a′. wordt het add. CAT. III likkô (in gelijke mate) gebruikt, en in b′. staat de voegw.determinant lo (zoals; gelijk). Deze constructie wordt nader besproken in § 143.112.


3Zin a. kan de indruk geven dat noi fit een ontkenning van alleen het zinsdeel flifados is, in plaats van een ontkenning op zinsniveau. De correcte variant a′′. toont aan dat er inderdaad van een ontkenning op zinsniveau sprake is:

a′′.Flifados do melde [pijâ] noi fit, fitfara tu miype.
 AARDIG is hij [helemaal] niet zo, als je denkt.

Noot 3  ur noi kûf (niet[s] anders dan):

Gress félecû tjâg pakks ur noi kûf.
Ik kan me niet anders dan op krukken voortbewegen.

Eup zycesike ur noi kûf, na Petriy reppe.
Ze doet niets anders dan klagen, volgens Petriy.

Ef menesterer promisos melde eft velp zovertaros, ur noi kûf.
De belofte van de minister is niets anders dan een zoethoudertje.

Ur noi kûf (lett. "en niet[s] anders") staat als een soort nevengeschikt bijzinnetje achter de hoofdzin. Het heeft het karakter van een nader specificerende afterthought (zie hiervoor ook § 120.57).4


4Vergelijk ook:

Tu mapyre riyfain hordâ prisa fes ef trekhoros, ur gress kvâ.
Jij wint altijd mooie prijzen in de loterij, en ik nooit.

Hier geeft de vetgedrukte afterthought de reden aan waarom de hoofdzin geuit wordt.


Noot 4  noi lendiy en noi lett (niet zelden):

Kaf dena ðôrcel sest moplariys hâftere noi lendiym/lett.
Op dit kruispunt gebeuren zulke ongelukken niet zelden.

Noi lendiy/lett do yspe.Hij is niet zelden dronken.
ef noi lett merfelira menesterde niet zelden liegende minister

Noi lendiy en noi lett (niet zelden) moeten geïnterpreteerd worden als een eufemistische/ironische variant van "heel vaak" of "altijd". De vorm lendiy is algemeen Spokaans, terwijl lett voornamelijk op Centraal-Berref gebruikt wordt.5


5In de taalrubriek Ÿmuxos van het dagblad Kleter Hirdoegg (05.06.1990) is vastgesteld dat lett een steeds groter verspreidingsgebied krijgt; ook in Noord- en Oost-Berref (tot in Lift en Gret toe) is deze vorm al te horen.

Noot 5  noi lilt en noi ment (niet vaak):

Do krÿše ef sientur noi lilt/ment.Hij belt zijn moeder niet vaak op.
ef noi lilt merfelira menesterde niet vaak liegende minister

In deze voorbeelden wordt "vaak" ontkend, en dus gecontrasteerd met "wel vaak". Omdat noi lilt als een "zwaar" zinsdeel wordt beschouwd, staat dit bij predicatief gebruik het liefst geheel vooraan of achteraan de zin. Vergelijk ook § 151.106 noot 6 (lilt nert = ment noi).

Noot 6  fes noi litel (allerminst):

Gress zoverte hift jikatâs fes noi litel.
Ik ben allerminst tevreden over hun prestaties.

Fes noi litel staat als "zware" predicatieve bepaling het liefst aan het einde van de zin. We hebben hier te doen met een soort voorz.bep. waarvan het fundament een add. (en geen subst.!) is; de betekenis is geheel gelexicaliseerd.

Noot 7  noi ne'âma (wel) (nadruk op grote hoeveelheid):

a.Do rinne 1000 herco noi ne'âma.Hij verdient wel 1000 herco.
b.Eup lelperre 13 efantys noi ne'âma.Ze heeft wel (niet minder dan) 13 kinderen.
c.Do sener cradef mimpits kette ón ef feslosos noi ne'âma.Hij heeft niet minder dan ál zijn boeken aan de stichting geschonken.
d.40% noi ne'âma mip ef korsamm-painosz feskoffa den nert melde fes ef kurre beri paine ef guldâ cos.Niet minder dan 40% van de huishoudens gaf aan niet in staat te zijn de beste keuze te maken.

De uitdrukking noi ne'âma staat aan het einde van de zin, of direct achter het subst. dat de hoeveelheid uitdrukt, maar kan (vooral in de spreektaal) ook op de pred.add.-positie direct achter het predicaat verschijnen (zie ook § 143.51). Vergelijk c. en d. met:

c′.£ Do sener cradef mimpits kette noi ne'âma ón ef feslosos.Hij heeft niet minder dan ál zijn boeken aan de stichting geschonken.
d′.£ 40% mip ef korsamm-painosz feskoffa noi ne'âma den nert melde fes ef kurre beri paine ef guldâ cos.Niet minder dan 40% van de huishoudens gaf aan niet in staat te zijn de beste keuze te maken.

Noot 8  nert ral tur zuf (van te voren; bij voorbaat) (lett. "niet nu maar toen") en

nert vluf tur velk (voortdurend; constant) (lett. "niet meer maar nog"):

Ef gadros melde arfinn lunatof, tur tu trempât ef rapors nert ral tur zuf.
De bijeenkomst is aanstaande maandag, maar je moet het rapport van te voren lezen.

Ef efantys hizjyšelira nert vluf tur velk.
De kinderen zitten voortdurend te giechelen.

Nert ral tur zuf en nert vluf tur velk worden beschouwd als "zware" zinsdelen, en worden altijd aan het einde van de zin geplaatst. Het zijn de enige twee gelexicaliseerde constructies waarbij het add. door nert, en niet door noi, ontkend wordt (zie Blok 151.115). Dit is opmerkelijk omdat juist in de contrastieve uitdrukking "niet X maar Y" de voorkeur voor noi gegeven wordt (zoals in de frase noi X tur iftam Y (niet X maar [wel] Y), zie § 151.44). Bovendien blijft de positieve markering iftam (wel) in bedoelde twee constructies achterwege. Verwar nert ral tur zuf resp. nert vluf tur velk niet met:

a.Do ef rapors trempe noi ral tur iftam zûfiy.
 Hij heeft het rapport niet nu maar toen (= destijds) gelezen.

b.Er ogust do rinne noi vluf tur iftam alt.
 Sinds augustus verdient hij niet méér maar ook niet minder.
 (lett. "... verdient hij niet méér maar hij verdient wel nog [steeds] hetzelfde")

In a. wordt ral met noi ontkend, en gecontrasteerd met zûfiy. Merk verder op dat hier het add. CAT. III zûfiy (toen[tertijd]; destijds) gebruikt wordt. Zuf (toen) is tegenwoordig alleen nog als voegw. of determinant te gebruiken. In archaïsch Spokaans (tot eind 19e eeuw) kon zuf ook een add. CAT. III zijn (zoals dat nog het geval is in de vaste uitdrukking nert ral tur zuf).

Noot 9  noi riyfain (niet altijd) en pert noi riyfain (lang niet altijd):

a.Do melde slamestiy noi riyfain. =
b.= Do melde noi riyfain slamestiy.
 Hij is niet altijd beleefd.

c.Pert noi riyfain goe fenx-ÿcs lelde lutt. (vgl. § 40.38)
 Windeiken groeien lang niet altijd krom.

In a. en c. is riyfain een pred.add. Normaliter staat dit direct achter het predicaat, maar omdat deze positie reeds door een subj.add. is ingenomen (slamestiy in a. en lutt in c.), komt het pred.add. hetzij aan het einde van de zin (in a.), hetzij aan het begin (in c.). Dit alles is uitgelegd in § 40.17 en § 40.34–39. In b. daarentegen treedt riyfain op als attributieve bepaling bij slamestiy. Er lijkt geen betekenisverschil te bestaan tussen a. en b.
Pert noi riyfain is feitelijk een emfatische vorm van noi riyfain.

Noot 10  noi uss (toch al niet) (lett. "niet toevallig")6:

Óps ef sért kusamat ef kultiy lorerde, ur gress quâfe óps noi uss.
Ze hebben het huis naast het onze gekocht, en ik mag ze tóch al niet.

Kirro eft zirrot 'kara Garos quamptûne, taufen ytende beri vende helkara zirrot noi uss.
We hebben een vakantie naar Garos gewonnen, hoewel we tóch al niet van plan zijn om
op vakantie te gaan.

Noft miss! Noi uss gress brae goe geffys.
Nee dank je! Ik lust tóch al geen appels. (als ik een appel aangeboden krijg)

Noi uss wordt beschouwd als een "zwaar" pred.add., dat daarom altijd aan het einde (soms aan het begin) van de zin komt. Het drukt de reden uit waarom de SvZ in de hoofdzin, of in de buitentalige context, ongewenst is.


6De ontkenning "niet toevallig" wordt vertaald met het negatieve add. CAT. I net-uss ("ontoevallig"), bijvoorbeeld: eft net-uss pijatos (een niet-toevallige [dus opzettelijke] samenloop van omstandigheden).

151.117

De verschillen tussen een nadere specificatie van nert enerzijds en een ontkenning van zo'n specificatie anderzijds zijn vaak nihil (tenzij een van beide vormen duidelijk gelexicaliseerd is). Alleen bij een expliciete uitdrukking van contrast komt dit verschil naar voren. Vergelijk:

(1)a. Gress stinde lilt na eft flappa ur noi lilt na eft potilast.
  Ik schrijf vaak met een vulpen en niet vaak met een potlood.
 b.Gress nert stinde na eft flappa ur lilt nert na eft potilast.
  Ik schrijf niet met een vulpen en vaak niet met een potlood.

(2)a.Ber Knolbol ef bidale riyfain, tur ber Hirdo ef bidale noi riyfain.
  In Knolbol regent het altijd, maar in Hirdo regent het niet altijd.
 b.? Ber Hirdo ef bidale menokka nert, tur ber Frâk ef bidale riyfain nert.
  ? In Hirdo regent het soms niet, maar in Frâk regent het altijd niet.

Zowel in het Spokaans als in het Nederlands is (2b) vreemd, omdat beide talen een apart woord voor "altijd niet" hebben: kvâ (nooit).

151.118

Bij de idiomatische ontkenningen zien we bij expliciete contrastering soms een vorm van idiomatisch kopiëren. Dat wil zeggen dat het stramien van de idiomatische uitdrukking gekopieerd wordt naar een andere uitdrukking die zo'n stramien feitelijk niet mag/hoeft te hebben. Bijvoorbeeld:

Do ef mimpit kuntiyre noi curmel oft iftam curmel.
Hij heeft het boek misschien niet of misschien wel gestolen.

Gress tiffe ef noi gû, tur do tiffe ef iftam gû.
Ik weet het absoluut niet, maar hij weet het absoluut wel.

Normaliter worden 'misschien wel' resp. 'absoluut wel' vertaald met curmel iftam resp. gû iftam. Maar de omgekeerde (idiomatische) rangschikking in noi curmel (i.p.v. *curmel noi) en noi gû (i.p.v. *gû noi) wordt nu overgenomen in de rangschikking van de vormen met iftam.

151.119

Sommige add.n uit Blok 151.115 behoren tot CAT. I. Zij kunnen dan optreden als bepaling binnen een zinsdeel, zoals de vetgedrukte add.n in:

(1)a.Kost kerru frinta merre fes ef komediy.
  Ook mijn vriendin speelt in de komedie.   (en niet alleen ikzelf)
 b.Kost frinta merre fes ef kerru komediy.
  Mijn vriendin speelt ook in de komedie.   (en niet alleen in het drama)

(2)a.Mittof melde eft sgôns.
  Dit is een absoluut record.
 b.Gress giffe alt lef eft hûchos.
  Ik geloof nog altijd in een absolute oplossing.

(3)a.Dena kelte vlemóte sener lilt boerts quandro.
  Deze boer slacht vaak zijn koeien zelf.
(= koeien slacht hij vaak, andere dieren niet zo vaak)
 b.Dena lilt kelte vlemóte sener boerts quandro.
  Deze boer slacht zijn koeien vaak zelf.
(= hij slacht zijn koeien vaak, zijn broer doet dat niet [zo vaak])

151.120

Als dergelijke addit.bep.n met noi ontkend zijn (volgens Blok 151.115), kunnen zij níét meer als bepaling binnen een zinsdeel optreden. Alleen een predicatief gebruik is nog mogelijk (dus ze behoren nu tot CAT. III). De volgende varianten van (1)–(3) zijn ongrammaticaal:

(1′)a.* Kost noi kerru frinta merre fes ef komediy.
 b.* Kost frinta merre fes ef noi kerru komediy.

(2′)a.* Mittof melde eft noi gû sgôns.
 b.* Gress giffe lef eft noi gû hûchos.

(3′)a.* Dena kelte vlemóte sener noi lilt boerts quandro.
 b.* Dena noi lilt kelte vlemóte sener boerts quandro.

Het is bij deze zinnen onduidelijk wat de betekenis ervan zou moeten zijn.

151.121

Wel is het mogelijk om dergelijke add.n te gebruiken in een zin waarin noi (of nert) als zinsontkenning optreedt:

Kost kerru frinta nert/noi merre fes ef komediy.
Ook mijn vriendin speelt niet in de komedie.   (en niet alleen ikzelf niet)

Kost frinta merre noi fes ef kerru komediy.
Mijn vriendin speelt NIET ook in de komedie.   (en niet alleen niet in het drama)

Mittof nert melde eft sgôns.
Dit is geen absoluut record.

Gress nert giffe lef eft hûchos.
Ik geloof niet in een absolute oplossing.

Dena kelte vlemóte noi sener lilt boerts quandro.
Deze boer slacht niet vaak zijn koeien zelf.
(= koeien slacht hij niet vaak, andere dieren wel vaak)

Dena lilt kelte nert vlemóte sener boerts quandro.
Deze boer slacht zijn koeien vaak niet zelf.
(= hij slacht zijn koeien niet vaak, zijn broer doet dat wel vaak)

151.122   ad § 151.1   G. Intrinsieke ontkenningen

Bij een intrinsieke ontkenning wordt de ontkenning niet uitgedrukt door specifieke ontkenningswoorden als nert of noi, maar door een typerende vorm van een ander woord. Dit "andere woord" kan tot de volgende woordsoorten behoren:

  1. adverbiaal additief (§ 151.123–125)
  2. voegwoord of determinant (§ 151.126–128)
  3. zelfst.vnw. en voorzetsel (§ 151.129–130)

In de meeste gevallen is er sprake van een woordpaar: tegenover de positieve pool staat een negatieve pool die de intrinsieke ontkenning uitdrukt, zoals flame (ergens) ~ flâme (nergens), of tur (maar) ~ tûre (maar dan niet).
De negatieve pool is bijna altijd met vocaalwisseling van de positieve pool afgeleid, eventueel samen met het suffix -e. Dit soort afleiding is besproken bij de morfologie van de add.n, in § 41.49–54. Intrinsieke ontkenningen vinden altijd plaats op zinsniveau. Ontkenningen op een lager niveau moeten uitgedrukt worden met de positieve pool en een apart ontkenningswoord.

Dergelijke intrinsieke ontkenningen moeten niet verward worden met de negatieve (of liever gezegd: tegengestelde) tegenhangers van additieven, waarbij er sprake is van antoniemen. Zie hiervoor § 151.142–144.

151.123   ad § 151.122   i. Adverbiale additieven

In het volgende Blok zijn alle adverbiale add.n (zie § 40.2 B.) met een negatieve pool opgenomen (de negatieve polen zijn alfabetisch gerangschikt).

Additieven met een negatieve pool voor zinsontkenning
POSITIEF noot NEGATIEF
altnog altijd; nog steeds  1âlt[e]nog nooit; nog nimmer
  2bzovynimmer; nooit
  3éftiniet meer; niet langer
flameergens  4flâmenergens
igteveneens; desbetreffend  5iygt[e]evenmin; ook niet
  6klirasquageenszins; in het geheel niet
kvaooit  2kvâ[e]nooit; nimmer
  7lendiyzelden; meestal niet
  7lettzelden; meestal niet
lichtoch; eigenlijk  8liychetoch niet; eigenlijk niet
katôvooral; met name  9net-katôhelemaal niet; in genen dele
niniettemin; wel zo; evenwel  5niy[e]niet zo; evenmin
  6pasotallesbehalve; beslist niet
stranog wel (zo lang als het duurt)10strâ[e]nog niet (maar later wél)

Deze add.n behoren alle tot CAT. III, behalve flame/flâme, igt/iygte, lendiy en katô; deze behoren tot CAT. I en kunnen dus ook adjectivisch gebruikt worden.
De add.n âlte, iygte, kvâe, niye en strâe mogen ook zonder -e gebruikt worden. Merk op dat de negatieve pool niet altijd precies de tegenovergestelde betekenis van de positieve pool geeft. Zo is het feitelijke antoniem van kvâe (nooit) niet kva (ooit) maar riyfain (altijd).

151.124   ad Blok 151.123   Noten

Noot 1  alt (nog altijd; nog steeds) en âlt[e] (nog nooit; nog nimmer):

Als alt gecombineerd wordt met rast (iemand) of flaju (iets), is dat hetzelfde als een combinatie van âlt[e] met râst[e] (niemand) of flâjû (niets):

alt rast = âlte râst[e]nog altijd iemand
alt flaju = âlte flâjûnog altijd iets

Hier lijkt het wiskundige principe op te gaan dat 2 × negatief = positief.

Noot 2  bzovy (nimmer; nooit), kva (ooit) en kvâ[e] (nooit; nimmer):

In de b-zinnen is er sprake van een ontkenning op zinsniveau:

a.Do lelperro kva eft hurt.Hij heeft ooit een hond gehad.
b.Do lelperro kvâe/bzovy eft hurt.Hij heeft nooit een hond gehad.

a.Trempe kva gress dena mimpit.Ik zal dat boek ooit [eens] lezen.
b.Gress dena mimpit trempe kvâe.Ik heb dat boek nooit gelezen.

Kvâ (nooit) kan zowel met rast en flaju, als met râst en flâjû gecombineerd worden; de betekenis blijft hetzelfde. Maar bzovy kan níét met een negatief zelfst.vnw. gecombineerd worden. Vergelijk:

kvâ rast = kvâ râstenooit iemand
bzovy rast = * bzovy râstenimmer iemand
Kusami gress zerfe kvâ râste.Ik zie hier nooit iemand.

kvâ flaju = kvâ flâjûnooit iets
bzovy flaju = * bzovy flâjûnimmer iets
Do amennâe kvâ flâjû.Hij heeft nooit iets in de gaten.

In het Nederlands worden uitdrukkingen als "nooit niemand" en "nooit niets" afgekeurd, maar in het Spokaans zijn ze geaccepteerd.
Kvâ kan ook soms gecombineerd worden met een ontkennend onb.vnw., wat dan dezelfde betekenis heeft als een positief onb.vnw. Vergelijk:

Do parfâsavy kvâ eftofpira lelpiru veldur. = Do parfâsavy kvâ nÿf lelpiru veldurs.
Hij wil nooit met enig ander mens omgaan.

Merk op dat eftofpira (enig) gevolgd wordt door een enkelvoudig subst. Daarentegen vereist nÿf altijd een meervoudig subst.; zie § 151.60.

Noot 3  éfti (niet meer; niet langer):

Let op het volgende verschil:

a.Do pliyfone éfti.Hij drinkt niet meer.   (is gestopt met drinken)
b.Do nert pliyfone vluf.Hij drinkt niet méér.   (zal de zojuist genuttigde
hoeveelheid drank niet overschrijden)

Let op de idiomatische constructie éfti kva (nooit meer), die letterlijk "niet-meer ooit" betekent. Vergelijk:

a.Pliyfone do éfti kva.Hij zal nooit meer drinken.
(is voor altijd gestopt met drinken)
b.Pliyfone do kvâ vluf dus ten kliqus.Hij zal nooit méér dan twee glazen drinken.

Noot 4  flame (ergens) en flâme (nergens):

flame kusami/kusamahier/daar ergens
Ef meltât flame kusama.Het moet daar ergens zijn.

Flame en flâme behoren tot CAT. I en kunnen dus ook adjectivisch gebruikt worden, zoals in:

Fes ef flâme zeces eft telebôs kettelira minkede.
in het nergens dorp een telefooncel is.gevende vinden
Nergens in het dorp is een telefooncel te vinden.

Aftel tu ef flame ké zerfe?
Heb je de sleutel ergens gezien?

Noot 5  igt (eveneens; desbetreffend), iygt[e] (evenmin; ook niet), ni (niettemin;

wel zo; evenwel) en niy[e] (niet zo; evenmin):

Kirro eft hotela kaffane strâ, tur prate ni.
We hebben nog geen hotel besproken maar we vertrekken niettemin.

Lerdu ef treno ufspre, tur do melda ni nelatiyca den krÿše kirro.
Lerdu heeft de trein gemist, maar hij was wel zo attent om ons te bellen.

Gress cônsidere groft dravos lo niye hordâ.Ik vind zijn tekening niet zo mooi.
Do sen vone kirro igt.Hij is het eveneens met ons eens.
Do sen vone kirro iygte/niye.Hij is het evenmin met ons eens.

Igt en iygte behoren tot CAT. I en kunnen dus ook adjectivisch gebruikt worden, zoals in:

Ef iygte menester tiffe eft hûchos furt ef môntyos.1
de ook.niet minister weet een oplossing voor het probleem
Ook de minister weet geen oplossing voor het probleem.

Ef quÿlapp melde zett; blul publiserelije mas ef igt rapors.
Het onderzoek is afgerond; het desbetreffende rapport wordt morgen gepubliceerd.

Let ook op de idiomatische uitdrukking ni dus niye (al dan niet):

ni dus niyeal dan niet
Ni dus niye do arfine.Ook al komt hij niet.

1Vergelijk ook het gebruik van kerru (ook) in § 151.119–120.

Noot 6  klirasqua (geenszins; in het geheel niet) en pasot (allesbehalve; beslist niet):

Gress miype, den do ânkeste klirasqua.Ik denk dat hij in het geheel niet bang is.
eft klirasqua nekvâmpajé ÿrmetiyneen geenszins onredelijk standpunt
Óps melde pasot ôjif.Ze zijn allesbehalve gierig.

Noot 7  lendiy en lett (zelden; meestal niet):

Lendiy behoort tot CAT. I en kan ook adjectivisch gebruikt worden. Lett is dialectisch (Centraal-Berref). Bijvoorbeeld:

Ef bidale lendiy/lett fes dena manta.Het regent zelden in deze streek.
Moffain simaje sener lendiyn šôts.Moffain ruimt zijn spullen zelden op.
Ef lendiy snÿ melde ralfort fes ef granôs.Er ligt tegenwoordig zelden sneeuw
in de bergen.

Emfatische varianten zijn pijâ lendiy en pijâ lett (heel zelden; bijna nooit).

Noot 8  lich (toch) en liyche (toch niet; eigenlijk niet):

Lich kent als synoniem kiykirot (toch), maar daar hoort geen negatieve variant bij. In de b-zinnen is er sprake van een ontkenning op zinsniveau:

a.Do ef letra stinde lich/kiykirot.Hij heeft de brief toch geschreven.
b.Do ef letra stinde liyche.Hij heeft de brief toch niet geschreven.

a.Tu quarderât lich ef kluntâ.Je moet de receptie toch/eigenlijk bezoeken.
b.Gress quarderavy liyche ef kluntâ.Ik wil de receptie toch niet (eigenlijk
niet) bezoeken.

Let ook op de idiomatische constructie is ... tur lich (weliswaar ... maar toch/desalniettemin). Hier is kiykirot niet bruikbaar:

Do melde is ôjif, tur lich gress affecte do.
Hij is weliswaar gierig, maar toch/desalniettemin ben ik op hem gesteld.

Een negatieve variant als *is ... tur liyche bestaat niet. Wel kan met nert de zin worden ontkend:

Do melde is piaquan, tur lich gress nert nrÿte do.
Hij is weliswaar vriendelijk, maar toch/desalniettemin mag ik hem niet.

Noot 9  katô (vooral; met name) en net-katô (helemaal niet; in genen dele):

Katô behoort tot CAT. I, maar de negatieve tegenhanger net-katô2 is van CAT. III:

a.Lerdu sen interesere katô armt pica-hôky, tur Elsa paine net-katô.
 Lerdu interesseert zich vooral voor ijshockey, maar Elsa helemaal niet.

b.Eup ef katô torozaÿs snue.
 Ze heeft vooral de rozenstruiken gesnoeid.
(en dus in mindere mate de andere struiken)

c.* Eup ef net-katô torozaÿs snue. ~ Eup ef torozaÿs net-katô snue.
 Ze heeft de rozenstruiken helemaal niet gesnoeid.

d.Eup ef katô torozaÿs noi snue.
 Ze heeft vooral de rozenstruiken niet gesnoeid.

Vergelijk c. met d.: in c. staat een nadrukkelijke ontkenning van de SvZ ZE HEEFT DE ROZENSTRUIKEN GESNOEID, wat geïnterpreteerd kan worden als "je denkt wel dat ze de rozenstruiken heeft gesnoeid, maar dat is echt niet zo". In d. staat een ontkenning van de SvZ ZE HEEFT VOORAL DE ROZENSTRUIKEN GESNOEID, wat zoveel wil zeggen als "ze heeft diverse struiken een beetje gesnoeid, maar de rozenstruiken helemaal niet".


2Het prefix net- in net-katô is algemeen gangbaar om een antoniem uit te drukken, zoals nenn ~ net-nenn (schadelijk ~ onschadelijk). Het gaat dan niet om de ontkenning van "schadelijk" maar om een tegenstelling. Zie hiervoor § 151.142–144.

Noot 10  stra (nog wel) en strâ[e] (nog niet):

Bij stra en strâe wordt duidelijk een verandering van de situatie geïmpliceerd ("zo lang het nog duurt"):

Ef kôbo nÿle stra.
De zon schijnt nog wel.  (maar het ziet ernaar uit dat het spoedig betrekt)

Ef bidale strâe.
Het regent nog niet.  (maar het ziet ernaar uit dat het spoedig gaat regenen)

Een emfatische variant is pijâ strâ[e] (nog lang niet):

Elsa rinne pijâ strâ fit pert fitfara Lerdu paine.
Elsa verdient nog lang niet zo veel als Lerdu.
(het zal nog wel een hele tijd duren voordat ze net zo veel verdient)

151.125

Bij contrast is er sprake van een ontkenning op zinsdeelniveau. In dat geval zijn de negatieve polen uit Blok 151.123 onbruikbaar. Vergelijk:

a.Lerdu lelperro noi kva eft hurt, tur iftam riyfain.
 Lerdu heeft niet ooit een hond gehad, maar altijd.

b.* Lerdu lelperro kvâe eft hurt, tur iftam riyfain.
 * Lerdu heeft nooit een hond gehad, maar altijd.

In a. wordt de betekenis van kva (ooit) = "een keer in het verleden" gecontrasteerd met "altijd in het verleden". Hier moet kva expliciet met noi ontkend worden, en daarom is b. fout (dit geldt ook voor het Nederlandse equivalent). Zie verder § 151.131 voor meer voorbeelden.

151.126   ad § 151.122   ii. Voegwoorden en determinanten

In het volgende Blok zijn alle voegw.n en determinanten met een negatieve pool opgenomen (de negatieve polen zijn alfabetisch gerangschikt). Omdat voegw.n en determinanten reeds in andere hoofdstukken zijn behandeld, volstaan we hier met verwijzingen naar de desbetreffende paragrafen.

Voegwoorden en determinanten met een negatieve pool voor zinsontkenning
POSITIEF NEGATIEF zie par.
2dasmaar dan2dâsnûmaar dan niet121.24–27, 122.75
×diraindien; mits×diyrâindien niet; tenzij122.74
×hyra; °ûcâsterwijl; maar×hiyrâterwijl niet; maar niet122.81
°cÿrs; ×fes/fésopdat; om te×lestopdat niet; om niet te;
  uit vrees dat
122.68–69
×madoordat; omdat×mân[iy]doordat niet; omdat niet122.56–57
°âmeindien; als; mits°nÿnindien niet; tenzij122.74
°janof/lifrostiydoordat; omdat°ogâdoordat niet; omdat niet122.56–57
2šâmzonder dat121.14–18, 122.80
1°toje ... fraóf ... óf1°tôje ... frânnoch ... noch120.109–110
2turmaar2tûremaar niet121.19–23, 122.79

°alleen als voegw. gebruikt
×alleen als det. gebruikt
(ongemarkeerde woorden zijn zowel voegw. als det.)

1zie ook Blok 120.49
2zie ook Blokken 121.2 en 122.16
(ongemarkeerde woorden, zie ook Blok 122.16)

Bij dâsnû, diyrâ, hiyrâ, mân[iy], tôje ... frân en tûre is er sprake van vocaalwisseling om de negatieve pool uit te drukken (zie ook Blok 41.51). Bij de woorden dâs, frân en n[iy] is bovendien nog een gereduceerde vorm van noi (vetgedrukte deel) herkenbaar.

151.127

Voorbeelden van voegw.n en determinanten met een positieve en een negatieve pool (Blok 151.126); in de b-zinnen is er sprake van een ontkenning op zinsniveau:

(1)a.Elsa pónze eft kleter toskiÿ, âme eup vreéðe ump ef ufire-exâm.
  Elsa krijgt een nieuw paar ski's als ze voor haar rijexamen slaagt.
 b.Pónze Elsa eft rûl-fesblôfos, nÿn eup vreéðe ump ef ufire-exâm.
  Elsa zal een zenuwinzinking krijgen als ze niet voor haar rijexamen slaagt.

(2)a.Do nert hyra brae crepps, gress lartilóme tevi tem.
  Hij lust geen pannenkoeken, maar ik eet ze graag.
 b.Do hiyrâ larde tevi crepps, gress nert brailóme tem.
  Hij eet graag pannenkoeken, maar ik lust ze niet.

(3)a.Fes dena manta ef mosjeusz donne toje eft ðiynts fra eft oâ.
  In deze streek dragen de vrouwen óf een kapje óf een hoofddoek.
 b.Fes dena manta ef mosjeusz donne tôje eft ðiynts frân eft oâ.
  In deze streek dragen de vrouwen noch een kapje noch een hoofddoek.

In (2a) drukt nert een ontkenning van de hoofdzin Do brae crepps uit, terwijl de determinant hyra een "positieve bijzin van tegenstelling" aankondigt. Nert is dus géén ontkenning op zinsdeelniveau, zodanig dat hyra ontkend wordt (een determinant kan per definitie niet met nert/noi ontkend worden)! In (2b) kondigt hiyrâ een "negatieve bijzin van tegenstelling aan"; hier is de hoofdzin dus positief.
In (3) opereren de voegw.paren toje ... fra en tôje ... frân weliswaar op zinsdeelniveau, maar de intrinsieke ontkenning in (3b) vindt plaats op zinsniveau. Zin (3b) kan daarom geparafraseerd worden als "het is niet zo dat de vrouwen in deze streek óf een kapje óf een hoofddoekje dragen".

151.128

Omdat de frase tur iftam (maar wel) het liefst gecombineerd wordt met noi, worden negatieve voegw.n bij voorkeur vervangen door de positieve tegenhanger, gecombineerd met noi. Vergelijk:

(1)a.Lisagerelije blul ef gûfqu wânta, âme tu noi stinde ef letra tur iftam otostinde ef.
  De klacht zal eerder in behandeling genomen worden, als je de brief niet schrijft maar typt.
 b.* Lisagerelije blul ef gûfqu wânta, nÿn tu stinde ef letra tur iftam otostinde ef.
  * De klacht zal eerder in behandeling genomen worden, tenzij je de brief schrijft maar typt.

(2)a.Fes dena manta ef mosjeusz noi donne toje eft ðiynts fra eft oâ, tur iftam eft gryllâ.
  In deze streek dragen de vrouwen niet óf een kapje óf een hoofddoek, maar [wel] een flaphoed.
 b.? Fes dena manta ef mosjeusz donne tôje eft ðiynts frân eft oâ, tur iftam eft gryllâ.
  In deze streek dragen de vrouwen noch een kapje noch een hoofddoek, maar [wel] een flaphoed.

Waarom (1b) als ongrammaticaal beschouwd wordt, terwijl (2b) door velen wel wordt goedgekeurd, ligt waarschijnlijk aan het feit dat er in (1b) sprake is van een ontkenning en een contrast op zinsniveau, terwijl het in (2b) gaat om een ontkenning en een contrast op objectniveau.

151.128a

Ook als de bijzin vóór de hoofdzin staat, wordt een negatief voegw. het liefst vermeden. Vergelijk:

a.? Ogâ ef bidala nâzja-fort, ef ialefs melde jejûn.
    doordat.niet het regende geruime-tijd, de oogsten zijn schraal
b.Janof ef nert bidala nâzja-fort, ef ialefs melde jejûn.
 doordat het niet regende geruime-tijd, de oogsten zijn schraal
 Doordat het geruime tijd niet geregend heeft, zijn de oogsten schraal.

151.129   ad § 151.122   iii. Zelfst. voornaamwoorden en voorzetsels

In het volgende Blok zijn alle zelfst.vnw.n en voorz.s opgenomen die een negatieve pool hebben (de negatieve polen zijn alfabetisch gerangschikt). Omdat zelfst.vnw.n en voorz.s reeds in andere hoofdstukken zijn behandeld, volstaan we hier met verwijzingen naar de desbetreffende paragrafen.

Zelfst. voornaamwoorden en voorzetsels met een negatieve
pool voor zinsontkenning
POSITIEF NEGATIEF zie par.
zelfst.vnw. zelfst.vnw.  
2cradosalle[n]; iedereen2cradôs[e]geen van alle[n]73.5 1
1flajuiets1flâjûniets73.4 4
2nÿfsgeen enkele; niets73.5 5
1rastiemand1râst[e]niemand73.4 12
voorz. voorz.  
3âfryvolgens3âfriyeniet volgens; anders dan140.21, 140.37

1zie ook Blok 73.2
2zie ook Blok 73.3
3zie ook Blok 140.10

De suffixloze vormen cradôs en râst worden beschouwd als dialectische varianten, gebruikt in Ales en Jelafo. Flâjû heeft nooit het suffix -e en bij âfriye is dit suffix altijd verplicht.

151.130

Voorbeelden van zelfst.vnw.n met een positieve en een negatieve pool (§ 151.132); in de b-zinnen is er sprake van een ontkenning op zinsniveau:

(1)a.Gress tiffe rast fes ef zeces.Ik ken iemand in het dorp.
 b.Gress tiffe râste fes ef zeces.Ik ken niemand in het dorp.

(2)a.Gress tiffe lelpiru rast fes ef zeces.Ik ken iemand anders in het dorp.
 b.Gress tiffe râste hinta ef fes ef zeces.1Ik ken niemand anders in het dorp.

(3)a.Flaju sen prabare kaf ef kelbra frópjÿ ef vâkumm.
  Er is iets aan de hand met de stofzuiger.
 b.Flâjû sen prabare kaf ef kelbra frópjÿ ef vâkumm.
  Er is niets aan de hand met de stofzuiger.

(4)a.Do sen interesere armt flaju.
  Hij interesseert zich voor iets/ergens voor.
 b.Do sen interesere armt flâjû.
  Hij interesseert zich voor niets/nergens voor.

1Râste hinta ef betekent letterlijk "niemand behalve het", waarbij "het" een ongespecificeerde entiteit is. Vergelijk: râste hinta do (niemand anders dan hij; niemand behalve hij). Het geïdiomatiseerde karakter van râste hinta ef blijkt ook uit de contractie râste hintaf.

151.131   Negatieve polen vs. ontkenning van positieve polen

De negatieve polen in de Blokken 151.123 en 151.129 kunnen niet vervangen worden door een positieve pool die met noi/nert wordt ontkend, tenzij er sprake is van contrast, oftewel van een ontkenning op zinsdeelniveau. In dat geval zijn de negatieve polen onbruikbaar. Vergelijk:

(1)a.Gress sen tâge flâjû. ~ * Gress sen tâge nert/noi flaju.
  Ik herinner me niets.
 b.Gress sen tâge noi flaju, tur iftam cratiyn.
  Ik herinner me niet iets, maar alles.

(2)a.Kirro râste méte. ~ * Kirro nert/noi rast méte.
  We hebben niemand ontmoet.
 b.Kirro nert rast méte, kirro sakos lef veldurs méte.
  We hebben niet iemand ontmoet, we hebben een heleboel mensen ontmoet.
 c.Kirro nert rast ki méte, kirro ef mennmenester méte.
  We hebben niet zomaar iemand ontmoet, we hebben de minister-president ontmoet.

(3)a.Do ef potilast minkede flâme. ~ * Do ef potilast minkede nert/noi flame.
  Hij heeft het potlood nergens gevonden.
 b.Do ef potilast minkede noi flame, tur iftam kaf eft terat zjut ki wós, tiffelira fes ef ziplot.
  Hij heeft het potlood niet [zomaar] ergens gevonden, maar op een hele rare plaats, namelijk in de wc-pot.

(4)a.Dena poit eft mikkelel ðôtvokos pónze kvâ. ~ * Dena poit eft mikkelel ðôtvokos pónze nert/noi kva.
  Deze dichter heeft nooit een belangrijke onderscheiding gekregen.
 b.Dena poit eft mikkelel ðôtvokos pónze nert kva, brâ do pónze sest ðôtvokôsta pordel jadâk zemper.
  Deze dichter heeft niet ooit een belangrijke onderscheiding gekregen, want hij krijgt zulke onderscheidingen bijna elk jaar.

In (1b) en (2b) wordt "heel weinig" gecontrasteerd met "heel veel", want iets = "één ding/weinig dingen" en alles = "veel/alle dingen". Evenzo is iemand = "één persoon". In (2c) wordt "een willekeurig persoon" gecontrasteerd met "een met name genoemd (bekend) persoon". We kunnen ook stellen dat er in (2b) een kwantiteit gecontrasteerd wordt, en in (2c) een kwaliteit.
In (3b) wordt ergens = "een willekeurige, niet interessante plek" gecontrasteerd met een wc-pot, die gekwalificeerd kan worden als een "hele rare, onverwachte, plek". In (4b) vormt ooit = "één enkele keer" een contrast met bijna elk jaar, ofwel "heel veel keren".
Het is duidelijk dat de negatieve polen in de a-voorbeelden niet precies de ontkenning van de positieve polen in de b-zinnen inhouden, want anders zouden ze onderling uitwisselbaar geweest kunnen zijn. De negatieve polen in de a-zinnen geven een ontkenning op zinsniveau (zie ook § 151.31), terwijl in de b-zinnen een zinsdeel wordt ontkend.

151.132

Vergelijk ook de volgende voorbeelden:

(1)a.Gress zâre alt fes eft toclades.
  Ik woon nog steeds in een gehucht.

 b.Gress zâra âlte fes eft toclades. ~ * Gress zâra nert alt fes eft toclades.
  Ik heb nog nooit in een gehucht gewoond.

 c.Gress zâre noi alt fes eft toclades, tur iftam strâ fes eft toclades.
  Ik woon niet nog steeds in een gehucht, maar [wel] nog niet in een gehucht.

Alt (nog steeds, nog altijd) refereert aan een periode die in het verleden begon en zich in het heden voortzet. Daarom wordt in (1a) alt met een neutrale tijd gecombineerd. Âlte (nog nooit) refereert aan een periode die in het heden begint en teruggaat in het verleden. Daarom wordt in (1b) âlte met een definitieve tijd gecombineerd, en kan het niet vervangen worden door nert/noi alt. In (1c) wordt een duidelijk contrast uitgedrukt: iemand denkt dat ik ooit in een gehucht ben gaan wonen en daar tot op de dag van vandaag woon. Deze veronderstelling wordt nu ontkend, en gecontrasteerd met de mogelijkheid dat ik ooit in de toekomst in een gehucht zou kunnen gaan wonen.

151.133

Nog een voorbeeld:

(2)a.Eup ichize crados luft ef kluntâ.
  Ze zoent iedereen op de receptie.

 b.Eup ichize cradôse luft ef kluntâ.
  Ze zoent geen van allen op de receptie.

 c.Eup ichize noi crados luft ef kluntâ, tur iftam ef bârbe-meraters.
  Ze zoent niet iedereen op de receptie, maar [alleen] de mannen met een baard.

In (2a) refereert crados aan alle personen in een bepaalde groep (hier: de bezoekers van de receptie).1 In (2b) wordt deze gehele groep ontkend, ofwel er is sprake van "niemand die tot de bepaalde groep behoort". In (2c) is er een contrast tussen "de gehele groep mensen op de receptie" en een "ander soort groep op de receptie" (namelijk de "mannen met een baard").


1Vergelijk jadâk (iedereen), dat aan "alle mensen die er bestaan" refereert. Zie ook Blok 73.2.

151.134

In § 151.131–133 is telkens sprake van een mogelijke ontkenning van de positieve pool. Dit moet niet verward worden met een mogelijke ontkenning van de gehele zin waarin de positieve pool voorkomt. Vergelijk:

a.Dena poit eft mikkelel ðôtvokos pónze kvâ.
 Deze dichter heeft nooit een belangrijke onderscheiding gekregen.

b.Dena poit eft mikkelel ðôtvokos pónze nert kva, brâ do pónze sest
ðôtvokôsta pordel jadâk zemper.   (vgl. § 151.131 (4b))
 Deze dichter heeft niet ooit een belangrijke onderscheiding gekregen,
want hij krijgt zulke onderscheidingen bijna elk jaar.

c.Dena poit eft mikkelel ðôtvokos nert pónze kva.
 Deze dichter heeft ooit niet een belangrijke onderscheiding gekregen.

In a. wordt gezegd dat het nooit ter sprake is gekomen of de dichter wel een onderscheiding moest krijgen: het is nooit gebeurd. In b. wordt het zinsdeel "ooit" ontkend; dit is mogelijk bij een contrastieve lezing, waarin "ooit" tegenover een andere frequentie-bepaling staat, zoals "bijna elk jaar". Zie ook de expliciete contrast-voorbeelden in § 151.131.

In c. staan twee bepalingen die de SvZ HIJ HEEFT EEN ONDERSCHEIDING GEKREGEN nader bepalen: nert ontkent de SvZ, en kva drukt uit dat de SvZ in het verleden op een bepaald moment plaatsgevonden heeft. Omdat beide add.n een reikwijdte over dezelfde SvZ hebben, ontstaat er in principe een conflict, want iets kan niet tegelijkertijd NIET en OOIT hebben plaatsgevonden.

151.135

Het in de vorige paragraaf genoemde conflict kan vermeden worden door aan te nemen dat er een hiërarchie tussen NIET en OOIT bestaat. Er zijn nu twee mogelijkheden:

c1.   OOIT {NIET {DEZE DICHTER HEEFT EEN BEL. ONDERSCHEIDING GEKREGEN}}
c2.   NIET {OOIT {DEZE DICHTER HEEFT EEN BEL. ONDERSCHEIDING GEKREGEN}}

Beide interpretaties zijn nogal geforceerd, c2. wellicht nog meer dan c1. In c1. wordt de ontkende SvZ DEZE DICHTER HEEFT EEN BEL. ONDERSCHEIDING NIET GEKREGEN in de context van "ooit = het gebeurde een keer" geplaatst, wat begrepen kan worden dat er ooit eens een duidelijke beslissing is gevallen dat deze dichter een bepaalde onderscheiding níét zou krijgen (implicerend dat hij die onderscheiding meestal altijd wél krijgt).
In c2. wordt beweerd dat "het niet zo is dat hij ooit die onderscheiding heeft gekregen". Hier lijken de betekenissen van OOIT en NIET met elkaar te botsen, tenzij er sprake is van een contrast, zodanig dat spreker A beweert dat "de dichter de onderscheiding ooit heeft gekregen", waarop B reageert met de correctie dat de SvZ die A voorstelt niet waar is. Maar zo'n contrast wordt in principe uitgedrukt door het te contrasteren element te ontkennen, niet door de hele SvZ te ontkennen. Lezing c2. is dus feitelijk een ongrammaticaal alternatief van zin b. in § 151.134.

151.136

Nog een voorbeeld:

a.Eup ichize noi crados luft ef kluntâ.   (vgl. § 151.133 (2c))
 Ze zoent niet iedereen op de receptie.

b.Eup nert ichize crados luft ef kluntâ.
 Ze zoent niet iedereen op de receptie.

In a. wordt het zinsdeel crados ontkend, wat een contrastieve werking heeft. Zulke contrasten zijn in § 151.133 expliciet gegeven. In b. wordt de SvZ ZE ZOENT IEDEREEN OP DE RECEPTIE ontkend. Deze zinsontkenning is goed mogelijk omdat de betekenissen van NIET en IEDEREEN niet met elkaar botsen (zoals dat wel het geval was met OOIT en NIET in de vorige paragraaf). Zin b. kan geparafraseerd worden als "het is niet zo dat ze iedereen op de receptie zoent (maar alleen sommigen zoent)" (uitgesproken met een neutrale intonatie).

151.137

In § 151.131–133 is telkens sprake van een oppositie tussen de negatieve pool van een woord en de ontkende positieve pool van dat woord. De zaken worden nog ingewikkelder, omdat de negatieve pool dikwijls gecombineerd wordt met nert/noi, zonder dat dit een betekenisverschil geeft. Toevoeging van zo'n ontkenningswoord vindt dikwijls plaats omdat de negatieve pool als zodanig vrij onduidelijk is gemarkeerd, zeker als een distinctief suffix ontbreekt, en er alleen een verschil tussen wel of geen pira bestaat, zoals tussen flame en flâme, of tussen flaju en flâjû. De dubbele ontkenningen bij de negatieve polen zijn al lang gebruikelijk in de spreektaal, maar in de schrijftaal zijn ze pas tussen 1950 en 1970 geaccepteerd geworden.1 Vergelijk:

(1)a.Gress tiffe rast fes ef zeces.
  Ik ken iemand in het dorp.
 b.Gress nert tiffe rast fes ef zeces.
  Ik ken niet iemand in het dorp.
 c.Gress tiffe nert rast fes ef zeces [tur gress tiffe crados kusama].
  Ik ken niet IEMAND in het dorp [maar ik ken ze daar allemaal].

(2)a.Gress tiffe râste fes ef zeces. =
 b.= Gress nert tiffe râste fes ef zeces.
  Ik ken niemand in het dorp.
 c.Gress tiffe nert râste fes ef zeces [tur gress tiffe crados kusama].
  Ik ken niet NIEMAND in het dorp [maar ik ken ze daar allemaal].

1Zie ook het artikel "Double negation in Spocanian" (1977) van Bühler.

151.138

Tussen (1a) en (1b) (vorige paragraaf) bestaat er een verschil, want in (1b) wordt de SvZ IK KEN IEMAND IN HET DORP in zijn geheel ontkend (dus: "het is niet zo dat ik iemand in het dorp ken"). Zo'n verschil is tussen (2a) en (2b) geheel afwezig, want hier dient de zinsontkenning nert alleen als versterking van de intrinsieke ontkenning van râste.
Vergelijk ook nog (1c) met (2c): hier worden rast en râste ontkend, zodat de betekenissen IEMAND en NIEMAND gecontrasteerd worden met een ander woord, bijvoorbeeld met ALLEMAAL. Variant (1c) is het meest neutraal; daarentegen kan (2c) gebruikt worden in een situatie waarbij spreker A denkt dat ik "niemand in het dorp ken", waarop ik reageer door A's gesuggereerde "niemand" te ontkennen en tegenover het correcte "allemaal" te plaatsen.

151.138a

Een positieve pool wordt ook gecombineerd met een ontkenning, als de positieve pool als antecedent bij een betr.vnw. optreedt. Vergelijk:

(1)a.Gress lorertavy nert ki flaju, gress cônsidere té lo mikarr.
  Ik wil niet iets kopen wat ik te duur vind.
 b.* Gress lorertavy ki flâjû, gress cônsidere té lo mikarr.
  ? Ik wil niets kopen wat ik te duur vind.

(2)a.Elsa melde nert ki rast, té riffe isy cijazutosz.
  Elsa is niet iemand die gemakkelijk contacten legt.
 b.* Elsa melde ki râste, té riffe isy cijazutosz.
  * Elsa is niemand die gemakkelijk contacten legt.

(3)a.Óps zâraves nert ki flame, ÿr ef mónse riyfain.
  Ze willen niet ergens wonen waar het altijd stormt.
 b.* Óps zâraves ki flâme, ÿr ef mónse riyfain.
  ? Ze willen nergens wonen waar het altijd stormt.

De b-zinnen zijn fout omdat de betr.vnw.n en ÿr moeten refereren aan een entiteit in de matrixzin. Die entiteit kan wel met flaju, rast of flame worden aangeduid, maar niet met flâjû, râste of flâme, omdat "niets", "niemand" en "nergens" geen entiteiten kunnen zijn. In het Nederlands lijken de vertalingen van de b-zinnen niet per se ongrammaticaal. Het betr.vnw. ÿr in (3) wordt besproken in § 124.38–38a.

151.139   Promotie van intrinsieke ontkenningen

In § 151.22–30 is besproken hoe de ontkenningswoorden nert en noi uit een ondergeschikte den- of -lira-zin naar het einde van de matrixzin kunnen promoveren. Zo'n promotie is ook mogelijk als de ondergeschikte zin een intrinsieke ontkenning bevat. Deze intrinsieke ontkenningen (zoals kvâ (nooit), râste (niemand) of flâjû (niets)) worden door promotie van nert/noi expliciet. Vergelijk:

a.Gress rajiyte den klâfe do eft cmontolâ kvâ.
 Ik hoop dat hij nooit een misdaad zal begaan.
b.Gress rajiyte nert den klâfe do eft cmontolâ kva.
 Ik hoop niet dat hij ooit een misdaad zal begaan.

a.Eup tiffe, kirro lelperrelira flâme eft kôbo-smyl.
 Ze weet dat we nergens een zomerhuisje hebben.
b.Eup tiffe nert, kirro lelperrelira flame eft kôbo-smyl.1
 (idem)

a.Óps pilde den do sen taffât rifo flâjû.
 Ze vinden dat hij zich nergens mee moet bemoeien.
 (lett. "... zich met niets moet bemoeien")
b.Óps pilde nert den do sen taffât rifo flaju.
 Ze vinden niet dat hij zich ergens mee moet bemoeien.
 (lett. "... zich met iets moet bemoeien")

1Vergelijk de ontkenning van de gehele matrixzin (nert vóór het predicaat):

Eup nert tiffe, kirro lelperrelira flame eft kôbo-smyl.
Ze weet niet dat we ergens een zomerhuisje hebben.

151.140

Als intrinsieke ontkenningen geen positieve tegenpool hebben, is promotie van nert/noi onmogelijk, omdat in de bijzin zo'n positieve pool vereist is. Vergelijk (met ?? wordt de ontbrekende positieve pool aangeduid):

(1)a.Gress miype, den do ânkeste klirasqua.
  Ik denk dat hij in het geheel niet bang is.
 b.* Gress miype nert, den do ânkeste ??.

(2)a.Gress miype, do arfinelira éfti.
  Ik denk dat hij niet meer komt.1
 b.* Gress miype nert, do arfinelira ??.

Een variant van (2a) zou kunnen zijn: Gress nert miype, do arfinelira velk (Ik denk niet dat hij nog komt). Maar hier gaat het om een ontkenning op zinsniveau (nert vóór het predicaat), en niet om promotie, want velk heeft geen variant met een intrinsieke ontkenning, waarbij de ontkenning in de vorm van nert naar het einde van de matrixzin zou kunnen promoveren.


1In het Nederlands kan niet meer in zijn geheel gepromoveerd worden: Ik denk niet meer dat hij komt. In het Spokaanse equivalent Gress miype éfti, do arfinelira ontkent éfti echter altijd de hoofdzin, en kan nooit als gepromoveerd element dat de bijzin ontkent begrepen worden.

151.141

Het is ook mogelijk om een gehele intrinsieke ontkenning te promoveren, mits dit zinsdeel een additief is dat uit de structuur van de bijzin weggelaten kan worden. Vergelijk de voorbeelden in § 151.139 met:

(1)a.Gress rajiyte den klâfe do eft cmontolâ kvâ. >
 b.> Gress rajiyte kvâ den klâfe do eft cmontolâ.
  Ik hoop dat hij nooit een misdaad zal begaan.

(2)a.Eup tiffe, kirro lelperrelira flâme eft kôbo-smyl. >
 b.> Eup tiffe flâme, kirro lelperrelira eft kôbo-smyl.
  Ze weet dat we nergens een zomerhuisje hebben.

(3)a.Lerdu zjoffe, do râste ustjâgelira. ≯
 b.≯ * Lerdu zjoffe râste, do ?? ustjâgelira.
  Lerdu beweert dat hij niemand heeft bedrogen.

(4)a.Óps pilde den do sen taffât rifo flâjû. ≯
 b.≯ * Óps pilde flâjû den do sen taffât rifo ??.
  Ze vinden dat hij zich nergens mee moet bemoeien.

In (3) is râste het object in de bijzin. Zo'n object kan niet gepromoveerd worden naar de matrixzin. In (4) treedt flâjû op als fundament in de voorz.bep. rifo flâjû. Zo'n fundament kan nooit gepromoveerd worden naar matrixniveau.

151.142   Negatieve additieven

Negatieve additieven zijn feitelijk een antoniem van een positieve tegenhanger. Dit kunnen hetzij productief gevormde elementen zijn, zoals rovret ~ nerovret (lief ~ stout) (lett. "niet-lief"), of epða ~ net-epða (bewolkt ~ onbewolkt), hetzij improductieve woorden als zâramiy ~ nert zâr'kurre (bewoonbaar ~ onbewoonbaar) of abarit ~ quâlostiy (bewust ~ onbewust) (waarbij netabarit 'bewusteloos' betekent).
Bij de morfologie van de additieven zijn dergelijke negatieve termen uitgebreid behandeld (zie § 41.43 voor ne- en net-- en § 41.52 voor vocaalwisseling).

151.143

Het is niet zo dat een negatieve pool altijd semantisch identiek is aan een expliciete ontkenning van een positieve pool. Vergelijk:

a.Petriy nert melde polityâ.Petriy is niet beleefd.
b.Petriy melde nert polityâ.(idem)
c.Petriy melde nepolityâ.Petriy is onbeleefd.

Zin a. is een ontkenning van de gehele SvZ. Zin b. is een ontkenning van "beleefd", waarbij de afwezigheid van deze eigenschap gecontrasteerd wordt met de aanwezigheid van een andere eigenschap (bijv. "stug" of "joviaal"). Zin b. hoeft dus niet per se te betekenen dat Petriy "onbeleefd" is. Daarentegen drukt zin c. expliciet uit dat Petriy "onbeleefd" is, wat impliceert dat hij niet "beleefd" kan zijn.
De afwezigheid van de eigenschap "beleefd" betekent dus niet per definitie de aanwezigheid van "onbeleefd", maar omgekeerd betekent de aanwezigheid van "onbeleefd" wél de afwezigheid van "beleefd".

151.144

Nog een voorbeeld:

a.Lisa kette nert ef engfartiy vro'egios rifo ef moplariy.
 Lisa geeft geen nauwkeurige beschrijving van het ongeluk.

b.Lisa kette eft net-engfartiy vro'egios rifo ef moplariy.
 Lisa geeft een onnauwkeurige beschrijving van het ongeluk.

De ontkenning in zin a. is ambigu: enerzijds kan nert het gehele onderstreepte deel ontkennen (wat bijvoorbeeld impliceert dat Lisa alleen maar zegt dat er sprake van een ongeluk was); anderzijds kan alleen het add. engfartiy ontkend worden (wat impliceert dat de beschrijving niet geheel klopt). In zin b. wordt expliciet gezegd dat de beschrijving helemaal niet klopt.


TOP
<< Hoofdstuk 150 | Hoofdstuk 152 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands