Spokanisch Archief  

De stad Afacha en omgeving

Afacha heeft maar 3500 inwoners, maar is bij de gemiddelde Spokaniër bekender dan een stad met meer dan 100.000 inwoners. Het stadje ligt aan de Fu, midden in een gebied dat doordrenkt is van het geneeskrachtige water. Er is een stelsel van onderaardse rivieren en bronnen dat zijns gelijke niet kent in Spokanië. Al in de 15e eeuw lieten Pegrevische koningen zich onderdompelen in het opborrelende nat, en in de 17e eeuw verscheen het eerste badhuis in Afacha, een simpel optrekje van vier muren met een dak, waarbinnen een bassin dat via een stenen goot met water uit een naburige bron werd gevoed. Aan de andere kant liep het water er weer uit, naar een wasplaats waar de vrouwen uit Afacha hun was in het gebruikte water konden doen. Wasvrouwen die hier van "vuil water" zouden spreken liepen kans om wegens majesteitsschennis opgepakt te worden, want het water dat door de koning en zijn familie werd gebruikt, kon natuurlijk nooit "vuil" zijn, hoogstens "met des konings geest doordrenkt".

Helaas is de koninklijke badinrichting omstreeks 1790 gesloopt, zonder dat het geplande grotere en mooiere badhuis er ooit voor in de plaats is gebouwd. Pas halverwege de 19e eeuw werd de geneeskrachtige werking van al dat water door artsen officieel bevestigd en werd het baden erin een populaire bezigheid, al dan niet onder aansporing van artsen. Toen verschenen er in Afacha drie badhuizen die alle nog steeds dienst doen. Maar ook in de omliggende dorpen kwamen zulke inrichtingen - het was maar net waar dat water uit de grond kwam.
Aanvankelijk werden de badhuizen door twee categorieën mensen bezocht: welgestelden die er voor de deftigheid heen gingen, en zieken die van de dokter moesten. Voor de welgestelden werden de badhuizen steeds luxueuzer, met cafés, restaurants en leestafels. Voor de zieken werden ze steeds efficiënter, met ziekenzalen, revalidatiemogelijkheden en operatiekamers. Nu bleek er nog een derde categorie te bestaan: zieke welgestelden. Zij hadden behoefte aan badhuizen die zowel lux als nuttig waren. Deze driedeling geldt nog steeds. De luxueuze badhuizen heten tegenwoordig badhotels, de behandeling van zieken vindt plaats in badsanatoria en daartussenin bestaan nog badinstituten.

Badsanatoria liggen tegenwoordig voornamelijk wat hoger in de bergen buiten Afacha, waar patiënten met aandoeningen aan de luchtwegen ook van de zuivere berglucht kunnen genieten. Het geneeskrachtige water moet naar deze instituten opgepompt worden omdat de bronnen altijd veel lager in de bergen liggen.
De badhotels bestaan tegenwoordig in drie klassen, A, B en C, precies zoals alle hotels. Ze zijn dankzij de badvoorzieningen alleen veel duurder dan gewone hotels. In badhotels kun je allerlei soorten baden nemen, warme, koude, met of zonder mineralen of koolzuur. Badhotels zijn bestemd voor gezonde mensen die dat willen blijven. Dan zijn er nog de badinstituten. Zij zijn bestemd voor mensen met een kwaal die de therapie liever zien als een vrijwillige vrijetijdsbesteding dan als een door de dokter opgelegde kuur. Het gaat hier om dure gelegenheden waar overdadige luxe subtiel vermengd wordt met een streng ziekenhuisbeleid.
Voor de gewone (gezonde) toerist komen feitelijk alleen de badhotels in aanmerking. Het is vreemd dat er in en rond Afacha geen gewone badhuizen bestaan: inrichtingen waar men een bad kan nemen zonder er ook te hoeven logeren. Deze omissie wordt sinds een paar jaar door een groepje handige zakenlieden onderkend, en in 2002 is er ten zuiden van Afacha, waar de onderaardse rivier de Fu-quntiyst in de Fu uitmondt, een ultramoderne badinrichting verrezen, inclusief een zwembad van olympische afmetingen, die geheel aan de eisen des tijds voldoet. Dat het zo lang heeft moeten duren voordat iets dergelijks gebouwd kon worden heeft een banale reden. Alle bronnen en waterlopen die het geneeskrachtige water verschaffen zijn reeds geclaimd door overheden en exploitanten van instellingen, zodat het groepje zakenlieden wel ergens een badhuis kon bouwen, maar niet aan water zou kunnen komen! Dat probleem lijkt nu opgelost.

Het water dat hier overal uit de grond borrelt is niet alleen geschikt als badwater, maar in veel gevallen ook als drinkwater. In Afacha staat dan ook een enorme fabriek waar het spul gebotteld wordt, en waar verscheidene soorten water zijn te proeven (en te kopen natuurlijk). De fabriek geeft informatieve rondleidingen waarbij je veel te weten komt over de chemische eigenschappen en samenstelling van het water, de geologische omstandigheden waardoor zulk water ontstaat, en de technische aspecten van zuivering en bottelen. De rondleiding die ik daar met een grote groep mede-geïnteresseerden mee mocht maken zal ik niet licht vergeten. Onze gids was een uitermate humoristische vrouw, die tot vermoeiens toe de ene kwinkslag en woordspeling na de andere uit haar wulpse mond toverde, en dat alles in het Spokaans, Engels en Duits (wat slaapverwekkend is voor iemand die alle drie de talen verstaat). Op een gegeven moment stond ze in een roes van enthousiasme de werking uit te leggen van een ingewikkelde machinerie achter haar waar net schoongespoelde flesjes door een robotarm van de lopende band werden getild en in de vulmachine werden geplaatst.
Toen kwam er een flesje aan waarvan de hals was afgebroken. De robotarm greep mis, maakte een zinloze beweging naar de vulmachine, keerde terug en greep weer mis. Het onthalsde flesje bleef braaf aan het einde van de band staan wachten maar de overige flessen schoven gewoon door en kletterden de een na de ander op de grond. De gids stond te schreeuwen om boven de herrie van de machine uit te komen en merkte niets, maar wij als groep namen waar wat er zich achter haar rug voor drama afspeelde. Eerst klonk er een gegiechel uit de groep, dat allengs overging in gegrinnik en toen in gelach. De gids was echter zo zeker van het effect dat haar humor had dat ze meende dat we om haar stonden te lachen. Totdat ze de hele situatie ineens in de gaten had en in paniek wegrende, op zoek naar een personeelslid dat de machine kon stopzetten. Intussen kletterde de ene fles na de ander op de grond, voor de hele groep een uniek schouwspel, maar bij mij wekte dat gek genoeg een déjà-vu gevoel op. En dan niet als psychologisch fenomeen, maar als realiteit. Ik herinnerde me onmiddellijk een film uit de jaren vijftig van de vorige eeuw van Bert Haanstra, een documentaire over de glasfabriek Leerdam, waarin zich exact hetzelfde tafereel afspeelde. Met van die traditionele Nederlandse melkflessen: van één ervan ontbrak de hals, hij werd niet opgepakt en alle andere flessen schoven op een hoop en spatten aan diggelen op de stenen vloer uit elkaar. Ook hier blijkt maar weer dat in Spokanië alles decennia later gebeurt dan in de rest van Europa.

Na afloop van de rondleiding werden we in een zaal gelaten waar we allerlei watersoorten moesten proeven. We begrepen dat je normaliter dan een paar flesjes moet kopen, maar in ons geval liep het een beetje anders. We werden verwelkomd door de directeur (?) van de fabriek die zijn excuses aanbod dat we getuige waren geweest van een "bedrijfsongeval", zoals hij het incident enigszins overdreven noemde. En om "alles goed te maken" kregen we nu alle een karton met zes flesjes naar keuze mee. We hoefden niets te betalen, als we maar beloofden om het incident snel weer te vergeten.
Hier werd een heel gezelschap met water omgekocht om het bedrijfsongeval vooral niet aan de grote klok te hangen! Wij vonden de hele situatie eerder humoristisch dan dramatisch, en ik zie geen reden waarom ik de gebeurtenis niet aan u zou mogen doorgeven, te meer daar er voor mij, dankzij Bert Haanstra, een extra dimensie aan kleeft.

© Rolandt Tweehuysen

20 dec 2004