Spokanisch Archief  

Het gedrag van de r in het Ÿrofly-Westspokaans


Pôlfe Kerido-Jûst
artikel uit Lângâr+Tibân 7-1 (1993)

In dit artikel onderzoekt Pôlfe Kerido-Jûst de eigenaardigheid van het Ÿrofly-Westspokaans om de letter r, die ingesloten is tussen een vocaal en een andere consonant, vóór deze vocaal uit te spreken, het een en ander volgens het schema VrC > rVC. Dit verschijnsel is een vorm van metathesis, die aan verscheidene restricties is gebonden. In de jaren 1987 en 1988 zijn honderden informanten in Noord-Ales geraadpleegd teneinde een zo zuiver mogelijk beeld te krijgen van de strategieën die de dialectsprekers met betrekking tot deze metathesis toepassen. Dit onderzoek, gedeeltelijk door Kerido-Jûst zelf geleid, gedeeltelijk ook door zijn collega Eleonora Santarem, levert een bijdrage aan een veel uitgebreidere studie van de Westspokaanse dialecten op Liftka, die eind 1994 in drie delen zal verschijnen bij uitgeverij Kvârta in Hoggebim. Pôlfe Kerido-Jûst is sinds 1980 docent dialectologie aan de Staatsuniversiteit te Zest.


De letter [r] [0] wordt langzaam maar zeker veronachtzaamd in vele talen van Europa. In de meeste Engelse dialecten is deze klank gereduceerd tot een schwa als hij vóór een andere consonant staat, en ook in het Duits en Nederlands vindt in de meeste gesproken taal een dergelijke reductie plaats, soms klinkt de r als onze [â], zoals in het Duitse woord Tür (ongeveer [tuâ]), soms ook is hij geheel stom, zoals in het Nederlandse schrijven (ongeveer [sgÿve]).
Deze tendens is ook in het Spokaans waar te nemen. In de meeste streken van Spokanië is de r, indien gevolgd door een andere consonant, gereduceerd tot een soort schwa, zoals in furt [fuêt]. Deze uitspraak wordt al enkele decennia lang als correct beschouwd, met als gevolg dat het geprononceerd uitspreken van de preconsonantische r, zoals op Centraal-Berref gebeurt, tegenwoordig meer en meer een dialectische (dus "minder correcte") status krijgt. De traditionele radio-r, die nog steeds in Hirdo hoorbaar is, en ooit via de radio in het hele land hoorbaar was (omdat de eerste radio-uitzendingen vanuit Hirdo werden verzorgd) wordt tegenwoordig door velen als ouderwets ervaren, indien deze in een overigens standaard-Spokaans wordt uitgesproken.

In verscheidene Westspokaanse dialecten is de preconsonantische r geheel verdwenen, wat kan leiden tot ambigue woorden. Dit kan geïllustreerd worden met enkele voorbeelden uit Xemân en omgeving (variant van het Môliy-Westspokaans): de woorden mit en mirt klinken beide als [mit]. De woorden cos en kors klinken beide als [kos], wat betekent dat de diftongering van de o, die normaliter onder invloed van de erop volgende r plaatsvindt, in dit gebied achterwege blijft als de r stom is. De woorden pute en purte klinken in Xemân beide als [pute]. Omdat in de rest van de streek waar Môliy-Westspokaans gesproken wordt, de r-deletie voor vocaalverlenging zorgt, klinkt hier purte identiek aan putte: beide worden uitgesproken als [pu:te].

Ik zal hier niet nader ingaan op de twee uiterste strategieën: een geprononceerde r enerzijds, en een geheel afwezige r anderzijds, maar mij concentreren op een wonderlijke tussenvorm, zoals die gebezigd wordt in het Ÿrofly-Westspokaans zoals dat gesproken wordt in Noord-Liftka met uitzondering van het eiland Mantahynne (hieronder aangeduid met "ŸWS"). In dit gebied lokt een preconsonantische r onder bepaalde voorwaarden metathesis uit, wat concreet betekent dat de r prevocaal wordt. Het een en ander blijkt uit de volgende voorbeelden: purte klinkt als [prute]; kerp klinkt als [krep]; gârpiy klinkt als [grâpî]; Pârfâs klinkt als [prâfâs]; Tôrsviyc klinkt als [trôsvîk]. [1]

Deze metathesis vindt echter niet in alle gevallen plaats. Ik zal hieronder een inventarisatie maken van de voorwaarden waaronder metathesis wel en niet voorkomt. Wij beperken ons tot die gevallen waarin de r en de eropvolgende consonant in één en hetzelfde woord voorkomen (hieronder vallen ook onscheidbare samenstellingen). Bevindt zich tussen de r en de eropvolgende consonant een woordgrens, dan is metathesis niet aan de orde. Dus de frase ef bergo ber Xâ klinkt als [ef brego ber kþâ], maar nooit als *[ef brego bre kþâ]. Dus metathesis in de prepositie ber komt niet voor, ook al is hierin de r in fonetisch opzicht preconsonantisch (hij wordt immers gevolgd door een x). Ook in scheidbare samenstellingen lijkt de filâsto meestal nog een woordgrens-functie te vervullen: târ-pÿt kan nooit *[trâpÿt] worden, maar târko kan wel [trâko] worden. Het onderscheid tussen "scheidbaar" en "onscheidbaar" dat in de Spokaanse syntaxis gehanteerd moet worden om de plaatsing van affixen en de meervoudsvorming adequaat te kunnen beschrijven, is dus op het niveau van dialecten eveneens relevant voor een fonologisch verschijnsel als metathesis. Ik heb de indruk dat er in de literatuur die de oppositie "scheidbaar"-"onscheidbaar" tot onderwerp heeft, zelden aandacht besteed wordt aan deze fonologische relevantie.

Alvorens de voorwaarden te onderzoeken waaronder metathesis mogelijk of noodzakelijk is, wil ik wijzen op de eigenaardigheid dat de diftongering van de é en o, uitgelokt onder invloed van een erop volgende r, ondanks de metathesis behouden blijft!


fig. 1

Het woord kors klinkt in het ŸWS derhalve als [krös], en pérsa klinkt als [prësa]. Iets dergelijks geldt voor de combinatie ÿr [ÿjer]: het disyllabische karakter van de ÿ blijft behouden als de eropvolgende r door metathesis vóór de ÿ verschijnt. Dus gÿrs wordt [grÿjes], en niet *[grÿs], en cÿrfros wordt [krÿjefros] en niet *[krÿfros].
In de combinatie qu wordt, zoals bekend, de u als [ú] uitgesproken: quiyr [kúwîr], qumôs [kúmôs], qurk [kúêk]. Opmerkelijk is nu dat de u zijn uitspraak [ú] behoudt, als deze na metathesis door de r voorafgegaan wordt. We hebben dan niet meer te doen met de combinatie [kú], maar met [krú]: qurk wordt dan [krúk], en Hequrjâ wordt [hekrújâ].

Verdubbeling van een postvocale consonant betekent zowel in de standaardtaal als in het ŸWS dat de eraan voorafgaande vocaal verlengd wordt uitgesproken, zoals in putte [pu:te]. Uiteraard geldt dit ook bij een verdubbelde, postvocale r: kurre [ku:re] of ozyrrkette [ozy:rke:te]. Deze vocaalverlenging blijft ook na metathesis behouden, dus torrs [trö:s], kerrpaine [kre:pawine], ozyrrkette [ozry:ke:te].
Merk op dat in [trö:s] niet alleen de vocaalverlenging behouden is gebleven, maar bovendien de diftongering.
Normaliter komt vocaalverlenging nimmer voor bij vocalen die onmiddellijk gevolgd worden door ch [ç], ð [ð], h [h], qu [kú], š [š] en x [þ]/[kþ]. Als er sprake is van een verlengde vocaal onmiddellijk voor een r, en deze r verandert door de metathesis van positie, blijft vocaalverlening ook onmiddellijk voor ch, ð, h, qu, š en x behouden. Vergelijk Terrchâ [te:rçâ] met [tre:çâ], Nequrrðe [nekú:rðe] met [nekrú:ðe], tarrðe [ta:rðe] met [tra:ðe], qurrqute [kú:rkúte] met [krú:kúte], en vergelijk epurrx [epu:rþ] met [epru:þ].

Het behoud van de diftongen [ë] en [ö] in ér en or, en van de disyllabische [ÿje] in ÿr, zijn in zoverre opmerkelijk dat deze diftongering en dit disyllabisme feitelijk geen bestaansrecht meer hebben zodra de postvocale r door metathesis verdwenen is: diftongering en disyllabisme zijn immers een rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid van die r. Daarentegen zijn de uitspraak [ú] na een q, en de verlengde uitspraak vóór een verdubbelde consonant geen rechtstreeks gevolg van de fonologische eigenschappen die deze q of deze consonantverdubbeling vertonen: het schrijven van een q (in plaats van een c of k), en het dubbel schrijven van een consonant, zijn slechts ortografische middelen om de klank [ú] en de vocaalverlenging uit te drukken, en als de r door metathesis van positie verandert, en daarom dit ortografische hulpmiddel ongedaan gemaakt wordt, wordt de uitspraak van de u of van de verlengde vocaal op geen enkele wijze beinvloed. Dat verlengde vocalen normaliter niet gevolgd kunnen worden door de klankgroepen ch, ð, h, qu, š en x heeft een historische verklaring, maar is niet bedongen door de fonologische eigenschappen van deze zes klankgroepen. [2]

In enkele delen van het ŸWS-gebied (omgevingen van Dreumân, Laffenet en Xeno) bestaat een tendens om de e te diftongeren tot [ÿ], als deze gevolgd wordt door een j, bijvoorbeeld Pejo [pÿjo]. Als metathesis van de r betekent dat de vocaal nu door een j gevolgd wordt (dus Vrj > rVj) vindt deze diftongering eveneens plaats, bijvoorbeeld: sperjót wordt [sprÿjót] en Merja wordt [mrÿja]. In Amer (een dorp in een streek waar deze diftongering geheel onbekend is) was een informant die geconfronteerd werd met de uitspraak [sprÿjót], en hij interpreteerde de [ÿ] niet als een gediftongeerde e, maar merkte op dat [sprÿjót] volgens hem een rare variant van [sprÿjet] moest zijn. Dit had tot gevolg dat hij als standaardvorm het woord spÿrt opgaf, hoewel dit woord niet bestaat.

Bij dialectische woorden die uitsluitend in het ŸWS-gebied aangetroffen worden, is niet altijd vast te stellen of de combinatie [rC] een gevolg is van metathesis, dan wel als "oorspronkelijk" aangemerkt moet worden. Zo is in Crelco het werkwoord [prûðe] opgetekend, in de betekenis van "op je hoofd krabben". Omdat de variant *[pûrðe] nergens aangetroffen wordt, noch in andere dialecten, noch in de standaardtaal, is er geen enkele reden om te veronderstellen dat de basisvorm van dit werkwoord *pûrðe is, en mogen we concluderen dat het dialect van Crelco het werkwoord prûðe kent. Echter, hierboven is vastgesteld dat diftongering onder invloed van een r ook na metathesis behouden blijft. Het substantief [frësa] betekent "dutje" (standaardtaal: helle) en wordt algemeen gebruikt in Troebasÿrt en omliggende dorpen. De diftongering van de é is een indicatie dat de r er feitelijk achter staat, en dat de basisvorm férsa, en niet *frésa, moet zijn. [3]

In dit verband is het interessant om op te merken dat dialectsprekers soms een hypercorrecte vorm gebruiken als zij trachten correct Spokaans te spreken. Zij maken dan een vermeende metathesis ongedaan. In Ygge-zeces is het volgende geval opgetekend: [ke:êtsî] als hypercorrectie voor krettsiy. In Xôt zijn opgetekend: [pîêke] als hypercorrectie voor priyke en [fersko] als hypercorrecte vorm voor fresko. In dit laatste geval noteerde de onderzoeker zelfs een geprononceerde r in plaats van de te verwachten schwa! De informant probeerde niet alleen de vermeende metathesis ongedaan te maken, maar bovendien een vermeend deftige radio-r te imiteren, wellicht omdat hij van een generatie is die zich de vroegste radio-uitzendingen vanuit Hirdo nog goed kon herinneren (de informant was ten tijde van het onderzoek 83 jaar oud).

Het is nu tijd geworden om te inventariseren in welke gevallen een metathesis al dan niet waargenomen wordt. Als een hoofdregel kan gesteld worden dat metathesis alleen voorkomt in accentdragende lettergrepen, dus wel in farte [frate], maar niet in fartelira *[fratelira]. Dus wel in pôrpos [prôpos], maar niet in pôrpôsta *[prôpôsta]. De woorden fartelira en pôrpôsta klinken in vrijwel het gehele onderzochte gebied als [faêtelira] respectievelijk [pôêpôsta], hoewel de schwa soms ook geheel kan vervallen, dus [fatelira] en [pôpôsta]. [4] Verval van de schwa (ofwel: complete deletie van de r) lijkt enerzijds idiolectisch bedongen, maar anderzijds zijn er ook plaatsen aan te wijzen waar het meer een dialectische variant lijkt, zoals langs de westkust tussen Jedenfals en Polefi, en geïsoleerd in Troeba a/e Ses (het dorp waar ikzelf vandaan kom). Omdat dit deel van de westkust globaal gedekt wordt door de duinenrug die plaatselijk bekend is onder de naam Kamo-temp, zal ik hieronder deze naam gebruiken om te refereren aan dat deel van het onderzochte gebied waar de preconsonantische r geheel wegvalt als metathesis achterwege blijft. Ook het dorp Troeba a/e Ses moet hierbij gedacht worden.

De hier geschetste hoofdregel lijkt geen uitzonderingen te kennen, en na toepassing ervan kunnen nog enkele secundaire regels operabel worden. Allereerst, metathesis vindt nooit plaats als dit leidt tot een "onmogelijke" cluster. Met "onmogelijk" wordt bedoeld: niet in de fonologie van het Spokaans voorkomend. [5] We richten eerst onze aandacht op clusters bestaande uit twee consonanten, en kennen dan de volgende onmogelijke consonantcombinaties: *[çr], *[Dr], *[ðr], *[hr], *[jr], *[šr], *[wr], *[þr] en *[Tr].

Metathesis die leidt tot "ongebruikelijke" clusters komt soms wel, soms niet, voor. Onder "ongebruikelijk" verstaan we de combinaties [lr], [nr], [mr] en [sr]. Merk op dat de mate van (on)gebruikelijkheid van deze clusters onder meer bepaald wordt door de positie die zij in het woord innemen. Zo komt [lr] nimmer aan het woordbegin voor, dus metathesis die leidt tot deze cluster aan het woordbegin wordt vermeden: lardos wordt dus niet *[lrados], maar tolardos wordt dikwijls wel [tolrados]. Zo wordt lerkâ geen *[lrekâ], maar colârte wordt meestal wel [kolrâte]. De neiging om metathesis door te voeren als dit leidt tot [lr] is in het zuidelijk deel van het onderzochte gebied minder groot dan in de rest. In Moleije, Xalâs en Afarcal was geen enkele informant te vinden die dit toepaste. In Crelco en Jannen daarentegen hadden de meeste informanten geen bezwaar tegen de cluster [lr]. In Troebasÿrt en omgeving, en in mindere mate ook in mijn eigen dorp Troeba a/e Ses, lijkt soms de neiging te bestaan om de cluster [lr] als [r:] uit te spreken: de l wordt dus stom, waarbij de r verlengd wordt: zo kon in Troeba a/e Ses de uitspraak [kör:âte] [6] gehoord worden. Let ook op de diftongering van de o, dit onder invloed van de eropvolgende r!

Met de cluster [nr] is iets aan de hand dat als een omgekeerd proces van [lr] beschouwd kan worden: tewijl [lr] aan het woordbegin vermeden wordt en in het woordmidden mogelijk is, wordt [nr] in het woordmidden vermeden, maar graag aan het woordbegin toegepast. Dus norte wordt [nröte], maar gvénarsex wordt niet *[gvénrasekþ]. De disributie van [lr] en [nr] binnen een woord als gevolg van metathesis herinnert derhalve aan de distributie van deze clusters in overige woorden. Een opvallende metathesis is opgetekend in Glagvâ, alwaar een informante het woord nar-film uitsprak als [nrafilm]. Zij beschouwde de r als preconsonantisch, hoewel de eropvolgende f feitelijk aan een ander woord toebehoort. In dit verband is het interessant om op te merken dat metathesis bijna altijd vermeden wordt als de spreker zich bewust is van een woordgrens, zodanig dat de r de laatste consonant van het ene woord is, en de volgende consonant de eerste klank van het eropvolgende woord. Ook bij scheidbare samenstellingen als nar-film lijken de meeste sprekers zich bewust van het bestaan van zo'n woordgrens. De wijze waarop woordgrenzen ervaren worden, en de metathesis kunnen beïnvloeden, is in ons onderzoek slechts marginaal aan de orde gekomen. Wij hebben ons, zoals aan het begin van dit artikel reeds gezegd, voornamelijk beziggehouden met rC-clusters binnen het woord.

Voor de ongebruikelijke clusters [mr] en [sr] geldt géén restrictie dat metathesis vermeden wordt als deze clusters aan het woordbegin staan. Ook nu weer was de neiging om metathesis toe te passen, in het zuidelijke deel van het gebied het minst groot. De isoglossen voor deze vorm van metathesis overlappen die van de [lr]-metathesis. Zo klinkt morg in Marafaniy en Crelco als [mrög], maar in het zuidelijker gelegen Xalâs als [möêg]. Het woord sârf klinkt daarentegen in de hele streek als [srâf]. De variant [sâf] die op de Kamo-temp verwacht kan worden (afwezigheid van metathesis en een stomme preconsonantische r) is nergens aangetroffen, waarschijnlijk omdat het woord sâf reeds bestaat als dialectische variant van sef "vruchtesap". Verderop kom ik nog terug op de strategie om metathesis te vermijden als dit zou leiden tot ambiguïteit.

Metathesis blijft geenszins beperkt tot die gevallen waarin dit leidt tot een rC-cluster van slechts twee letters. Ook grotere clusters mogen het gevolg zijn van metathesis (dat in feite een toevoeging van de r aan een reeds bestaande cluster inhoudt). Zo werd in het gehele gebied pÿnvertse als [pÿnvretse] uitgesproken, waarbij aangetekend kan worden dat de combinatie [vr] in Iji-zeces en Xôt als [br] klinkt, niet alleen als [vr] een gevolg is van metathesis, maar in alle woorden. Ook [vl] klinkt hier als [bl]. Opgetekend zijn onder meer de volgende woorden: vreste [breste], vlazze [bla:ze], bavriy [babrî] of [babré], idevlazze [idebla:ze]. Deze wisseling van [v] naar [b] lijkt een invloed te zijn van het Pegrevisch dat in deze streek naast het Westspokaans gesproken wordt.

In het algemeen geldt, hoe complexer de cluster, hoe minder graag metathesis wordt toegepast. Onder "complex" versta ik zowel het aantal consonanten in de cluster, als het soort combinatie. Probleemloze metathesis wordt waargenomen bij bijvoorbeeld: skârbiyk [skrâbîk], spôrp [sprôp], pÿnvertse [pÿnvretse], émparðâ [émpraðâ], lûntersex [lûntresekþ] en Kiylpertiy [kîlpretî]. In al deze gevallen leidt metathesis tot een cluster die reeds een algemeen voorkomend element in de Spokaanse fonologie is.
Clustervorming aan het woordbegin leidt dikwijls tot problemen, met name als de r voorafgegaan wordt door l, m, n of s: Plercô wordt nooit *[plrekô], snerf wordt nooit *[snref] en tmertas wordt nooit *[tmretas].
Ook wordt metathesis tegengegaan door een v in de begincluster: gvârce wordt nooit *[gvrâke] (maar: vârje kan wel [vrâje] worden!).

Als metathesis leidt tot de cluster [str] is dit geaccepteerd in die dialecten en idiolecten waarin str sowieso als [str] wordt uitgesproken, dus: stôrgte kan [strôgte] worden, en pôstersex kan [pôstresekþ] worden. Zulke vormen zijn vooral bij oudere informanten (ouder dan 60 jaar) opgetekend. Deze generatie spreekt str gewoonlijk nog uit als [str], iets wat voor geheel Spokanië geldt. Jongeren hebben meer en meer de neiging om str tot [st] te reduceren, met als gevolg dat metathesis leidt tot wegval van de r. In het hele onderzoeksgebied zeiden jongere informanten bijna altijd [stôgte] in plaats van [strôgte], of [pôstesekþ] in plaats van [pôstresekþ]. Deze uitspraak kan beschouwd worden als een gevolg van de reductie van str, maar op de Kamo-temp, waar een preconsonantische r gedeleerd kan worden, kunnen [stôgte] en [pôsteseþ] ook beschouwd worden als een gevolg van de deletie van deze preconsonantische r, dus [stôrgte] > [stôgte], en [pôstersekþ] > [pôstesekþ]. Nu is er in het geheel geen metathesis aan te pas gekomen.

De onderzoekers hebben een algemene tendens in het ŸWS-gebied waargenomen die als volgt is te definiëren: als r-metathesis leidt tot een cluster van drie consonanten, wordt deze in het zuidoostelijke deel van het onderzochte gebied (dus het meer bergachtige gebied) gemakkelijker geaccepteerd dan in de rest van Noord-Ales. In de omgeving van Šeftaliy en Afarcal hadden de informanten absoluut geen bezwaar tegen vormen als [skrâbîk] of [empraðâ], en in Dreumân-belt kon zelfs een vorm als [fsrÿjeðâk] voor Fsÿrðâc(-kents) opgetekend worden! Dat de moeilijke cluster [fsr] hier door twee informanten zonder meer werd goedgekeurd, mag zeer uitzonderlijk heten. Of we hier met een dialectische dan wel een idiolectische tolerantie te maken hebben, is vooralsnog niet geheel duidelijk.

In de meer vlakke gebieden van Noord-Ales worden min of meer complexe clusters dikwijls vermeden door metathesis achterwege te laten. Dit gaat dikwijls gepaard met een complete deletie van de r. Op de Kamo-temp is dit laatste de enig mogelijke strategie, in de rest van het vlakke Noord-Ales zijn hoofdzakelijk mengvormen te constateren. Zo waren er verscheidene informanten in Crelco en omgeving die afwisselend metathesis, r-deletie of de standaarduitspraak toepasten in één en hetzelfde woord, al naar gelang de spreeksnelheid en emfase. Van het werkwoord informe [7] zijn binnen één verhaal dat een informant (72 jaar, lagere beroepsopleiding) vertelde de volgende vormen opgetekend: [inföême], [inföme] en [infröme]. Zijn vrouw (70 jaar, analfabeet) liet zelfs de diftongering van de o achterwege, en omdat de ongediftongeerde o in het ŸWS als [â:] gerealiseerd wordt, zei zij [infrâ:me]. Zij kende het "geleerde" woord informe niet, was zich derhalve niet bewust dat de r feitelijk postvocalisch is en dus diftongering uitlokt, en meende daarom dat haar uitspraak "correcter" was dan die van haar man.

Er lijkt geen enkel bezwaar te zijn om metathesis toe te passen als het woord met een vocaal begint. In dat geval ontstaat er dus een woord dat met een r begint, zoals urp [rup], ârg [râg], armt [rant], érmiyp [rëmîp], ÿrgót [rÿjegót], enzovoort. Alleen langs de westkust in de omgeving van Plekotex en Moleije leken de informanten zulke vormen van metathesis te vermijden. Hier gaven de meesten de voorkeur aan r-deletie, dus ârg [âg], érmiyp [ëmîp], enzovoort. Dit is dus een deel van het gebied waar de bewoners toch al een zekere weerstand tegen metathesis lijken te hebben (zie hierboven bij de beschrijving van complexe clusters).
Evenmin bestaat er bezwaar tegen metathesis als hierdoor de r in de plaats komt van een intervocalische [w], zoals bij poertex [poweêtekþ] > [poretekþ], ayrport [awyêpöêt] > [arypöêt] of eurste [ewuêste] > [eruste]. Dergelijke vormen komen in het gehele onderzochte gebied voor.

Als een woord met twee aan elkaar grenzende vocalen begint, en de eerste vocaal draagt géén accent, wordt in de standaardtaal bij veel woorden de beginvocaal niet uitgesproken, met als gevolg dat de "intervocalische" [w] nu de beginklank is geworden. Dit is met name het geval als de tweede vocaal verlengd is en het gefixeerde accent draagt, zoals bij uokke [wo:ke] of aerrf [we:êf], maar we komen het ook tegen bij enkele andere woorden, zoals bij iyinke [winke] of ûice [wike]. Deze vormen van beginvocaaldeletie komen in grote delen van het ŸWS-gebied op dezelfde wijze als in de standaardtaal voor, behalve in Crelco, St.Manes en alle plaatsen en dorpen langs de bovenloop van de Ygge en de Klinnÿr. Hier wordt de beginvocaal consequent uitgesproken, ook als de tweede vocaal verlengd is. In Xalâs, Dreumân en Xâ (dus de streken rondom bovengenoemd rivierengebied) pasten vele informanten deze vorm van vocaaldeletie toe in snelle taal, maar bij emfatisch taalgebruik werd de beginvocaal over het algemeen duidelijk uitgesproken. In een enkel geval noteerden de onderzoekers een foutieve beginvocaal, zo sprak een informante in Quess bij Dreumân consequent van [ÿwike] terwijl zij ûice bedoelde. Kennelijk was zij gewoon om altijd [wike] te zeggen, maar wilde zij netjes spreken en/of de ambiguïteit met het werkwoord wike vermijden.

In die gebieden waar de beginvocaal consequent wordt uitgesproken, kan door metathesis de r op de positie van de [w] komen. We noteerden de volgende gevallen: ierrt [ire:t], aerrf [are:f] en Aermen [aremen].
In gebieden waar de beginvocaal consequent gedeleerd wordt, blijft metathesis in zulke woorden achterwege. Hier klinken ierrt, aerrf en Aermen als respectievelijk [we:êt], [we:êf] en [weêmen]. Overigens lijken dit de enige drie woorden in het Westspokaanse taalgebied te zijn die voldoen aan de eis dat zij en een stomme beginvocaal en een voor metathesis in aanmerking komende r bezitten.
In de overgangsgebieden waarin deletie van de beginvocaal niet consequent plaatsvindt, worden ierrt, aerrf en Aermen nu eens wel, dan weer niet, met metathesis uitgesproken. Ook hier geldt weer dat metathesis gebruikelijk is bij emfase (omdat dan de beginvocaal wordt uitgesproken), en achterwege blijft bij snelle spraak (als de beginvocaal stom is). De grens tussen "emfase" en "snelle spraak" is individueel bepaald. Sommige informanten gaan al tot deletie van de beginvocaal over als zij nog relatief langzaam spreken, terwijl anderen pas deleren als hun taal zo snel is geworden dat zij praktisch onverstaanbaar zijn geworden. Omdat het al dan niet toepassen van metathesis in dergelijke gevallen direct gerelateerd is aan het al dan niet deleren van de beginvocaal, en een nadere studie van vocaaldeletie binnen het kader van het metathesis-onderzoek niet heeft plaatsgevonden, kan hier nu niet verder op ingegaan worden.

Ten slotte, ik kan in dit verband niet onvermeld laten dat het Spokaans nog een woord kent met een stomme beginvocaal en een postvocalische r: dat is yart in de betekenis van "yard" (Engelse maat). Dit woord wordt zowel in de standaardtaal als in het ŸWS uitgesproken als [waêt] (of [wart]), en daarop zijn geen uitzonderingen waargenomen. Metathesis komt bij dit woord dan ook nimmer voor.

Interessant is het verschijnsel van reduplicatie, die waargenomen is in Ialefer, Iji-zeces, Xôt, Qutereeefo en Wyndriy (dus de oostrand van het onderzochte gebied, waar het Pegrevisch zijn invloed doet gelden). Deze reduplicatie komt voor als metathesis zou leiden tot een verdubbeling van de r, schematisch weer te geven als rVrC > rrVC. In dat geval wordt tussen beide r's een vocaal ingevoegd, die kan variëren van een schwa tot een herhaling van de eropvolgende vocaal. Voorbeelden: rôrfiy [rêrôfî] of [rôrôfî], rârmta [rêrânta] of [rârânta], [8] prart [prêrat] of [prarat], prérpe [prêrëpe] of [prërëpe]. In Qutereeefo is in enkele gevallen waargenomen dat de eerste, postconsonantische, r wegvalt: prérpe werd [përëpe], en crûrc [kûrûk]. Deze wegval kan toegeschreven worden aan een fonologische strategie die bekend staat onder de naam "deletiedissimilatie" (van identieke klanken valt er één weg). [9]

Buiten de hierboven opgesomde streken komt deze vorm van reduplicatie niet voor. Er zijn dan twee alternatieven: (i) metathesis blijft geheel achterwege (voor wat betreft Kamo-temp kan hieraan toegevoegd worden: de postvocalische, preconsonantische, r valt weg, dus rôrfiy [rôfî], rârmta [rânta], prart [prat] enzovoort), of (ii) er vindt metathesis plaats, waarbij de verdubbeling van de r leidt tot een verlengde uitspraak hiervan, dus [r:]. Dit laatste is uitsluitend waargenomen in Troebasÿrt en Troeba a/e Ses, zie ook de behandeling van colârte hierboven. Voorbeelden: [r:ôfî], [r:ânta], [pr:at].

Tot slot nog een opmerking over het passieve pronomen gróse, waarin de r in de standaardtaal wel uitgesproken wordt, dit in tegenstelling tot in de actieve variant gress dat bijna altijd klinkt als [ges]. In veel dialecten wordt ook de r in gróse weggelaten: [góse] of [gós], en datzelfde geldt in het door ons onderzochte gebied. Een bijzondere vorm van hypercorrectie is in één geval in Drystotall waargenomen, waarin iemand het had over [goweês]. De informant had kennelijk in zijn achterhoofd dat er in [gós] een r ontbrak, en voegde, in een poging om netjes te spreken, een r toe, maar dan postvocalisch/preconsonantisch tussen de ó en de s! Tegelijkertijd reduceerde hij deze r tot een schwa, zoals algemeen gebruikelijk bij zo'n preconsonantische r, en bovendien werd de diftong [ó] gesplitst in o+e = [owe], omdat [ó] nooit vóór een r kan staan. De wijziging [ó] > [owe] die hier intuïtief plaatsvond is het omgekeerde van wat er historisch gezien aan de hand is. [10]

Metathesis, al dan niet gecombineerd met verlenging, reduplicatie of deletie, leidt in veel gevallen tot ambiguïteit, vooral bij korte woorden. Bijvoorbeeld: ârg [râg] en râg [râg]; sârf [srâf] > [sâf] en sâf [sâf]; farte [frate] en frate [frate]; stûrt [strût] en strût [strût]; yrt [ryt] en ryt [ryt].
Zulke ambiguïteiten worden in het algemeen niet vermeden als er geen kans is op verwarring. Vertonen beide woorden daarentegen een semantische verwantschap, die het mogelijk maakt dat zij binnen dezelfde context gebruikt kunnen worden, dan zal metathese in het algemeen achterwege blijven teneinde de ambiguïteit te voorkómen. Een informante uit Plekotex vertelde [kos frera mÿ et frater] ("mijn broer is een kloosterling"), en achtte het uitgesloten dat iemand [frater] zou opvatten als farter "iemand die graag loopt". Nee, zij bedoelde uitsluitend frater "kloosterling", maar gaf toe dat zij met [frater] wel farter had kunnen bedoelen in een uitspraak als [do mÿ et ubâfta frater: do hatre pi:tres ur otos] ("hij is een echte wandelaar: hij haat fietsen en auto's").

Een andere informant, uit Xalâs, vertelde dat hij, als hij met de trein naar Amahagge wilde, bewust altijd [et teêt frut Amaha:ge] zei als hij eft tert furt Amahagge ("een retourtje naar Amahagge") bestelde, en nooit [tret] voor tret zei, omdat dat in zijn dialect "opdonder, dreun" betekent (afgeleid van trete). Echter, het additief tert in de betekenis van "vochtig" sprak hij wel altijd als [tret] uit, omdat verwisseling met het substantief "opdonder, dreun" nu uitgesloten is. Zo vond hij de zin [ef tret kÿponfâsto men°kerate frut ef lôkþ] ("de vochtige handdoek hangt voor de kachel") heel acceptabel.

In dit artikel kan ik niet verder ingaan op de strategieën die toegepast worden om ambigue woorden te disambigueren. Disambiguering door middel van het achterwege laten van metathesis moet gezien worden binnen een groter verband van disambiguering in het algemeen. Dit is onderzocht door Jân Zeese-Ploema in zijn boek Disambigueringsstrategieën (Amahagge 1986), waarnaar ik graag verwijs.

© vertaling: Rolandt Tweehuysen


NOTEN

  1. (Deze "nulde" noot is speciaal voor de Nederlandse lezers door de vertaler toegevoegd.)

    Globale waardes van de fonetische symbolen (voor zover in dit artikel vóórkomend):
    [a] en [â]: als aa resp. a in Ned. baak en bak
    [i] en [î]: als ie resp. i in Ned. biet en bit
    [o] en [ô]: als oo resp. o in Ned. boot en bok
    [u] en [û]: als uu resp. u in Ned. fuut en fut
    [é] en [e]: als ee resp. e in Ned. beek en bek
    [ë] en [ö]: gediftongeerd, als a resp. oa in Eng. bake en boat
    [ó]: diftong, als oy in Eng. boy
    [y]: tussen Ned. i (pit) en u (put) in
    [ÿ]: als Ned. ei of ij
    [ê]: schwa, als e in Ned. baker
    [°]: zeer korte schwa, zoals uitgesproken tussen de l en k in Ned. melk
    [ú]: als oe in Ned. boek
    [ð]: combinatie van th in Eng. the en j in Ned. je
    [þ]: als th in Eng. three
    [g]: als ch in Duits ich ("Ich-laut")
    [v]: als w in Ned. winter
    [w]: als bilabiale w in Eng. winter
    [ç]: ongeveer als sh in shop
    [š]: als hechte verbinding van [þj]
    [D] en [T]: als hechte verbindingen van [dl] resp. [tl]

    De klemtoon ligt in principe op de vóórlaatste vocaal. In afwijkende gevallen wordt de accentdragende vocaal onderstreept. <<

  2. In dit artikel wordt in de fonetische weergave van de voorbeelden zo veel mogelijk de standaarduitspraak gevolgd. Afwijkingen van deze standaarduitspraak worden alleen weergegeven als zij dienen als illustratie bij dit betoog. Dit betreft natuurlijk in eerste instantie de besproken metathesis-gevallen, maar ook de hiermee samenhangende verschijnselen. Overige uitspraakvarianten, zowel idiolectische als dialectische, worden dus genegeerd. Zo is in de fonetische weergave van de naam Tôrsviyc wel de metathesis van [ôr] > [rô] weergegeven (dus: [trôsvîk]), maar niet de bijkomende kenmerken van het ŸWS, zoals de uitspraak van de ô (wordt [â:]) of die van de s (wordt [þ]). Een preciezere weergave van de dialectische uitspraak van Tôrsviyc zou derhalve zijn: [trâ:þvîk]. <<

  3. Schrijvers die het ŸWS als schrijftaal gebruiken, drukken de metathesis in schrift uit door qruk voor [krúk] en Heqrujâ voor [hekrújâ] te schrijven. De q in de combinatie qru is dan een ortografisch hulpmiddel om aan te geven dat de u als [ú] klinkt, analoog aan qu in de standaardtaal. Verlengde vocalen in woorden met metathesis kunnen te allen tijde door consonantverdubbeling uitgedrukt worden, vergelijk kerrpaine met kreppaine, vergelijk ozyrrkette met ozrykkette. Deze ortografische oplossing is eveneens mogelijk bij ch, ð, h, qu, š en x, vergelijk Terrchâ met Trecchâ (sommigen schrijven Trechchâ), vergelijk tarrðe met traððe, vergelijk qurrqute met qruqqute, vergelijk epurrx met epruxx.
    Moeilijker wordt het met diftongering en disyllabisme, die impliciet bedongen zijn door een eropvolgende r, en niet in de ortografie als zodanig uitgedrukt worden. Als de eropvolgende r door de metathesis verdwenen is, moeten diftongering en disyllabisme expliciet in de spelling tot uitdrukking gebracht worden. Conventie is om diftongering met een trema aan te geven, en disyllabisme met ÿje, vergelijk kors met krös, vergelijk pérsa met prësa, vergelijk gÿrs met grÿjes. Deze ortografische conventie is identiek aan de fonologische. Sommige schrijvers drukken het disyllabisme van de ÿ uit met een eigen diacritisch teken, bijvoorbeeld een pira: grÿjes wordt dan geschreven als grŷs. <<

  4. Verdere evidentie voor de vorm férsa ten gunste van *frésa is te vinden in Tunbas, waar metathesis niet voorkomt, maar dit dialectische woord wel (in de varianten [féêsâ] of [fÿsâ], maar nooit als *[frésâ] of *[frÿsâ] of iets dergelijks). <<

  5. Worden alle ŸWS-karakteristieken correct weergegeven, dan moeten we schrijven: [pôpâ:þta], hoewel verscheidene informanten een reductie van de eerste vocaal toepasten, leidend tot [pêpâ:þta]. <<

  6. Voor het gemak kan hier aangenomen worden dat er met betrekking tot deze clusters geen onderscheid bestaat tussen de standaardtaal en het in dit artikel besproken dialect. <<

  7. Consonantverlenging is in de meeste Westspokaanse dialecten geheel afwezig, en er wordt algemeen aangenomen dat dat ook voor het ŸWS geldt. De uitspraak [r:] moet dus als een uitzonderlijk geval beschouwd worden, die zich beperkt tot de metathesis-omgeving. In alle andere gevallen is ook in Troebasÿrt en Troeba a/e Ses de ontwikkeling van "lange consonant" naar "lange voorafgaande vocaal" waar te nemen. Zo wordt kurre niet uitgesproken als [kur:e], maar als [ku:re], dus conform de algemeen geldende Westspokaanse regel. In het geconstrueerde woord kulerta werd door alle informanten uit mijn dorp echter spontaan metathesis toegepast, waarbij [lr] in [r:] veranderde: [kur:eta], en niet *[ku:reta] of *[kulreta]. <<

  8. Informe is de spreektaalvariant van informere, die in het ŸWS de enig mogelijke vorm is. <<

  9. Merk op dat de syllabische m in rârmta na metathesis is veranderd in een "gewone" m, die onder invloed van de eropvolgende t als [n] wordt uitgesproken. Deze [nt]-assimilatie is een normaal proces, dat zowel in de standaardtaal als de meeste dialecten waar te nemen is (evenals het omgekeerde: [mp]-assimilatie bij de n, zoals in kânp [kâmp]). <<

  10. Deletiedissimilatie kan niet beschouwd worden als kenmerkend voor een bepaald Spokaans dialect. Het komt voornamelijk voor bij onverzorgde spreektaal, waarin de combinatie CiCjVCj gereduceerd wordt tot CiVCj, bijvoorbeeld: Klalbâ [kalbâ], spépe [sépe]. Dit verschijnsel blijft bij sommige clusters achterwege, zo wordt stat nooit *[sat], zo wordt Tlal nooit *[tal]. Bij Tlal is het behoud van de l begrijpelijk, omdat tl als één klank [T] geldt, dus hier is geen sprake van twee identieke consonanten, gescheiden door een vocaal. Bij stat gedraagt st zich als één klank, hoewel dat fonologisch gezien niet geheel juist is.
    Het valt buiten het bestek van dit artikel om verder in te gaan op het verschijnsel van deletiedissimilatie. <<

  11. Deze informant (46 jaar oud) heeft een zeer geringe opleiding en kan nauwelijks lezen en schrijven. De door hem gebezigde hypercorrecte vorm [goweês] kan daarom op geen enkele manier door hem theoretisch onderbouwd zijn. Het is interessant om te constateren hoe de historische klankwet [owe] > [ó] (niet geldend als [owe] gevolgd wordt door r) door hem in omgekeerde richting toegepast wordt. <<

19 jul 2002