Spokanisch Archief  

Seert rifo Kester-dunje

Koning Lotcârmen en koningin Gryhelle Matilda

Het paleis Seert rifo Kester-dunje (in het Pegrevisch bekend als Sârt riëƒ Kester-duën) ligt majestueus in een duingebied langs de Kester-eka, de inham in het zuidoosten van Teujan waar de Polea in zee stroomt. Het is gebouwd in een hoefijzervorm, met de open zijde naar het water toe, zodanig dat er een intieme binnenplaats met een prachtig uitzicht over zee is ontstaan.

Het paleis is gebouwd door de Pegrevische koning Lotfalyten, maar hij heeft de voltooiing ervan (in 1725) niet meer meegemaakt want hij stierf in 1723. Wat er de anderhalve eeuw na zijn dood met het paleis is gebeurd, is niet meer te achterhalen. We weten alleen dat het sinds ca. 1860 in bezit was van Lotcârmen, de laatste Pegrevische koning. Zijn vrouw, koningin Gryhelle Matilda bracht er het voorjaar en de zomer door. Zij was astmatisch en had verschrikkelijke hooikoortsaanvallen; de hofarts had haar daarom voorgeschreven om de frisse zeelucht aan de zuidkust van Teujan op te snuiven. Het is onduidelijk waarom het arme mens nu juist aan deze stinkende, modderige kust moest zitten, terwijl Pegrevië toch honderden kilometers kustgebied met prachtige stranden, heldere zeeën en fris prikkelende luchten heeft. Er wordt daarom wel beweerd dat de hofarts een hekel aan de koningin had, en haar daarom min of meer deporteerde naar deze onherbergzame streek, lekker ver van de beschaafde bewoonde wereld.

Lotcârmen stierf in 1894, Pegrevië werd toen bij Spokanië ingelijfd, maar koningin (nu prinses) Gryhelle Matilda bleef in het paleis wonen, niet alleen in het voorjaar en 's zomers, maar het hele jaar door. Vreemd genoeg was haar gezondheid er na de dood van haar man enorm op vooruit gegaan: geen astma en hooikoorts meer. Pas in 1912 stierf zij, niet aan een ziekte maar aan een voedselvergiftiging die ze had opgelopen na het eten van bedorven schelpdieren, aangeschaft bij de plaatselijke vissers van Manes-Halâf.

Haar drie zonen, verbitterd omdat hun vader hun land aan Spokanië had "verkwanseld" zodat geen van hen ooit nog koning zou worden, wilden van het paleis af en verkochten het aan enkele leden van het adellijke geslacht Izôlmariqué Laj, dat ook het landgoed Sinto-Tuniy op Teujan bestiert.

Momenteel (anno 2015) wordt bovenverdieping van het paleis bewoond door jonkvrouw Rosina Izôlmariqué Laj-Fôlcwine. Haar verdieping schijnt nogal smakeloos gemoderniseerd te zijn, maar de rest van het paleis is fraai gerestaureerd in de stijl van omstreeks 1870, en opengesteld voor het publiek. Er zijn enkele stijlkamers met vitrines vol schelpen, koralen en stenen. Een nogal oninteressante collectie, maar de vitrines met hun fraaie 19e-eeuwse houtsnijwerk vallen wél op. Er schijnen ook enkele mosselschelpen en kokkelhuisjes te liggen van de bedorven beestjes die Gryhelle Matilda heeft opgegeten. Verder zijn er faciliteiten voor recepties en diners. De familie Izôlmariqué Laj bemoeit zich nergens mee en laat de hele exploitatie van museum en horeca over aan de stichting "Vrienden van het Halâf-paleis".

07 aug 2016