Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 151 | Hoofdstuk 160 >>
15. Aspectuele zinstypes

152. Causatief en permissief


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Causatieve constructies
    1. Lexicaal causatief
    2. Geaffigeerd causatief
    3. Passief causatief
    4. Omschreven causatief
  2. Permissieve constructies

152.1   Inleiding

Causatieven en permissieven zijn twee van de mogelijke vormen van pragmatische modaliteit, zoals behandeld in Hoofdstuk 110. Omdat het causatief en het permissief zowel syntactisch als semantisch nauw verwant zijn aan elkaar, worden zij hier in één hoofdstuk behandeld:

  1. Causatieve constructies (§ 152.4–53)
  2. Permissieve constructies (§ 152.54–57)

152.2

Van een causatief is sprake als het subject (de Causer of Instigator ervoor zorgt/veroorzaakt/er de oorzaak van is dat een handeling door een derde (de Causee of Servitor), uitgevoerd gaat worden. Voorwaarde is dat de handeling die de Causee moet uitvoeren, inchoatief is, d.w.z. pas een aanvang neemt na de instigerende actie van de Causer. Vergelijk:

a.Peter laat [Anna] de boeken op tafel leggen.
b.Peter laat de boeken op tafel liggen.

In a. is leggen een inchoatieve actie, en daarom wordt a. als een causatief opgevat: "Peter onderneemt een zodanige actie1 dat de Stand van Zaken ANNA LEGT DE BOEKEN OP TAFEL bewaarheid wordt" (zie ook § 110.3 voor de definitie van Stand van Zaken (SvZ)). De Causee Anna kan al dan niet uitgedrukt worden. In b. is liggen een duratieve situatie, en daarom wordt deze zin niet als een causatief, maar als een permissief geïnterpreteerd: "Peter doet niets om aan de situatie DE BOEKEN LIGGEN OP TAFEL een einde te maken".


1De "actie" die Peter onderneemt moet breed begrepen worden: Peter kan een verbale actie ondernemen, zoals het uitspreken van de imperatief "Leg die boeken op tafel". Het kan ook een gebaar zijn: Peter wijst naar de boeken en vervolgens naar de tafel, terwijl hij Anna aankijkt. Ook is het mogelijk dat Peter in dit concrete geval helemaal niets doet, maar dat hij ooit met Anna overeengekomen is dat zij de boeken op tafel zal leggen.

152.3

In dit hoofdstuk zullen we zien dat causatieven en permissieven in het Spokaans op verschillende manieren uitgedrukt moeten worden, en dat een ambiguïteit als in de volgende Nederlandse zin in het Spokaans niet voor kan komen:

Peter laat de hond rennen. =
a.Causatief:De hond zit stil en Peter zet de hond tot rennen aan (met een
commando, of door zelf te gaan rennen).
b.Permissief:De hond is aan het rennen en Peter doet niets om de hond dat
te beletten.

152.4   ad § 152.1   A. Causatieve constructies

Een causatieve betekenis wordt op verschillende manieren uitgedrukt:

  1. door een apart werkw. (lexicaal causatief) (§ 152.5–7)
  2. door affigering van een niet-causatief werkw. (geaffigeerd causatief) (§ 152.8–10)
  3. door een passieve afleiding van een lidw. of pers.vnw. 1e niveau (passief causatief) (§ 152.11–29)
  4. door kirture of miffe als hulpwerkw. (omschreven causatief) (§ 152.30–36)

Deze vier manieren zullen we achtereenvolgens behandelen.

152.5   ad § 152.4   1. Lexicaal causatief

Lexicale causatieven zijn als zodanig niet aan hun vorm te herkennen. Zij zijn object-transitief of voltransitief:

(1)Gress chefte ef vildul.Ik vel de boom. (= 'laat vallen')
(2)Ef rÿter cetrence sener blof.De ruiter drenkt zijn paard. (= 'laat drinken')
(3)Herneg tânpe ef vasa.Herneg laat de vaas vallen.
(4)Gress šove ef mimpit ón do.Ik laat hem het boek zien; Ik toon hem het boek.
(5)Eup nylûše ef kerkt ón ef partes.Zij laat de geit door de priester slachten.
(6)Kirro mâšecce ef chafost ón Petriy.We laten het lied aan Petriy horen.

Bij lexicale causatieven treedt de Causee niet per se als object op, zoals te zien in (4), (5) en (6) (hier is de Causee een echo). Bovendien bevatten dergelijke werkw.n vaak een extra betekeniscomponent die de instigatie door de Causer nader specificeert. Zo impliceert chefte (vellen) dat de Causer een bijl of zaag hanteert om de stam doormidden te krijgen. Het werkw. mâšecce (laten horen) impliceert dat de Causer een lied of muziekstuk ten gehore brengt (bijv. een cd opzet of een muziekinstrument bespeelt). Vergelijk dit met šove (laten zien), waarbij de Causer veel passiever kan zijn: om een boek te laten zien hoeft de Causer dit boek niet eerst te drukken.

152.6

Vele causatieve werkw.n hebben een niet-causatieve partner. Vergelijk (1)–(6) met:

(1′)Ef vildul tasse.De boom valt.
(2′)Ef blof pliyfone.Het paard drinkt.
(3′)Ef vasa tasse.De vaas valt.
(4′)Do zerfe ef mimpit.Hij ziet/kijkt naar het boek.
(5′)Ef partes vlemóte ef kerkt.De priester slacht de geit.
(6′)Petriy nute ef chafost.Petriy hoort/luistert naar het lied.

152.7

Ook de volgende werkw.n worden wel tot de causatieven gerekend:

(7)Do tjonde ef knurfel.Hij kookt het water.
(8)Eup piylase ef kornin.Ze [ver]scheurt het papier.
(9)Irtava gyre ef argerat.Irtava opent de deur/doet de deur open.
(10)Petriy smelte ef pica.Petriy smelt het ijs.

In dit geval kan het object dat bij het causatieve werkw. hoort een subject worden in een reflexieve constructie met ditzelfde werkw. Het betreft hier altijd zakelijke objecten (zie ook § 72.7). We hebben hier met een ergatieve relatie tussen een causatieve en een reflexieve constructie te doen. Vergelijk (7)–(10) met:

(7′)Ef knurfel sen tjonde.Het water kookt.
(8′)Ef kornin sen piylase.Het papier scheurt.
(9′)Ef argerat sen gyre.De deur gaat open/opent zich.
(10′)Ef pica sen smelte.Het ijs smelt.

152.8   ad § 152.4   2. Geaffigeerd causatief

We hebben in § 80.20 en § 83.23 gezien dat het suffix -are (achter de wortst.) van een intrans.werkw. een transitieve variant kan maken. Een dergelijk trans.werkw. is vaak een causatief. Vergelijk:

(1)Ef chat ÿpje. ~ Do ÿpjare ef chat.
 De kat stikt. ~ Hij wurgt de kat. (= 'doet stikken')

(2)Ef chat šafe. ~ Eup šafare ef chat.
 De kat verdrinkt. ~ Zij verdrinkt/laat verdrinken de kat.

(3)Ef ardekir lelde. ~ Do leldare ef ardekir.
 De plant groeit. ~ Hij laat de plant groeien.

152.9

Suffigering met -are is niet erg productief om een causatief te vormen. Andere vormen van affigering zijn echter volkomen improductief, zoals toevoeging van het prefix lâ- (zie ook § 72.9):

(4)Ef fijânta gyne. ~ Eup lâgyne ef fijânta.
 Het vlees braadt. ~ Zij braadt het vlees.

152.10

Vergelijk a. met b.:

a.Ef storâs hanntele kura ef wÿsÿr.
 Het verhaal handelt/gaat over de oorlog.

b.Do hanntelare eft storâs [kura ef wÿsÿr].
 Hij schrijft een verhaal [over de oorlog].
(lett. "hij laat een verhaal [over de oorlog] handelen")

In a. kan de vette voorz.bep. níét weggelaten worden, want hanntele is een prep.werkw. (zie § 80.25–28). In b. daarentegen is een nieuwe objectpositie ingevoerd, en nu kan de voorz.bep. wel weggelaten worden: hanntelare is dus geen prep.werkw. meer. Hoewel het werkw.paar hanntele ~ hanntelare identiek is aan de paren gegeven in § 152.8 (1)–(3), is de causatieve modaliteit hier door lexicalisatie zo goed als verdwenen. Vandaar dat de vette voorz.bep. in b. weggelaten mag worden.

152.11   ad § 152.4   3. Passief causatief

Als een speciaal causatief werkw., zoals bedoeld in § 152.4 punten 1. en 2., ontbreekt, kan een causatieve vorm met een passief pers.vnw. (zie § 71.8–9) als Causee gevormd worden. Passieve pers.vnw.n worden met een filâsto aan het hoofdwerkw. gehecht:

(1)Do obezjere. ~ Do obezjere-épe.
 Hij lacht. ~ Hij laat haar lachen; Hij maakt haar aan het lachen.

(2)Gress trempe ef mimpit. ~ Gress trempe-dôe ef mimpit.
 Ik lees het boek. ~ Ik laat hem het boek lezen.

(3)Jân kette ef letra ón Mariy. ~ Jân kette-gróse ef letra ón Mariy.
 Jân geeft de brief aan Mariy. ~ Jân laat mij de brief aan Mariy geven.

De syntactische status van een dergelijk passief pers.vnw. is onduidelijk: enerzijds is het semantisch gezien een subject, want het pers.vnw. drukt een persoon/zaak uit die de handeling uitvoert. Anderzijds kan het als object beschouwd worden omdat de Causer het subject is dat de handeling laat uitvoeren. Deze dubbele functie komt in het Nederlands tot uitdrukking vanwege het werkwoord laten: in een zin als Els laat hem het boek lezen is hem enerzijds het object bij laten en anderzijds het subject bij lezen.

152.12

Soms worden nog wel passieve lidw.n gebruikt (zie Blok 91.23). Constituenten met zo'n passief lidw. worden niet met een filâsto aan het werkw. verbonden maar vormen er wel een eenheid mee:

(4)Do obezjere. ~ † Do obezjere ófe 'nin.
 Hij lacht. ~ Hij maakt het meisje aan het lachen.

(5)Jân kette ef letra ón Mariy. ~ † Jân kette ófât frint ef letra ón Mariy.
 Jân geeft de brief aan Mariy. ~ Jân laat de brief door een vriend aan Mariy geven.

Dit gebruik van passieve lidw.n doet tegenwoordig ouderwets aan.

152.13

In modern Spokaans worden constructies met een passief lidw. vervangen door constructies met een passief pers.vnw., gevolgd door een relatieve -lira-bijzin die de entiteit nader specificeert. Deze bijzin wordt meestal zonder komma (= pauze) achter het passieve pers.vnw. gevoegd (maar eindigt zelf wel met een komma). De causatieven in (4) en (5) worden dan:

(4′)Do obezjere-épe meldelira ef 'nin.
 (lett. "hij maakt haar, het meisje, aan het lachen")

(5′)Jân kette-dôe meldelira eft frint, ef letra ón Mariy.
 (lett. "Jân laat hem die een vriend is, de brief aan Mariy geven")

152.14

De onderstreepte relatieve bijzinnen in de vorige paragraaf vormen in syntactisch en semantisch opzicht zo'n hechte eenheid met het passieve pers.vnw., dat we liever van een bijstelling dan van een relatieve bijzin spreken. Maar als de relatieve bijzin met een komma (= pauze) wordt toegevoegd, wordt deze ook als "echte" bijzin opgevat, zoals in:

Gress lukte-dôe, meldelira ef ÿksa-'jan, ef oto fit mas.
Ik laat hem, de buurjongen, de auto morgen wel wassen.

152.15

Bijstellingen als in (4′) en (5′) zijn ook in archaïsch Spokaans de enige mogelijkheid als een pers.vnw. of een lidw. ontbreekt. Dit zal met name het geval zijn bij eigennamen, onb.vnw.n of subst.n met een bez. of aanw.vnw. (omdat zulke woorden geen passieve variant kennen):

(6)Do obezjere-épe meldelira sener sour.Hij maakt zijn zusje aan het lachen.
(7)Gress trempe-dôe pelira Petriy, ef mimpit.Ik laat Petriy het boek lezen.
(8)Óps kenjare-ÿpse meldelira bôs hordaos
blofs.
Ze laten die prachtige paarden
galopperen.

Voor het gebruik van sener in zin (6), zie § 51.19.

152.15a

De passieve pers.vnw. worden altijd direct aan de inf.-e of een tijdssuffix (-a, -o, -u of -ui) gehecht, ook bij scheidbare samenstellingen, bijvoorbeeld:

Eup fitrute-mip ef ðak. ~ Do fitrute-épe-mip ef ðak.1
Zij blaast de kaars uit. ~ Hij laat haar de kaars uitblazen.

Ef lup vende-velp. ~ Jân vende-ófe-velp meldelira ef lup.1
Het vat loopt leeg. ~ Jân laat het vat leeglopen.

1Bij de archaïsche vormen met een passief lidw. komt de Causee achter het samengestelde werkw. Vergelijk:

† Petriy fitrute-mip ófe 'nin ef ðak.Petriy laat het meisje de kaars uitblazen.
† Jân vende-velp ófe lup.Jân laat het vat leeglopen.

152.15b

Omdat de passieve pers.vnw. direct aan de inf.-e of een tijdssuffix gehecht worden (zie vorige paragraaf), ontstaat er een conflict bij predicaten die voorzien zijn van een modaal suffix. In dat geval moet er voor een modaal hulpwerkw. gekozen worden. Vergelijk:

a.Eup moje-dôe mas ef kles.
 Zij laat hem morgen het gras maaien.
b.* Eup motecû-dôe mas ef kles.
c.Eup kurre beri moje-dôe mas ef kles.
 Zij kan hem morgen het gras laten maaien.

a.Ef zomar nert cÿrzvoge-ófe meldelira ef cômišo, ef idevlazzos.
 De gemeente laat de commissie de fraude niet onderzoeken.
b.* Ef zomar nert cÿrzvogavy-ófe meldelira ef cômišo, ef idevlazzos.
c.Ef zomar nert probare beri cÿrzvoge-ófe meldelira ef cômišo, ef idevlazzos.
 De gemeente wil de commissie de fraude niet laten onderzoeken.

In de b-zinnen staat het passieve pers.vnw. aan het modale suffix gehecht, wat ongrammaticaal is.

152.16

In de spreektaal komt soms ook een relatieve constructie met een betr.vnw. voor:

£ Gress trempe-dôe ef mimpit, té pe Petriy.
Ik laat Petriy het boek lezen.

£ Jân kette-épe ef letra ón gress, té melde kost sour.
Jân laat mijn zuster de brief aan mij geven.

£ Óps kenjare-ÿpse, mit melde bôs hordaos blofs.
Ze laten die prachtige paarden galopperen.

152.17

In § 124.5 is uitgelegd dat het antecedent van een betr.vnw. met ki gemarkeerd wordt, tenzij dit antecedent als zinskern optreedt. De voorbeelden in § 152.16 tonen een uitzondering op deze regel, want de passieve pers.vnw.n dôe, épe en ÿpse zijn géén zinskern en worden evenmin door ki gemarkeerd. Het ontbreken van ki in dergelijke causatieve constructies kan tot ambiguïteit leiden indien ook de zinskern als antecedent begrepen kan worden, zoals in:

Jân kette-dôe ef letra ón gress, té melde kost frera.
 i.  Jân laat mijn broer de brief aan mij geven.
     (lett. "Jân laat hem die mijn broer is, de brief aan mij geven")
ii.  Jân, die mijn broer is, laat hem de brief aan mij geven.

Ef menesters rate-ÿpse ef wufta, mit eaquppûe cômišo-glydas.
 i.  De ministers laten de commissieleden het woord voeren.
     OF  De ministers laten hen die als commissielid optreden het woord voeren.
ii.  De ministers die als commissielid fungeren, laten hen het woord voeren.

Interpretatie i. is alleen mogelijk in een spreektaal-situatie. Interpretatie ii. is in alle gevallen mogelijk.

152.18

In § 152.14 is gezegd dat er na een passief pers.vnw. ook een "echte" bijzin kan volgen; deze staat altijd direct achter een komma. Zulke "echte" bijzinnen kunnen nooit vervangen worden door een bijzin met een betr.vnw., omdat in dat geval het antecedent (= passief pers.vnw.) met ki gemarkeerd zou moeten worden, wat feitelijk onmogelijk is omdat het antecedent met een filâsto aan het werkw. is gehecht. Een constructie als (1) is dan ook ongrammaticaal, en (2) kan alleen als typische spreektaal opgevat worden:

(1)* Gress lukte-ki-dôe ef oto fit mas, té melde ef ÿksa-'jan.
    ik was-DET-hijPASS de auto wel morgen, die is de buurjongen
 (vgl. voorbeeld § 152.14)

(2)£ Gress lukte-dôe ef oto fit mas, té melde ef ÿksa-'jan.
(vgl. voorbeelden in § 152.16)
 Ik laat de buurjongen morgen de auto wel wassen.

152.19

Als de bijzin erg ver van het passieve pers.vnw. verwijderd staat dan wordt zelfs in de spreektaal de voorkeur aan een -lira-bijzin gegeven. Vergelijk:

a.?£ Jân kette-épe ef letra ón ef gurnusludi ÿksanera, té melde kost sour.1
 Jân laat mijn zuster de brief aan de ruziezoekende buurvrouw geven.

b.Jân kette-épe meldelira kost sour, ef letra ón ef gurnusludi ÿksanera.
 Jân laat mijn zuster de brief aan de ruziezoekende buurvrouw geven.

1Vergelijk:

Jân kette-épe ef letra ón ki ef gurnusludi ÿksanera, té melde kost sour.
Jân laat haar de brief aan de ruziezoekende buurvrouw, die mijn zuster is, geven.

Vanwege de markering ki wordt nu de "ruziezoekende buurvrouw" als antecedent bij het betr.vnw. begrepen.


152.20

Bij tempus-inversie blijft een passief pers.vnw. aan het predicaat gehecht, bijvoorbeeld:

(1)Kette-gróse Jân ef letra ón Mariy.
 Jân zal mij de brief aan Mariy laten geven.

(2)Jân ef letra kette-épe pelira Mariy, ón gress. =
= £ Jân ef letra kette-épe ón gress, té pe Mariy.
 Jân liet Mariy de brief aan mij geven.

Constructies waarbij het object vóór het predicaat staat (om een def.tijd uit te drukken, zie (2)), zijn als causatief niet erg geliefd. Hier wordt de voorkeur gegeven aan het suffix -a, zoals:

(2′)Jân ketta-épe pelira Mariy, ef letra ón gress. =
= £ Jân ketta-épe ef letra ón gress, té pe Mariy.
 (idem)

152.21

Causatieve subjecten met een passief lidw. worden in constructies met tempus-inversie vermeden, want het is onduidelijk waar dergelijke constituenten moeten staan: er zijn in principe twee mogelijkheden:

a.* Trempe Jân ófe 'nin ef mimpit.
b.* Trempe ófe 'nin Jân ef mimpit.

In a. behouden alle constituenten hun oorspronkelijke volgorde, alleen het werkw. is naar voren geschoven. In b. is ófe 'nin behandeld alsof het vastgehecht zit aan het werkw., dus analoog aan een passief pers.vnw. Beide oplossingen lijken slecht Spokaans, reden waarom de voorkeur gegeven wordt aan een -lira-bijzin:

Trempe-épe meldelira ef 'nin, Jân ef mimpit.
Jân zal het meisje het boek laten lezen.

Merk op dat het gebruik van passieve lidw.n sowieso ouderwets is.

152.22

Een identieke redenatie gaat op bij een def.tijd: (1a) en (1b) worden afgekeurd ten gunste van (2):

(1)a.   * Jân ef mimpit trempe ófe 'nin.
 b.   * Jân ófe 'nin ef mimpit trempe.

(2)Jân ef mimpit trempe-épe meldelira ef 'nin.
 Jân heeft het meisje het boek laten lezen.

152.23

De causatieve constructie met behulp van een passief pers.vnw. of passief lidw. is slechts mogelijk indien het subject (de Causer) als zinskern (SK) fungeert. In zinnen met object of echo als kern (OK of EK) is deze constructie niet mogelijk, vergelijk a. met b.:

(1)a.JânSK kette-gróse ef letra ón Mariy.
  Jân laat mij de brief aan Mariy geven.
 b.* Ef letraOK kettelije-gróse pai Jân ón Mariy.

(2)a.JânSK ef letra kette-gróse ón Mariy.
  Jân heeft mij de brief aan Mariy laten geven.
 b.* MariyEK pai Jân kettelitâ-gróse enn ef letra.

(3)a.DoSK texelije-épe meldelira sener sour, sener mirs.
  Hij laat zijn zuster zijn haar knippen.
 b.* Groft mirsOK texelije-épe meldelira groft sour, pai do.

152.24

Daarentegen kunnen blul-passieven waarin het subject ontbreekt wél als causatieven optreden; vergelijk (1a), (2a) en (3a) in § 152.23 met:

(1)a′.Blul kettelije-gróse ef letra ón Mariy.
  Men laat mij de brief aan Mariy geven.

(2)a′.Blul kettelitâ-gróse Mariy enn ef letra.1
  Men laat mij Mariy de brief geven.

(3)a′.Blul texelije-épe meldelira groft sour, groft mirs.
  Men laat zijn zuster zijn haar knippen.

In het Nederlands zijn onpersoonlijke passieven als causatief onmogelijk (zoals * "de brief wordt mij aan Mariy gegeven gelaten"), en daarom wordt hier een vertaling met "men" gebruikt.


1Merk op dat er in dergelijke causatieven ook twee passieve pers.vnw.n voor kunnen komen:

Blul kettelitâ-gróse épe enn ef letra.
Men laat mij de brief aan haar geven.
(lett. "er laat haar door mij de brief gegeven worden")

152.25

In feite komen (1a′)–(3a′) voort uit de blul-constructies:

(1′)Blul kettelije ef letra ón Mariy.De brief wordt aan Mariy gegeven.
(2′)Blul kettelitâ Mariy enn ef letra.Aan Mariy wordt de brief gegeven.
(3′)Blul texelije groft mirs.Zijn haar wordt geknipt.

152.26

De koppelwerkw.n pónze en tinkere kunnen soms in een causatieve constructie verschijnen:

(1)Jân tinkere eft gekker.> Jânex ef follus tinkere-dôe pelira Jân, eft gekker.
 Jân wordt leraar.> Jâns vader laat Jân leraar worden.

(2)Ef knurfel pónze kjupt.> † Petriy pónze ófe knurfel [lo] kjupt.
  > Petriy pónze-ófe meldelira ef knurfel, [lo] kjupt.
 Het water wordt warm.  > Petriy laat het water warm worden.

Let op het gebruik van lo in de causatieven van (2): als de vette constituenten ófe knurfel en ófe beschouwd worden als de oorspronkelijke zinskernen bij pónze, wordt kjupt níét gemarkeerd met lo (uitgelegd in § 40.8). Maar als we ervan uitgaan dat Petriy de feitelijke zinskern is, en de vetgedrukte constituenten "gewone" Causees zonder kernstatus zijn, is er wat voor te zeggen om lo toe te voegen, analoog aan een obj.add. (zoals in: Petriy riffe ef knurfel lo kjupt (Petriy maakt het water warm), zie § 40.19). Het is opvallend dat zelfs Kojen-Pôt (1963, 1977) in het midden laat of lo nu wel of niet toegevoegd moet worden in dergelijke constructies; terwijl hij anders toch altijd een uitgesproken mening heeft over de grammaticaliteit van welke constructie dan ook.

152.27

In constructies als (1) en (2) (vorige paragraaf) worden pónze en tinkere beschouwd als werkw.n met een "gewillig" subject (de Causee), of concreet: het causatief in (1) impliceert dat de vader Jân zover krijgt dat deze zelf beslist om leraar te worden, en in (2) wordt uitgedrukt dat Petriy zodanige omstandigheden schept dat het water "door eigen toedoen" warm wordt. Pónze kan in een causatief dus nooit de betekenis van 'raken' hebben (§ 102.18–20). Vergelijk (2) met:

Petriy cÿrzrame ef knurfel.Petriy verwarmt het water.

Nu wordt het water door toedoen van Petriy warm.

152.28

Als een koppelwerkw. een duratieve SvZ (ofwel een situatie) uitdrukt, is een causatief op semantische gronden onmogelijk:

Ef mimpit melde tekelbrae.≯ * Elsa melde ófe mimpit tekelbrae.
 ≯ * Elsa melde-ófe meldelira ef mimpit, tekelbrae.
Het boek is/ligt op tafel.≯ ≠ Elsa laat het boek op tafel liggen.1

1Merk op dat de zin "Elsa laat het boek op tafel liggen" in het Nederlands wel correct is in een permissieve lezing. Dit wordt in het Spokaans met kirture (laten) uitgedrukt:

Elsa kirture, den ef mimpit melde tekelbrae.
(= Elsa haalt het boek niet van de tafel af)

Zie verder § 152.54–57.


152.28a

De causatieven met een passief pers.vnw. of lidw. kenmerken zich prototypisch door een interactie tussen personen: de Causer zorgt ervoor dat de Causee een handeling uitvoert, waarbij de Causee (als het een persoon is) een zekere mate van eigen inbreng heeft: hij kan wellicht ook beslissen om de handeling níét uit te voeren. Dit wordt in het Nederlands met het werkwoord laten uitgedrukt. Daartegenover staat het gebruik van het werkwoord doen, waarbij de handeling wordt voorgesteld als een direct en noodzakelijk, onvermijdelijk gevolg, door toedoen van de Causer, die hier meestal inanimaat is (dus geen mens). Voorbeelden van doen-causatieven:

De felle zon doet de temperatuur snel oplopen.
Kortsluiting heeft vanmorgen brand doen ontstaan in de bibliotheek.

Zulke causatieven kunnen ook in het Spokaans als causatief worden uitgedrukt, maar dikwijls wordt de voorkeur gegeven aan een voorz.bep. met pai (door), om de "aanstichter" van de handeling uit te drukken. Merk op dat het semantische onderscheid tussen "laten" en "doen" in het Spokaans niet is uit te drukken: er wordt immers gebruikgemaakt van een passief pers.vnw. Vergelijk:

(1)Ef plilder farte-armt ÿpf. ~ Ef féra kôbo farte-ófe-armt ÿpf, meldelira ef plilder.
 De temperatuur loopt snel op. ~ De felle zon doet de temperatuur snel oplopen.

(2)Eft buros quxa lâst gurt fes ef bibliotekke. ~
~ Eft tohant quxa-ófe meldelira ef buros, lâst gurt fes ef bibliotekke.
 Er is vanochtend brand ontstaan in de bibliotheek. ~
~ Kortsluiting heeft vanmorgen brand doen ontstaan in de bibliotheek.

152.29

De causatieve constructies in (1) en (2) (vorige paragraaf) doen enerzijds erg formeel aan (typisch krantentaal), anderzijds geven ze in de spreektaal de indruk dat de zon resp. de kortsluiting bewust handelende entiteiten zijn.1 Het gebruik van een voorz.bep. is daarom minder formeel en natuurlijker. Vergelijk:

(1′)Ef plilder farte-armt ÿpf pai ef féra kôbo.
 De temperatuur loopt snel op door/vanwege de felle zon.

(2′)Pai eft tohant eft buros quxa lâst gurt fes ef bibliotekke.
 Door een kortsluiting is er vanochtend brand ontstaan in de bibliotheek.

1In poëtisch taalgebruik kunnen natuurverschijnselen gepersonifieerd worden (zie § 22.17–19). In dat geval is een causatief natuurlijk wel op zijn plaats, bijvoorbeeld:

Féra Kôbo farte-ófe-armt ÿpf, meldelira ef plilder.
Felle Zon laat de temperatuur snel oplopen.

Hier wordt Kôbo (Zon) als een eigennaam opgevat, verwijzend naar de zon in de hoedanigheid van een "persoon" (of "godheid"). Nu is in het Nederlands het werkwoord laten geschikter.


152.29a

Een causatief laat zich moeilijk combineren met een imperatief, als ze beide uitgedrukt worden met een aangehecht passief pers.vnw. Vergelijk:

(1)a.Gress lukte-épe ef toknufÿ.Ik laat haar de afwas doen.
 b.Lukte-tûe ef toknufÿ!Ga de afwas doen!
 c.?? Lukte-tûe-épe ef toknufÿ!Laat haar de afwas doen!

In (1c) zijn de causatief uit (1a) en de imperatief uit (1b) gecombineerd, wat leidt tot twee aangehechte passieve pers.vnw.n. Hoewel zulke constructies marginaal, vooral in de spreektaal, te vinden zijn, worden ze door de meeste grammatici afgekeurd. Een mogelijke oplossing is om de causatief te omschrijven met het hulpwerkw. kirture. Vergelijk:

(2)a.Gress kirture beri lukte ef toknufÿ.Ik laat de afwas doen.
 b.Kirture-tûe beri lukte ef toknufÿ!Laat de afwas doen!
 c.Kirture-tûe beri lukte ef toknufÿ pai eup!Laat haar de afwas doen!

Zin (2a) is een causatief zonder Causee, zoals uitgelegd in § 152.30. Zin (2b) is een imperatief, zoals uitgelegd in § 110.43. In (2c) is de Causee toegevoegd als een "door"-bepaling (dus feitelijk een subject uit een passiefconstructie).
De constructie in (2c) is eigenlijk een noodoplossing, en onder meer Kojen-Pôt keurt dit dan ook af. In Kojen-Pôt (1980) wordt aanbevolen om een imperatief bij een causatief geheel te vermijden. Omschrijvingen in de trant van (3) zouden dan de voorkeur genieten:

(3)a.Tu perke beri lukte-épe ef toknufÿ.Je moet haar de afwas laten doen.
 b.Zikore-tûe den eup lukte ef toknufÿ.Zorg dat ze de afwas doet.

152.30   ad § 152.4   4. Omschreven causatief

Kirture kan niet alleen als hoofdwerkw. fungeren, maar ook als hulpwerkw.1
Als hulpwerkw. drukt kirture een causatief uit waarbij een Causee ontbreekt, zodat de toepassing van een passief lidw. of passief pers.vnw. niet mogelijk is. Wel dient er een object aanwezig te zijn. Zoals alle hulpwerkw.n, wordt ook kirture gevolgd door de infinitiefmarkeerder beri. Bijvoorbeeld:

(1)Gress kirture beri trempe ef mimpit.Ik laat het boek lezen.
(2)Tek kirture beri lukte ef oto.Tek laat de auto wassen.

Vergelijk:

(1′)Gress trempe-dôe [ef mimpit].Ik laat hem [het boek] lezen.
(2′)Tek lukte-dôe [ef oto].Tek laat hem [de auto] wassen.

1Als hoofdwerkwoord fungeert kirture bijvoorbeeld in:

Riyp kirture, den Mefa axe cradef vilduls.Riyp laat Mefa alle bomen omhakken.
(= Riyp kijkt passief toe hoe Mefa de bomen aan het omhakken is)

Tu kirturât ef armâtat.Je moet het licht aanlaten.
Kirture-tûe lelmo vasa!Blijf van deze vaas af!

Zie ook § 81.18


152.31

Een aan kirture beri analoge constructie is die met miffe beri (§ 81.18). Het werkw. miffe voegt aan het causatief een toekomstig aspect (plan) toe. Vergelijk:

a.Gress kirture beri queffe sener oto.Ik laat mijn auto nakijken.
b.Gress miffe beri queffe sener oto.Ik zal mijn auto laten nakijken.

152.32

Ook kan miffe een dreigement uitdrukken, bijvoorbeeld:

(1)Gress dira miffe beri rupke ef polišo, tu di koltilóme qurredla fesdu kost kupân.
 Ik zal de politie erbij halen (lett. "laten roepen") als je gif in mijn drinkwaterput gooit.

(2)Gress miffe beri njore tu.     Ik zal je laten vermoorden.

Het dreig-aspect van miffe is vaak zo overheersend dat het causatief-aspect wegvalt. Zin (1) kan daarom ook geïnterpreteerd worden als: 'ik zal de politie roepen', en (2) als: 'ik zal je vermoorden'.
Het "gewone" subject (gress) en het (niet genoemde) causatieve subject zijn dus coreferent.

152.33

Vergelijk:

a.Elsa texe-dôe.Elsa laat hemS knippen.
b.Elsa kirture beri texe do.Elsa laat hemO knippen.

In a. ontbreekt het object bij "knippen" (hij knipt een niet gespecificeerd object). In b. ontbreekt het subject bij "knippen" (hij wordt door een niet nader gespecificeerd subject geknipt). In het Nederlands is "Elsa laat hem knippen" wat dit betreft ambigu, maar de passieve variant "Elsa laat hem geknipt worden" kan alleen betekenis b. hebben, en de variant "Elsa laat [iemand] door hem knippen" heeft alleen betekenis a.1


1Zin a. (Elsa laat hemS knippen) heeft nog een tweede betekenis, namelijk "Hij is (iemand) aan het knippen en Elsa verhindert die knip-activiteit niet". Evenzo heeft zin b. (Elsa laat hemO knippen) een tweede betekenis: "Hij wordt (door iemand anders) geknipt en Elsa verhindert die knip-activiteit niet". Het gaat dan in beide gevallen om een permissieve lezing, zie § 152.54–57.

152.34

In de volgende voorbeelden is Moffain de Causer, Petriy de arts en Elsa de patiënt. Vergelijk:

a.Moffain frotexe-dôe meldelira Petriy, Elsa.Moffain laat Petriy Elsa opereren.
b.Moffain kirture beri frotexe Elsa.Moffain laat Elsa opereren.
c.Moffain frotexe-dôe meldelira Petriy.Moffain laat Petriy opereren.

Uit de Nederlandse equivalenten in b. en c. is niet op te maken wie de arts en wie de patiënt is. In het Spokaans zijn hier verschillende constructies noodzakelijk.

152.35

Soms wordt een causatief gebruikt om een bepaalde entiteit de schuld te geven voor het ontstaan van de beschreven Stand van Zaken. Vergelijk:

(1)a.Ef butšer idekronâmaro ef genka.
  De slager heeft het oude vrouwtje omvergereden.

 b.Ef genka sen idekronâmaro-dôe meldelira ef butšer.
  het oude.vrouwtje zich omverreed-hijPASS zijnde de slager
  (lett. "het oude vrouwtje liet zich door de slager omverrijden")

Variant (1b) kan op twee manieren geïnterpreteerd worden: (i) als een zuiver causatief, d.w.z. het oude vrouwtje ondernam een [bewuste] actie om een zodanige situatie uit te lokken dat de slager niet anders kon dan haar omverrijden; (ii) als een ironische variant van (1a), in de trant van "natuurlijk weten we allemaal dat de slager met zijn dronken kop dat vrouwtje omvergereden heeft, maar hijzelf houdt vol dat hij niet weet hoe het allemaal zo gekomen is". De schuld van het ongeluk wordt a.h.w. bij het vrouwtje gelegd, niet bij de slager.

152.36

Causatiefconstructies met een zakelijke Causer, die geen bewuste instigator van een gebeurtenis kan zijn, lokken dikwijls uitsluitend een ironische lezing uit. Vergelijk (1) in de vorige paragraaf met:

(2)a.Ef butšer ufiro tygtja ef vildul.
  De slager is tegen een boom gereden.

 b.Ef vildul ufiro-dôe meldelira ef butšer, tygtjasiyn.
  de boom1 reed-hijPASS zijnde de slager, tegen.zich1
  (lett. "de boom liet de slager tegen zich aan rijden")

Varianten (2a) en (2b) doen dezelfde mededeling, namelijk dat de slager tegen de boom is gereden. Alleen voegt (2b) hier nog aan toe dat het ongeluk "de schuld van de boom is". Zoiets kan alleen ironisch opgevat worden, omdat bomen nu eenmaal geen bewuste instigator van een ongeluk kunnen zijn.

152.37   Reflexiviteit in causatieven

In een causatieve constructie komen prototypisch een Causer (= zinskern), een Causee en een object voor. Theoretisch zijn de volgende coreferentiële verhoudingen mogelijk:

 coreferentievoorbeeld
1Causer object"Causer laat zich door Causee wassen"
2Causee object"Causer laat Causee zichzelf wassen"
3Causer Causee"Causer laat Causer object wassen"
  "Causer laat object door Causer wassen"

Merk op dat type 3 niet goed uit te drukken is in het Nederlands; het is dan ook een onnatuurlijke situatie dat de Causer zichzelf instigeert om iets te gaan doen. In het Spokaans ligt dit iets anders, zoals we hieronder zullen zien.

152.38   Type 1: Causer corefereert met object

In het Spokaans worden hier twee verschillende constructies onderscheiden: a. Causatief zonder uitgedrukte Causee, en b. Causatief met uitgedrukte Causee. Vergelijk:

(1)a.Elsa sen nert kirture beri tijâtnesste.
  Elsa1 laat zich[zelf]1 niet inenten.

 b.Elsa sen nert tijâtnesste-dôe meldelira ef medikiy.
  Elsa1 laat zich[zelf]1 niet door de dokter inenten.

Zolang het object bij het hoofdwerkw. (in (1): tijâtnesste) corefereert met de zinskern (in (1): Elsa), kan er zonder problemen voor een reflexieve constructie met het wed.vnw. sen gekozen worden. In (1a) staat een causatief zonder uitgedrukte Causee (en daarom wordt het hulpwerkw. kirture gebruikt); in (1b) is de Causee "de dokter" toegevoegd.

152.39   Type 2: Causee corefereert met object

(2)? Elsa lukte-épe meldelira sener belt-ûsto, quandro.
 Elsa laat haar dochtertje1 zichzelf1 wassen.

In (2) is een poging gedaan om uit te drukken dat de Causee "haar dochtertje" corefereert met het object van "wassen". Hoewel deze coreferentie in semantisch opzicht geheel natuurlijk is, is de syntactische realisatie ervan problematisch, omdat het Spokaans feitelijk alleen het wed.vnw. sen tot zijn beschikking heeft, dat altijd aan de zinskern refereert. In (2) echter, is sprake van coreferentie met de Causee die geen kernstatus heeft, en daarom kan sen niet gebruikt worden. Hier kunnen we ons behelpen met quandro (zelf), maar velen keuren een dergelijke constructie af.

152.40   Type 3: Causer corefereert met Causee

Reflexieve causatieven van dit type kunnen gemakkelijk uitgedrukt worden door gebruik te maken van het passieve wed.vnw. prap (zie Blok 72.3 en § 72.28b), geheel analoog aan het gebruik van passieve pers.vnw.n, vergelijk:

(3)a.Gress jôge-ÿpse riyfain gurtas.Elke ochtend laat ik ze joggen.1
 b.Gress jôge-prap riyfain gurtas.Elke ochtend laat ik mezelf joggen.

(4)a.Elsa nert tijâtnesste-dôe sener belt-ûsto.
  Elsa laat hem haar dochtertje niet inenten.
  OF  Elsa laat haar dochtertje niet door hem inenten.

 b.Elsa nert tijâtnesste-prap sener belt-ûsto.
  Elsa1 laat niet zichzelf1 haar dochtertje inenten.
  OF  Elsa1 laat haar dochtertje niet door zichzelf1 inenten.2

Hoewel deze b-zinnen in syntactisch opzicht weinig problematisch zijn, zijn ze in semantisch opzicht nogal onnatuurlijk ofwel gemarkeerd. Bij (3b) ligt het voor de hand om aan te nemen dat de spreker zich er nogal toe moet dwingen om elke ochtend te gaan joggen: er is een bewuste instigatie of impuls nodig om tot de jog-actie over te gaan.3 Vergelijk (3b) met de neutrale mededeling:

Gress jôge riyfain gurtas.Ik jog elke ochtend.

1Uitspraak van een voetbaltrainer over zijn te trainen spelers.


2De Nederlandse vertaling is ambigu, omdat "door zichzelf" ook aan "haar dochtertje" kan refereren; vandaar de toegevoegde subscripten.


3Vergelijk (3b) ook met:

Gress jôge-sa riyfain gurtas.Ondanks alles jog ik elke ochtend.

Het scheidbaar aangehechte suffix -sa drukt uit dat de handeling ondanks allerlei tegenwerking van buitenaf toch plaats vindt. Dit is behandeld in § 83.25. Als het causatieve aspect van (3b) zo ver op de achtergrond is geraakt dat het idee van "dwangmatigheid" of "doorzetting" de overhand krijgt, heeft prap feitelijk zijn functie van passief wed.vnw. verloren, en treedt het meer op als een soort modaal suffix, in de geest van -sa. In dat geval kan (3b) adequaat vertaald worden met 'elke ochtend dwing ik me ertoe om te joggen'.


152.41

Zin (4b) kan gebruikt worden in een contrastieve situatie: "Elsa instigeert niet zichzelf om het dochtertje in te enten, maar ze instigeert de dokter om dat te doen". Daarom klinkt (4b) natuurlijk in een contrastieve zin als:

Elsa nert tijâtnesste-PRAP sener belt-ûsto, tur iftam paine-dôe meldelira EF MEDIKIY.
Elsa ent haar dochtertje niet ZELF in, maar laat DE DOKTER dat doen.
(lett. "Elsa1 laat niet zichzelf1 haar dochtertje inenten, maar laat de dokter [dat] doen")

Deze zin is feitelijk een ietwat omslachtige parafrase van:

Elsa nert tijâtnesste sener belt-ûsto quandro.
Elsa1 ent haar dochtertje niet zelf1 in.   (een ander doet dat)

152.42

Bekijk de volgende combinatie van reflexief en causatief:

(1)Ef vildul sen lâufire-ófe meldelira ef oto.
 de boom1 zich1 rijdt.tegen-hetPASS zijnde de auto
 De boom laat de auto tegen zich aanrijden.
 (ironisch bedoeld: de automobilist kan het niet helpen
dat die boom in de weg stond;
zie § 152.36)

Een Causee die in een relatieve -lira-bijzin wordt gespecificeerd, kan ook een resultatieve vorm aannemen. Zin (1) wordt dan:

(1′)Ef vildul sen lâufire-ófe meldelira ef otoe.
 (eig. "de boom laat de auto tegen zich total loss rijden")

Nu blijkt dat de resultatiefvorm van een Causee ervoor zorgt dat het causatieve aspect verdwijnt. Zin (1′) moet dus geïnterpreteerd worden als: 'De auto rijdt [zich] total loss tegen de boom'.
In feite is in (1′) een truc toegepast om een subjectkern zodanig te "verdoezelen" dat het in de vorm van een object een resultatieve vorm kan aannemen. Merk op dat ef otoe na het koppelwerkw. meldelira als object begrepen kan worden (zie § 102.5–7).

152.43

Nog een voorbeeld (archaïsch Spokaans) van een Causee in de resultatieve vorm (in (3)):

(2)a.Ef slaviyta lardo ef tlôc.De slavin at de giftige boleet.
 b.† Ef tlôc sen lardo ófe slaviyta.De giftige boleet liet zich door de slavin eten.

(3)† Ef tlôc sen lardo ófe slaviytae.1
 De slavin stierf door het eten van de giftige boleet.
 (eig. "de giftige boleet liet zich door de slavin die er dood aan gaat eten")

1Deze ietwat vreemde zin is afkomstig uit Ef Tatirosecÿr Yzlât (Sage van de Mislukte Weddenschap). Vergelijk ook § 62.9.

152.44

Pronominalisatie van (2b) geeft:

(4)Ef tlôc sen lardo-épe.De boleet liet zich door haar eten.

Pronominalisatie van (3) is problematischer, want de passieve vorm van het lidw. ófe en de resultatieve vorm van het subst. slaviytae laten zich niet in één pers.vnw. verenigen. Ofwel: van het passieve épe uit (4) is geen resultatieve afleiding mogelijk. De enige res.afleiding van een pers.vnw. is die van het 2e niveau, zoals genoemd in Blok 71.20. Als we (3) hiermee pronominaliseren, krijgen we:

(5)?? Ef tlôc sen lardo-hepsatt.
 De boleet liet zich door haar eten, en zij stierf hierdoor.

De causatieve interpretatie in (5) is analoog aan de enige juiste interpretatie van (4). Maar in (4) is het causatief gemarkeerd door het passieve aspect van épe, en in (5) ontbreekt dit passieve aspect, zodat (5) feitelijk ongrammaticaal is.1


1Merk op dat hepsatt met een filâsto aan lardo is verbonden, analoog aan de constructie in (4). Zouden we deze filâsto weglaten, dan kan hepsatt alleen als echt object beschouwd worden, wat tot een geheel ongrammaticale constructie leidt, omdat ook het wed.vnw. sen de functie van object heeft. Twee objecten bij één en hetzelfde werkw. is onmogelijk:

* Ef tlôc sen lardo hepsatt.
   de boleet1/S zichzelf1/O at haar2/O
(lett. "de boleet at zichzelf+haar op, en zij stierven hierdoor")

152.45

Coreferentie tussen Causer en Causee is goed mogelijk bij lexicale causatieven. Dit leidt meestal tot een reflexieve constructie met sen[a]. Vergelijk:

(1)a.Do tânpe ef prûla rempe ef zillepip.Hij laat de bezem van het dak vallen.
 b.Do sen tânpe rempe ef zillepip.Hij laat zich[zelf] van het dak vallen.

152.46

Let op het verschil tussen (1b) en de niet-causatieve variant in (2):

(2)Do tasse rempe ef zillepip.Hij valt van het dak.

In (1b) is sprake van een bewuste handeling (bijvoorbeeld door iemand die zelfmoord wil plegen), terwijl (2) eerder als een ongeluk opgevat zal worden.

152.47

Reflexieve vormen van causatieven die een zakelijk subject bij zich hebben, worden dikwijls als "normaal" intrans.werkw. beschouwd. Dit is reeds in § 152.7 besproken. Zodra het subject een persoon uitdrukt, zijn er twee interpretaties mogelijk: (i) een intransitieve (als bij zakelijke subjecten) en (ii) een causatieve. Vergelijk de intransitieve lezing in (3b) en (3c.i) met de causatieve lezing in (3a) en (3c.ii):

(3)a.Ef 'jan flecse ef drâgna.De jongen steekt het vreugdevuur aan.
(eig. "de jongen laat het vreugdevuur ontvlammen")
 b.Ef drâgna sen flecse.Het vreugdevuur ontvlamt/vat vlam.
 c.Ef 'jan sen flecse. i.  De jongen vat vlam.
   ii.  De jongen steekt zichzelf in brand.
     (eig. "de jongen laat zichzelf ontvlammen")

Merk op hoe flecse op verschillende manieren vertaald moet worden.

152.48   Dubbele causatieven

Alle lexicale of geaffigeerde causatieven zoals besproken in § 152.5–10 kunnen op hun beurt nog een keer in een (ondergeschikte) causatieve vorm voorkomen. Deze ondergeschikte vorm wordt dan met een passief lidw. of pers.vnw. of met kirture uitgedrukt (volgens § 152.30):

† Ef rÿter cetrence ófe ôdis sener blof.
De ruiter laat zijn paard door de stalknecht drenken.

Ef rÿter kirture beri cetrence sener blof.
De ruiter laat zijn paard drenken.
(= geeft iemand opdracht om het paard te laten drinken)

Kirro mâšecce-épe pelira Elsa, ef chafost ón Petriy.
(lett. "wij laten Elsa het lied laten horen aan Petriy")
Wij zorgen ervoor dat Elsa het lied aan Petriy laat horen.

Kirro kirture beri mâšecce ef chafost ón Petriy.
Wij zorgen ervoor dat men het lied aan Petriy laat horen.

† Gress piylase ófe efanty ef kornin.
Ik laat het kind het papier verscheuren.

Gress lâgyne-épe ef fijânta.
Ik laat haar het vlees braden.

Eup šafare-gróse ef chat.
Ze laat mij de kat verdrinken. (opdracht)

Jân reppe ón Mariy: "Šove-tûe sener tatoeros fiy", pek Jân šove-épe
pelira Mariy, belt tatoeros.
Jân zegt tegen Mariy: "Laat je tatoeage eens zien", dus Jân laat
Mariy haar tatoeage tonen.
1

Do tânpe-épe ef la'ymôr rélâft.
Hij zorgt ervoor dat zij de kostbare vaas laat vallen.
(lett. "hij laat haar de kostbare vaas laten vallen")

1Om de een of andere reden kan het Nederlandse tonen hier niet goed met laten gecombineerd worden, ofwel: het lexicale causatief uitgedrukt door tonen kan niet samengaan met het laten-causatief.

152.49

In plaats van kirture kan ook miffe gebruikt worden. Dit hulpwerkw. heeft een toekomstig aspect, en houdt ook nu dikwijls een dreiging in (vgl. § 152.32):

Gress miffe beri šafare ef chat.
Ik zal de kat laten verdrinken.   (causatief)
OF  Pas op want ik verdrink de kat.   (dreigement)

152.50   Geïmpliceerd causatief

Vergelijk allereerst:

a.Petriy âlbe eft sért.Petriy bouwt een huis.
b.Petriy âlbe-dôe meldelira ef
fesputtatjen, eft sért.
Petriy laat de aannemer een huis
bouwen.

In b. wordt de agentiviteit van het "bouwen" a.h.w. bij Petriy weggenomen, en toegevoegd aan de "dummy"-agens dôe, die met meldelira nader gespecificeerd is als "de aannemer".

152.51

In constructies waar het subject verplicht gedeleerd is (omdat het corefereert met een matrixsubject), kan deze agentiviteit weggenomen worden, zonder dat dit syntactisch tot uitdrukking komt (de afwezigheid van een oppervlakte-subj.constituent leidt ertoe dat een "dummy"-agens evenzo afwezig blijft). Vergelijk:

(1)a.Elsa fespilde eft gûfqu, ytende meldelira kettare eft wâms.1
  Elsa dient een klacht in, teneinde schadevergoeding te ontvangen.

 b.Ef fesputtâs âlbe gopirus gÿrts, ytende meldelira roitare ef zefa gôrg.
  De aannemer bouwt enkele bruggen, teneinde het diepe ravijn te overspannen.
  (zie § 100.36)

In (1a) is Elsa het onderliggende subject bij kettare: Elsa kettare eft wâms.
In (1b) is ef fesputtâs weliswaar het onderliggende subject bij roitare, maar dan als Causer, want het is niet de aannemer zelf die "het ravijn overspant" (wijdbeens over het ravijn heen staan?). Het is de aannemer die zodanig handelt (t.w. bruggen bouwen) dat hij zorgt voor een situatie waarin "enkele bruggen het ravijn overspannen". De aannemer laat dus het ravijn (door enkele bruggen) overspannen.
De onderliggende structuren van de bijzinnen in (1) zijn dus feitelijk:

(2)a.   ytende meldelira kettare eft wâms > b.   Elsa kettare eft wâms
(3)a.   ytende meldelira roitare ef zefa gôrg >
        > b.   ef fesputtâs roitare-ÿpse meldelira ef gÿrts ef zefa gôrg

Het niet-uitdrukken van het subject ef fesputtâs in (3a) leidt ertoe dat de vetgedrukte Causee hier evenmin uitgedrukt wordt. Maar roitare moet wél als causatief geïnterpreteerd worden.


1In de uitdrukking ytende meldelira (teneinde) heeft meldelira geen enkele relatie heeft met het meldelira dat gebruikt wordt in een specificerende bijzin achter een passief pers.vnw., zoals in dit hoofdstuk herhaaldelijk genoemd wordt. Voor ytende meldelira, zie ook § 81.72 en § 100.36.

152.52

Merk op dat de Causee in (1b) (vorige paragraaf) feitelijk al genoemd staat: in de vorm van matrix-object bij âlbe. Het is de vraag of een constructie correct is als de bijzin wel als causatief opgevat moet worden maar een Causee als matrix-object niet genoemd is, zoals in:

(4)?? Ef fesputtâs ef Geologise Instituša fesjikate frópjÿ pazzocÿrna'echos,
 de aannemer het Geologisch Instituut inschakelt voor bodemonderzoek,
 ytende meldelira roitare ef zefa gôrg.
 teneinde overspannen het diepe ravijn

Zin (4) heeft twee lezingen: (i) de aannemer overspant het ravijn (wijdbeens?), of (ii) het inschakelen van het Geologisch Instituut door de aannemer leidt ertoe dat er een situatie ontstaat waarin het Geol. Instituut het ravijn overspant. Beide lezingen zijn semantische onzin.1


1Merk op dat het Nederlandse "overspannen" wél met een menselijke agens gebruikt kan worden: "de aannemer overspant het ravijn met een boogbrug". In het Spokaans kan roitare hiervoor niet gebruikt worden. Wel kunnen we zeggen:

Ef fesputtâs kette eft ro'i ón ef gôrg tjâg eft ârc-pônt.
de aannemer geeft een overspanning aan het ravijn middels een boogbrug
De aannemer overspant het ravijn met [behulp van] een boogbrug.

De grammaticale variant van (4) is dan ook:

Ef fesputtâs ef Geologise Instituša fesjikate frópjÿ pazzocÿrna'echos,
ytende meldelira kette eft ro'i ón ef zefa gôrg.

Maar nu hebben we niet met een geïmpliceerd causatief als in § 152.51 (1b) te doen, maar met een normale subjectdeletie als in (1a) van die paragraaf.


152.53

In § 110.29-33 is het suffix -n behandeld, dat achter een modaal hulpwerkw. geplaatst kan worden als dit hulpwerkw. een ander subject bij zich draagt dan het hoofdwerkw. Vergelijk:

(1)a.Do probare beri trempe ef mimpit.
  Hij wil het boek lezen.
 b.†℗ Do probare[n] gress beri trempe ef mimpit.
  Hij wil dat ik het boek lees.
  OF  Hij wil mij het boek laten lezen.

(2)a.Óps geldre beri kulle ur arfine.
  Ze mogen komen logeren.
 b.†℗ Óps geldre[n] gress beri kulle ur arfine.1
  Ze mogen mij laten komen logeren.

(3)a.Gress nert kurre beri prate ral.
  Ik kan nou niet vertrekken.
 b.†℗ Gress nert kurre[n] tu beri prate ral.
  Ik kan jou nou niet laten vertrekken.

Zoals de Nederlandse (globale) vertalingen met "laten" al aangeven, zit er een causatieve component in de betekenissen van de b-zinnen: het subject "wil" resp. "mag" resp. "kan" iets, en een tweede (vetgedrukte) subject voert de feitelijke handeling uit. Daarom kunnen we hier van geïmpliceerde causatieven spreken.


1Bij de modale hulpwerkw.n geldre en perke bestaat er soms ook een lezing dat het tweede subject een semantische relatie heeft met zowel het hulpwerkw. als het hoofdwerkw. Vergelijk:

a.†℗ Petriy probaren Lerdu beri moje ef kles.
 Petriy wil dat Lerdu het gras maait.

b.†℗ Petriy perken Lerdu beri moje ef kles.
 Lerdu moet van Petriy het gras maaien.
(lett. "Petriy moet dat Lerdu het gras maait")

In a. is het Petriy die wil dat Lerdu iets doet; in b. is het Lerdu die iets moet doen in opdracht van Petriy.


152.54   ad § 152.1   B. Permissieve constructies

Een permissief wordt in de Spokaanse grammatica ook wel een causatief met duratief aspect genoemd.1 Een permissief wordt uitgedrukt in een hoofdzin met het werkw. kirture (laten) als predicaat, en een ondergeschikte bijzin. Stel het subject in de hoofdzin is S1 en het subject in de bijzin is S2, dan is er van een permissief sprake als S1 ervoor zorgt/veroorzaakt/er de oorzaak van is/niet verhindert dat S2 een reeds begonnen handeling blijft uitvoeren. De bijzin verschijnt meestal in de vorm van een den-zin (zoals in a.), maar incidenteel komen ook wel -lira-varianten voor (zoals in b.). Deze -lira-varianten worden door sommige grammatici afgekeurd; Kojen-Pôt (1977) typeert deze als "algemeen gangbaar op Centraal-Berref, maar typisch spreektaal in de rest van het land" (zie ook § 100.95 en § 125.70):

(1)a.Jân kirture den Tek trempe ef mimpit.
 b.£Δ Jân kirture Tek trempelira ef mimpit.
  Jân laat Tek het boek lezen.
  (= Tek is het boek aan het lezen en Jân verhindert dat niet)

(2)a.Gress kirture den ef kinet pliyfonare sener helt-kliqu.
 b.£Δ Gress kirture ef kinet pliyfonarelira sener helt-kliqu.
  Ik laat de zieke zijn glas melk opdrinken.
  (= de zieke ligt te drinken en ik wacht tot hij het glas leeg heeft, althans,
ik gedraag me niet zodanig dat ik zijn drinkhandeling verstoor)

(3)a.Pârf kirture den ef efanty arkette.
 b.£Δ Pârf kirture ef efanty arkettelira.
   Pârf laat het kind huilen.
  (= het kind is aan het huilen en Pârf doet er niets tegen)

1In dat geval wordt een "echt" causatief onderscheiden door hieraan een "inchoatief aspect" toe te kennen.

152.55

De koppelwerkw.n pónze en tinkere kunnen soms in een permissieve constructie verschijnen:

(1)Ef arâbe tinkere eft ketšatert. > Petriy kirture den ef arâbe tinkere eft ketšatert.
 De tuin wordt een woestenij. > Petriy laat de tuin een woestenij worden.

(2)Ef knurfel pónze kjupt. > Petriy kirture den ef knurfel pónze kjupt.
 Het water wordt warm. > Petriy laat het water warm worden.

In (1) en (2) is telkens sprake van een proces: de tuin verandert in de loop der tijden in een woestenij, en het water neemt op de een of andere manier in temperatuur toe. De permissieve kirture-constructies drukken uit dat Petriy deze processen rustig zijn gang laat gaan. Vergelijk dit met de causatieven in (1) en (2) in § 152.26.

152.56

De den-bijzin kan ook een passieve vorm aannemen:

Gress kirture den blul chafostelije ef chafost.
Ik laat het lied zingen/gezongen worden.
(= er wordt een lied gezongen en ik kom er niet tussen)

Passivisering kan gewenst zijn om ambiguïteit te vermijden. Vergelijk:

a.Ôrs kirture den groft tubôs idequppe do.
 Ôrs1 laat zich1/hem2 door zijn1/2 vrouw belazeren.

b.Ôrs kirture den Ø idequppelije pai sener tubôs.
 Ôrs1 laat zich1 door zijn1 vrouw belazeren.

Zin a. is dubbel-ambigu: we weten niet of het bez.vnw. groft aan "Ôrs" of aan een derde refereert, en we weten niet of do aan "Ôrs" of aan een derde refereert. In b. zijn dankzij de passivisering deze twee ambiguïteiten opgeheven: ten eerste is de subjectkern van de bijzin onder coreferentie met het matrixsubject gedeleerd; ten tweede kan het reflexieve bez.vnw. sener gebruikt worden, dat refereert aan de (gedeleerde) zinskern, dus ook aan het matrixsubject.
Let ten slotte op het permissieve karakter van a. en b.: in b. (en in een van de lezingen van a.) wordt gezegd dat Ôrs min of meer permanent door zijn vrouw belazerd wordt en dat hij daar niets tegen doet. Vergelijk ook de causatieve constructie:

Ôrs sen mâsere-épe meldelira sener tubôs.   (vgl. § 152.38 (1b))
Ôrs laat zich door zijn vrouw masseren.

152.57

Een combinatie van permissief en causatief is evenzeer mogelijk:

Ef rÿter kirture den blul cetrencelije groft blof.
De ruiter1 laat zijn2 paard drenken.
(= iemand drenkt zijn eigen paard en de ruiter verhindert dat niet)

Kirro kirture den eup mâšecce ef chafost ón Petriy.
Wij verhinderen niet dat zij het lied aan Petriy laat horen.

Eup kirture den gress šafare ef chat.
Zij laat mij de kat verdrinken.
(= ze ziet toe dat ik de kat verdrink en verhindert dat niet)

TOP
<< Hoofdstuk 151 | Hoofdstuk 160 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands