Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 174 | Hoofdstuk 181 >>
18. Schrift en tekst

180. Pegrevisch schrift


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. ...
      Algemeen
    1. ...
  2. ...

Blok:


180.1

Het Pegrevische alfabet is niet specifiek voor de Pegrevische taal bedoeld, maar geldt ook voor het Spokaans. Daarentegen is het Garosisch altijd met het Latijnse alfabet geschreven.
Voor een kort historisch overzicht wordt verwezen naar § 10.7–9.

Omstreeks 1955 werd nog maar 15% van de boeken en tijdschriften in het Pegrevische schrift uitgegeven, en vanaf ca. 1965 wordt dit alfabet alleen nog in bijzondere publicaties gebruikt. Op de lagere scholen wordt het Pegrevische alfabet sinds ca. 1970 niet meer onderwezen (behalve natuurlijk in het Pegrevische taalgebied). Studenten die toegang moeten hebben tot oudere geschriften, zijn genoodzaakt om alsnog cursussen te volgen om het alfabet te leren lezen (en wellicht ook schrijven).

In 1981 hebben enkele hoogleraren in Zest de Feslosos furt ef Pegrefiy-krodanaros (FPK; Stichting ter Bevordering van het Pegrevische schrift) opgericht om de kennis van het Pegrevische alfabet weer te bevorderen, want zij beschouwen dat als een inherent onderdeel van de Spokanische cultuur, en vinden dat elke Spokaniër toegang tot oudere geschriften moet hebben. Ook wordt het als een teloorgang ervaren dat velen tegenwoordig de opschriften op winkels, cafés en dergelijke niet meer kunnen lezen, als deze om nostalgische of historische redenen nog in het Pegrevisch geschreven zijn.

In dit hoofdstuk wordt het Pegrevische alfabet behandeld zoals dat voor het Spokaans gebruikt wordt. Aangezien de Pegrevische taal diverse klanken kent die in het Spokaans ontbreken, kent het alfabet voor de Pegrevische taal ook extra lettertekens. In Hoofdstuk 181 worden een aantal voorbeelden getoond besproken hoe het Pegrevische schrift in de praktijk wordt toegepast.

180.1xx

Het Pegrevische alfabet bestaat uit 24 basisletters (lÿnt-blâtiys), 7 diacritische tekens (cvyffs), 3 postconsonantische tekens (blef-blâtiys) en 10 leestekens (trempe-blâtiys). Om getallen uit te drukken, worden lettertekens gebruikt, inclusief twee tekens die niet als letter voorkomen. Van veel tekens betstaan nog diversie varianten.

We behandelen achtereenvolgens:

  1. basisletters (vanaf § 180.bl)
  2. diacritische letters (vanaf § 180.di)
  3. postconsonantische tekens (vanaf § 180.pc)
  4. letterverdubbelingen (vanaf § 180.ld)
  5. letterverbindingen (vanaf § 180.lb)
  6. dittografie (vanaf § 180.dit)
  7. leestekens (vanaf § 180.lt)
  8. getallen (vanaf § 180.ge)

180.bl   ad § 180.1   A. Basisletters

De basisletters (oftewel lijnsymbolen) zijn de "echte" lettertekens, die op de schrijflijn geplaatst worden (of er met een "stok" of "haak" onderuit steken). De meeste kunnen met een enkele Latijnse letter getranscribeerd worden, maar in een enkel geval moet er voor een lettercombinatie of een diacritische variant gekozen worden, zoals tl, qu, ÿ en ^.
{{{verderop zetten}}}}Korte woordjes die uit slechts één basisletter zouden bestaan, worden meestal zodanig geschreven dat ze uit twee basisletters bestaan. Dit betekent dat een diacritisch teken vervangen wordt door een basisletter, of dat er een letter wordt toegevoegd.

Basisletters (lijnsymbolen)
a  l  t
e  m  tl
×  n  u
f  o  x
g  p  y
h  °qu  ÿ
i  r  ' (glottisslag)
k  s  ^ (pira)

×Pronominale e, oftewel "lange e", als infinitief-markeerder;
hierop komt nooit een diacritisch teken (zie § ||.|| ...).
°Omdat de q in het Spokaans altijd gevolgd wordt door
een u, staat de letter voor de combinatie qu.

180.bll

{{{{dit allemaal verderop als de diacr. tekens zijn behandeld}}} De pronominale e is altijd de laatste letter van een woord, dus: (farte). Wordt een werkw. verlengd met een suffix, dan verandert de in een gewone e, dus of . Bijvoorbeeld: (fartelira). Zie ook § 81.1–3 voor de pron.-e.

In het woord qu wordt ook de u geschreven: . Dit heeft te maken met het feit dat er in het Spokaans geen woorden met één letter bestaan, en dus ook in het Pegrevische schrift geen woorden met één basisletter mogelijk zijn.
Verder bestaat nog de basisletter , die alleen in combinatie met een gebruikt wordt: is de verkorte vorm voor het werkwoord (melde) dat meestal als [mÿ] wordt uitgesproken (zie ook § ||.||...).

180.di   ad § 180.1   A. Diacritische letters

Diacritische letters worden altijd op de erop volgende basisletter geplaatst. De diacritische tekens drukken de vocalen a, e, é, i, o en u uit, en verder is er een teken voor m/n. Een begin- of eindvocaal van een woord wordt altijd als basisletter geschreven.

Diacritische letters
A B
a  â
e    
é    
i  iy
o  ô
u  û
m/n  mm/nn

In kolom A staan alle diacritische letters, waarbij de oranje blokjes een willekeurige basisletter voorstellen. In kolom B zijn deze diacritische letters gecombineerd met een basisletter, met een specifieke betekenis. Merk op dat feitelijk geen letter is maar de Pegrevische variant van de pira ^.

180.dix

Staan er twee vocalen achter elkaar, dan zijn er twee mogelijkheden:

  1. De eerste vocaal staat als diacritisch teken op de tweede vocaal, dus:
    (real) of (klao).
  2. De tweede vocaal staat als diacritisch teken op de erop volgende consonant, dus:
    (real), of staat eveneens als basisletter indien er geen consonant volgt, dus:
    (klao).

Sommigen zijn van mening dat alleen mogelijkheid 2. correct is (tenzij beide vocalen samen één klank of een verdubbeling vormen). Maar het is hoe dan ook aan te raden om binnen één tekst voor een van beide mogelijkheden te kiezen, en ze niet door elkaar te gebruiken.
Dat de beginvocaal altijd als basisletter geschreven wordt, heeft te maken met het feit dat er in het Spokaans geen woorden met één letter bestaan, en dus ook in het Pegrevische schrift geen woorden met één basisletter mogelijk zijn. Daarom wordt bijvoorbeeld het lidwoord ef geschreven als en niet als .

180.dixx

De m en n worden als diacritische consonant geschreven als deze klank gevolgd wordt door een andere consonant. De vocaal vóór een m of n wordt als basisletter geschreven. Afkortingen worden geheel in basisletters geschreven.

180.dixy

In vroegere handschriften werden de diacritische vocalen meestal weggelaten, tenzij er dan verwarring kon ontstaan. Als het Pegrevische schrift tegenwoordig nog voor de Spokaanse taal gebruikt wordt, wordt het weglaten van de diacritische vocalen als een slordigheid beschouwd. Daarentegen is het weglaten van deze tekens bij het schrijven van de Pegrevische taal veel meer geaccepteerd. Sommigen vinden dat het toevoegen van diacritische vocalen een kinderachtige indruk maakt; het wordt gezien als een hulp voor mensen die de Pegrevische taal niet goed machtig zijn. Tegenwoordig zijn de diacritische vocalen wel toegevoegd op Pegrevische plaatsnaamborden (zie figuur 1), hoewel de namen ook zonder deze tekens goed te begrijpen zijn. De Pegrevische taal gebruikt nog een extra teken (een stip), om een aantal klankvarianten uit te drukken die het Spokaans niet kent. Zie Blok 180.di2 voor de diacritische vocalen en het gebruik ervan.


 

    Figuur 1

180.di2
Op de basisletter , die uitsluitend gebruikt wordt als infinitief-markeerder bij werkwoorden, komt nooit een diacritisch teken. Vergelijk het subst. fisae in a. met het werkwoord in b.:

a.fisae1 (subst.)= vis
b.fisae (werkw.)= vissen

In a. staat de diacritische a op de e (samen ); in b. staat de a als basisletter vóór de pron.-e .


1Fisae is de resultatieve vorm van fisa.

180.di3

Soms kan men kiezen welke klank in een woord met als diacritisch teken wil schrijven, en welke niet. Vergelijk de twee schrijfwijzen van het woord brans (jongens en meisjes): in staat de n als diacritisch teken op de s; in staat de a als diacritisch teken op de n. Sommigen geven de voorkeur aan de tweede variant, omdat hierbij beter tot uitdrukking komt dat het gaat om de enkelvoudige vorm bran, gevolgd door een meervouds-s.

180.pc   ad § 180.1   A. Postconsonantische tekens

Postconsonantische tekens staan altijd direct achter een basisletter, om een nieuwe letter uit te drukken. De drie symbolen heten riygt (staaf), qurt-zvygoh (doorntak) en ÿc-nutâ (eikel).

Postconsonantische tekens
staaf doorntak eikel
b  ch  j
c  ð  w
d  é    
dl  ó    
v  š    
z        

180.pc2

De "staaf" wordt gebruikt om een stemhebbende consonant uit te drukken. Hierbij gelden de volgende klankparen: p~b, k~c, t~d, tl~dl, f~v, s~z. Tegenwoordig klinken c en k in het Spokaans identiek (als k), maar vroeger, en ook nog in de Pegrevische taal, was de c de stemhebbende variant van de k ([G]: als g in het Engelse good). Zo staat voor de letter p, en wordt de b geschreven als .

De "doorntak" wordt gebruikt om de letters š (als variant van de s), ð (als variant van de d), ch (als variant van de h), é (als variant van de e) en ó (als variant van de o) weer te geven. Zo wordt de h geschreven als en ch als .

De "eikel" wordt gebruikt om de j en w weer te geven (als varianten van i, respectievelijk f). Vergelijk: = f, = v en = w.
Zie Blok 180.pc.

180.ld   ad § 180.1   A. Letterverdubbelingen

Voor het dubbelschrijven van consonanten wordt altijd een ligatuur gebruikt, dat is een versmelting van twee identieke basisletters. Bij de verdubbeling van twee stemhebbende consonanten wordt de postconsonantische "staaf" slechts één keer geschreven (achter de ligatuur). De verdubbeling van m en n, en ook de vocaalverdubbelingen worden geschreven met een combinatie van een basisletter en het diacritische teken. Omdat er voor y en ÿ geen diacritisch teken bestaat, worden de verdubbelingen yy en ÿÿ met een ligatuur uitgedrukt. Het een en ander is weergegeven in Blok 180.ld2.
In enkele woorden komt een verdubbeling van de â voor; dit is altijd het gevolg van een samenstelling (zoals nregtâârp (console, steun voor een plank)) of een afleiding (zoals lââpe (bewapenen)). Voor dergelijke verdubbelingen kent het Pegrevische schrift geen ligatuur, dus lââpe wordt geschreven als .

180.ld2

Letterverdubbelingen
+= aa  += jj×  += ss*
+= bb  += of kk  += tt
+= of cc  += of ll  += uu
+= dd  += mm°  += vv
+= of ee  += nn°  += yy
+= ff  += oo  += ÿÿ
+= gg  += pp  += zz*
+= ii×  += rr     

×niet te verwarren met = ij.
°niet te verwarren met = mn, en = nm.
*niet te verwarren met = sz.

180.ld3   Problemen met é, ee, ó en oe

In de huidige spelling met het Latijnse alfabet wordt over het algemeen de klank [é] geschreven als é, terwijl de combinatie ee geldt als twee aparte klanken [e], verbonden met een bilabiale [w], dus [ewe]. Deze combinatie komen we met name tegen als een woord op een e eindigt, en hierachter een suffix wordt toegevoegd dat met een e begint. Bijvoorbeeld côlegjeerÿ (collegiaal), dat is samengesteld uit côlegje (collega) en -erÿ (-achtig). Of het werkwoord menee (uitbuiten), dat bestaat uit de stam mene, gevolgd door een infinitief-e. Dit is allemaal uitgelegd in § ||.||...
In eigennamen wordt de letter é echter nooit gebruikt, maar wordt altijd ee geschreven. Wordt in een eigennaam niet de klank [é] bedoeld, maar de combinatie [ewe], dan wordt een trema gebruikt. Zo wordt de eigennaam Leës uitgesproken als [lewes]. Zonder trema zou Lees klinken als [lés].
Evenmin als in het Latijnse schrift de letters é en ó in eigennamen worden gebruikt, gebruikt het Pegrevische schrift de letters resp. in eigennamen (dus letters met een "doorntak"). En evenals in het Latijnse schrift in eigennamen ee wordt gebruikt, maakt ook het Pegrevische schrift gebruik van een verdubbelde e, namelijk of . Omdat het pegrevische schrift geen trema kent, wordt ook in eigennamen geschreven als of .

180.ld3zz

Ook bij ó en oe bestaan dergelijke problemen. In het Latijnse alfabet wordt ó voor de klank [ó] gebruikt, en staat oe voor de combinatie [owe], dus [o] gevolgd door [e] met een bilabiale [w] ertussen. In eigennamen staat oe echter voor de klank [ó], en wordt een trema gebruikt als het om twee aparte klanken gaat (dus . In het Pegrevische alfabet wordt voor de klank [ó] gebruikt (zie Blok 180.pc; er bestaat geen diacritische variant). Voor oe als twee aparte klanken bestaan twee varianten: en . De tweede variant is mogelijk als de e gevolgd wordt door een basisletter waarop de e als diacritisch teken gezet kan worden. Wordt in eigennamen met oe de klank [ó] bedoeld, dan gebruikt het Pegrevisch de combinatie of de letter . Deze twee letters staan ook in eigennamen waarin de aparte klanken [owe] bedoeld worden.

180.ld3zx

Ook de combinaties ée = eeë, = eee, = oee kunnen problemen opleveren. We herhalen hier wat er in § ||.|| 11.36 gezegd is. De combinaties met een é gelden in de standaardspelling. De combinaties met ee worden in eigennamen gebruikt. Een bekend voorbeeld is zéer-póntel als 'zeemanscafé' wordt bedoeld, en Zeeër-Poentel als het om een café met die naam gaat.
In het Pegrevische alfabet geldt: is ée (dus diacritische ee op de e); is (dus diacritische e op ee) of (dus e en diacritische ee op volgende basisletter).
In eigennamen geldt: eeë is , eee is en oee is . De combinatie óe = oeë komt niet voor.
Let verder op dat het in de combinatie oer altijd gaat om een aparte o en e, dus niet om de klank [ó]. Daarom zijn in het Pegrevisch de schrijfwijzen en correct, maar * niet.

klanknormaaleigennaam
[é]é of  ee of 
[ewe]ee of 
[ó]ó oe of 
[owe]oe of  of  of 
[ower]oer of  oer of 
[ewé] of  of  eee of 
[éwe]ée of  of  eeë of 
[owé] of  of  oee of 

180.lb   ad § 180.1   A. Letterverbindingen

Basisletters bevatten dikwijls een horizontale lijn; deze kan bovenaan, op de schrijflijn of halverwege zitten. De horizontale lijnen die bij twee opeenvolgende basisletters op gelijke hoogte zitten, worden meestal met elkaar verbonden tot één lijn. Een postconsonantisch teken verhindert deze doorverbinding meestal, tenzij het om korte, veelgebruikte woordjes gaat. In dat geval wordt een postconsonantische "staaf" dikwijls verkort, zodat een horizontale streep hierboven of hieronder doorgetrokken kan worden. Soms wordt een verbinding bewust vermeden om verwarring te voorkomen. Kans op verwarring is er vooral bij letters die erg op elkaar lijken, zoals (a), (h) en (r). Voorbeelden van letterverbindingen:

= = ur = = eft
= = ÿr = 2= kirro
= 1= ki = 3= do
= = pek = 4= brâ

Noten

  1. Deze verbinding van met komt alleen bij het woord ki voor. In alle andere woorden staan de letters k en i los.
  2. Deze verbinding is opvallend omdat de rechter stok van de verlengd is om een verbinding met de balk van de aan te gaan. Een alternatieve verbinding is waarbij de balk van de aan de linker stok van de is verbonden. Eventueel kan hier ook elke verbinding aan de bovenkant achterwege blijven, dus: .
  3. is een voorbeeld hoe de staaf achter de verkort is om een verbinding tussen en mogelijk te maken.
  4. is een voorbeeld hoe de staaf achter de verkort is om een verbinding tussen en mogelijk te maken. Een alternatief is om de staaf zo kort te maken dat deze geheel binnen de valt, dus: . Dit is alleen gebruikelijk bij frequent voorkomende korte woordjes, zoals brâ.

180.dit   ad § 180.1   A. Dittografie

Dittografie (dubbelschrijven) komt voor als stijlmiddel (emfatisch) of voor een grammaticaal onderscheid. Dittografie kan beschouwd worden als een vervanging van hoofdletters. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen dittografie, zoals hieronder in het kader weergegeven, en ligaturen zoals in Blok 180.ld2. Ligaturen worden bij transcriptie weergeven met een letterverdubbeling, maar dittografie wordt bij transcriptie door een hoofdletter vervangen. Bijvoorbeeld:

Hirdo 
Erget 
ninker-koleslagere school (als schoolsoort)
Ninker-KolesLagere School (als instituut)

180.lt   ad § 180.1   A. Leestekens

In Blok 180.lt2 staan de algemeen gebruikte leestekens opgesomd. In oude handschriften en tegenwoordig ook wel in bijzonder drukwerk kunnen ook nog andere leestekens gebuikt worden, bijvoorbeeld om het begin van een alinea aan te geven, of om de beginletter van een woord extra te markeren (om er als het ware een "hoofdletter" van te maken; het onderscheid tussen hoofd- en kleine letters is in het Pegrevische schrift afwezig).
Het aanhalingsteken wordt altijd dubbel gebruikt. Als woorden afgebroken worden, wordt een speciaal afbreekteken gebruikt (; in het Latijnse alfabet werd het =-teken gebruikt om een Spokaans woord af te breken, maar tegenwoordig is ook en enkel streepje - gebruikelijk).

180.lt2

Leestekens
grote punt (.)  apostrof (')
punt (.)  streepje (-)
komma (,)  afbreekstreepje (= of -)
dubbele punt (:)  uitroepteken (!)
puntkomma (;)  vraagteken (?)
aanhalingsteken (")    

De "grote punt" wordt alleen in bijzondere gevallen gebruikt, soms ook in plaats van een "gewone punt" , om een alinea af te sluiten.
Het Pegrevische schrift maakt een onderscheid tussen een glottisslag (die feitelijk een letter is) en een apostrof (die aangeeft dat er een letter is weggelaten). In het Latijnse schrift wordt dit onderscheid niet gemaakt. Vergelijk de apostrof in a. met de glottisslag in b.:

a.'jan= jongen
b.beld'mimpit= leerboek, studieboek
c.ba'eke= losrukken

In a. staat een apostrof om aan te geven dat 'jan de verkorte vorm van hajajan is; in b. geeft de apostrof aan dat dit de verkorte vorm is van belde-mimpit; in c. staat tussen a en e de glottisslag als klank.
{{{glottisslag moet bij de basisletters worden behandeld}}}

180.ge   ad § 180.1   A. Getallen

Getallen worden weergegeven met basisletters, die meestal de eerste letter van het telwoord in het klassieke talstelsel (§ 170.3) voorstellen (dus voor het getal "6" wordt de s van sers gekozen). Voor het getal "1" bestaat een apart teken, en voor "7" wordt een variant van de letter e gebruikt ("7" is heferg en hiervoor zou eigenlijk de letter h gebruikt moeten worden, maar die is al in gebruik voor "5", uitgesproken als hent). De letterweergave voor telwoorden volgt de klassieke uitspraak van de getallen. Zo wordt het getal "39" uitgesproken als rân-dur, ofwel "zesendertig-drie", en daarom geschreven met de Pegrevische letters i (voor "36") en d (voor "3"). De rekenkundige uitspraak is dursa-nyn, maar dat kan niet worden weergegeven met Pegrevische letters. Zie ook Blok 170.31.
Letters die getallen weergeven, worden voorafgegaan door een speciaal teken dat (sleutel) wordt genoemd. Deze sleutel staat ook dikwijls achter het getal om aan te geven waar het getal eindigt.

180.ge2

Getallen
0zerâ  5hent  10main
1ér  6sers  11lÿn
2perdÿr  7heferg  12tesen
3dur  8âke  13râsen
4fâr  9nyn  14erg
28tenerg  100pérsa
36rân  10.000plâr
of  50main-hent   100.000lôki
72tenrân  1.000.000melôn

Het getal "50" is een buitenbeentje, want "main-hent" is geen optelling van "10+5=15", maar een vermenigvuldiging van "10×5=50". Wat dit betreft wordt "main-hent" niet als een "echte" samenstelling (lees: optelling) van twee telwoorden beschouwd. Dit weerspiegelt zich in de variant , waarbij de telwoorden en een ligatuur vormen.

Getallen worden precies zo weergegeven als ze in het klassieke talstelsel worden uitgesproken (zie Hoofdstuk 170). Bijvoorbeeld:

erg-ten16
rân-heferg43
main-hent-lÿn of  61
tenrân-erg-tesen98

De Pegrevische getallen worden vrijwel alleen gebruikt in een lopende tekst zonder "getalsmatig" karakter. Om hoeveelheden, maten, gewichten, bedragen en dergelijke aan te duiden, wordt de voorkeur aan Arabische getallen gegeven.
Bij bedragen bestaan drie schrijfwijzen, bijvoorbeeld:

  1. = 185 60   (pérsa-tenrân-râsen herco main-hent-main tóftos)
  2. = 185,60
  3. 186 60

Variant 1. is het meest omslachtig: het bedrag in herco's en het bedrag in tóftosz worden beide tussen de sleutels gezet, elk gevolgd door het valutasymbool. Variant 2. is iets korter: hier wordt een punt tussen de herco's en de tóftosz gezet (de enige keer dat een punt in het Pegrevische schrift gebruikt wordt). Variant 3. is het meest gebruikelijk – zowel in teksten met het Pegrevische als in die met het Latijnse schrift. Hierbij wordt ook de verwarring vermeden dat   zowel voor "herco" als voor "5" kan staan, en zowel voor "tóftos" als voor "12".


TOP
<< Hoofdstuk 174 | Hoofdstuk 181 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands