Spokanisch Archief

GEWOONTES en GEBRUIKEN
Dit bestand
 
1. Het aanbieden van geld
2. Het groeten
3. Eten
4. Op bezoek gaan
5. Hoofddeksels
6. Preutsheid
 
  7. Huwelijk
  8. Correspondentie
  9. Kaarten sturen
10. Begraven, cremeren en bijzetten
11. Klederdracht
12. Bijgeloof
 
Status: Tekst moet hier en daar nog uitgewerkt worden.
 

1. HET AANBIEDEN VAN GELD

De wijze waarop een Spokaniër iemand een bankbiljet geeft, kan veel zeggen omtrent de bedoelingen en gemoedstoestand van de aanbieder. Enkele zeer specifieke gebaren zijn:

Het bankbiljet opgerold aanbieden
Dit is een duidelijke indicatie dat de aanbieder sex wil kopen. Hij/zij wil voor het geld met de ander naar bed.

Het bankbiljet in vieren gevouwen aanbieden
De aanbieder geeft hiermee te kennen dat het om zwart geld gaat. Er dient verder niet meer over de financiële kant van de zaak gepraat te worden, en de aanbieder verwacht evenmin een officiële rekening of kwitantie.

Het geld (zowel bankbiljetten als munten) tussen duim en wijsvinger houden en met gestrekte arm aanbieden
Eventueel trekt de aanbieder er een vies gezicht bij, alsof hij een stinkend voorwerp in zijn hand houdt. Hiermee geeft hij te kennen dat hij beledigd of verontwaardigd is dat hij moet betalen. Het is typisch een gebaar van een (onbeleefde) ober die hiermee te kennen geeft dat hij vond dat hij het wisselgeld als fooi zou mogen behouden. Of van iemand die verwachtte dat hij iets zou krijgen, en er nu voor blijkt te moeten betalen.

Het geld op de handpalm leggen, en de ontvanger het er af laten nemen
Als een contante betaling vereist wordt, terwijl de betaler liever later of achteraf wil betalen. Dit gebaar komen we vooral in cafés tegen, als de cafébezoeker liever aan het einde van zijn bezoek alles tegelijk wil afrekenen, maar de kroegbaas eist dat elk drankje apart wordt betaald.
Ook in situaties waarin er vooraf moet worden betaald, terwijl het gebruikelijk is dat betaling pas achteraf geschiedt, kan de betaler zijn ongenoegen te kennen geven door het geld op zijn handpalm aan te bieden. Zoals bijvoorbeeld bij een kapper die eerst geld wil zien voordat hij gaat knippen.


2. HET GROETEN

De traditionele groet

Bij officiële gelegenheden wordt alle tijd genomen om elkaar op een omslachtige manier te begroeten: men legt de handen op de schouders van de ander, en gezamenlijk zakt men vluchtig drie maal door de knieën. Hierna laat men elkaars schouders weer los en men sluit het ritueel met een kort vriendelijk knikje af.
Als ook kleine kinderen aan dit begroetingsritueel moeten meedoen, is er een speciaal begroetingskrukje beschikbaar. Het kind kan hierop gaan staan om met zijn handjes bij de schouders van de volwassene te kunnen komen.

De informele groet
Goede vrienden en familieleden begroeten elkaar informeel met de kreet 'hato!'. Hierbij wordt de rechterhand recht omhoog gestoken, zoals een politieagent doet die een auto wil laten stoppen.

De intieme groet
In een (zeer) intieme situatie kan men elkaar zoenen. Zoenen gebeurt zowel tussen man en vrouw, tussen vrouwen, als tussen mannen. Degene die het eerst zoent geeft een zoen op de rechterwang van de ander. Vervolgens geeft de ander een zoen op de linkerwang terug. In het algemeen gebeurt het zoenen nooit in het openbaar. Het is vaak moeilijk om te bepalen wie er het eerst moet zoenen. Meestal neemt de man het initiatief. Bij mensen van gelijk geslacht neemt de oudste meestal het initiatief.

De formele groet
In iets formelere situaties kunnen Spokaniërs elkaar een hand geven, waarbij men gelijktijdig de linkerhand op de schouder van de ander legt. De rechterhand wordt zo min mogelijk bewogen, en zeker niet geschud. Een onmiskenbaar schudden van de handen wordt geïnterpreteerd als de bevestiging van een afspraak of bezegeling van een belofte.


3. ETEN

Lees ook De etiquette en het typisch Spokanische diner .

Wat betreft de eetgewoontes kan men Spokanië in vier regio's opdelen:

  1. het westen (Plefô, Tjemp en Munt, ofwel: het katholieke deel van Berref)
  2. het midden (Bloi, Ziyp en Liftka, ofwel: het minst kerkelijke deel)
  3. het oosten (Teujan en Brÿr, ofwel: het strenge Ergynne-deel)
  4. het zuiden (Tigof, Lomky en Garos, ofwel het katholieke zuiden)

ONTBIJT
In het westen, midden en oosten gebruikt men over het algemeen een stevig ontbijt, bestaande uit diverse papsoorten en graanproducten. Traditioneel worden er havermoutpap en broodpap gegeten, maar tegenwoordig zijn ook allerlei muesli-soorten en Engelse 'cerials' erg populair. Hier wordt thee of koffie bij gedronken.
In het zuiden is het ontbijt veel lichter: meestal geroosterd brood of een soort croissants met jam of marmelade. Hier wordt voornamelijk koffie gedronken.

KOFFIETIJD
Om een uur of elf drinkt men overal in Spokanië koffie. In het zuiden eet men hier vaak een boterham of een koek bij.

MIDDAGETEN
Tussen 12 en 3 uur wordt er bijna overal een warme maaltijd gegeten. In het zuiden wat eerder dan in de rest van het land. In de grotere steden van het midden en westen wordt 's middags ook vaak brood gegeten, maar dan wel met een warm bijgerecht (gebakken ei, pasteitje ed.). Voor het zuiden is de middagmaaltijd de hoofdmaaltijd van de dag.

THEETIJD
Om een uur of 5 drinkt men in het oosten thee met koek of gebak. In de rest van het land drinkt men tussen 4 en 5 koffie of thee, maar hier wordt niet (veel) bij gegeten.

AVONDETEN
In het oosten eet men om een uur of acht de warme hoofdmaaltijd. In het midden en westen is dat meestal om 7 uur. In het zuiden eet men om een uur of acht een lichte maaltijd met warme bijgerechten, vaak een assortiment aan kleine hapjes.
Ook elders in het land kan het avondeten uit een variatie aan kleine hapjes bestaan, zeker als er bezoek verwacht wordt, of in restaurants. Zulke hapjes zijn oorspronkelijk een onderdeel van het 'voortafelen' (= wijn drinken en wat eten, voordat de hoofdmaaltijd begint), maar omdat dit voortafelen zo uitgebreid kan zijn, schiet de hoofdmaaltijd er dikwijls bij in (of bestaat eveneens uit een klein gerecht).

AVONDKOFFIE
In het westen wordt om een uur of 10 's avonds meestal nog thee of koffie gedronken, waarbij ook het nagerecht gegeten wordt.

ALGEMEEN
Vooral op het platteland kunnen de etenstijden heel strikt zijn. Meestal eet men ook vroeger dan in de steden en wordt (in het westen) de avondkoffie overgeslagen of om een uur of 7 gebruikt. Sommige gebieden hebben hun eigen specifieke tijden of gebruiken. Zo wordt in het Krappa-gebergte veelal reeds om 5 uur warm gegeten. Om een uur of acht kan dan nog een broodmaaltijd volgen.

TAFELGEREI
Messen, vorken en lepels worden traditioneel niet rondom het bord gelegd, maar in een vaasje naast het bord gezet. Dit is de meer formele handelswijze, zoals we dat in restaurants en bij "nette" etentjes bij mensen thuis aantreffen. In een meer informele situatie ligt al het bestek op een bord of in een speciale kom op tafel, waar iedereen de messen, vorken en lepels uit pakt die hij denkt nodig te hebben.
Messen worden uitsluitend gebruikt om iets te snijden - met een vork kan het voedsel dan vastgehouden worden. Is dat gebeurd, dan wordt het mes terzijde gelegd en eet men bij voorkeur met een lepel, al dan niet samen met de vork. Omstreeks 1800 werd het in gegoede kringen een rage om met een vork te eten (een lepel werd als "barbaars" beschouwd). Velen die de overgang van lepel naar vork te drastisch vonden, kozen de gulden middenweg en namen hun toevlucht tot de "vorklepel" (priykeftel). Na ca. 1840 werd de lepel weer algemeen aanvaard, met als gevolg dat de vorklepels zeer zeldzaam zijn geworden.

DRANKEN
Thee wordt het meest in het oosten en midden gedronken (Engelse invloed). Het zuiden is meer Zuideuropees beïnvloed, en hier is koffie veel gebruikelijker. Het westen is een echt bier-gebied, terwijl de rest van het land wijn prefereert. Op Teujan en het noorden van Liftka is appelwijn (cider) heel geliefd (het komt daar ook vandaan).

GROENTE EN FRUIT
Aardappels worden als groente gerekend. In restaurants krijgt men meestal pasta en een of twee groentes naar keuze. Men eet dus vaak een pasta en aardappels tegelijk. Rijst wordt nog steeds zelden geserveerd, hoewel het verbod op rijst al in 1850 opgeheven is.
In het zuiden eet men veel salades met paprika, tomaten, uiten en knoflook. Ook wordt veel groente gefrituurd (aubergines, komkommers, paddestoelen). In het midden en westen worden ook veel bonen gegeten.
In de bos- en duingebieden eet men veel paddestoelen en bosvruchten. Deze worden op alle mogelijke manieren gekookt of ingemaakt. De dikke jams, marmelades en chutneys worden veel bij lamsvlees en bij nagerechten (ijs of pudding) gegeten.

VLEES EN VIS

Lamsvlees is zeer populair in het gehele land. Er zijn weinig varkens in Spokanië, en daarom wordt varkensvlees als een dure delicatesse beschouwd. Rundvlees is vooral in het noorden van Berref en Liftka heel algemeen. Men eet het graag gestoofd. In de bosgebieden wordt overal veel wild gegeten, en langs de kusten uiteraard veel vis. In de grote steden is het aanbod veel minder streekgebonden en dus veel gevarieerder. Zo zijn mosselen heel goed verkrijgbaar in Hirdo (ver van de zee), terwijl ze in een dorpje aan de Larminkust niet te verkrijgen zijn omdat 'ze hier niet gevangen worden'.
Vleeswaren (ham, worst, gerookt en gedroogd vlees) worden veelal als hapjes genuttigd (vaak opgerolde plakjes met iets erin). Op brood wordt het bijna niet gegeten.

  

Gevogelte (en dan met name kip, eend en gans) wordt door meer traditioneel ingestelde Spokaniërs nog steeds gezien als "armeluis-eten". Zij geloven in de levenswijsheid: "Hoe armer je bent, hoe kleiner het beest dat je eet". De meer geciviliseerde of internationaal georiënteerde Spokaniër kan echter ook een goed bereid stuk gevogelte waarderen - al zal hij in het bijzijn van anderen niet graag aan de botjes kluiven, maar zijn toevlucht nemen tot mes en vork.

Zoetwatervis is in veel streken een algemene lekkernij en wordt ook veel gerookt of gepocheerd opgediend. Zeevis wordt vaak gerookt, gedroogd of gebakken. Op Lomky zijn de vissoepen zeer beroemd; ze doen niet onder voor een goede bouillabaise. Mosselen en oesters worden veel aan de Zverostakust gegeten. Langs de Hildi-fonis zijn garnalen heel algemeen; ze worden hier ook gerookt. Voor zalm kan men het beste naar de heuvelgebieden van Berref en Liftka gaan.

ZUIVELPRODUCTEN
Melk wordt veel in de pap gebruikt, in de koffie en in nagerechten (pudding!). Een soort karnemelk wordt veel in het oosten gedronken. Verder zijn er diverse soorten jogurt en kwark, al naar gelang van de streek. Uiteraard is er veel geiten- en schapenkaas, in allerlei soorten (van zeer jong en mild tot zeer oud en scherp). Koeienkaas is heel algemeen op Berref. Kaas wordt zelden op brood gegeten, maar is in grote diversiteit als borrelhapjes aanwezig. In het zuiden eet men ook wel kaas na de maaltijd (maar dit wordt door velen als een decadente Franse gewoonte gezien).

Meer over kaas in het bestand over traditionele producten, bij Kaas.

BROOD EN BANKET
Er zijn weinig broodsoorten. Men eet brood als maagvuller bij de hoofdmaaltijd, maar zelden met beleg. Alleen in de streken waar 's middags uitgebreid thee wordt gedronken, kunnen sandwiches geserveerd worden (Engelse invloed). In Hirdo, Hoggebim en Minde zijn Skandinavische restaurants waar ook 'smörgåsbord' geserveerd wordt. In deze restaurants wordt de nadruk op de verschillende broodsoorten en de vele combinaties met beleg gelegd. In gegoede kringen in deze steden is het momenteel een rage aan het worden om zulke broodmaaltijden aan de gasten voor te zetten. De meeste bakkers verkopen slechts enkele simpele broodsoorten (maar een groot assortiment aan koek en gebak), zodat men veelal aangewezen is op eigen brood bakken.
Op Midden- en Oost-Liftka is een harde broodsoort, die veel weg heeft van knäckebröd, heel algemeen. Het is verkrijgbaar in een bijzondere ovale vorm.

Meer over brood in het bestand over traditionele producten, bij Brood.

PASTA'S EN SOEPEN
In plaats van aardappels of brood vult men de maag vaak met allerleisoorten pasta's. Meestal een soort macaroni of spaghetti. Typisch voor het westen zijn de pizza-achtige koeken, gevuld met een groente- en vleesmengsel. Op Midden-Berref eet men zulke koeken met een mengsel van bruine of groene bonen en vlees. Hier zijn ook de dikke maaltijdsoepen (vaak bonensoep) heel algemeen. Een lichte soep of bouillon als voorgerecht is in het hele land ongebruikelijk. Soep wordt altijd als hoofdmaaltijd gegeten, en is dan ook zeer voedzaam.


4. OP BEZOEK GAAN

Lees ook De etiquette en het typisch Spokanische diner .

Onverwacht bij iemand aanbellen of aankloppen resulteert meestal niet in een hartelijke ontvangst en een uitnodiging om iets te blijven drinken. Is het de bedoeling dat men bij vrienden iets gaat drinken, dan wordt dit van te voren goed geregeld; de gastheer en/of gastvrouw zorgen niet alleen voor een grote variatie aan dranken (tenzij het al duidelijk is dat het alleen om koffie, wijn of bier gaat), maar ook voor een royaal aanbod aan hapjes, koeken en andere eetbare heerlijkheden.
Soms heeft men er behoefte aan dat mensen onverwacht langskomen, en soms ook wil men de mogelijkheid hebben om onverwacht ergens langs te gaan. Dan moet dat 'ingecalculeerd' worden. Tegenwoordig is het heel gebruikelijk dat een gastheer/vrouw een interessant boek of een aardige CD meegeeft aan de vertrekkende gasten. Of dat boek gelezen wordt en of die CD beluisterd wordt doet er niet zo veel toe, belangrijk is dat dat boek of die CD teruggebracht moet worden; dit kan op 'onverwachte' manier. Onder het mom van terugbrengen gaat men feitelijk onverwacht bij anderen op bezoek, men heeft als het ware een reden om langs te komen.

Het uitlenen van boeken en CD's is een ware rage geworden in de grote steden en het is dan ook niet onverstandig om een administratie bij te houden wie wat van wie en aan wie geleend heeft. Hiervoor is tegenwoordig adequate software verkrijgbaar. Waar het om gaat is dit: iedereen heeft wat aan iedereen uitgeleend, en iedereen heeft nu een geldige reden om iedereen onverwacht te bezoeken, mits men het uitgeleende maar terugbrengt, of komt halen.
Er schijnen zelfs boeken en CD's speciaal voor dit doel uitgebracht te worden. Het zijn vaak flutdingetjes, met titels als 'Jullie zijn welkom!' of 'Mijn begroetingslied!'; sentimentele literaire en muzikale rotzooi, uitsluitend bedoeld om een 'onverwacht bezoek' mogelijk te maken!


5. HOOFDDEKSELS

In Spokanië wordt veel waarde gehecht aan het gebruik van hoofddeksels, en dit gebruik is daarom onderhevig aan ingewikkelde regels. In het dagelijkse leven speelt de gryllâ nog steeds een prominente rol: de zwarte, donkerblauwe of donkergroene vilten flaphoed, die gedragen wordt door mannen en vrouwen, stadsmensen en boeren. Het is eigenlijk een onderdeel van de traditionele klederdracht, maar terwijl de andere onderdelen van de dracht steeds meer een folkloristisch karakter krijgen, kan de gryllâ in veel situaties nog goed gedragen worden.

Ook wordt in Spokanië nog steeds naar in het oog springende hoofddeksels gegrepen om de status van de rechterlijke en bestuurlijke macht te onderstrepen. Rechters, advocaten, ministers, mejôjes (eilandshoofden), kjelefs (districtshoofden), geestelijken en andere belangrijke figuren dragen bij officiële gelegenheden nog altijd een bepaald soort hoge hoed, waarvan de vorm en de decoraties aangeven met wat voor soort hoogwaardigheidsbekleder we te maken hebben. Op de afbeelding zien we de 26 hoedtypen waaraan iemands functie is te herkennen.

Landsregering (Tangodâm)

  1. Staatshoofd (drie smalle witte banden)
  2. Ministers (twee brede witte banden; menester-tôp)
  3. Volksvertegenwoordigers (brede witte en rode band)
  4. Eilandsafgevaardigden (twee brede rode banden)
  5. Leden Adviesraad (brede rode en witte band)
  6. Hofdames (geheel zwart)

Eilandsregering (Hôzesy)

  1. Eilandshoofd (Mejôje) (brede witte band met smalle blauwe band)
  2. Eilandenraad (brede witte band)
  3. Districtsafgevaardigden (brede rode band met smalle blauwe band)
  4. Leden Adviesraad (brede rode band)

Districtsregering (Leblâ)

  1. Districtshoofd (Kjelef) (brede groene band met smalle blauwe band)
  2. Districtsraad (brede groene band)
  3. Gemeenteafgevaardigden (smalle groene band)
  4. Leden Adviesraad (smalle geblokte groene band)

Gemeentebestuur (Ytstostenlen)

  1. Burgemeester (Monercô) (zwarte knop)
  2. Wethouders (rode band)
  3. Gemeenteraadsleden (groene band)
  4. Dorpsafgevaardigden (geblokte groene band)

Dorpsraad

  1. Leden van een dorpsraad (egaal zilvergrijze bolhoed)

Rechterlijke macht

  1. Hogere rechters (groene knop en krullen; dekeniy-tôp)
  2. Gewone Rechters (groene knop; dekeniy-tôp)
  3. Officieren van Justitie (viervoudige krul)
  4. Ondervragers (dubbel krul)
  5. Griffiers (enkele krul)
  6. Advocaten (vleugels; lacsater-tôp)

Geestelijke macht

  1. Reelâ (Hoofd Ergynne-kerk) (lila band; herg)
     
    Andere band-kleuren bij geestelijken:
    Ryltiy: blauwe band
    Partes: witte band
    Sakdos: zwarte band
    Ûftâf: bruine band
    Lystra en Lyster: geen band

Rechters
Rechters dragen een dekeniy-tôp (tôp betekent 'hoge hoed' en is een leenwoord uit het Engels, van 'top hat'). Dit is een hoge hoed, gedecoreerd met een blauwe zijden bies en een groene ronde knop bovenop. Schertsend wordt wel gesproken van een 'omgekeerde bloempot met een pingpongbal' (graror kvâlo lef eft penpônbâl). Zie ook de afbeelding.
Elke rechtzaak wordt als 'officiële gelegenheid' bestempeld, dus rechters (en advocaten) dragen hun hoed in de rechtszaal altijd. Bovendien dragen zij een toga. Rechters van Hogere gerechtshoven zijn te herkennen aan twee extra gekrulde decoraties ter weerszijden van de 'pingpongbal'.
Vroeger, toen het nog gewoon was dat ook de burger altijd een hoofddeksel droeg (zoals de traditionele gryllâ), gold de regel dat de verdachte zijn hoofddeksel in de rechtszaal uit eerbied jegens de rechter moest afzetten. De rechter liet zijn hoed op, want die hoefde geen eerbied te tonen. Tegenwoordig mag een verdachte zijn hoed ophouden, mits hij/zij het hoofddeksel niet zodanig naar voren schuift dat het gezicht geheel afgedekt wordt, en de rechter de verdachte niet meer in de ogen kan zien.

Als het mocht voorkomen dat de rechter zijn hoofddeksel afzet, dient de verdachte op het ergste voorbereid te zijn: de rechter staat op het punt om een doodsvonnis uit te spreken! In 1953 is de doodstraf weliswaar voor het laatst voltrokken, en in 1961 voor het laatst geëist, maar deze is officieel (nog) niet afgeschaft, dus de kans dat een rechter zijn hoed vlak voor zijn straf-eis afzet, is altijd nog aanwezig. Overigens gaat het afnemen van de hoed dan met een bepaald ritueel gepaard. De rechter moet zijn hoed ergens laten, dus hij/zij laat eerst een suppoost binnenkomen die een soort dienblad draagt. Hierop wordt de hoed gelegd. Dit gebaar is feitelijk al voldoende om iedereen in de rechtszaal te verstaan te geven: 'ik eis de doodstraf'. Na dit ritueel is het eigenlijk alleen nog interessant om te horen op welke wijze die straf dan voltrokken zou moeten worden.

Ministers
De hoge hoed van ministers heet officieel menester-tôp, maar wordt abusievelijk en schertsend ook wel gôts genoemd. De officiële betekenis van gôts is 'steek', dus het soort hoofddeksel dat door Nederlandse ministers nog voor de Tweede Wereldoorlog gedragen werd (en nu nog door het escorte rondom de Gouden koets). Een menester-tôp loopt naar boven toe wat breder uit, is zwart van kleur en gedecoreerd met twee witte biezen. Let op: een 'ministertop' (topontmoeting van ministers) heet in het Spokaans menester-wâlca!

Burgemeesters en wethouders
Zij dragen zilvergrijze bolhoeden, de burgemeester met een zwarte knop, de wethouders met een rode bies. Er zijn nog weinig officiële gelegenheden waarbij deze stadsbestuurders een dergelijke frondo ÿršar opzetten, hoogstens bij herdenkingen en rouw. Maar het aantal folkloristische evenementen en traditionele feesten waarbij zulke hoofddeksels gedragen worden neemt daarentegen toe. Het lijkt erop alsof deze zilveren bolhoeden dezelfde kant opgaan als de traditionele klederdracht: het wordt een folkloristische aangelegenheid.

Geestelijken
De hoge hoed van Ergynne-geestelijken heet herg. Deze is alijd donkerrood, en loopt naar boven toe breed uit.
Misdienaressen en misdienaars dragen soms een herg zonder bies. Dit is een indicatie dat zij zich geroepen voelen om hun leven als Ergynne-geestelijke in te gaan richten.
Bij zeer plechtige gelegenheden (zoals bij de dood van een Staatshoofd), kunnen roomskatholieke geestelijken zich enigszins conformeren aan het hoofddekselgebruik. Zo kan een kardinaal zijn rode of paarse kalotje of kardinaalsmuts vervangen door een een rode bolhoed als hij als vertegenwoordiger van de katholieke kerk buiten een zuiver katholieke aangelegenheid optreedt.

Hofdames
Een bijzondere groep hoge-hoeden-dragers vormen de hofdames die zich bij gelegenheid mogen presenteren als 'secretaresse' van een lid van het Koningshuis. Zij dragen dan een eenvoudige zwarte hoge hoed.


6. PREUTSHEID

Spokaniërs geven dikwijls de indruk nogal preuts te zijn. Dit geldt op sexueel gebied in mindere mate, maar op andere gebieden komt deze eigenschap duidelijker naar voren.
Zo voelen veel Spokaniërs (met name de Ergynne-gelovigen) zich gegêneerd als zij in het openbaar moeten eten. Dit verklaart waarom in veel traditioneel ingerichte restaurants de tafeltjes met schotten aan elkaars gezicht zijn onttrokken. Zo hoeven buitenstaanders geen getuige te zijn van de eet-bezigheden van anderen. Meer hierover in het bestand Restaurants, afdeling Traditioneel Spokanisch.
Zie ook het fragment uit de roman De rebelse pad van Jystuven Pântiyf, waarin de gêne om in het openbaar te eten op beeldende wijze wordt beschreven (zie ook de originele Spokaanse tekst).

Een preutse houding blijkt verder uit het feit dat Spokaniërs niet graag hun wasgoed in het zicht van iedereen te drogen hangen. Op het platteland is het daarom algemeen gebruik om het wasgoed in een hok of achter een schutting te hangen. In regenachtige streken is een dergelijk drooghok natuurlijk ook praktisch, maar in meer zonnige gebieden lijkt het juist nogal vreemd om het wasgoed binnen te hangen. In veel gemeenten wordt deze gêne vertaald in officiële regelgeving, wat er meestal op neer komt dat wasgoed niet gezien mag worden vanaf de openbare weg, en soms ook niet door buren.


7. HUWELIJK

Een traditioneel Spokanisch bruiloftsfeest: gestreepte littes (jasjes) en donkere gryllâs (flaphoeden) zijn onvermijdelijk. De bruid draagt als enige een kélziy (kanten hoofddoek). Op de hâldrec (bruidstaart) brandt een levenskaars en de bruidegom snijdt het baksel met een mustknyf (schoenmes) aan. Op dit mes staat altijd de spreuk: Ef mariyer tibân melde ef maser mân (letterlijk: "de kennis van het huwelijk is de mens van morgen", ofwel: Door het huwelijk blijft de mensheid voortbestaan).
Bruid en bruidegom zijn de ouders van het kind - dit heeft het huwelijk mogelijk gemaakt. De zoete karuff (pruimenwijn) wordt bij de bruiloft uit witporseleinen kelken gedronken.
 


Verdere tekst ontbreekt nog.


8. CORRESPONDENTIE

Welke frases worden er in Spokanië gebruikt bij de adressering, aanhef en ondertekening van brieven? Hier volgen de meest gebruikelijke regels.

Adressering

Het gebruik van initialen is altijd taboe, dus we schrijven de voornaam/voornamen altijd voluit. Bij een formele brief kunnen we achter de naam een kwalificatie toevoegen: Ylamo Merater (Weledele heer) of Ylamo Mosjeus (Weledele vrouw), bijvoorbeeld: Gyzell Zampy-Neeferf Ylamo Mosjeus (Weledele vrouw Gyzell Zampy-Neeferf). Iets minder formeel is om deze kwalificatie af te korten tot Y.M. Dat is vooral handig als we niet weten of we met een man dan wel vrouw te doen hebben (aan vele voornamen is dat niet te zien), bijvoorbeeld: Lerdu Metrusse Y.M.
De minst formele vorm is om alleen de voornaam/voornamen en achternaam te noemen, zonder enige kwalificatie. Dit is ook gebruikelijk bij nota's, brieven en andere poststukken afkomstig van bedrijven en instanties.
Als we niet weten wat iemands voornaam is, mag de kwalificatie Ylamo evenmin gebruikt worden. Wel kunnen we Merater (de heer) of Mosjeus (mevrouw) vóór de naam toevoegen, bijvoorbeeld: Merater Metrusse, Mosjeus Zampy-Neeferf. Velen vinden dit een (te) familiaire of onpersoonlijke vorm. Let op dat Merater en Mosjeus nooit gebruikt mogen worden als de voornaam wél is toegevoegd; een vorm als Merater Petriy Metrusse-Lerdu is dus fout.
Meer over het gebruik van voornamen, initialen en andere toevoegingen staan in het bestand Naamgeving (namen noemen).

Als iemand een adellijke titel heeft, kan deze voor de naam worden toegevoegd. Het staat netjes om de voornaam/voornamen toe te voegen, maar die mogen ook weggelaten worden: Jolarater Moffain Ilo Zjae-Aqué Trân, of Jolarater Ilo Zjae-Aqué Trân. De titel kan eventueel afgekort worden: Jl. Moffain Ilo Zjae-Aqué Trân, of Jl. Ilo Zjae-Aqué Trân.
Het voluit schrijven heeft dezelfde formele status als het gebruik van titulatuur in het Nederlands (voor een baron: Weledelgeboren heer ...). Een afgekorte titel is minder formeel.
Ook voor sommige belangrijke functies bestaan er titels. Zo kan een brief aan de minister-president geadresseerd worden als: Eertef-Merater ..., vgl. Zijne excellentie ...). Iets minder formeel: E.M. ... Ook hier kan bij minder formele correspondentie de voornaam weggelaten worden.

Soms weten we wel de functie of titel van iemand, maar niet zijn/haar naam. In dat geval is de formele oplossing om de kwalificatie Ylamo Merater (of Mosjeus) vooraf te laten gaan door de functie (met lidwoord en hoofdletter), bijvoorbeeld: Ef Prest Ylamo Merater (De Weledele heer Directeur), Ef Tâx-blaffoser Y.M. (De Weledele heer/vrouw Belastinginspecteur). Sommige beroepen en functies staan nóóit toe dat er een naam wordt toegevoegd. Het gaat hierbij om functies die op de een of andere manier als "uniek" worden beschouwd, of waarbij het individu op de achtergrond is geraakt. We noemen er enkele:

• Belangrijke geestelijken (bisschoppen, hoofden van kloosters, de Reelâ, ed.)
• Gevangenisdirecteuren, burgemeesters, politiecommissarissen en rechters.

In al deze gevallen dient men in de adressering wel het instituut of de plaats te vermelden waar de persoon zijn belangrijke functie uitoefent, dus: Ef Monercô rifo Amahagge Y.M. (De weledele heer de Burgemeester van Amahagge), Ef [Adoror] Biyšôp rifo Hildi (De [Aanbeden] Bisschop van [het bisdom] Hildi), Ef Presta rifo Brûfala Ylamo Mosjeus (De weledele vrouw Directrice van Brûfala = de naam van een gevangenis), Ef Prijóntur rifo ef Sinto-Nicels-covent (Moeder Overste van het Sinto-Nicels-klooster). Merk op dat een archaïsche titulatuur (zoals Zijne hoogwaardige excellentie voor een bisschop, of Zeereerwaarde moeder voor een moederoverste) in het Spokaans niet bestaat. Wel kunnen katholieken uit respect bij een hogere geestelijke (zoals een bisschop) de kwalificatie adoror (aanbeden) toevoegen.

In al deze gevallen geldt: bestaat er een specifieke titel, gebruik die dan, ontbreekt die, voeg dan Ylamo Merater of Ylamo Mosjeus (of Y.M. indien het geslacht onbekend is) toe.

Bij brieven die aan een echtpaar zijn gericht, luidt de adressering als volgt: Merater ur Mosjeus Metrusse-Laja (dus geen voornamen of initialen). Eventueel afgekort tot: Mrt. ur Msj. Metrusse-Laja. Vormen als Mrt.+Msj., Mrt. & Msj. en dergelijke worden afgekeurd. Is een brief voor het hele gezin bestemd, dat zijn er twee standaardmogelijkheden. De formele oplossing is om de brief aan het echtpaar te richten, en de kinderen eraan toe te voegen, bijvoorbeeld:

• ur Waler (en Zoon)
• ur Walers (en Zonen)
• ur Tojoredo (en Dochter)
• ur Tojoredos (en Dochters)
• ur Efantys (en Kinderen)

Let op dat de term "ur Walers" is dergelijke adresseringen altijd slaat op uitsluitend zonen. Dit in weerwil van de grammaticaregel die stelt dat het meervoud van een mannelijk woord ook de vrouwelijke personen kan omvatten!

Maar minder formeel en handiger is om de brief gewoon aan de hele familie te richten: Fatasôr Metrusse-Laja (de familie ...). Met de kwalificatie "fatasôr" kan tegenwoordig alles bedoeld worden: een kinderloos echtpaar, een echtpaar met kinderen, een vader met zijn zoon, enzovoort. Als het maar om meer dan één persoon gaat.

Onder de naam (al dan niet met kwalificatie of titel) volgt de straatnaam met huisnummer, en hieronder de postcode en de plaatsnaam. Tussen beide komt een koppelstreepje, voorafgegaan en gevolgd door een spatie. Een compleet adres ziet er dus zo uit:

formeelminder formeelinformeelfamiliair
Lerdu Tânsâc-Pajer Ylamo Merater   Lerdu Tânsâc-Pajer Y.M.   Lerdu Tânsâc-Pajer   Mrt. Tânsâc-Pajer
Korda-mirra 5Korda-mirra 5Korda-mirra 5Korda-mirra 5
3460 - Tanbÿr3460 - Tanbÿr3460 - Tanbÿr3460 - Tanbÿr

Een dergelijke adressering komt zowel op de envelop als bovenaan de brief.

Aanhef

De aanhef dient qua (in)formeel karakter overeen te komen met het karakter van de adressering. Indien de adressering titels of kwalificaties bevat, kan deze letterlijk zo als aanhef worden gebruikt, en worden afgesloten met een uitroepteken. Indien de adressering slechts de voor- en achternaam bevat (dus de informele variant), of indien de voornaam geheel ontbreekt (de familiaire variant), kan in de aanhef volstaan worden met niet meer dan: Merater of Mosjeus, gevolgd door een komma (nooit een uitroepteken!). Als we naar een goede bekende schrijven, gebruiken we de informele adressering, maar we kunnen de aanhef naar eigen goeddunken formuleren. Heel algemeen is Rovret (+ voornaam), te vertalen als Beste ... of Lieve ... Maar ook kreten als Hato! (Hallo!) of fes tof! (Goedendag!) zijn mogelijk. Als Rovret + voornaam wordt afgesloten met een komma, is dat iets minder intiem dan een uitroepteken. We kunnen dit vergelijken met het verschil tussen Beste en Lieve.
Ook indien in een adressering de naam ontbreekt, wordt deze vorm zo letterlijk overgenomen in de aanhef.
Als een brief gericht is aan een hele familie (Fatasôr), kan de aanhef luiden: Fatasôr Metrusse-Paja (formele variant: herhaling van de adressering), of: Rovret Fatasôr (familiair).

In zakelijke brieven of circulaires die duidelijk aan meer dan één persoon zijn gericht, is de meest neutrale aanhef Qupp merater/mosjeus (Geachte heer/mevrouw), maar de aanhef kan ook wat creatiever zijn. Een frase als Respekteror Energiy-tijâkeldatjen! (Geachte Energieverbruiker!) is tegenwoordig geheel geaccepteerd (van een energiebdrijf). Vooral de kwalificatie Respekteror (letterlijk: gerespecteerd) is tegenwoordig erg populair, mits gevolgd door de functie die de geadresseerde vanuit het perspectief van het bedrijf heeft. Als een uitgever zijn abonnees aanschrijft, kan hij Respekteror Âbonematjen gebruiken. Ook de belastingdienst kan eventueel Respekteror Tâx-kafter gebruiken (mits de brief het karakter van circulaire heeft, en niet persoonlijk aan één individu is gericht). Let op dat de "functie" met een hoofdletter staat. Een term als Respekteror kan nimmer gebruikt worden in combinatie met een echt beroep of een naam. Aanheffen als: Respekteror Tâx-blaffoser ("Geachte Belastinginspecteur") of Respekteror Mariy Olana zijn óf lachwekkend óf zelfs ronduit beledigend. Een aanhef met Respekteror dient altijd met een uitroepteken afgesloten te worden. Ook een komma is hier beledigend.

Afsluiting

Tegenwoordig is de afsluitende frase Hânclabiy (hoogachtend / met vriendelijke groet), gevolgd door een komma, het meest geaccepteerd. Deze frase kan bij elke vorm van adressering gebruikt worden. Erg formele brieven (dus ook met een erg formele adressering en dito aanhef) kunnen ook afsluiten met de frase Icâriyn (Hoogachtend); dit gaat meestal samen met de aanhef Qupp ... (Geachte ...). In sommige gevallen wordt een meer specifieke afsluiting verwacht. Zo zal een ergynische gelovige een brief die aan een geestelijke is gericht, altijd afsluiten met: Gÿrs challefosâte kost nâf (Moge u zich over mijn ziel ontfermen). Een katholiek gelovige zal afsluiten met: Diô meltâte giynattiy furt gress (Moge God mij genadig zijn). Brieven die gericht zijn aan een belangrijke overheidsfunctionaris, en waarin om een gunst of verzoek wordt gevraagd, worden afgesloten met de frase: Ef gresserelira respecciy ender lire helkara gert gôrôg empajaos (Ik, respectvolle dienaar, vertrouw op uw verstandige overweging). Deze frase moet met beleid gehanteerd worden: hij is niet op zijn plaats in een brief waarin iemand de belastinginspecteur verzoekt om een bepaald formulier toe te sturen (dat is een routinehandeling), maar wel als iemand de belastinginspecteur verzoekt om een aanslag van vele duizenden herco's kwijt te schelden (dan kan het geen kwaad om enige onderdanigheid te tonen). Als je een brief schrijft naar een klooster met commerciële pensionfaciliteiten om daar een kamer te bespreken, kun je met Hânclabiy volstaan. Wil je onderdak in een katholiek klooster waarbij je weet dat je gebruikmaakt van de liefdadigheid van dat klooster, dan kun je beter voor de frase Kost trustos ón Diô jÿšetâte ón gert mišon (Moge mijn vertrouwen in God bijdragen tot uw missie) kiezen.
Al deze frases komen in de plaats van het algemene Hânclabiy of het meer formele Icâriyn, en zijn dus niet een extra toevoeging! De frases eindigen met een komma, en dan volgt de ondertekening, en daaronder de naam en eventueel de functie van de afzender.


9. KAARTEN STUREN

Het versturen van kaarten ter gelegenheid van een bepaalde gebeurtenis is in Spokanië niet zo algemeen als in andere westerse landen. In Spokanië zijn er dan ook geen kaarten te koop die beterschap wensen, feliciteren voor een gehaald examen, specifiek voor een 50ste verjaardag bestemd zijn, en dergelijke. In al zulke gevallen wordt de voorkeur gegeven aan een persoonlijk geschreven biefje of briefkaart. Tegenwoordig zijn telefoontjes en e-mailberichten natuurlijk ook heel algemeen geworden.
Verder is er een tendens te bespeuren dat katholieke Spokaniërs elkaar eerder een kaart sturen (bijvoorbeeld met kerst en nieuwjaar) dan ergynische Spokaniërs. Ook Spokaniërs die er een "ontwikkelde westerse levensstijl" op na houden, vinden het cool om kaarten te sturen.

Met verjaar- en naamdagen
Ter gelegenheid van iemands verjaardag of naamdag (dat laatste vooral bij katholieken) wordt meestal een "gewone" ansichtkaart of briefkaart verstuurd, met daarop de persoonlijk geschreven felicitaties. Er zijn geen kaarten specifiek voor dit doel verkrijgbaar.

Met geboortes
De geboorte van een kind wordt aan kennissen en familie meegedeeld middels speciaal hiervoor gedrukte kaarten. Dit is te vergelijken met de situatie in Nederland.
Je kunt de kersverse moeder (en vader) feliciteren met een persoonlijk geschreven brief, of een briefkaart waarop je een leuk plaatje plakt (zoiets als de plaatjes die vroeger voor poëziealbums waren bestemd - ze zijn in Spokanië als sticker op vellen te koop!)

Met huwelijken
Een voorgenomen huwelijk wordt aan kennissen en familie meegedeeld middels speciaal hiervoor gedrukte kaarten. Dit is te vergelijken met de situatie in Nederland. In streng katholieke milieus komt het voor dat er in een envelop twee kaarten aanwezig zijn: op de ene delen de ouders van de aanstaande bruid het voorgenomen huwelijk van hun dochter mee, op de andere doen de ouders van de aanstaande bruidegom hetzelfde voor hun zoon.
In zeer orthodoxe ergynische milieus kunnen kaarten verstuurd worden waarop een geestelijke het voorgenomen huwelijk aankondigt.
Ben je niet uitgenodigd voor het huwelijk, of ben je verhinderd, dan kun je het bruidspaar feliciteren met een persoonlijk geschreven brief, of een briefkaart waarop je een leuk plaatje plakt (zoiets als de plaatjes die vroeger voor poëziealbums waren bestemd - ze zijn in Spokanië als sticker op vellen te koop!)

Met overlijden
Een sterfgeval wordt aan kennissen en familie meegedeeld middels speciaal hiervoor gedrukte kaarten. Dit is te vergelijken met de situatie in Nederland.
In katholieke milieus stelt men het meestal op prijs dat de geadresseerden ook aanwezig zijn bij de begrafenis of crematie; een uitnodiging om aanwezig te zijn zal dan meestal op de kaart toegevoegd worden.
In ergynische kringen wordt een begrafenis, bijzetting of crematie meestal gezien als een intieme familieaangelegenheid. De familie wordt door bemiddeling van een geeselijke, of via persoonlijk geschreven brieven (of telefoontjes) op de hoogte gesteld. Allen die buiten de intieme kring vallen krijgen na afloop van de plechtigheid een bericht.

Het is ook mogelijk om een overlijdensbericht te versturen waarop meegedeeld wordt waar en wanneer de plechtigheid zal plaatsvinden (maar het is dan niet de bedoeling dat men ook komt), terwijl er een apart kaartje wordt toegevoegd als de geadresseerde persoonlijk wordt uitgenodigd om wél aanwezig te zijn.
In sommige ergynische milieus is het de gewoonte dat niet de nabestaanden op de kaart het woord richten tot de geadresseerde (in de trant van: "op .... is overleden mijn geliefde man ..."), maar dat de overledene zélf de mededeling doet (in de trant van: "hierbij wil ik mijn dierbare familie en geliefde vrienden vertellen dat ik op ... het aardse bestaan heb verlaten en mijn verdere leven zal voortzetten in Ergets Heerlijke Hemel").
Ben je niet uitgenodigd voor de plechtigheid, of ben je verhinderd, dan kun je de directe nabestaanden condoleren met een persoonlijk geschreven brief of briefkaart. Het is beslist niet de bedoeling dat de briefkaart voorzien wordt van een "plakplaatje" zoals dat bij huwelijken of geboortes de gewoonte is!

Met kerst en nieuwjaar
In het katholieke deel van Spokanië wordt veel geld uitgegeven aan duur uitgevoerde kerstkaarten. Vaak geuren ze naar dennengroen, of zit er een chip ingebouwd die kerkklokken of weeïge kerstliedjes laat horen als je de kaart openvouwt. Altijd worden er "zalige kerstdagen", een "liefdevolle Jezus-geboorte" of een "hemelse vrede die op aarde moge neerdalen" gewenst (met de talloze varianten). Een "gelukkig nieuwjaar" gaat nooit samen met de kerstwensen.
Spokaniërs die zich expliciet distanciëren van welk geloof dan ook, maar wel "westers" willen overkomen, versturen kaarten met neutrale wensen als "Prettige Kerstdagen en een Gelukkig Nieuwjaar". Zulke frases kunnen ook in het Engels of in andere vreemde talen worden verzonden.
Spokaniërs die zich duidelijk willen distanciëren van het katholicisme (of van het christendom in het algemeen) sturen alleen nieuwjaarskaarten, en laten Kerstmis voor wat het is. En Spokaniërs die hun orthodox-ergynische opvattingen niet willen verloochenen (en meestal ook de Ergynne-kalender hanteren), sturen helemaal niets.

Overig
Bepaalde opvallende gebeurtenissen - zoals bepaalde jubilea, grootscheepse verhuizingen, de geboorte van een twee- of drieling, het feit dat iemand 105 jaar wordt, een promotie - kunnen aanleiding geven tot het sturen van een felicitatiekaart. Dat zo'n gebeurtenis "opvallend" is, en dus uitnodigt voor het sturen van zulke kaarten, moet blijken uit een krantenartikel, uit het feit dat de familie de kennissenkring ervan op de hoogte stelt, of anderszins. In ieder geval moet de gebeurtenis zodanig worden "aangezwengeld" dat degenen die daarvan op de hoogte worden gebracht er niet onderuit kunnen om een felicitatiekaart te sturen.
Er zijn in Spokanië nauwelijks kaarten verkrijgbaar die zich op een specifieke gebeurtenis - zoals een felicitatie of condoleance - richten. Maar een gewone ansichtkaart of briefkaart waarop je wat persoonlijke woorden schrijft is een goede oplossing. Vaak kiest men voor een of meer dichtregels. Er zijn vele boekjes te koop, en tegenwoordig kun je ook op websites kijken, om geïnspireerd te raken voor een pakkende tekst. Eventueel kun je een ergynische of katholieke geestelijke raadplegen voor een passende felicitatie- of condoleancetekst.

Het "mooiboek"
Bij sommige gelegenheden ontvangt iemand of een heel gezin vele kaarten (en/of brieven), zoals met kerst en/of nieuwjaar, of ter gelegenheid van een verjaardag of een specifiek jubileum. Het is dan de gewoonte om al die kaarten en/of brieven te verzamelen in een album dat speciaal voor deze gelegenheid wordt aangeschaft. Dit wordt het "mooiboek" (hordâmip) genoemd. Mensen die bijvoorbeeld elk jaar veel kerstkaarten ontvangen, zullen voor ieder jaar een apart "mooiboek" inrichten. Je kunt dit ergens in de kamer "ter inzage" laten liggen, gelijk een "koffietafelmagazine". Het is in Spokanië beslist niet gebruikelijk om kerst- en nieuwjaarskaarten aan de muur te prikken of op de schoorsteen te zetten, zodat elke bezoeker er onvoorbereid mee wordt geconfronteerd. Het is als met eten: je doet het besmuikt, zodat "vreemden" het niet ongevraagd hoeven te zien.


10. BEGRAVEN, CREMEREN EN BIJZETTEN

Concept. Allemaal nog uitwerken:

Zie ook het bestand Begraafplaatsen en begraven.

De Ergynne schreef oorspronkelijk voor dat doden gecremeerd dienden te worden. Daarom stonden er vroeger op vrijwel alle centrale pleinen in de dorpen zogenoemde bure-kelbras ("brandtafels">, met meestal een kapelletje ernaast om te bidden en de goden te verzoeken de ziel van de dode in de "hemel" op te nemen. Ook naast de kerken waren zulke brandtafels te vinden.
Doden werden, gehuld in een grijs laken, op de brandtafel gecremeerd. Vanaf omstreeks 1650 werd het in steeds meer dorpen verboden om de om doden crematie op het dorpsplein te organiseren, en diende het ritueel buiten het dorp naast een kerk te worden uitgevoerd. In 1752 trad er in Spokanië een wet in werking die de crematie binnen dorpen verbood en de verwijdering van de brandtafels verplicht stelde. Een dergelijke wet kwam er in 1803 ook in Pegrevië. Daarom zijn zulke brandtafels nergens meer in de dorpen te vinden.
Vanaf halverwege de 19e eeuw werd het steeds gebruikelijker om crematies in speciaal gebouwde crematoria te verrichten, en sinds 1874 is het bij wet verboden om doden in de openlucht te verbranden. De brandtafels die er tegenwoordig nog naast kerken te vinden zijn, worden nog wel gebruikt om dieren te offeren of om aan te eten.

In de kuststreken was het de gewoonte om doden in een met stenen verzwaarde zak in zee te laten zakken. Dit gebruik bestaat hier en daar nog wel, maar is alleen toegestaan als de "zee-begraving" minstens 5 km uit de kust plaatsvindt.
Tegenwoordig zijn crematie of "zeebegraving" niet meer verplicht en kunnen doden ook op begraafplaatsen begraven worden. Het hangt vaak van het beroep van de overledene af, waarvoor gekozen wordt. Bakkers, smeden, glasblazers stokers en andren die beroepshalve met vuur omgaan zullen meestal gecremeerd worden. Mensen die met hout gewerkt hebben (houthakkers, timmerlui) worden bij voorkeur op een begraafplaats onder een boom begraven. Mensen die beroepshalve aan een bepaalde locatie zijn verbonden (zoals boeren en grondbezitters) mogen op hun eigen land begraven worden. Al deze tradities zijn onder meer door de verstedelijking steeds minder belangrijk geworden.


Overzicht van alle crematoria in Spokanië, alfabetisch geordend per eiland. Tussen {...} staat de aanklikbare regiokaart waarop het crematorium is te vinden.

CREMATORIA
BerrefLiftkaBrÿr
AmeronneAfarcalAboris-Sinto-Jenu
Andel {Ergânt}AjafetasGirdesef
AquandôAmahagge {Amahagge}  Jareucâ
Berref-beltAzerseLassos
Blort {Blort}Crelco {Crelco}Leeserf
Has-belt {Trondom}CÿrÿrtinaMont
Hildi {Hildi}ÐebantiyPageri
Hirdo {Hirdo}FloranQuitas-Olas {Abertô}
HolareGranôZar {Zar-Husta}
KlankGÿrô 
KnenoHalefiytjôTeujan
LapejufeHoggebim {Hoggebim}Kanea {Lor}
LâubenIes {Ies|Twento}Lapoâ {Lapoâ}
LiftKlaeuManes-Halâf {Lor}
Minde {Minde}Lelko 
Nust {Plafotô}Liyrotyka {Liyrotyka}Tigof
NustiyLostôAsjetto {Asjetto}
Nutterkoles {Xôcÿrðamiy}  MatarijaHuron-sÿrt
QuestôMollefin {Mollefin}Sinto-Alycro {Tsjech|Zest}
Qula {Kwâg}Opjevu 
Tulÿnn {Korif|Tulÿnn}Plekotex {Crelco}Lomky
 PolefiAutaniy
 ŠatoliyKomy {Lasy}
 StaefManes-Lašer
 Tanbÿr {Tanbÿr}Teta {Gasky}
 Tunbas {Mantahynne} 
 UbipaGaros
 ŸrlentôGaros {Garos}
 Zelzakiy {Xemân} 

Een crematorium heet bure-tômp. Meer dan 80% van de Spokaniërs laat zich cremeren. Alleen in katholieke streken ligt het percentage veel lager. Tot ca. 1985 was cremeren in veel katholieke gebieden zelfs onmogelijk. Er zijn in het hele land 70 crematoria (dikwijls zeer groot, met een restaurant, aula, kerk, meditatieruimtes ed.), op Liftka zijn er 29 en op Berref zijn er 21 (stand: 2015; zie ook UIS p. 128). Zie overzichtskaart van crematoria.
In SPARC zijn de volgende met name genoemd:

• Amahagge (Bure-tômp Ef Flyddere, Bure-tômp-plep, 4002-Amahagge),
   zie kaarten {ama-D5} en {ama-299} en {Amahagge}
• Hirdo (Bure-tômp Blof-fôresta, Fotelmÿ-plep, 3001-Hirdo),
   zie kaart {Hirdo VB} en {Hirdo}
Holare
• Ubipa: crematorium bij het Uvory-klooster
Plekotex: crematorium in de duinen,
   zie {Crelco}
• Tanbÿr (Ÿrufy-lirde, Rivo-pât, 5200-Tanbÿr),
   zie {Tanbÿr}
• Zar (Mitree-lofa, Ychem-pât, 6500-Zar)

Gebruiken

De hondsroos is bekend vanwege de door galwespen veroorzaakte gallen, die hondsrozensponzen genoemd worden. In het Spokaans heten ze paðegtan-nâf ("hondsrozenziel"). Aan deze gallen worden magische en medicinale krachten toegeschreven; ze worden vaak met de doden in de kist meegegeven, of bij de crematie meeverbrand. De gallen brengen gezien de zeldzaamheid van de plant veel geld op. (DOM 183)


11. KLEDERDRACHT

Tekst nog uitwerken

Een volledige traditionele klederdracht wordt tegenwoordig niet meer in het dagelijkse leven gedragen; het is meer een uiting van folklore geworden. Maar sommige elementen van de klederdracht, zoals de flaphoed of het hooggesloten lange jasje, zijn nog wel algemeen in gebruik.
Hieronder worden een aantal termen in alfabetische volgorde nader verklaard.
 

Bij hoge uitzondering wil Rolandt Tweehuysen zich vertonen in Spokanische klederdracht. Hij draagt een gryllâ (hoed), een litte (jasje), een witte nill (ceintuur) waaraan een mustknyf (mes in houten schede) hangt. Over zijn schouder loopt de riem van een vryft (leren tas).
 
De op deze foto gedragen klederdracht bevindt zich in het Fysieke Archief , maar de mustknyf op deze foto is in de jaren tachtig gestolen op een tentoonstelling in het Lijnbaancentrum in Rotterdam.
 
(foto: 1980)


Âešoh
Schort met één grote zak van voren of meerdere zakken, gedragen over de litte.

Bôgrâ
Vest voor vrouwen, waarvan de kraag als een sjaal om de hals geknoopt kan worden. Typisch kledingstuk in het Krappa-gebergte, dus feitelijk geen deel uitmakend van de landelijke klederdracht. (DOM 143)

Crót
Weitas, ransel. Voor zover het een onderdeel van de klederdracht is, kan het ook een vryft genoemd worden.

Grâcÿr
Gesteven linnen band, als decoratie bij de klederdracht voor vrouwen.

Gryllâ
Zwarte, donkerblauwe of donkerbruine, vilten flaphoed, gedragen door zowel mannen als vrouwen. Nog steeds een algemeen gebruikt hoofddeksel, ook in het dagelijkse leven als er geen sprake is van klederdracht.

Helbiblo
De term voor "klederdracht", en dan in het bijzonder de dracht bestaande uit de elementen zoals hier beschreven.

Heslôp
Apparaat om de golven in de grâcÿr te persen.

Išâmt
Soort pofbroek met wijde pijpen, gedragen onder de litte. Zoals vrouwen de jiyk dragen, dragen mannen de išâmt.

Jiyk
Lange rok, gedragen onder de litte. Zoals mannen de išâmt dragen, dragen vrouwen de jiyk.

Kélziy
Sluier of hoofddoek van kant of gehaakt katoen, gedragen door een bruid (terwijl de rest van het gezelschap een gryllâ draagt). Zie de bruid op de huwelijksfoto.

Litte
Hooggesloten jasje, lengte tot op de knieën, vaak ietwat getailleerd en gedragen door zowel mannen als vrouwen. Vroeger werd de litte gesloten met een lange reeks knoopjes, maar tegenwoordig worden ook ritssluitingen of zelfs klittenband gebruikt. Voor bijzondere gelegenheden worden littes gedragen die geweven zijn met speciale patronen. (UIS)

Mustknyf
"Schoenmes": een mes in een houten schede dat aan de nill wordt gedragen. Vroeger was het een echt gebruiksvoorwerp, maar bij bijzondere gelegenheden heeft de mustknyf een decoratieve functie. Zie foto.

Nedyra
Cape......

Nill
Soort sjerp, gedragen om de litte, waaraan de mustknyf hangt.

Slape-bof
"Slaapbroek": wollen broek, gevoerd met katoen en als pyjamabroek gedragen. Een warm kledingstuk uit de tijd dat slaapkamers nog onverwarmd waren; tegenwoordig nog zelden gebruikt. Het is geen echte "klederdracht" maar wordt wel gerekend tot de "traditionele kleding". (DOM 127)

Slape-trut
"Slaaptrui": wollen trui, gevoerd met katoen en als pyjamajasje gedragen. Een warm kledingstuk uit de tijd dat slaapkamers nog onverwarmd waren. In tegenstelling tot de slape-bof is de trui nog op veel plaatsen te koop en wordt ook geregeld nog gedragen. Het is geen echte "klederdracht" maar wordt wel gerekend tot de "traditionele kleding". (DOM 127)

Vryft
Schoudertas. Bij mannen meestal van leer, bij vrouwen ook van ander materiaal, vaak in dezelfde stof als de litte.

Wornut
Sluier. Wordt door vrouwen bij bijzondere gelegenheden gedragen, in plaats van de gryllâ. Zie ook kélziy.


12. BIJGELOOF

Trollen
In het Krappa-gebergte leven trollen of bosgeesten die ratles genoemd worden. Mensen die in dit gebergte geboren zijn, kunnen na jarenlange oefening deze trollen gewaarworden, maar kinderen zijn reeds in staat om de sporen van de trollen te zien, als hun grootmoeder ze dat geleerd heeft. Sommige oudere vrouwen stellen zich als "grootmoeder" voor kinderen beschikbaar indien de natuurlijke grootmoeder reeds dood is. In het Krappa-gebergte bestaat daarom het fenomeen van "stiefgrootmoeder", dat door de wet erkend is.
..........

© De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DA 00 • SPARC 24 feb 1998