Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 83 | Hoofdstuk 91 >>
9. Woordvolgorde

90. Basiszin en basiselementen


Opbouw van dit hoofdstuk:

Blokken:


90.1   Basiszin

De regels die de woordvolgorde in een Spokaanse zin (zowel hoofd- als bijzin) bepalen, worden met een basiszin als uitgangspunt verklaard. Voor een basiszin geldt dat deze minimaal bevat:

subject(S)
object(O)
echo(E)
predicaat(P)

Het element dat in de Spokaanse grammatica echo genoemd wordt, komt meestal overeen met het traditionele indirecte object ofwel datief-object ofwel meewerkend voorwerp.

90.2

Voor de basiselementen S, O en E geldt de volgende vaste onderlinge volgorde: S – O – E.
In deze hiërarchie zijn in principe de elementen voor hun semantische functie gemarkeerd door middel van een determinant, en wel:1

(1) pai S – enn O – ón E

De determinanten pai en ón kunnen ook als voorzetsel optreden in de betekenis 'door [toedoen van]' resp. 'aan'. Pai wordt altijd uitgesproken als [pa]. De determinant enn kon in het Middelspokaans tot omstreeks 1600 als voorzetsel gebruikt worden met de betekenis 'door [middel van]' (vergelijk de verwante vorm na (door middel van; met behulp van)). Zie verder § 140.111 en § 140.114 voor de betekenis van de voorzetsels ón en pai, en zie § 141.79–88a voor het precieze onderscheid tussen "determinant" en "voorzetsel".


1Merk op dat de termen "subject", "object" en "echo" hier in de eerste plaats een semantische functie aanduiden (grofweg degene die de handeling uitvoert, degene die de handeling ondergaat, resp. degene aan/voor wie de handeling wordt uitgevoerd – waarbij 'degene' ook aan een zaak of dier kan refereren). Dit in tegenstelling tot de traditionele terminologie die buiten de Spokaanse grammatica gehanteerd wordt, waar bij "subject", "object" en ook "indirect object" (= "echo") de naamvalstoekenning centraal staat: respectievelijk nominatief, accusatief en datief. De traditionele benadering impliceert dat het (accusatieve) object in een actieve constructie, als een (nominatief) subject in de passieve variant verschijnt. De Spokanische definities van "subject" en "object" vinden hun oorsprong in het feit dat het Spokaans geen naamvalssysteem kent.

90.3

Om een grammaticaal correcte basiszin te krijgen moet het volgende gebeuren:

  1. Eén van de elementen S, O of E dient de functie van zinskern (K) te krijgen. Dit geschiedt als volgt:
    1. het als K bedoelde element wordt uit schema (1) (§ 90.2) gelicht en vooraan geplaatst;
    2. het als K bedoelde element verliest zijn gemarkeerdheid (determinant vervalt).

Toekenning van de kernfunctie aan elk van de elementen in (1) (§ 90.2) geeft het volgende:

(1) a.S als kern:SKenn O – ón E(= actieve zin)
 b.O als kern:OKpai S – ón E(= objectpassieve zin)
 c.E als kern:EKpai S – enn O(= echopassieve zin)

90.4

  1. Het predicaat P dient in de schema's van (1) ingevoerd te worden. De plaats van P wordt bepaald door de tijdsvorm die uitgedrukt moet worden. Het Spokaans kent 3 werkwoordstijden die hiervoor relevant zijn:1
    1. De neutrale tijd (NT): de NT wordt zonder nadere explicatie of context als presens beschouwd.
    2. De definitieve tijd (DT): de DT wordt zonder nadere explicatie of context als
      (im)perfectum beschouwd.
    3. De toekomende tijd (TT): de TT wordt zonder nadere explicatie of context als futuur beschouwd.

ad II.a. De NT wordt gevormd door P onmiddellijk achter de kern te plaatsen:

(2) a.schema (1a) wordt dan:SK – P – enn O – ón E
 b.schema (1b) wordt dan:OK – P – pai S – ón E
 c.schema (1c) wordt dan:EK – P – pai S – enn O

ad II.b. De DT wordt gevormd door P achter het tweede basiselement te plaatsen:

(3) a.schema (1a) wordt dan:SKenn O – P – ón E
 b.schema (1b) wordt dan:OKpai S – P – ón E
 c.schema (1c) wordt dan:EKpai S – P – enn O

ad II.c. De TT wordt gevormd door P voor de kern te plaatsen:

(4) a.schema (1a) wordt dan:P – SKenn O – ón E
 b.schema (1b) wordt dan:P – OKpai S – ón E
 c.schema (1c) wordt dan:P – EKpai S – enn O

1Volledigheidshalve zij vermeld dat het Spokaans nog meer tijdsklassen kent, en dat een werkwoordstijd niet alleen uitgedrukt kan worden met behulp van de woordvolgorde, zoals hier besproken, maar ook met behulp van suffixen of determinanten. Zie Hoofdstuk 111 (waarin tevens op het gebruik van de verschillende tijdsvormen wordt ingegaan).

90.5

De regels (2) t/m (4) leiden tot de 9 basiszinnen die in het Spokaans mogelijk zijn. De morfologische structuur binnen de elementen S, O en E wordt, voor zover het géén pers.vnw.n betreft, niet beïnvloed door de kernfunctie. Pers.vnw.n die als S, O en E optreden, kunnen van het eerste dan wel het tweede niveau zijn. Pers.vnw.n van het eerste niveau kunnen bovendien een passieve vorm hebben, wat besproken wordt in § 91.6 Regel III en § 91.8–11.

90.6

Lexicale insertie1 in de schema's (2) t/m (4) is niet voldoende om tot grammatisch correcte taaluitingen te komen, want ook de volgende twee Regels I en II moeten toegepast worden:

  1. Het predicaat krijgt een suffix dat afhankelijk is van de kernfunctie:
    1. P is ongemarkeerd als S de kern is: in alle a-schema's van (2) t/m (4);
    2. P krijgt het suffix -lije als O de kern is: in alle b-schema's van (2) t/m (4);
    3. P krijgt het suffix -litâ als E de kern is: in alle c-schema's van (2) t/m (4).

De suffigering binnen P vindt altijd achter het hoofdwerkwoord plaats (§ 90.17).


1Met "lexicale insertie" wordt bedoeld: het toekennen van bestaande woorden (ofwel van elementen die in het lexicon voorkomen) aan de schema-variabelen S, O, E en P.

90.7   Wel of geen enn?

  1. In zinnen waarin S de kern vormt is het gebruikelijk om de determinant enn voor O weg te laten (in de a-schema's van (2) t/m (4)), tenzij:

    1. Bij de DT: als de zin met een onderschikkend voegwoord1 begint, is toevoeging van enn verplicht:

      Lerdu melde rofonos, janof sener ÿksaner enn ef ÿcs axe.
      Lerdu is boos, omdat zijn buurman de eiken heeft omgehakt.

      Ef nert knôfe, lomp enn Petriy cÿrtire.
      Het is niet bekend wieS PetriyO geholpen heeft.

      In vlotte spreektaal wordt enn wel weggelaten bij zinnen in de DT waarin de subjectkern tevens voegw. is, dus: Ef nert knôfe, lomp Petriy cÿrtire.

    2. Bij de NT en TT: als de zin met een onderschikkend voegwoord1 begint, is toevoeging van enn optioneel:

      Lerdu melde rofonos, janof axe sener ÿksaner [enn] ef ÿcs.
      Lerdu is boos, omdat zijn buurman de eiken zal/wil omhakken.

    3. Als de bijzin een -lira-constructie heeft (ter vervanging van een betr.vnw. of het voegw. den) is toevoeging van enn optioneel maar vooral bij de DT en TT wel aan te bevelen:

      Gress zerfe, do axelira [enn] ef ÿcs.
      Ik zie dat hij de eiken omhakt.

      Gress nert tiffe ef merater, [enn] ef ÿcs axelira.
      Ik ken de man niet, die de eiken heeft omgehakt.

    4. Als de zin met een secundaire bepaling of een nevenschikkend voegwoord begint, is het gebruik van enn optioneel ("secundaire bepalingen" zijn bijvoorbeeld tijds-, plaats- of voorzetselbepalingen; voor nevensch.voegw.n, zie Blok 120.49):

      Lâst mink ef ÿksaner [enn] ef ÿcs axe.
      Verleden week heeft de buurman de eiken omgehakt.

      Ef pirmink axe ef ÿksaner [enn] ef ÿcs.
      Volgende week zal de buurman de eiken omhakken.

      Tygrônsc Mâx [enn] ÿpégen oltake, igt enn rigt paine.2
      niet.alleen Mâx DtO medicijnen heeft.gestudeerd, maar.ook DtO rechten heeft.gedaan
      Mâx heeft niet alleen medicijnen gestudeerd, maar hij heeft ook rechten
      gedaan.

    Overigens kan enn altijd toegevoegd worden als het niet duidelijk is dat we met een object te maken hebben. Vergelijk:

    a.Gress nert tiffe ef merater, PetriyS bytelira hols.
     Ik ken de man niet, dieO PetriyS gisteren heeft geslagen.

    b.Gress nert tiffe ef merater, enn PetriyO bytelira hols.
     Ik ken de man niet, dieS PetriyO gisteren heeft geslagen.

    In a. heeft Petriy de man geslagen; in b. heeft de man Petriy geslagen (merk ook de ambiguïteit in de Nederlandse vertalingen).

    Als het gebruik van enn optioneel is, wordt het meestal weggelaten indien het object een pers.vnw. tweede niveau is. Een dergelijk pers.vnw. kan immers nooit als subject optreden, zodat verwarring uitgesloten is (zie ook § 70.64). Vergelijk:

    a.Gress nert tiffe ef mosjeus, enn doO bytelira hols. =
    b.= Gress nert tiffe ef mosjeus, zirrelO bytelira hols.
    Ik ken de vrouw niet, dieS hemO gisteren heeft geslagen.

Zie verder § 90.15, § 93.69, § 93.90, § 127.24, § 133.5 en § 141.83–88a.


1Onderschikkende voegwoorden zijn te vinden in Blok 122.16. Let ook op de voegwoorden van onbepaaldheid, zoals lomp, kluft of lompol. Zij zijn niet alleen voegw. maar kunnen tegelijkertijd als object optreden. Dus bij de DT moet in dat geval enn toegevoegd worden. Zie hiervoor § 122.41.
Verder gelden ook âl, den en aftel als ondersch.voegw.n (zie § 123.1 voor âl en den; zie § 133.82–84 voor aftel).


2Na igt is het subject do gedeleerd; daarom wordt het object hier bij voorkeur wél met enn gemarkeerd. Zie hiervoor § 131.68–69.

90.8

In het volgende Blok zijn de Regels I en II toegepast bij de schema's (2)–(4) uit § 90.4:

Kernmarkering en woordvolgorde
in de basiszin
Neutrale tijd
1.a.actiefSK – P – [enn] O – ón E
b.objectpassiefOK – P-lijepai S – ón E
c.echopassiefEK – P-litâpai S – enn O
Definitieve tijd
2.a.actiefSK[enn] O – P – ón E
b.objectpassiefOKpai S – P-lijeón E
c.echopassiefEKpai S – P-litâenn O
Toekomende tijd
3.a.actiefP – SK[enn] O – ón E
b.objectpassiefP-lije – OKpai S – ón E
c.echopassiefP-litâ – EKpai S – enn O

De basiszinnen die uit de schema's van dit Blok voortvloeien bevatten alle een voltrans.werkw., want alleen in dat geval kunnen een object en een echo tezamen uitgedrukt worden. Hieronder volgen de Blokken voor zinnen met een obtrans., een ectrans. en een intrans. werkw.

90.9

Kernmarkering en woordvolgorde
bij een obtrans.werkw.
Neutrale tijd
1.a.actiefSK – P – [enn] O
b.objectpassiefOK – P-lijepai S
Definitieve tijd
2.a.actiefSK[enn] O – P
b.objectpassiefOKpai S – P-lije
Toekomende tijd
3.a.actiefP – SK[enn] O
b.objectpassiefP-lije – OKpai S

Omdat de echo afwezig is, ontbreken in dit Blok de schema's bij het echopassief. Dit Blok geldt ook voor zinnen met een voltrans.werkw. waarin de echo niet is uitgedrukt.

90.10

Kernmarkering en woordvolgorde
bij een ectrans.werkw.
Neutrale tijd
1.a.actiefSK – P – ón E
c.echopassiefEK – P-litâpai S
Definitieve tijd
2.a.actiefSK – P – ón E
c.echopassiefEKpai S – P-litâ
Toekomende tijd
3.a.actiefP – SKón E
c.echopassiefP-litâ – EKpai S

In dit Blok ontbreken de schema's bij het objectpassief, en de actieve vorm in de neutrale en de definitieve tijd zijn identiek ((1a) = (2a)). Beide zijn toe te schrijven aan de afwezigheid van het object.
Dit Blok geldt ook voor zinnen met een voltrans.werkw. waarin het object niet is uitgedrukt.

90.11

In (zeer) onverzorgde spreektaal wordt, bij afwezigheid van het object, de definitieve tijd (actieve vorm) wel uitgedrukt door de echo vóór het predicaat te plaatsen. Schema (2a) uit Blok 90.10 kent dan als alternatief:

2.a′.actiefSKón E – P

Bijvoorbeeld:

schema (2a)Petriy scemre ón Mariy. =
schema (2a′)= ?£ Petriy ón Mariy scemre.
 Petriy heeft tegen Mariy geschreeuwd.

90.12

Kernmarkering en woordvolgorde
bij een intrans.werkw.
Neutrale tijd
1.a.actiefSK – P
Definitieve tijd
2.a.actiefSK – P
Toekomende tijd
3.a.actiefP – SK

In dit Blok ontbreken alle schema's van de passieve varianten. Bovendien zijn de schema's voor de neutrale tijd en de definitieve tijd identiek aan elkaar. Dit Blok geldt ook voor zinnen met een voltrans., obtrans. of ectrans. werkw. waarin het object en de echo beide niet zijn uitgedrukt.

90.13

In de volgende voorbeelden zijn de schema's uit Blok 90.8 toegepast:

1. Neutrale tijd
 a.Jân kette ef mimpit ón Elsa.
  Jân geeft het boek aan Elsa.

 b.Ef mimpit kettelije pai Jân ón Elsa.
  Het boek wordt door Jân aan Elsa gegeven.

 c.Elsa kettelitâ pai Jân enn ef mimpit.
  ? Elsa wordt door Jân het boek gegeven.
  OF liever: Aan Elsa wordt door Jân het boek gegeven.1

2. Definitieve tijd
 a.Jân ef mimpit kette ón Elsa.
  Jân heeft het boek aan Elsa gegeven; Jân gaf het boek aan Elsa.

 b.Ef mimpit pai Jân kettelije ón Elsa.
  Het boek werd/is door Jân aan Elsa gegeven.

 c.Elsa pai Jân kettelitâ enn ef mimpit.
  Aan Elsa werd/is door Jân het boek gegeven.

3. Toekomende tijd
 a.Kette Jân ef mimpit ón Elsa.
  Jân zal het boek aan Elsa geven.

 b.Kettelije ef mimpit pai Jân ón Elsa.
  Het boek zal door Jân aan Elsa gegeven worden.

 c.Kettelitâ Elsa pai Jân enn ef mimpit.
  Aan Elsa zal door Jân het boek gegeven worden.

1Merk op dat in dit Nederlandse equivalent slechts sprake is van vooropplaatsing van het indirecte object ("echo"): de "zinskern" (voor zover we deze terminologie op het Nederlands mogen toepassen) is het boek, en daarom bestaat er congruentie tussen het boek en het predicaat (vergelijk: 'Aan Elsa wordenmv de boekenmv door Jân gegeven'). In het Spokaans is er altijd congruentie tussen Elsa en het predicaat.
Het Engels kent wel de mogelijkheid om de echo (indirect object) als kern te behandelen (oftewel als subject in een passieve zin). Vergelijk: He gave her the book ~ She was given the book [by him].

90.14

Een infinitiefconstructie (dus een predicaat bestaande uit een hulpwerkwoord, gevolgd door een infinitief) wordt bij inversie in zijn geheel verplaatst. Vergelijk de voorbeelden 2. en 3. uit de vorige paragraaf met (het predicaat is onderstreept):

2′. Definitieve tijd
 a.Jân ef mimpit perke beri kette ón Elsa.
  Jân heeft het boek aan Elsa moeten geven;
Jân moest het boek aan Elsa geven.

 b.Ef mimpit pai Jân perke beri kettelije ón Elsa.
  Het boek moest door Jân aan Elsa gegeven worden.

 c.Elsa pai Jân perke beri kettelitâ enn ef mimpit.
  Aan Elsa moest door Jân het boek gegeven worden.

3′. Toekomende tijd
 a.Perke beri kette Jân ef mimpit ón Elsa.1
  Jân zal het boek aan Elsa moeten geven.

 b.Perke beri kettelije ef mimpit pai Jân ón Elsa.1
  Het boek zal door Jân aan Elsa gegeven moeten worden.

 c.Perke beri kettelitâ Elsa pai Jân enn ef mimpit.1
  Aan Elsa zal door Jân het boek gegeven moeten worden.

Zie ook § 81.28.


1In de dialecten op Liftka (Môliy- en Ÿrofly-Spokaans) kan bij de inversie voor de toek.tijd de infinitiefconstructie wel in tweeën geknipt worden, zodanig dat het infinitiefcomplement áchter de zinskern blijft staan. Vergelijk voorbeeld 3′. met:

a′.Δ Perke Jân beri kette ef mimpit ón Elsa.
b′.Δ Perke ef mimpit beri kettelije pai Jân ón Elsa.
c′.Δ Perke Elsa beri kettelitâ pai Jân enn ef mimpit.

Zie verder § 81.36.


90.15

Toepassing van Regel II (§ 90.7) mag achterwege blijven (enn mag dus blijven staan) als ongemarkeerdheid van O tot misverstanden of ambiguïteit kan leiden. Dit is bijvoorbeeld het geval als O vlak achter S staat en O een zodanige vorm heeft dat het als deel van (bepaling bij) S opgevat kan worden. Bijvoorbeeld:

Jân, kost frera, ef ÿksanuters ur ef mingatra invóbe ón ef fenta.
Jân, mijn broer, de buren en de werkster uitnodigt DtE het feest1

Deze zin is ambigu, de grens tussen S en O kan nu gemarkeerd worden door toevoeging van de determinant enn. Er zijn twee oplossingen mogelijk:

(1)Jân enn kost frera, ef ÿksanuters ur ef mingatra invóbe ón ef fenta.
 Jân heeft mijn broer, de buren en de werkster voor het feest uitgenodigd.

(2)Jân, kost frera enn ef ÿksanuters ur ef mingatra invóbe ón ef fenta.
 Jân mijn broer heeft de buren en de werkster voor het feest uitgenodigd.

1Invóbe ón (uitnodigen voor) is in het Spokaans evenals kette ón (geven aan) een drieplaatsig werkwoord. De echo-determinant ón wordt in de glos gesymboliseerd door DtE.

90.16

Op Centraal-Berref bestaan gefuseerde vormen van enn + ef en enn + eft die altijd gebruikt worden als het object vóór het predicaat staat (dus ook als het Standaardspokaans enn achterwege laat). Deze vormen zijn ennf (spreek uit: [emf]) en ennt (spreek uit: [ent]). Bijvoorbeeld:

Δ Gress ennf mimpit trempe. = Gress [enn] ef mimpit trempe.
Ik heb het boek gelezen.

Δ Do ennt blof lorerde. = Do [enn] eft blof lorerde.
Hij heeft een paard gekocht.

Meestal krijgen ennf en ennt (evenals enn trouwens) het zinsaccent.

90.17

De suffixen -lije en -litâ zijn onverenigbaar met modale suffixen. Dit betekent dat modale suffixen in een actieve constructie bij passivisering altijd door een modaal hulpwerkw. vervangen moeten worden. Vergelijk:

(1)Ef medikiy cÿrtirecû Elsa.
 de dokter kan.helpen Elsa 
 De dokter kan Elsa helpen.

(2)Elsa kurre beri cÿrtirelije pai ef medikiy.
 Elsa kan INF helpen-SxO door de dokter 
 Elsa kan door de dokter geholpen worden.

Uit (2) blijkt dat -lije achter het hoofdwerkw. geplaatst wordt. Hetzelfde geldt voor -litâ.
Een constructie als *cÿrtirecûlije of *cÿrtirelijecû is dus onmogelijk. We hebben hier te maken met een verbod op "multiple gemarkeerdheid", ook wel "analytische verdringing" genoemd (het ene suffix verdringt het andere).

90.18

De suffixen -lije en -litâ zijn eveneens onverenigbaar met -lira. In relatieve en performatieve bijzinnen (zie Hoofdstukken 124 en 125) zal dus altijd voor een betr.vnw. of voegwoord gekozen moeten worden als het een passieve constructie betreft:

Petriy zjoffe, ef zomar šutelira cradef kinur ypriys.
Petriy beweert, de gemeente rooit-datPERF alle zieke iepen
Petriy beweert dat de gemeente alle zieke iepen rooit.

Petriy zjoffe, den cradef kinur ypriys šutelije pai ef zomar.
Petriy beweert, dat alle zieke iepen rooien-SxO door de gemeente
Petriy beweert dat alle zieke iepen door de gemeente gerooid worden.

Een constructie als *šuteliralije of *šutelijelira is dus onmogelijk. Ook hier is er weer sprake van analytische verdringing.

90.19

Het onderschikkende suffix -ilóme (zie § 122.5) is het enige suffix dat niet verdrongen wordt door -lije of -litâ, maar een fusie ofwel versmelting aangaat:

-ilóme + -lije> -ilomije
-ilóme + -litâ> -ilomitâ

Vergelijk:

Lerdu ma rofonose, ef ÿksaner ef ÿc axilóme.
Lerdu omdat boos.is, de buurman de eik omhakt-ONDERSCH
Lerdu is boos, omdat de buurman de eik heeft omgehakt.

Lerdu ma rofonose, ef ÿc pai ef ÿksaner axilomije.
Lerdu omdat boos.is, de eik door de buurman omhakken-ONDERSCH+SxO
Lerdu is boos, omdat de eik door de buurman is omgehakt.

Zie verder Hoofdstuk 122.

90.20

Voor zover het géén pers.vnw.n betreft, wordt de morfosyntactische structuur van de elementen op de posities S, O en E niet beïnvloed door de eventuele kernfunctie die aan dit element is toegekend. Evenmin is de tijdsvorm van invloed.
In § 70.54–67 is uitgebreid aandacht besteed aan de regels die gelden voor het gebruik van pers.vnw.n tweede niveau.
De passieve pers.vnw.n zijn summier aan de orde gekomen in § 71.5 en § 71.9. We zullen er in § 91.8–11 nader op ingaan.

90.21

Actieve pers.vnw.n worden (behoudens de uitzonderingen die in Hoofdstuk 91 besproken worden) in alle posities van S, O en E geïnserteerd:

Gress ðale do ón eup.Ik roddel over hem tegen haar.
ik roddel hem DtE haar 

Do ðale eup ón gress.Hij roddelt over haar tegen mij.
hij roddelt haar DtE mij 

Kirro óps ðale ón tu.Wij hebben over hen tegen jou/jullie geroddeld.
wij hen roddelen DtE jou/jullie 

Ðalelitâ óps pai do enn gress.Tegen hen zal door hem over mij geroddeld worden.
roddelen-SxE zij door hem DtO mij 

90.22

Merk op dat uit (1a) wel (1b) volgt, maar dat uit (2a) níét (2b) volgt:

(1)a.De dokter kan Elsa helpen. >
 b.> Elsa kan door de dokter geholpen worden.

(2)a.De dokter wil Elsa helpen. ≯
 b.≯ Elsa wil door de dokter geholpen worden.

Zowel in (1a) als in (1b) is het de agens (de dokter) die iets kan, ofwel: het werkwoord "kunnen" wordt geregeerd door "de dokter".
Bij (2) is er echter een semantische tweedeling: in (2a) wordt "willen" geregeerd door "de dokter", maar in (2b) wordt "willen" geregeerd door "Elsa" (het is Elsa die iets wil).

90.23

Als het Spokaanse equivalent van (2a) in de vorige paragraaf echter gepassiviseerd wordt, blijft het werkwoord "willen" door "de dokter" geregeerd worden: het Spokaanse equivalent voor "willen" gedraagt zich bij passivisering dus niet anders dan het Spokaans equivalent voor "kunnen". Vergelijk (1) en (2) hierboven met:

(1)a′.Ef medikiy kurre beri cÿrtire Elsa. >De dokter kan Elsa helpen.
 b′.> Elsa kurre beri cÿrtirelije pai ef medikiy.Elsa kan door de dokter geholpen
worden.

(2)a′.Ef medikiy probare beri cÿrtire Elsa. >De dokter wil Elsa helpen.
 b′.> Elsa probare beri cÿrtirelije pai ef medikiy.(eig. "de dokter wil dat Elsa door
hem geholpen wordt")

Het Spokaanse equivalent van (2b) uit de vorige paragraaf, dus een constructie waarin uitgedrukt wordt dat Elsa iets wil, en niet de dokter, is een bijzinsconstructie in de trant van:

Elsa probare, den eup cÿrtirelije pai ef medikiy.
Elsa wil, dat zij door de dokter geholpen wordt. =
= Elsa wil door de dokter geholpen worden.

90.24

Hoewel het gebruik van passiefconstructies uitgebreid aan de orde komt in Hoofdstuk 92, kunnen we nu alvast vertellen dat dergelijke constructies in het Spokaans ook mogelijk zijn bij koppelwerkw.n als lelperre (hebben), bij vergelijkende werkwoorden als loke (lijken op), en bij zogenoemde symmetrische werkwoorden zoals tinkere (worden) of pe (heten), waarbij het subject en het object coreferentieel zijn:

(1)Jân lelperre ef mimpit.>Ef mimpit lelperrelije pai Jân.
 Jân heeft het boek het boek hebben-SxO door Jân
 Jân heeft het boek. Het boek heeft Jân.

(2)Petriy loke Mariy.>Mariy lokelije pai Petriy.
 Petriy lijkt.op Mariy Mariy lijken.op-SxO door Petriy
 Petriy lijkt op Mariy. Op Mariy lijkt Petriy.

(3)Petriy tinkere eft medikiy.>Eft medikiy tinkerelije pai Petriy.
 Petriy wordt een dokter een dokter worden-SxO door Petriy
 Petriy wordt dokter. Een dokter wordt Petriy.

(4)Eup pe Tek.>Tek pelije pai eup.
 ze heet Tek Tek heten-SxO door haar
 Ze heet Tek. Tek heet ze.

Dergelijke passiefconstructies zijn een indicatie dat Spokaanse passieven ook iets anders kunnen uitdrukken dan alleen maar een gewijzigde optiek van waaruit de Stand van Zaken beschouwd wordt. Vergelijk in dit verband de Nederlandse equivalenten in (2) en (4) hierboven, waarin op Mariy en Tek zonder meer vooraan de zin geplaatst kunnen worden, terwijl het Spokaans daar een passiefconstructie voor nodig heeft, omdat de onderlinge volgorde van de basiselementen altijd vast ligt (zie § 90.2). Zie verder Hoofdstuk 92; zie ook § 110.3 voor de definitie van Stand van Zaken (SvZ).

90.25   Ón in voorzetselbepaling

De echomarkeerder ón is in Blok 140.10 ook als "voorzetsel van betrekking" opgenomen, waaruit volgt dat niet elke ón-bepaling als echo beschouwd moet worden. Het verschil tussen een echo en een voorzetselbepaling wordt hier geïllustreerd:

(1)a.Lerdu marianare ón Hesta.>Hesta marianarelitâ pai Lerdu.
  Lerdu gaat trouwen met Hesta. Met Hesta gaat Lerdu trouwen.
 b.Lerdu mariane ón Hesta.* Hesta marianelitâ pai Lerdu.
  Lerdu is getrouwd met Hesta. Met Hesta is Lerdu getrouwd.

(2)a.Lerdu kette ef mimpit ón Hesta.>Hesta kettelitâ pai Lerdu enn
ef mimpit.
  Lerdu geeft het boek aan Hesta. Aan Hesta wordt het boek door
Lerdu gegeven.
 b.Lerdu kette la'ycâ ón ef honesta.* Ef honesta kettelitâ pai Lerdu enn
la'ycâ.
  Lerdu hecht waarde aan eerlijkheid. Aan eerlijkheid wordt door Lerdu
waarde gehecht.

In (1a) en (2a) is het echopassief mogelijk, omdat ón Hesta een echo is. Maar in (1b) en (2b) is het echopassief onmogelijk, omdat ón hier als voorzetsel geldt. Marianare ón rast ([gaan] trouwen met iemand) wordt gezien als een "beweging", analoog aan "geven aan iemand". Hierbij past een echo. Daarentegen drukt mariane ón rast (getrouwd zijn met iemand) een "situatie" uit, waarbij een voorz.bep. beter past.
Het onderscheid tussen "beweging" en "situatie" geldt ook in (2): kette ón rast (geven aan iemand) drukt een "beweging" uit, maar kette la'ycâ ón flaju (lett. "waarde geven aan iets") is een idiomatische uitdrukking die niet direct met "bewegen" associeert. Daarom geldt ón hier als voorzetsel.1


1Omdat voorz.bep.n (anders dan echo's) geen vaste positie in de zin innemen, kunnen ze ook aan het begin van de zin staan. In plaats van (2b) is wel mogelijk: Ón ef honesta Lerdu kette [enn] la'ycâ (Aan eerlijkheid hecht Lerdu waarde). Zie ook § 141.122 voor vooropplaatsing van een voorz.bep. (linkse dislocatie).

90.26

In sommige constructies is de status van de ón-bepaling onduidelijk, zoals in:

(1)a.Ef mimpiterfer ÿsðe ef spentes ón ef fes-jalôsta.
  De boekhouder vergelijkt de uitgaven met de inkomsten.

Sommigen beschouwen ÿsðe als een voltrans.werkw. zodat de vetgedrukte constituent een echo is, maar er zijn ook vele sprekers en grammatici die de vette constituent liever zien als een voorzetselbepaling waarvan de relatie met het object hechter is dan die met het predicaat. Het gevolg is dat constructie (1b) door velen als correct beschouwd wordt, maar door een even grote groep mensen als ongrammaticaal verworpen wordt:1

(1)b.? Ef fes-jalôsta ÿsðelitâ pai ef mimpiterfer enn ef spentes.
  Met de inkomsten worden door de boekhouder de uitgaven vergeleken.

1Een objectpassief wordt uiteraard door beide partijen goedgekeurd:

Ef spentes ÿsðelije pai ef mimpiterfer ón ef fes-jalôsta.
De uitgaven worden door de boekhouder met de inkomsten vergeleken.

90.27

In § 90.28 zijn een aantal werkwoorden en idiomatische uitdrukkingen opgenomen waarbij de ón-bepaling unaniem als voorzetselbepaling, en niet als echo, beschouwd wordt. We hebben hier dus te maken met intrans. of obtrans. werkw.n.
In § 90.29 staan een aantal werkwoorden waarbij de status van de ón-bepaling niet duidelijk is: deze kan hetzij als echo, hetzij als voorzetselbepaling behandeld worden.
Merk op dat bij non-verbale uitdrukkingen als natumt ón flaju (afhankelijk van iets) of fes ef kurre ón flaju (in staat tot iets) de ón-bepaling nooit als echo optreedt.1
De meeste werkwoorden die gecombineerd kunnen worden met een ón-bepaling (en dus niet zijn opgenomen in een van beide lijsten), zijn voltrans. of ectrans. werkw.n waarbij de ón-bepaling de functie van echo heeft.
Echo's kunnen zowel een persoon als een zaak zijn. Dit wordt goed geïllustreerd bij het synoniempaar pitireppe = kaftrûnige (ten laste leggen):

Ef dekeniy pitireppe ef kuntiyros ón Lerdu. =
de rechter legt.ten.laste de diefstal DtE Lerdu

= Ef dekeniy kaftrûnige Lerdu ón ef kuntiyros.
   de rechter legt.ten.laste Lerdu DtE de diefstal

De rechter legt Lerdu de diefstal ten laste.

1We noemen uitdrukkingen als natumt ón of fes ef kurre ón non-verbaal omdat ze geen werkwoord bevatten. Uiteraard komen dergelijke uitdrukkingen wel voor in een verbale context als:

ef melde natumt ón flajuafhankelijk zijn van
ef zerfe natumt ón rastafhangen van iemand
Do nert ÿrmoie fes ef kurre ón ef.Hij schijnt er niet toe in staat te zijn.

90.28

Voorbeelden van constructies waarbij ón een voorzetsel is:

[melde] gazeût ónafgestemd [zijn] op
giffe tiffelira ón flajuverstand hebben van iets
kette la'ycâ ónwaarde hechten aan
kette pramt óninbreken bij
mariane óngetrouwd zijn met
melde armtpainiy ón rastiemand [zeer] toegedaan/toegenegen zijn
melde fes ef kurre ónin staat zijn tot
[melde] natumt ónafhankelijk [zijn] van
[melde] nenatumt ónonafhankelijk [zijn] van
paine ef tiyns ónwerk maken van
quiste óngoed zijn voor (= niet schadelijk zijn voor)
scemre ón ef salbosinspanning kosten/vergen
[melde] eft spâklân óneen eigenaar [zijn] van
tildâne ónslecht zijn voor
vlûmos ónbekendheid met
prap wencate fara zjecer ónborg staan/blijven voor

90.29

Voorbeelden van constructies waarbij ón zowel een voorzetsel als een determinant kan zijn:

glistipre ónzich verhouden tot
flaju hadrae ón rastiets siert iemand
mjoche rast ón flajuiemand aan iets onderwerpen
ocirre O ón EO uitwisselen tegen E
prânare O ón EO vormen/maken tot E
quppe O ón EO rekenen tot E
replaše O ón EO vervangen door E
trânsformere O ón EO veranderen in E
ÿsðe O ón EO vergelijken met E

90.30

De werkwoorden kette, paine en scemre kunnen in principe een echo bij zich dragen:

Mariy kette ef mimpit ón Petriy.Mariy geeft het boek aan Petriy.
Mariy paine pipar ón Petriy.Mariy doet alles voor Petriy.
Mariy scemre ón Petriy.Mariy schreeuwt tegen Petriy.

Het idiomatische karakter1 van de uitdrukkingen met deze drie werkwoorden in § 90.28 verhindert kennelijk dat de ón-bepaling als echo geïnterpreteerd wordt.


1Dit idiomatische karakter blijkt ook uit de afwezigheid van een lidwoord bij de objecten la'ycâ en pramt. Maar terwijl de ón-bepaling níét als echo optreedt, zijn la'ycâ en pramt wél echte objecten. Dit blijkt uit de correcte objectpassieven in de a-zinnen (kerntoekenning aan object) en uit de definitieve tijden in de b-zinnen (object komt vóór predicaat):

a.La'ycâ nert kettelije pai Zâmporementec ón ef menesterer wuftas.
 Er wordt door de Volksvertegenwoordiging geen waarde gehecht aan
de woorden van de minister.
 Blul kettelije pramt ón ef ÿksanuters!
 SPOOR geven-SxO inbraak aan de buren
 Er wordt ingebroken bij de buren!

b.Do la'ycâ nert kette ón kost wuftas.
 Hij heeft geen waarde gehecht aan mijn woorden.
 Do pramt kette ón ef ÿksanuters.
 hij inbraak geeft aan de buren
 Hij heeft ingebroken bij de buren.

90.31

Merk op dat de meeste uitdrukkingen in § 90.29 een bijzondere relatie tussen het object en de (twijfelachtige) echo vertonen. Voor de duidelijkheid is in deze gevallen het object "O" genoemd en de echo "E".
Het blijkt dan dat entiteit E telkens in de plaats treedt voor entiteit O. Dit is de reden dat velen er de voorkeur aan geven om de sequentie O ón E als één geheel te zien, waarmee uitgesloten wordt dat ón E onafhankelijk van O optreedt als een zinsdeel bij het predicaat.
Als O ón E als één geheel beschouwd wordt, is hiervan de consequentie dat in een objectpassief het element ón E met O mee verhuist naar de positie voor de zinskern. Vergelijk:

(1)a.Ef glûfiy replaše ef otostinders ón cômputers. >
  Het bedrijf vervangt de schrijfmachines door computers.
 b.> Ef otostinders ón cômputers replašelije pai ef glûfiy.
  De schrijfmachines worden door het bedrijf door computers vervangen.

Personen die vinden dat ón E wél als echo optreedt, zullen (1b) uiteraard verwerpen, ten gunste van:

Ef otostinders replašelije pai ef glûfiy ón cômputers.

En bovendien zullen zij ook een echopassief goedkeuren:

(2)Cômputers replašelitâ pai ef glûfiy enn ef otostinders.
 Door computers worden de schrijfmachines door het bedrijf vervangen.

90.32

Extra aandacht verdient nog de voorzetselbepaling die opgebouwd is met ón ... lilepiy, in de betekenis van '... voorbij'. Hierin wordt de ón-bepaling dikwijls abusievelijk als echo opgevat, met als gevolg dat hieraan de functie van zinskern toegekend wordt en er dus een echopassief verschijnt. Vergelijk het echo-transitieve werkw. mafurte ón (woedend zijn op) in a. met de voorz.bep. in b.:

(1)a.Do mafurte ón ef medikiy.
  Hij is woedend op de dokter.

 b.Do farte ón ef hôspitalo lilepiy.
  Hij loopt het ziekenhuis voorbij.

Van (1a) is een correct echopassief af te leiden, maar van (1b) niet. Toch komen we vooral in de spreektaal een constructie als (2b) wel tegen:

(2)a.Ef medikiy mafurtelitâ pai do.
  Op de dokter is hij woedend.

 b.£ Ef hôspitalo fartelitâ lilepiy pai do.
  Het ziekenhuis wordt door hem voorbijgelopen.1

1De passiefconstructie in het Nederlandse equivalent is wel correct omdat "voorbijlopen" een trans.werkw. is.

90.33   Passief en performatieve bijzin

De vorming van performatieve bijzinnen wordt besproken in Hoofdstuk 125.
Wij zullen ons nu beperken tot dergelijke bijzinnen die met -lira gevormd zijn en in een passiefconstructie voorkomen. In (1) wordt een voorbeeld gegeven van een performatieve bijzin met -lira:

(1)Gress nert miype, Jân kurrelira beri mapyre kva.
 ik niet denk, Jân kan-datPERF INF winnen ooit
 Ik denk niet, dat Jân ooit zal kunnen winnen.

Ondanks de kwalificatie van "bijzin" (een eigenschap die de komma achter miype verklaart) zijn er redenen om aan te nemen dat de vetgedrukte constructie tevens fungeert als een soort object bij miype. De functie van "object" is echter zo zwak dat het onmogelijk is om deze tot zinskern te verheffen; variant (2) is dan ook ongrammaticaal:

(2)* Jân kurrelira beri mapyre kva[,] nert miypelije pai gress.

Zie ook § 125.41–42.

90.34

Een performatieve -lira-bijzin enerzijds en een relatieve -lira-bijzin met zijn antecedent anderzijds zijn historisch gezien syntactisch identiek, wat tegenwoordig nog in hun onderliggende structuur is te zien: (3a) en (3b) hebben dus een gemeenschappelijke onderliggende structuur, die tussen {...} uitgedrukt is in (3c):

(3)a.... Jân kurrelira beri mapyre
     Jân kan-datPERF INF winnen
  ... dat Jân kan winnen

 b.Jân, kurrelira beri mapyre
  Jân, kan-dieREL INF winnen
  Jân, die kan winnen

 c.{Jân kurrelira beri mapyre}
  Jân kunnende INF winnen

90.35

Deze gemeenschappelijke onderliggende structuur maakt het theoretisch mogelijk om een zodanige transformatie bij (1) in § 90.33 toe te passen dat alleen de zinskern Jân van de vette bijzin als object bij miype gaat fungeren, en de rest van de bijzin een relatieve bijzin bij dit nieuwe object wordt (zie ook Hoofdstuk 100). In (4a) is deze relatieve bijzin vet:

(4)a.{gress nert miype Jân, kurrelira beri mapyre kva}
  ik niet denk JânO, kan-dieREL INF winnen ooit

Merk op dat (4a) geen correcte taaluiting is1, maar dat deze wel kan dienen als tussenstap naar de passieve variant in (4b), waarin Jân als kern optreedt. Het vette deel blijft ongewijzigd een relatieve bijzin die onmiddellijk achter het antecedent Jân volgt:

(4)b.Jân, kurrelira beri mapyre kva, nert miypelije pai gress.
  Jân, kan-dieREL INF winnen ooit, niet wordt.gedacht door mij
  Ik denk niet, dat Jân ooit zal kunnen winnen.
(lett. "Jân die ooit zal kunnen winnen, wordt door mij niet gedacht")

1In (1) fungeert Jân als zinskern, en in (4a) heeft er een transformatie plaatsgevonden waarbij Jân deze functie verliest. Dit kan de ongrammaticaliteit van (4a) verklaren. Na de volgende stap, die leidt tot (4b), heeft Jân zijn oorspronkelijke kernfunctie weer teruggekregen (zij het dat Jân nu een kern bij miype is, en niet meer bij mapyre), wat weer tot een grammaticale constructie leidt. Kennelijk zijn dergelijke transformaties met -lira-constructies alleen toegestaan als de kernfunctie van een bepaald element niet verloren gaat. Dit komt uitgebreider aan de orde bij de behandeling van de teg.dw.n ofwel de -lira-constructies, in Hoofdstuk 100.

90.36

We hebben hier dus met het bijzondere verschijnsel te doen dat er in de actieve variant een semi-object in de vorm van een performatieve bijzin aanwezig is, en dat er in de passieve variant een echt kernobject, gevolgd door een relatieve bijzin, aanwezig is. Hierbij dient aangetekend te worden dat de passieve variant alleen acceptabel is in contexten waarbij het gebruik van een passief verplicht is. Zulke contexten worden in Hoofdstuk 92 besproken.

Voor de duidelijkheid volgt hier nog een voorbeeld:

(5)a.Ef menester zjoffe, ef ekonomiy fartelira fes pert gulder âskâns.
  de minister beweert, de economie loopt-datPERF in veel betere sporen
  De minister beweert, dat het met de economie veel beter gaat.

 b.Ef ekonomiy, fartelira fes pert gulder âskâns, zjoffelije pai ef menester.
  de economie, loopt-dieREL in veel betere sporen, wordt.beweerd door de minister
  Er wordt door de minister beweerd, dat het met de economie veel beter gaat.

Zie ook § 125.41a.


TOP
<< Hoofdstuk 83 | Hoofdstuk 91 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands