Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 126 | Hoofdstuk 130 >>
12. Samengestelde zinnen

127. Promotie en demotie


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Volmaakte promotie
  2. Onvolkomen promotie
  3. Volmaakte demotie
  4. Onvolkomen demotie

127.1

In de Spokanistiek wordt met promotie een verschijnsel bedoeld dat in de moderne linguïstiek wel aangeduid wordt met de Engelse term raising. Hieronder wordt verstaan dat een element in een ondergeschikte bijzin zodanig van positie verandert dat het nu een element in de matrixzin wordt. Het element wordt als het ware van een ondergeschikt niveau gepromoveerd naar een superieur niveau. We moeten onderscheid maken tussen volmaakte promotie, waarbij het gepromoveerde element geen enkele syntactische band met de ondergeschikte structuur meer heeft, en onvolkomen promotie, waarbij het gepromoveerde element een ambivalent karakter krijgt omdat het zowel op matrixniveau als op ondergeschikt niveau een syntactische band behoudt.1
Het tegengestelde proces van promotie is demotie: hierbij verschuift een constituent van matrixniveau naar een ondergeschikt niveau. Ook nu weer kan er onderscheid gemaakt worden tussen volmaakte demotie en onvolkomen demotie.
In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens behandeld:

  1. volmaakte promotie (vanaf § 127.2)
  2. onvolkomen promotie (vanaf § 127.13)
  3. volmaakte demotie (vanaf § 127.29)
  4. onvolkomen demotie (vanaf § 127.33)

1In § 132.71 is nog een andere vorm van "promotie" behandeld, namelijk waarbij een element naar de kernpositie verhuist en daarbij het spoor ef dat alleen diende om de kernpositie te bezetten, overbodig wordt, zoals bij de transformatie: Ef bidale snÿ > Snÿ bidale (lett. "het regent sneeuw" > "sneeuw regent").

127.2   ad § 127.1   A. Volmaakte promotie

Volmaakte promotie vindt dikwijls plaats bij pred.add.n, die uit de bijzin naar de matrixzin verhuizen. Zowel in de schrijf- als in de spreektaal is dit heel algemeen indien het een performatieve bijzin betreft:

(1)a.Do zjoffe, den do mirre pert. >
 b.> Do zjoffe pert, den do mirre.
 Hij beweert dat hij veel wandelt.

(2)a.Ef medikiy nert tiffe, âl do frotexecû vita Tek. >
 b.> Ef medikiy nert tiffe vita, âl do frotexecû Tek.
 De dokter weet niet of hij Tek snel kan opereren.

127.3

Volmaakte promotie zoals geïllustreerd in de vorige paragraaf leidt echter snel tot ambiguïteit omdat dikwijls het pred.add. in semantisch opzicht ook een bepaling bij het matrixwerkw. kan zijn. Vergelijk (1) en (2) uit § 127.2 met:

(1)a′.Do zjoffe, den do mirre riyfain. ≯
 b′.≯ Do zjoffe riyfain, den do mirre.
  i.  Hij beweert dat hij altijd wandelt.
 ii.  Hij beweert altijd, dat hij wandelt.

(2)a′.Ef medikiy nert tiffe, âl do frotexecû ralmentos Tek. ≯
 b′.≯ Ef medikiy nert tiffe ralmentos, âl do frotexecû Tek.
  i.  De dokter weet niet of hij Tek op dit moment kan opereren.
 ii.  De dokter weet op dit moment niet of hij Tek kan opereren.

Omdat in (1b′) riyfain heel goed een bepaling bij zjoffe kan zijn, en in (2b′) ralmentos een bepaling bij tiffe kan zijn, zullen de b′-zinnen primair betekenis ii. hebben.

127.4

Bij andere bijzinnen, zoals relatieve, behoort promotie van een pred.add. (of een tijdsbepaling, of een voorzetselbepaling) voornamelijk tot de spreektaal. In (3) is het ondergeschikte hols (gisteren) gepromoveerd naar matrixniveau. Merk op dat hols in (3b) een positie inneemt die níét gebruikelijk is als dit pred.add. een bepaling bij trempe zou vormen. Op deze wijze wordt ambiguïteit vermeden.

(3)a.Gress nert trempa ki ef letra, eup té stinde hols. >
 b.> £ Gress nert trempa ki ef letra hols, eup té stinde.
 Ik heb de brief, die ze gisteren geschreven heeft, niet gelezen.

Als hols een bepaling binnen de matrixzin moet zijn, dan liggen de volgende constructies voor de hand (linkse dislocatie van hols in (4a), zie § 93.77a):

(4)a.Hols gress nert trempa ki ef letra, eup té stinde. =
 b.= Gress nert trempa hols ki ef letra, eup té stinde.
  Ik heb de brief gisteren niet gelezen, die ze heeft geschreven.
 c.Gress trempa nert hols ki ef letra, eup té stinde.
  Ik heb de brief niet gisteren gelezen, die ze heeft geschreven.

In (4a) en (4b) ontkent nert de gehele SvZ IK HEB DE BRIEF GISTEREN GELEZEN. In het midden wordt gelaten of ik de brief wellicht op een andere dag heb gelezen, of in het geheel niet heb gelezen. In (4c) wordt alleen hols ontkend: wellicht heb ik de brief eergisteren of vandaag gelezen. Dit betekenisverschil tussen (4a/b) en (4c) wordt uitgelegd in § 151.22 en § 151.46.

127.5

Volmaakte promotie van het ene element is soms een gevolg van onvolkomen promotie van een ander element:

a.Jân zjoffe, do mirrelira pert. >
b.> Jân zjoffe pert do mirrelira.
Jân beweert dat hij veel wandelt.

In b. is do gedeeltelijk gepromoveerd tot ambiject (object bij zjoffe, en tegelijkertijd subject bij mirrelira, zie § 100.89–95 en § 127.13) en daarbij is het pred.add. pert "meegesleept" naar matrixniveau, zodanig dat dit add. nu een bepaling bij zjoffe vormt.

127.6

Nog een voorbeeld:

a.Do nert tiffe, Elsa sértarelira mas helkara Gret. >
b.> Do nert tiffe mas Elsa sértarelira helkara Gret.
Hij weet niet dat Elsa morgen naar Gret verhuist.

In b. is Elsa gedeeltelijk gepromoveerd tot ambiject (object bij tiffe, en tegelijkertijd subject bij sértarelira) en daarbij is het pred.add. mas "meegesleept" naar matrixniveau, zodanig dat dit add. nu een bepaling bij tiffe vormt.

127.7

Het Spokaans kent ook promotie van de ontkenningswoorden nert en noi (niet). Dit gebeurt bij performatieve werkw.n in de matrixzin, zoals miype (denken), pilde (vinden), hozâve (geloven), rajiyte (hopen), cÿrale (besluiten), ošume (van oordeel zijn) of ef zerfe ef tevi/omeneé (graag/liever hebben). Vergelijk dit met het Nederlands:

(1)a.Gress miype, den Petriy enn sener tubôs nert/noi gritse. >
 b.> Gress miype nert/noi, den Petriy enn sener tubôs gritse.
 Ik denk dat Petriy zijn vrouw niet vermoord heeft. =
= Ik denk niet dat Petriy zijn vrouw vermoord heeft.

(2)a.Gress miype, Petriy sener tubôs nert/noi gritselira. >
 b.> Gress miype nert/noi, Petriy sener tubôs gritselira.
 (idem)

127.7a

Merk op dat nert en noi bij promotie altijd op de reguliere pred.add.-positie direct achter het predicaat verschijnen. Als nert en noi ontkenningen vormen van de zin waarin ze staan (dus níét gepromoveerd zijn), staan ze altijd vóór het predicaat (hoewel noi er ook achter mag, zie § 151.37). Vergelijk (1b) en (2b) met:

(1)c.Gress nert/noi miype, den Petriy enn sener tubôs gritse.
(2)c.Gress nert/noi miype, Petriy sener tubôs gritselira.
 Ik denk niet dat Petriy zijn vrouw vermoord heeft.

De c-zinnen hebben een andere betekenis dan de a- en b-zinnen: in a./b. wordt gezegd dat ik denk dat een bepaald drama níét heeft plaatsgevonden. De SvZ PETRIY HEEFT ZIJN VROUW VERMOORD is naar mijn idee dus niet waar. In c. wordt ontkend dat ik iets denk. De SvZ IK DENK IETS is dus niet waar.
De c-zinnen zijn dus alleen te gebruiken als ik iets anders doe dan "denken" (bijvoorbeeld "zeker weten", dus een contrastieve lezing) of als ik wil aangeven dat ik überhaupt niet aan het waarheidsgehalte van de moordpartij denk. Ook kan het zijn dat ik de toegesprokene wil corrigeren omdat deze abusievelijk van mening was dat ik dacht dat Petriy inderdaad een moord begaan heeft. Zie verder Hoofdstuk 151 voor een uitgebreide behandeling van ontkenningen met nert en noi.

127.7b

Nog enkele voorbeelden:

(1)a.Kirro zerfe ef omeneé, den blul nert uokkelije hâs kusami. >
  We hebben liever dat hier geen hasj gerookt wordt.
 b.> Kirro zerfe ef omeneé nert, den blul uokkelije hâs kusami.
  We hebben liever niet dat hier hasj gerookt wordt.

(2)a.Gress miype den do arfine noi er ral. >
  Ik denk dat hij níét meer komt.
 b.> Gress miype noi den do arfine er ral.
  Ik denk níét dat hij nog komt.

(3)a.Petriy rajiyte, den do nert nestiye beri méte sener sour. >
  Petriy hoopt dat hij zijn zuster niet hoeft te ontmoeten.
 b.> Petriy rajiyte nert, den do nestiye beri méte sener sour.
  Petriy hoopt niet dat hij zijn zuster hoeft te ontmoeten.

Merk op dat er in de vertaling van (1b) alleen sprake is van een promotie van de ontkenning, waarbij geen vervangen is door niet. In de vertaling van (2b) wordt niet meer veranderd in niet ... nog.

127.7c

Soms wordt nert gepromoveerd, terwijl het feitelijk niet in de ondergeschikte zin stond, omdat hier sprake was van een intrinsieke ontkenning. Bijvoorbeeld:

a.Groft fosies ošuma, den do kurra beri cléme flâjû. >
 Zijn ouders waren van oordeel dat hij nergens aanspraak op kon maken.

b.> Groft fosies ošuma nert, den do kurra beri cléme flaju.
 Zijn ouders waren niet van oordeel dat hij ergens aanspraak op kon maken.

Hier is flâjû (niets) gesplitst in nert ... flaju (niet ... iets). In de Nederlandse vertaling gaat het om een splitsing van nergens in niet ... ergens.

127.7d

Ook andere woorden dan nert en noi kunnen in dergelijke performatieve constructies gepromoveerd worden. Bijvoorbeeld:

a.Ef tangodâm cÿrala den [ef] nert kafpaine ef tâx tukst ÿkjôndos. >
 De regering besloot de belasting voorlopig niet te verhogen.

b.> Ef tangodâm cÿrala tukst ÿkjôndos den [ef] nert kafpaine ef tâx.
 Voorlopig besloot de regering de belasting niet te verhogen.

127.8

Promotie wordt vermeden als deze niet als zodanig is te herkennen. Let op het betekenisverschil tussen:

a.Styne Jân iftam, den Mârje enn ef smurf kuntiyre prôchôk.
 Jân zal wel toegeven, dat Mârje het geld waarschijnlijk gestolen heeft.

b.Styne prôchôk iftam Jân, den Mârje enn ef smurf kuntiyre.
 Jân zal waarschijnlijk wel toegeven dat Mârje het geld gestolen heeft.

In a. is het niet zeker of Mârje het geld gestolen heeft, maar áls ze het heeft gestolen, voorspelt de spreker dat Jân dit zal toegeven. In b. is het zeker dat Mârje het geld gestolen heeft, maar of Jân dit ook zal toegeven is niet geheel zeker.

127.9

Als het add. prôchôk geheel naar voren gehaald wordt (linkse dislocatie, zie § 93.77), dan is dit add. nog steeds een element van de matrixzin, zodat de betekenis identiek is aan die in b., met dien verstande dat het facet van "waarschijnlijkheid" extra benadrukt wordt. Vergelijk b. hierboven met:

c.Prôchôk styne Jân iftam, den Mârje enn ef smurf kuntiyre.
 Waarschijnlijk zal Jân wel toegeven dat Mârje het geld gestolen heeft.

Merk op dat de positie van prôchôk in c. geen gevolg is van promotie maar van (linkse) dislocatie, omdat de verschuiving van prôchôk binnen één en dezelfde (bij)zin plaatsvindt.

127.10

De linkse dislocatie van prôchôk in de vorige paragraaf onderscheidt zich van de linkse extralocatie in d., doordat het element nu buiten het bereik van zowel de matrixzin als de (performatieve) bijzin valt. Vergelijk c. met:

d.Prôchôk, styne Jân iftam, den Mârje enn ef smurf kuntiyre.
 Waarschijnlijk, Jân zal wel toegeven dat Mârje het geld gestolen heeft.

In d. omvat de reikwijdte (of "scope") van prôchôk de gehele volzin. De komma (ofwel de pauze bij het spreken) achter prôchôk drukt zo veel uit als: "aan alles wat er nu gezegd gaat worden moet de eigenschap 'waarschijnlijkheid' toegekend worden".

127.11

Linkse extralocatie is ook mogelijk bij niet-samengestelde zinnen. In dat geval is er sprake van een sterke emfase, vergelijk:

a.Yvonn ur Wârn menkerato net-chentamiym armt ef argerat lelmo gurt.
 Yvonn en Wârn hingen onverwacht aan de deur deze ochtend
 Yvonn en Wârn stonden vanochtend onverwacht op de stoep.

b.Net-chentamiym, Yvonn ur Wârn menkerato armt ef argerat lelmo gurt.
 Geheel onverwacht stonden Yvonn en Wârn vanochtend op de stoep.1

1De sterke emfase die net-chentamiym door de extralocatie krijgt, wordt in het Nederlands uitgedrukt door de toevoeging "geheel".
Merk op dat net-chentamiym ook buiten de matrixzin een meervouds-m krijgt, omdat er nog steeds sprake is van een congruentie met het meervoudige predicaat. Vergelijk dit met leniy in de volgende paragraaf, dat géén meervouds-m krijgt, omdat het hier om een pragmatisch additief gaat, dat geen syntactische relatie met het predicaat heeft.

127.12

Constructies waarbij een add. tot "buiten" de zin is verplaatst, moeten niet verward worden met constructies die ingeleid worden door een zogenoemd pragmatisch additief. Een pragmatisch add. drukt de houding van de spreker uit, die hij aanneemt ten opzichte van de door hem gedane taaluiting, zoals in:

Leniy, kirro prate mas.Afgesproken, we vertrekken morgen.
Honesty, ef mikar vasa melde tirdus.Eerlijk gezegd, de kostbare vaas is kapot.
šÿr, gress hatre tu.Oprecht, ik haat je.

Zulke add.n kunnen nooit binnen een zin verschijnen (en dan een bepaling bij het predicaat vormen; zie ook voetnoot 1 bij de vorige paragraaf):

* Kirro prate leniym mas.
* Ef mikar vasa melde honesty tirdus.
* Gress hatre âšÿr tu.1

Zie ook § 93.77b.


1Deze zin is wel correct in de betekenis 'Ik haat je oprecht', maar dan wordt de wijze van "haten" bedoeld, en niet met welk gevoel de spreker de zin uitspreekt.

127.12a

Volmaakte promotie zien we ook bij redengevende constructies met het voegw. den, waarbij dit voegw. vervangen kan worden door een -lira-constructie die ingebed wordt in de matrixzin. Dit is alleen mogelijk indien er bovendien een complementaire den-zin aanwezig is. Een constructie met twee opeenvolgende den-zinnen wordt niet acceptabel gevonden. Vergelijk a. met b.:

a.? Krÿše gress, den rafane, den [gress] tinde fesért. >
b.> Krÿše gress rafanelira, den [gress] tinde fesért.
Ik zal opbellen om te vertellen dat ik thuis blijf.

a.? Kârle rafane, den [do] stinde eft revertafiy, den knôfiy-pilde ef dôlze-mûle. >
b.> Kârle rafane, den [do] stinde eft revertafiy knôfiy-pildelira ef dôlze-mûle.
Kârle vertelt dat hij een scriptie schrijft om bekendheid te geven aan het
vogelbekdier.

De onderstreepte bijzinnen in a. zijn in b. gepromoveerd tot een element in de matrixzin krÿše gress, resp. in de bijzin den stinde eft revertafiy.
Merk op dat deze vorm van promotie níét grammaticaal is als de tweede den-bijzin ontbreekt, zoals in:

a.Gress krÿše, den rafane eft mesÿa netâs-tustu. ≯
b.≯ * Gress krÿše rafanelira eft mesÿa netâs-tustu.1
Ik bel op om een interessant nieuwtje te vertellen.

Zie ook § 123.36–38 voor deze materie.


1Grammaticale varianten zijn bijvoorbeeld:

Gress krÿše, janof gress rafanavy eft mesÿa netâs-tustu.
Ik bel op, omdat ik een interessant nieuwtje wil vertellen.

Gress krÿše furt ef ÿrrafanos enn eft mesÿa netâs-tustu.
Ik bel op voor het vertellen van een interessant nieuwtje.

Gress krÿše, ytende meldelira rafane eft mesÿa netâs-tustu.
Ik bel op, teneinde een interessant nieuwtje te vertellen.

Waarbij het eerste voorbeeld het meest spreektaal is, en het laatste het formeelst.


127.13   ad § 127.1   B. Onvolkomen promotie

Bij "onvolkomen promotie" verhuist een element uit een ondergeschikte bijzin naar de matrixzin, waarbij dit element zowel met de matrixzin als met de ondergeschikte zin een syntactische relatie onderhoudt. Onvolkomen promotie is reeds behandeld in § 100.90–97, en we zullen dit proces hier nader beschouwen.
Onvolkomen promotie vindt altijd plaats bij de zinskern in een ondergeschikte -lira-constructie, die na promotie niet alleen als ondergeschikt subject fungeert, maar tevens als matrixobject, matrixecho of fundament in een voorz.bep. Zo'n promotie is dus alleen mogelijk bij transitieve matrixwerkw.n (§ 127.21) of prepositionele werkw.n (die altijd samengaan met een voorz.bep., zie § 80.25–29). Het element met een gemeenschappelijke subject/object-functie of subject/echo-functie wordt ambiject genoemd. Een subj. dat tegelijkertijd een fundament van een voorz.bep. is, wordt – met een knipoog – wel prepoject genoemd. Bijvoorbeeld (het onvolkomen gepromoveerde element is vetgedrukt):

(1)a.Petriy reppe, Sûmiy probarelira beri sértare. >
 b.> Petriy reppe Sûmiy probarelira beri sértare.
 Petriy zegt dat Sûmiy wil verhuizen.

(2)a.Óps vraboe pip, óps pónzelira eft hordâ pamel. >
 b.> Óps vraboe pip óps pónzelira eft hordâ pamel.
 Ze vermoeden al dat ze een mooi cadeau krijgen.

(3)a.Ef dekeniy kaftrûniga do ón ef, do zvângalira lotiyn liff-quliys tygtja ef mašecca. >
 b.> Ef dekeniy kaftrûniga do ón do zvângalira lotiyn liff-quliys tygtja ef mašecca.
 De rechter heeft hem ten laste gelegd dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel
heeft toegebracht.

(4)a.Ef polišo moire ef ustjâger rifo ef, do meldelira tranšô ef njoratjen. >
 b.> Ef polišo moire ef ustjâger rifo do meldelira tranšô ef njoratjen.
 De politie verdenkt de oplichter ervan, dat hij bovendien de moordenaar is.

127.14

Uit (1) en (2) in de vorige paragraaf kan opgemaakt worden dat onvolkomen promotie feitelijk alleen tot uitdrukking komt in de afwezigheid van de komma tussen matrixzin en bijzin, wat in gesproken taal wil zeggen dat een pauze tussen beide zinnen ontbreekt. In (3a) fungeert de onderstreepte constructie als echo bij kaftrûnige (ten laste leggen). Hier is de dummy-echo ef toegevoegd, die feitelijk de onderstreepte echo vervangt. In (3b) is de dummy-echo vervangen door het gepromoveerde subject do (vetgedrukt). Evenzo fungeert in (4a) de onderstreepte constructie als fundament bij het voorz. rifo dat samen met moire een prepositioneel werkw. vormt (moire rast rifo flaju (iemand verdenken van iets)). In (4a) staat achter rifo de fundament-dummy ef.
Dat de vette elementen in de b-zinnen noch echt matrixobject, matrixecho of matrixfundament, noch echt bijzinssubject zijn, is in § 100.90–91 besproken. Zie verder ook § 100.92–95.

127.15

De syntactische relatie tussen een matrixzin en een performatieve den-bijzin is zeer vrijblijvend, wat betekent dat zo'n bijzin in allerlei constructies als "echte" zin kan optreden. Daarentegen kan een -lira-constructie met gepromoveerd subject nauwelijks als "echte" zin, onafhankelijk van de matrixzin, optreden. Een tussenvorm wordt ingenomen door -lira-bijzinnen waarvan het subject níét is gepromoveerd. De mate waarin een performatieve bijzin zelfstandig kan optreden, wordt goed geïllustreerd als we een relatieve bijzin toevoegen. Vergelijk:

a.Petriy1 zjoffe, den Mariy2 eft karé lorerde, té2 melde ralfort tork grist.
 Petriy beweert dat Mariy, die tegenwoordig behoorlijk grijs is, een boot heeft gekocht.

b.Petriy1 zjoffe, Mariy2 eft karé lorerdelira, té1/2 melde ralfort tork grist.
  i.  Petriy, die tegenwoordig behoorlijk grijs is, beweert dat Mariy ...
 ii.  Petriy beweert dat Mariy, die tegenwoordig behoorlijk grijs is, ...

c.Petriy1 zjoffe Mariy2 eft karé lorerdelira, té1 melde ralfort tork grist.
 Petriy, die tegenwoordig behoorlijk grijs is, beweert dat Mariy een boot heeft gekocht.

d.Petriy1 zjoffe ki Mariy2 eft karé lorerdelira, té2 melde ralfort tork grist.
 Petriy beweert dat Mariy, die tegenwoordig behoorlijk grijs is, een boot heeft gekocht.

127.16

In a. is Mariy een "echt" subject in een "echte" bijzin (beginnend met den), zodat in de eropvolgende relatieve bijzin hieraan refereert.
In b. vormt de -lira-bijzin zo'n hechte eenheid met de matrixzin, dat het niet duidelijk is of nu refereert aan het matrixsubject Petriy, dan wel aan het ondergeschikte subject Mariy.1
Omdat Mariy in c. vanwege de promotie een ambiject is geworden en daarom een deel van zijn subject-eigenschappen heeft verloren, en tevens "opgegaan" is in de matrixzin, kan alleen nog maar refereren aan het "echte" subject Petriy. Willen we laten refereren aan het gepromoveerde element Mariy, dan moet dit met ki gemarkeerd worden (zoals elke constituent – behalve de kern – met ki gemarkeerd moet worden als het als antecedent bij een betr.vnw. optreedt); dit is in d. hierboven getoond. Zie ook § 124.5 en § 124.7a.


1In § 90.33–36 is opgemerkt dat een -lira-bijzin het karakter van een object in de matrixzin heeft, waarmee geïllustreerd wordt hoe onzelfstandig zo'n -lira-zin feitelijk is.

127.17

De mate waarin een performatieve bijzin zelfstandig kan optreden wordt eveneens geïllustreerd als we een nevengeschikte bijzin toevoegen die met mittof aan de voorafgaande zin refereert (§ 70.28). Vergelijk:

a.Gress brópiffe den do arfine, tur Elsa wa'ére mittof.
 Ik weet zeker dat hij komt, maar Elsa ontkent dat [= dat hij komt].

b.Gress brópiffe, do arfinelira, tur Elsa wa'ére mittof.
  i.  Ik weet zeker dat hij komt, maar Elsa ontkent dat [= dat hij komt].
 ii.  Ik weet zeker dat hij komt, maar Elsa ontkent dat [= dat ik iets zeker weet].

c.Gress brópiffe do arfinelira, tur Elsa wa'ére mittof.
 Ik weet zeker dat hij komt, maar Elsa ontkent dat [= dat ik zeker weet dat hij komt].

In a. refereert het pers.vnw mittof aan de ondergeschikte bijzin den do arfine, want dit is de "echte" zin die onmiddellijk aan de tur-zin voorafgaat.
In c. refereert het pers.vnw. mittof aan de gehele voorafgaande constructie, want hierin is vanwege de promotie van do geen sprake meer van een autonoom opererende bijzin.
Zin b. neemt een tussenpositie in: enerzijds kan do arfinelira opgevat worden als een "echte" zin, waaraan mittof dus refereert (dan is de betekenis identiek aan die in a.); anderzijds kan do arfinelira beschouwd worden als een bijstelling met object-karakter, zodat mittof aan gress brópiffe (= de enige "echte" zin) moet refereren. Let op het subtiele (wellicht slechts theoretische) betekenisverschil tussen b.ii. en c.

127.18

Dat een den-constructie het karakter van een "echte" bijzin heeft, terwijl een (al dan niet gepromoveerde) -lira-constructie een eenheid1 met de matrixzin vormt, kan ook geïllustreerd worden met de volgende voorbeelden. Zin (1a) kent als elliptische variant (1b):

(1)a.Gress calijanone den Petriy melde pÿr, ur Mariy calijanone den Elsa melde zjut.
  Ik meen dat Petriy gek is, en Mariy meent dat Elsa raar is.
 b.Gress calijanone den Petriy melde pÿr, ur Mariy idem den Elsa melde zjut.
  Ik meen dat Petriy gek is, en Mariy dat Elsa raar is.

In b. is de identieke verbale constituent calijanone in de nevenschikking vervangen door het spoor idem (zie ook § 132.37).


1Maar tot op zekere hoogte vertonen ook den-bijzinnen een syntactische afhankelijkheid aan de matrixzin. Dit is bijvoorbeeld te zien aan het gebruik van het reflexieve bez.vnw. sener[s]: Petriy reppe, den sener oto tirduse = Petriy reppe, sener oto tirduselira (Petriy zegt dat zijn auto kapot is). Normaliter mag zo'n reflexief bez.vnw. nooit in een zinskern staan, en dat geldt ook in een geïsoleerde den-bijzin, zoals bijvoorbeeld een antwoord: Petriy reppe kluft? – Den groft/*sener oto melde tirdus. Zie ook § 51.12 en § 123.49.

127.19

Let nu op de twijfelachtige grammaticaliteit van een idem-constructie als de ondergeschikte den-constructies uit (1) vervangen worden door -lira-varianten:

(2)a.Gress calijanone[,] Petriy meldelira pÿr, ur Mariy calijanone[,] Elsa meldelira
zjut.1
 b.?? Gress calijanone[,] Petriy meldelira pÿr, ur Mariy idem[,] Elsa meldelira zjut.

Dat (2b) raar is kan als volgt verklaard worden: Petriy meldelira pÿr en Elsa meldelira zjut zijn geen "echte" bijzinnen maar een soort bijstellingen met object-karakter bij calijanone. De elementen meldelira pÿr en meldelira zjut behoren dus tot het predicaat waarin ook calijanone staat. Idem in (2b) zou dus alleen als vervanger (= spoor) kunnen optreden voor het gehele predicaat (= verbale constituent) calijanone meldelira pÿr resp. calijanone meldelira zjut, bijvoorbeeld:

(3)Gress calijanone Petriy meldelira pÿr, ur Mariy idem Elsa.
 Ik meen dat Petriy gek is, en Mariy dat Elsa gek is.

Idem vervangt nu de gehele verbale constituent calijanone meldelira pÿr. Zie ook § 132.42a voor deze materie.


1De komma staat tussen rechte haken [ ] om aan te geven dat zijn aanwezigheid optioneel is: bij afwezigheid is er sprake van promotie van Petriy en Elsa.

127.20

Vergelijk de volgende zinnen waarin het subject bij tasso in de resultatief staat:

a.* Gress tiffe, den dôe tasso.
b.* Gress tiffe, dôe tassolira.
c.? Gress tiffe dôe tassolira.
Ik weet dat hij doodgevallen is.

Zinnen a. en b. zijn ongrammaticaal omdat een subject nooit een resultatieve vorm mag aannemen (voor een mogelijke uitzondering, zie § 62.9). Zin c. wordt echter door sommigen goedgekeurd omdat do/dôe door promotie een object in de matrixzin is geworden, en objecten mogen een resultatieve vorm aannemen. De structuur blijft echter onlogisch omdat dôe het object bij tiffe is, en niet bij tasse, dus het resultatieve aspect (het "dood zijn") moet door tiffe geïnitieerd worden, en niet door tasse. Daarom moet c. geparafraseerd worden als: "omdat ik weet dat hij gevallen is, is hij nu dood".1


1Vergelijk ook zin ii. waarin de resultatieve vorm van het gepromoveerde Mariy begrepen kan worden door aan te nemen dat Petriy haar zodanig verraden heeft, dat zij dat met de dood moest bekopen (dit moet in het Nederlands geparafraseerd worden):

 i.Petriy quenna Mariy meldelira eft otóstera.
 Petriy heeft verraden dat Mariy een spionne is.

ii.Petriy quenna Mariye meldolira eft otóstera.
 "Petriy heeft verraden dat Mariy – nu dood – een spionne is."

Zie ook § 62.9a.


127.21

Als het matrixwerkw. intransitief is, kan de den-bijzin door een -lira-constructie vervangen worden, maar promotie van het ondergeschikte subject is onmogelijk:

a.Gress rajiyte, den óps arfine mas.
b.Gress rajiyte, óps arfinelira mas.
c.* Gress rajiyte óps arfinelira mas.1
Ik hoop dat ze morgen komen.

1Vergelijk zin c. met: Gress rajiytare óps arfinelira mas (Ik hoop dat ze morgen komen), waarin de transitieve variant rajiytare (hopen op [iets]) gebruikt is. Voor de afleiding rajiyte > rajiytare, zie § 80.20.

127.22

Promotie is evenmin mogelijk bij onpersoonlijke matrixconstructies die met een voorlopig subject beginnen:

a.Ef melde knôf, den Moffain melde eft ustjâger.
b.Ef melde knôf, Moffain meldelira eft ustjâger.
c.* Ef melde knôf Moffain meldelira eft ustjâger.
Het is bekend dat Moffain een bedrieger is.

In a. en b. is de ondergeschikte bijzin geen object bij ef melde knôf, maar het subject (althans in semantische zin). Vandaar dat de volgende parafrase correct is (zie ook § 125.79): Den Moffain melde eft ustjâger, melde knôf.

127.23

Een subject dat door promotie tevens object-eigenschappen krijgt, staat als ambiject op die positie in de constructie die zowel door een matrixobject als een ondergeschikt subject kan worden ingenomen. Dit betekent dat het ambiject (in tegenstelling tot een "echt" object) niet kan deelnemen aan inversie om een def.tijd uit te drukken, want in dat geval komt het ambiject immers vóór het werkw. te staan, en dat is niet een mogelijke positie voor een ondergeschikt subject. Een toek.tijd kan daarentegen wel met inversie worden uitgedrukt, want nu blijft het ambiject op de gemeenschappelijke object/subject positie. Vergelijk (vetgedrukte element is een ambiject):

Do zjoffe flaju. ~ Do zjoffe gress probarelira beri lorerde eft pitter.
Hij beweert iets. ~ Hij beweert dat ik een fiets wil kopen.

Do flaju zjoffe. ~ * Do gress zjoffe probarelira beri lorerde eft pitter.1
Hij heeft iets beweerd. ~ Ø

Zjoffe do flaju. ~ Zjoffe do gress probarelira beri lorerde eft pitter.
Hij zal iets beweren. ~ Hij zal beweren dat ik een fiets wil kopen.

1Een def.tijd kan wel uitgedrukt worden met een suffix:

Do zjoffa flaju. ~ Do zjoffa gress probarelira beri lorerde eft pitter.
Hij beweerde iets. ~ Hij beweerde dat ik een fiets wil kopen.

Ook in de bijzin is een def.tijd mogelijk (suffix achter het hoofdwerkw., zie § 111.27 voor de zogenoemde "temporele verdringing"):

Do zjoffa flaju. ~ Do zjoffa gress probarelira beri lorerda eft pitter.
Hij beweerde iets. ~ Hij beweerde dat ik een fiets wilde kopen.

127.24   Deverbalisering en promotie met elkaar vergeleken

Deverbalisering is in Hoofdstuk 126 besproken.
We kunnen ons een glijdende schaal van "echte" bijzin naar volledige deverbalisering voorstellen, waarbij toepassing van enn als objectmarkering steeds noodzakelijker wordt (zie ook § 90.7 voor wel/geen enn). In a. staat een echte bijzin, waarin de aanwezigheid van enn zo goed als ongrammaticaal is (tenzij we er een speciale bedoeling mee hebben). Via b. en c. komen we bij de echte deverbalisering in d. waarin enn aanwezig moet zijn:

a.Gress zerfe, den do axe Ø/??enn ef vildul.(den-bijzin)
b.Gress zerfe, do axelira Ø/?enn ef vildul.(-lira-bijzin)
c.Gress zerfe do axelira Ø/enn ef vildul.(-lira-constr. met promotie)
d.Gress zerfe doex ef laxos *Ø/enn ef vildul.(deverbalisering)
Ik zie dat hij de boom omhakt.

De vetgedrukte elementen zijn het object bij zerfe.
De overeenkomst tussen c. en d. blijkt uit het feit dat (i) de markeerder enn niet als redundant gevoeld wordt en (ii) het matrixwerkw. zerfe gevolgd wordt door een element met object-eigenschappen (vetgedrukt).

127.25

Waar de grens tussen de matrixzin en de perf.bijzin ligt, is te testen door een "zwaar element"1 toe te voegen dat functioneert als adverbiale bepaling bij zerfe. Vergelijk:

a.Gress zerfe furt sener har ef tork clerr šazos, den do axe cradef berkiys.
b.Gress zerfe furt sener har ef tork clerr šazos, do axelira cradef berkiys.
c1.?? Gress zerfe do furt sener har ef tork clerr šazos axelira cradef berkiys.
c2.* Gress zerfe do axelira cradef berkiys furt sener har ef tork clerr šazos.
d.Gress zerfe doex ef laxos enn cradef berkiys furt sener har ef tork clerr šazos.
Ik zie tot mijn niet geringe verbazing dat hij alle berken omhakt.

In a. en b. is zerfe duidelijk het laatste woord van de matrixzin, waarachter het zware element geplaatst kan worden. In d. vormt de gedeverbaliseerde bijzin het echte matrixobject, zodat het onderstreepte deel één zin is en een zwaar element hierachter verschijnt.
De zinnen c1. en c2. drukken een twijfelgeval uit. Enerzijds zou het zware element analoog aan b. achter zerfe geplaatst kunnen worden, maar dat wordt afgekeurd omdat do zowel object bij zerfe als subject bij axelira is. Do moet dus direct achter zerfe staan en tegelijk direct vóór axelira, waarbij het vetgedrukte element moeilijk ertussen gezet kan worden (in c1.). Anderzijds betekent achteraanplaatsing (in c2.) dat het onderstreepte deel als één zin wordt opgevat, wat evenmin correct is.


1Een "zwaar" of "complex" element" is een adverbiale bepaling die níét onmiddellijk achter het predicaat geplaatst kan worden, maar alleen geheel aan het einde van de zin. Dit verschijnsel is onder de naam "rechtse dislocatie" besproken in § 93.80–87.

127.26   Betekenisverschil tussen deverbalisering en promotie

Vergelijk zin a. met b. en c.:

a.Jân zerfe, den Mariy trempe eft mimpit. >
 Jân ziet dat Mariy een boek leest.

b.> Jân zerfe Mariyex ef ÿtrempos enn eft mimpit.
 (lett. "Jân ziet Mariy's gelees van een boek")

c.> Jân zerfe Mariy trempelira eft mimpit.
 (lett. "Jân ziet Mariy lezende een boek")

Bij de deverbalisering in b. is de gehele den-bijzin zo getransformeerd, dat deze als object bij zerfe fungeert (vette deel). Bij de promotie in c. is de den-bijzin vervangen door een -lira-bijzin, zodanig dat de subjectkern Mariy uit de bijzin tevens fungeert als object (vet) in de matrixzin.
Er is een subtiel betekenisverschil tussen b. en c.: in b. ligt het accent op een bepaalde situatie die door Jân waargenomen wordt ("Jân ziet de situatie: MARIY LEEST EEN BOEK")1; in c. daarentegen staat de handelende persoon (Mariy) in het middelpunt, zodanig dat Jâns aandacht zich richt op wat Mariy aan het doen is ("Jân ziet Mariy, en Mariy is een boek aan het lezen"). Zin a. is neutraal voor wat betreft deze beide lezingen.


1Om uit te drukken dat Jân een bepaalde situatie waarneemt, kunnen we in het Nederlands zeggen: "Jân ziet Mariy een boek lezen". Deze constructie is alleen mogelijk als Jân ook daadwerkelijk Mariy aan het lezen ziet. Vergelijk dit met: "Jân ziet dat Mariy een boek leest", waarmee ook bedoeld kan worden dat Jân een bepaalde situatie waarneemt waaruit hij opmaakt dat Mariy dat boek aan het lezen is. Jân ziet bijvoorbeeld dat het boek niet meer op tafel ligt, waaruit hij concludeert dat Mariy het meegenomen heeft om het te lezen. Zie ook § 100.90–97 voor deze materie.

127.27

Tweede voorbeeld:

a.Óps ÿrgyre Lerdu tukst ef, den do axe negenunn ef ÿc. >
 Zij beschuldigen Lerdu ervan, dat hij de eik illegaal omhakt.

b.> Óps ÿrgyre Lerdu tukst doex ef negenunn laxos enn ef ÿc.
 (lett. "ze beschuldigen Lerdu van zijn illegale omhakken van de eik")

c.> Óps ÿrgÿre Lerdu tukst do axelira negenunn ef ÿc.
 (lett. "ze beschuldigen Lerdu van hem omhakkende de eik")

Bij de deverbalisering in b. is de gehele den-bijzin zo getransformeerd, dat deze (samen met tukst) als voorz.bep. bij ÿrgyre fungeert (vette deel). Bij de promotie in c. is de den-bijzin vervangen door een -lira-bijzin, zodanig dat de subjectkern do uit de bijzin tevens fungeert als fundament van de voorz.bep. tukst do (vet) in de matrixzin. Merk op dat het spoor ef, dat in a. nodig is om het voorz. tukst een fundament te geven, in b. en c. achterwege blijft. Zie ook de uitleg in § 127.13–14.

127.28

Evenals bij de voorbeelden in § 127.26, is er ook nu een semantisch verschil tussen b. en c.: in b. wordt de nadruk gelegd op een situatie waarbij zowel Lerdu, de eik als de handeling van het omhakken betrokken is. Lerdu wordt dus feitelijk beschuldigd omdat hij verantwoordelijk geacht wordt voor het ontstaan van deze (als illegaal gekenmerkte) situatie. In c. is het de (illegale) handeling waarop Lerdu aangesproken wordt. Dit verschil in betekenis verklaart waarom de deverbalisering in b. bij voorkeur gebruikt zal worden in de schrijftaal, en dan met name als de illegale handeling geabstraheerd wordt in een juridische context ("de actie van een boom omhakken [door Lerdu] is verkeerd"). Variant c. past beter in de spreektaal waarin de illegale handeling op min of meer emotionele basis met Lerdu geassocieerd wordt ("het is verkeerd dat Lerdu de boom omhakt").

127.29   ad § 127.1   C. Volmaakte demotie

Volmaakte demotie kan geïllustreerd worden aan de hand van het volgende voorbeeld:

(1)Tu nert rafanât, den tûgtjek melde preiptjek.
 jij niet moet.vertellen dat eb is vloed
 Je moet er geen doekjes om winden.

(2)Ef rafane, den tûgtjek nert melde preiptjek.
 Er geen doekjes om winden   (gezegde)
(lett. "vertellen dat eb geen vloed is")

127.30

In (1) staat een taaluiting met het karakter van een gezegde, waarbij tu nert rafanât optreedt als finiete matrixzin.
In (2) staat de "woordenboekvorm" van dit gezegde, waarbij de infinitief rafane gemarkeerd wordt door het pers.vnw. ef (het). Deze notatiewijze is uiteengezet in § 70.37. Ef rafane is in (2) dus niet te beschouwen als een "echte" basiszin met een subject en een finiet werkw., maar slechts als een als onpersoonlijk gemarkeerde infinitief. De ontkenning nert die in (1) zijn normale positie onmiddellijk voor het finiete (matrix)predicaat inneemt, kan in (2) op deze positie niet terecht, omdat hier geen sprake is van een finiet predicaat. Nert is dan ook "volmaakt gedemoveerd" naar de ondergeschikte bijzin, waarin zo'n normale positie voor deze ontkenning wel aanwezig is.

127.31

Demotie van de ontkenning nert is ook mogelijk als een geverbaliseerd pers.vnw. ontkend wordt:

Ef nert eppere, té trempe sest mimpits. >
(lett. "het is niet zij, die zulke boeken leest")

> Ef eppere, té nert trempe sest mimpits.
ZIJ leest zulke boeken niet.

Zie ook § 71.13.

127.32

In constructies met een geverbaliseerd pers.vnw. kunnen pred.add.n soms demoveren. Dit is met name in de spreektaal het geval:

(1)a.Ef doere prôchôk, té ef pitter kuntiyre. >
  (lett. "het is waarschijnlijk hij, die de fiets heeft gestolen")
 b.> £ Ef doere, té kuntiyre prôchôk ef pitter.
 HIJ is het waarschijnlijk die de fiets heeft gestolen.
OF  HIJ is waarschijnlijk degene die de fiets heeft gestolen.

Merk op dat het zowel in (1a) als in (1b) erom gaat dat het niet zeker is of "hij" die fiets wel heeft gestolen: het add. prôchôk heeft dus een reikwijdte over "hij", hoewel dit add. in (1b) in een bijzin staat. Dit moet niet verward worden met zin (1c), waarin prôchôk een reikwijdte heeft over het "stelen": het is niet zeker of die fiets wel gestolen is:

(1)c.Ef doere, té kuntiyre prôchôk ef pitter.
  HIJ is degene die waarschijnlijk de fiets heeft gestolen.

127.32a

De voorbeelden (1b) en (1c) in de vorige paragraaf illustreren dat er een betekenisverschil kan zijn, afhankelijk van de vraag of prôchôk al dan niet gedemoveerd is. Zo'n betekenisverschil is er niet altijd, bijvoorbeeld:

(2)a.Ef doere riyfain, té finne beri wempare ef martel cafer.
  (lett. "het is altijd hij, die begint te zeuren over de koude koffie")
 b.Ef doere, té finne beri wempare riyfain ef martel cafer.
 HIJ is het altijd die begint te zeuren over de koude koffie.
OF  HIJ is het die altijd begint te zeuren over de koude koffie.

Zin (2b) kan nooit een interpretatie hebben die verschilt van de betekenis van (2a). We kunnen (2a) en (2b) daarom beschouwen als twee varianten, zonder dat er van demotie (of promotie) sprake is.

127.32b

Zin (3a) is in § 71.14 genoemd. Ook in deze constructie is in de spreektaal een demotie mogelijk, namelijk door het onb.vnw. cradef (alle, al de) naar het geverbaliseerde pers.vnw. ópsene te verhuizen:

(3)a.Cradef olimannas rifo ef zeces, ef ópsene, den sena idechebaûs. >
  alle bewoners van het dorp, het zijn.zij, dat zich evacueren.moeten
 b.> Ef olimannas rifo ef zeces, cradef ópsene, den sena idechebaûs.
      de bewoners van het dorp, alle zijn.zij, dat zich evacueren.moeten
 De bewoners van het dorp, zij allemaal, moeten evacueren.

Merk op dat cradef feitelijk een lidwoordvervangend voornaamwoord is. In (3a) staat cradef inderdaad op de plaats van het lidwoord ef. Maar in (3b) staat het op de plaats van het pers.vnw. ef, dat als dummy-subject bij het verbale ópsene optreedt. Grammaticaal gezien is dit niet correct, maar in de spreektaal komen we een dergelijke constructie wel tegen.

127.33   ad § 127.1   D. Onvolkomen demotie

Onvolkomen demotie komt in het moderne Spokaans niet meer voor, maar het verschijnsel speelde tot de 17e eeuw een belangrijke rol in deze taal, en heeft feitelijk aanleiding gegeven tot de onvolkomen promotie zoals die in het moderne Spokaans plaatsvindt. Dit is reeds uitgelegd in § 100.98–100.

127.34

In onverzorgde spreektaal lijkt zich een verschijnsel te kunnen voordoen dat we als "onvolkomen demotie" kunnen bestempelen. Vergelijk:

a.Gress zerfe, ef merater fartelira kusama.
(= Gress zerfe, den ef merater farte kusama.)
 Ik zie dat de man daar loopt.

b.Gress zerfe ef merater, fartelira kusama.
(= Gress zerfe ki ef merater, té farte kusama.)
 Ik zie de man, die daar loopt.

Het verschil tussen de performatieve zin in a. en de relatieve bijzin in b. is niet meer dan de plaats van de komma (en dus van de pauze). Als de komma (= pauze) achterwege blijft, dan hebben we te maken met een gepromoveerde constructie:

c.Gress zerfe ef merater fartelira kusama.Ik zie de man daar lopen.

In verzorgd taalgebruik zal c. alleen als variant van a. optreden, maar als iemand snel spreekt, en de pauze tussen de verschillende zinnen valt weg, kan c. ook opgevat worden als een variant van b. In dat geval zouden we kunnen zeggen dat er sprake is van onvolkomen demotie, want het matrixobject ef merater is nu gedemoveerd tot een soort subject in de bijzin.


TOP
<< Hoofdstuk 126 | Hoofdstuk 130 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands