Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 140 | Hoofdstuk 142 >>
14. Voorzetsels en vergelijkingen

141. Voorzetsels: syntaxis


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Statisch vs. dynamisch
  2. Locationeel vs. Translocationeel
  3. Neutralisatie
  4. Tijdsbepalingen
  5. Voorzetsels in adressen
  6. Uitdrukkingen voor maten en gewichten
  7. Kwantificatie en kwalificatie
  8. Deel van grotere verzameling
  9. Bezitsrelaties
  10. Voorzetselbepaling met additivisch karakter
  11. Voorzetsels vs. andere woordsoorten
  12. Pai, ón en enn als voorzetsel of als determinant
  13. Ÿr in plaats van (trans)locationeel voorz. + betr.vnw.
  14. Pers.vnw.n 1e en 2e niveau
  15. Deverbalisering in het fundament
  16. Resultatief in voorzetselbepalingen
  17. Combinatie van twee voorzetsels
  18. Trappen van vergelijking
  19. Prepositionele werkwoorden
  20. Plaats van voorzetselbepalingen in de zin
  21. Onderlinge ordening van voorzetselbepalingen
  22. Uitbreking

Blokken:

141.1

In dit hoofdstuk komen de volgende zaken aan bod:

  1. Statisch vs. dynamisch (§ 141.2–5)
  2. Locationeel vs. Translocationeel (§ 141.7–21)
  3. Neutralisatie (§ 141.22–27)
  4. Tijdsbepalingen (§ 141.28–33)
  5. Voorzetsels in adressen (§ 141.34–38)
  6. Uitdrukkingen voor maten en gewichten (§ 141.39–46)
  7. Kwantificatie en kwalificatie (§ 141.47–54)
  8. Deel van grotere verzameling (§ 141.55–60)
  9. Bezitsrelaties (§ 141.61–65)
  10. Voorzetselbepaling met additivisch karakter (§ 141.66–71)
  11. Voorzetsels vs. andere woordsoorten (§ 141.72–78)
  12. pai, ón en enn als voorzetsel of als determinant (§ 141.79–88a)
  13. ÿr in plaats van (trans)locationeel voorz. + betr.vnw. (§ 141.89–94)
  14. Pers.vnw.n 1e en 2e niveau (§ 141.95–101)
  15. Deverbalisering in het fundament (§ 141.101a–101b)
  16. Resultatief in voorzetselbepalingen (§ 141.102–105)
  17. Combinatie van twee voorzetsels (§ 141.106–111)
  18. Trappen van vergelijking (§ 141.112–114)
  19. Prepositionele werkwoorden (§ 141.115–121)
  20. Plaats van voorzetselbepalingen in de zin (§ 141.122–130)
  21. Onderlinge ordening van voorzetselbepalingen (§ 141.131–144)
  22. Uitbreking (§ 141.145–150)

141.2   ad § 141.1   A. Statisch vs. dynamisch

In Blok 140.6 zijn een aantal voorz.s opgenomen die alleen gebruikt kunnen worden als er sprake is van een beweging binnen de door de voorz.bep. vastgestelde grenzen. Zulke voorz.s kennen een tegenhanger, die bij plaatsaanduidingen gebruikt wordt. Deze tweedeling wordt ook wel gedefinieerd in termen van dynamisch vs. statisch. Deze oppositie is te vinden bij de volgende voorz.s:

statisch~ dynamisch 
fes~ ântin; binnen
kusamat1~ langonaast; langs; terzijde van
lurgfes~ lurgântmidden in
mip~ dalotojeuit; buiten
zjoba~ rysbeneden; onder

1Kusamat met de betekenis 'langs' is altijd statisch; de dynamische tegenhanger is dan lango. Als kusamat gecombineerd wordt met een uitdrukking van beweging, betekent het 'naast'. Vergelijk:

a.Kusamat ef kul eft barera melde.Naast/langs de schuur staat een hek.
b.Do farte lango ef krur.Hij loopt langs de muur. (de uiteinden van
de muur zijn de grenzen)
c.Do farte kusamat Elsa.Hij loopt naast Elsa. (Elsa loopt eveneens)

Zie ook § 140.84–85.


141.3

De volgende prototypische voorbeelden verduidelijken het gebruik van deze voorz.s (a. = statisch; b. = dynamisch):

a./b.Lerdu feldre fes ef mittus ur Elsa farte ânt ef mittus.
 Lerdu zit in de kamer en Elsa loopt in de kamer [rond].

a.Kusamat ef krur torozaÿs clajote.
 Naast/langs de muur bloeien [er] rozenstruiken.
b.Lango ef krur ten lammefiyn stréms cÿresse.
 Langs de muur sluipen twee louche kerels.

a./b.Lerdu giffe lurgfes ef tanko ur Elsa svime lurgânt ef ses.
 Lerdu staat middenin de vijver en Elsa zwemt middenin het meer [rond].

a.Mip ef zeces eft hupster kâmpaliy melde.
 Buiten het dorp is een grote camping.
b.Ef hurts frajjaare dalotoje ef sért.
 De honden rennen buiten het huis.

a./b.Ef hurt zirde zjoba ef kelbra ur ef chat farte rys ef tiyn.
 De hond ligt onder de tafel en de kat loopt eronder.

141.4

Aan de dynamische kant bestaan nog enkele samenstellingen, gebaseerd op het voorz. lango. Hierbij ontbreken de statische tegenhangers:

statisch~ dynamisch 
Ø~ langofesbinnen langs
Ø~ langomip/miplangobuiten langs

Deze 3 samengestelde voorz.s hebben een dynamische interpretatie omdat het element lango alleen dynamisch kan zijn. De elementen fes en mip hebben weliswaar een statische interpretatie als ze gebruikt worden als losstaande voorz.s in een concrete situatie, maar deze statische interpretatie blijft achterwege zodra deze voorz.s in een idiomatische of abstracte context optreden, wat in deze 3 samengestelde voorz.s het geval is. De zogenoemde neutralisatie van de oppositie statisch ~ dynamisch wordt verder besproken in § 141.22–27.

141.5

Statische tegenhangers van de 3 voorz.s uit de vorige paragraaf kunnen uitgedrukt worden door een combinatie van twee voorz.s, vergelijk:

a.Ef bidale-knurfel vende ryses langofes ef hónto-krur.
 Het regenwater stroomt binnen langs de spouwmuur naar beneden.

b.Grelfel én somôn slôf-qundrés menkerate fes kusamat ef hónto-krur.1
 Er hangen dikke, kleverige spinnenwebben binnen langs de spouwmuur.

Zie ook § 141.106–111 voor de bespreking van gecombineerde voorz.s.


1Dit is een citaat uit de roman Perocallas (Onderling, 1976) van Nyna Sgyt-Marrée.
Let op dat fes kusamat ef hónto-krur een voorz.bep. is waarbij het fundament ef hónto-krur gespecificeerd wordt door de voorz.combinatie fes kusamat (in + langs). Vergelijk dit met:

i.Grelfel én somôn slôf-qundrés menkerate ânt/fesdu kusamat ef kirenor krur.
 Er hangen dikke, kleverige spinnenwebben binnen, langs de afgebladderde muur.

In i. is sprake van de voorz.bep. kusamat ef krur (langs de muur), terwijl er een nadere specificatie in de vorm van het add. CAT. III ânt (of synoniem fesdu) (binnen) toegevoegd is (de spinnenwebben hangen binnen, niet buiten). Voor ânt en fesdu, zie ook § 141.63 voetnoot 1. Omdat ânt in de hoedanigheid van voorz. altijd een dynamische lezing heeft, en fesdu in de hoedanigheid van voorz. altijd een grensoverschrijdende beweging uitdrukt, kunnen ânt en fesdu in i. nooit als voorz. begrepen worden, want het werkw. menkerate is noch dynamisch noch grensoverschrijdend.


141.6

Vergelijk zin a. uit de vorige paragraaf met:

a′.Ef bidale-knurfel vende ryses ânt/fesdu lango ef krur.
 Het regenwater stroomt binnen langs de muur naar beneden.

In a′. gaat het om de dynamische voorz.bep. lango ef krur (langs de muur), aangevuld met het plaatsbepalende add. CAT. III ânt = fesdu (binnen) (=bijwoord). Ânt/fesdu refereert hier dus aan een locatie in huis (bijv. de kamer), in tegenstelling tot buiten het huis. De voorz.bep. langofes ef krur in a. refereert aan een locatie binnen in de muur (dus de muur moet hol zijn, wat bij een spouwmuur het geval is).
Merk verder op dat het add. CAT. III ânt (binnen) níét gespecificeerd is voor de oppositie statisch ~ dynamisch, terwijl het voorz. ânt (Blok 140.6) alleen in een dynamische context gebruikt kan worden (in het statische geval wordt fes gebruikt). Evenzo is het synonieme add. CAT. III fesdu niet gespecificeerd voor een grensoverschrijdende richting, terwijl het voorz. fesdu (naar binnen) (Blok 140.7) dat wel is.

141.7   ad § 141.1   B. Locationeel vs. Translocationeel

Alle voorz.s uit Blok 140.6, zowel de statische als de dynamische, zijn locationeel, want zij drukken een relatie binnen een bepaalde locatie uit. Dit in tegenstelling tot de voorz.s uit Blok 140.7, die een beweging van de ene locatie naar de andere uitdrukken; zij worden daarom translocationeel genoemd. Veel locationele voorz.s hebben een translocationele tegenhanger, waarbij de laatste soms met het suffix -onn is afgeleid van de locationele variant. In plaats van dit suffix wordt het grensoverschrijdende karakter ook wel uitgedrukt met een resultatiefvorm van het fundament. De oppositie locationeel ~ translocationeel is te vinden bij de volgende voorz.s:1

locationeel~ translocationeel 
blef~ blefonn / °blefachter [langs]; achterna
fes / ânt~ fesduin; [naar] binnen
furt~ furtonn / °furtvoor [langs]
hiycce~ °hiyccetot aan
hogorit~ °hogoritboven
kaf~ kafonn / °kaf[boven] op; over
kura~ °kuraover [heen]
kusamat / lango~ °langonaast; langs (eromheen)
lurgfes / lurgânt~ °lurgfesmidden in
minkÿr~ °minkÿrvoorbij; langs (terzijde)
mip / dalotoje~ cuppuit; [naar] buiten
mitai~ °mitaidoor
rempe~ °rempevanaf (verticaal)
rifoliy~ °rifoliyvanuit
roffottô~ °roffottôom [heen]; rondom
sumâ~ tygtjategen [aan]
tijâ~ °tijâbij ... vandaan; uit de buurt van
trâk~ °trâkvanaf; weg van (horizontaal)
tukst~ tukstlef / °tukstnaar ... toe; tot [aan]
zjoba / rys~ lagitofot / °rysbeneden; onder [door]

1Voorz.s die een resultatief eisen, zijn gemarkeerd met °. Als er in de kolom "locationeel" twee voorz.s staan, gescheiden door een schuine streep, betekent dit dat het eerste voorz. statisch is, en het tweede dynamisch.

141.8

De volgende voorbeelden verduidelijken het gebruik van deze voorz.s:

Lerdu farte ânt ef mittus ur Elsa farte fesdu ef mittus.
Lerdu loopt in de kamer [rond] en Elsa loopt de kamer in/binnen.

Lerdu giffe lurgfes ef tanko ur Elsa jumpetece lurgfes ef tankoe.
Lerdu staat middenin de vijver en Elsa springt middenin de vijver.

Ef kelbrafâsto menkerate rempe ef kelbra hiycce ef floôr.
Het kleed hangt vanaf de tafel [tot] op de vloer.

Ef chat jumpetece rempe ef kelbrae kafonn ef floôr.
De springt van de tafel [af], op de vloer.

Tukst ef sért ef mirra melde lââsfaltor.
Tot [aan] het huis is de weg geasfalteerd.

Kirro ufire tukst ef sérte.
Wij rijden naar het huis toe/tot aan het huis.

141.9

Er zijn 6 voorz.s die zonder expliciete res.vorm zowel een plaats als een grensoverschrijdende beweging kunnen uitdrukken, ofwel de oppositie locationeel ~ translocationeel is bij deze voorz.s geneutraliseerd:

jatussen; te midden van; van ... tot
perdÿrovapaan weerszijden van
rifonnvan ... vandaan; vanaf; weg van
tekaréaaan boord van
tukstleftot en met; tot ... toe
vetsotojeoverboord

141.10

Vergelijk het universele gebruik van perdÿrovap met de trits kusamat ~ kusamat/lango ~ lango (+ res.):

statisch:
Óps giffe perdÿrovap ef krur.Ze staan aan weerszijden van de muur.
Óps giffe kusamat ef krur.Ze staan naast de muur.

dynamisch:
Óps farte perdÿrovap ef krur.1Ze lopen aan weerszijden van de muur.
Óps farte lango ef krur.Ze lopen langs de muur.
Do farte kusamat sener tubôs.Hij loopt naast zijn vrouw.

translocationeel:
Óps farte perdÿrovap ef krur.1Ze lopen aan weerszijden de muur voorbij.
Óps farte lango ef krurre.Ze lopen [met een boog] om de muur heen.

1Om de ambiguïteit op te heffen kan de translocationele lezing expliciet uitgedrukt worden, bijvoorbeeld met de omschrijving ón X lilepiy (X voorbij):

Óps farte perdÿrovapiy ón ef krur lilepiy.
ze lopen aan.weerszijden.van aan de muur verder
Ze lopen aan weerszijden de muur voorbij.

Hier zijn dus de voorz.s perdÿrovapiy en ón gecombineerd.


141.11

Een bijzonder geval is het voorz. ja dat bij een locationele lezing 'tussen; te midden van' betekent, en bij een translocationele lezing 'van ... tot ...' betekent. Dit betekenisverschil komt tot uitdrukking in de vorm van het fundament, vergelijk:

Ef agréns feldre/jumpetece ja ef ÿrras.De eekhoorns zitten/springen tussen
(= te midden van) de takken.
Ef agréns jumpetece ja ÿrras.1De eekhoorns springen van tak tot tak.

De translocationele lezing wordt uitgelokt door een fundament met een meervoudig subst., waarbij een lidw. (of lidw.vervangende constructie) afwezig is.


1De betekenis 'van ... tot' kan ook explicieter uitgedrukt worden, bijvoorbeeld:

 i.Ef agréns jumpetece rifonn ef ére ÿrra helkara ef lelpirutt.
 De eekhoorns springen van de ene tak naar de andere.
ii.Ef agréns jumpetece rifonn ef ére ÿrra kaf ef lelpirutte.
 De eekhoorns springen van de ene tak op de andere.

Let op de res.vorm lelpirutte in ii., die vereist is omdat kaf een grensoverschrijdende beweging uitdrukt, want het springen gebeurt zodanig dat de eekhoorns eerst niet op die tak zitten en vervolgens wel (helkara in zin ii. eist nooit een res.vorm).


141.12

Het onderscheid tussen statisch, dynamisch en translocationeel is meestal al in het predicaat vervat (prototypisch: "zitten" is statisch; "lopen" is dynamisch of translocationeel; "ontsnappen" is alleen translocationeel). De keuze van het juiste voorz. is dan van de betekenis van het predicaat afhankelijk. Bijvoorbeeld:

a.Ef chat feldre mip/*dalotoje/*cupp ef kokmit.De kat zit buiten de keuken.
b.Ef chat farte *mip/dalotoje/cupp ef kokmit.De kat loopt buiten de keuken
[rond]/de keuken uit.
c.Ef chat xafte *mip/*dalotoje/cupp ef kokmit.De kat ontsnapt uit de keuken.
d.Yvonn stômple *fes/fesdu ef kokmit.Yvonn strompelt de keuken in.
e.Yvonn giffe/zirde fes/*ânt/*fesdu ef kokmit.Yvonn staat/ligt in de keuken.

141.13

Bij sommige werkw.n verandert de betekenis echter al naar gelang het gekozen voorz. Een duidelijk voorbeeld is het werkw. xnepe dat in zijn algemeenheid 'zich naakt vertonen' betekent, maar veel explicieter wordt dankzij de gekozen voorz.bep. Vergelijk:

a.Do xnepe fes ef mittus.Hij bevindt zich (zit/ligt) naakt in de kamer.
b.Do xnepe ânt ef mittus.Hij loopt naakt door de kamer.
c.Do xnepe fesdu ef mittus.Hij loopt/gaat naakt de kamer binnen.

In a. is sprake van een statische plaatsaanduiding, in b. van een dynamische plaatsaanduiding, en in c. staat een grensoverschrijdende (translocationele) beweging.

141.14

Bij werkw.n die níét expliciet een beweging of stilstand uitdrukken, ligt de keuze voor een universeel voorz. voor de hand, zoals in:

(1)Ef leldast chafoste fes sener sel lóf ef pijâ tof.
 De gevangene zingt de hele dag in zijn cel.

Als in (1) voor een beweging binnen bepaalde grenzen wordt gekozen, wordt expliciet uitgedrukt dat het "zingen" bewegende gebeurt:

(2)Ef leldast chafoste ânt sener sel lóf ef pijâ tof.
 De gevangene loopt de hele dag in zijn cel te zingen.

Het gebruik van ânt is hier gemarkeerd, en daarom is een vertaling met de expliciete beweging "lopen te zingen" gerechtvaardigd. Merk op dat de ongemarkeerde constructie in (1) het niet rechtvaardigt om hier expliciet een houding uit te drukken, zoals 'De gevangene zit/ligt de hele dag in zijn cel te zingen'.

141.15

De betekenis van een predicaat kan semantisch onverenigbaar zijn met de betekenis van een voorz. In dat geval wordt de keuze tussen beweging en stilstand door een vrijere interpretatie bepaald. Vergelijk:

a.Ef kike-scooter-tojesfsâ furt ef dynes starte roffottô ef kordae.
 De autopedwedstrijd voor de kleuters start rondom de kerk.

b.Ef kike-scooter-tojesfsâ furt ef dynes starte roffottô ef korda.
 De autopedwedstrijd voor de kleuters start rondom de kerk.

De eigenlijke handeling die het werkw. starte uitdrukt, is niet van dien aard dat we kunnen zeggen dat deze "rondom een kerk" plaatsvindt. Wat wél rondom de kerk kan gebeuren is a. de wedstrijd die gestart wordt (de kleuters moeten rondjes om de kerk heen steppen), of b. het verzamelen van de kleuters vlak vóór de start (de kleuters staan met hun steppen rondom de kerk te wachten). In geval a. is er sprake van een beweging en vereist korda de resultatieve vorm. In geval b. is er sprake van stilstand en heeft korda de basisvorm.

141.16

Bij sommige werkw.n is het niet geheel duidelijk of we ze tot de "bewegingswerkw.n" moeten rekenen. Een berucht geval is tasse (vallen). Zien we dit als een bewegingswerkw., dan is variant a. correct. Leggen we meer de nadruk op een "gebeurtenis", dan is b. acceptabel:

a.Leon tasse ânt ef kokmit.1
 ("vallen" als dynamische gebeurtenis binnen bepaalde grenzen)
b.Leon tasse fes ef kokmit.
 ("vallen" als statische gebeurtenis)

Leon valt in de keuken.

De meeste Spokaniërs keuren beide varianten goed, maar in a. wordt meer actie uitgedrukt. Los van de keuze tussen a. en b. staat variant c.:

c.Leon tasse fesdu ef kokmit.
 ("vallen" als grensoverschrijdende beweging)
 Leon valt de keuken binnen.

Hier wordt uitgedrukt dat Leon eerst niet in de keuken was, en na de valpartij wel: hij kan bijvoorbeeld door het raam of het dak naar binnen vallen.


1Hier is "binnenvallen" letterlijk bedoeld. Vergelijk ook:

Petriy spege-fes ef kokmit.Petriy komt de keuken binnenvallen.
(hij komt onverwachts binnen)
Ef Mârkalandos sôgaro Nelandes.De Duitsers vielen Nederland binnen.

141.17

Evenals tasse, komen ook bij een werkw. als clûmle (rondhangen) twee lezingen, een statische en een dynamische, in aanmerking. Vergelijk:

a.Ef šâmÿrômms clûmle fes ef póntel.De werklozen hangen in het café rond.
b.Ef jo clûmle ânt ef flerrt.De jongeren hangen in de disco rond.

Als we ervan uitgaan dat het verblijf in een café met weinig "beweging" gepaard gaat, zal a. fes de voorkeur hebben. Als we ervan uitgaan dat er in een disco gedanst (althans "bewogen") wordt, zal b. ânt de voorkeur hebben.

141.18

Bekijk nu het volgende voorbeeld:

Ef platiranu tasse fes ef kokmit rempe ef krurre.
Het schilderij valt in de keuken van de muur.

De combinatie rempe + resultatief drukt een grensoverschrijdende beweging uit (het schilderij hing aan de muur, en door de actie van het vallen is de "muurgrens" overschreden en hangt het schilderij niet meer aan de muur). De relatie tussen de actie van het "vallen" en de locatie van de "muur" is hier zo sterk dat de aanduiding "in de keuken" hier secundair is. Daarom wordt hier voor het neutrale voorz. fes gekozen, en niet voor het meer gemarkeerde ânt, dat expliciet op een beweging (het vallen) in de keuken zou wijzen. Een ander argument om dit neutrale voorz. te kiezen is het volgende: fes ef kokmit vormt een bepaling bij "de muur": het gaat om de muur in de keuken, waarvan het schilderij valt, en niet om de keuken waarin een beweging van "vallen" plaatsvindt.
Vergelijk dit ook met Ef platiranu fes ef kokmit tasse rempe ef krurre, waar de nadruk ligt op een schilderij in de keuken, en niet bijvoorbeeld een schilderij in de kamer. Denk aan een aardbeving waarbij het schilderij in de keuken op de grond is gevallen, maar dat in de kamer is blijven hangen.
De plaats van een voorz.bep. in de zin, en de relatie tot andere constituenten wordt nader bekeken in § 141.122–130.

141.19

Ook het werkw. prate (vertrekken) kan gecombineerd worden met hetzij een dynamisch, hetzij een translocationeel voorz., afhankelijk van de opvatting van de taalgebruiker. Echter, de combinatie "vertrekken naar X" wordt altijd als een translocationele gebeurtenis gezien, en uitgedrukt met prate helkara X.1 Maar vergelijk nu:

a.Elsa prate cupp ef bôrâ port.
 Elsa vertrekt [van]uit de haven van Bôrâ.
b.Elsa prate mip ef bôrâ port.   (idem)
c.Elsa prate dalotoje ef bôrâ port.
 Elsa vertrekt van buiten de haven van Bôrâ.

Variant a. is het minst gemarkeerd. Hier wordt "vertrekken" opgevat als een grensoverschrijdende gebeurtenis, zoals dat ook al gebeurt bij de vaste combinatie prate helkara X (vertrekken naar X). Variant b. is iets meer gemarkeerd: het voorz. mip is alleen gerechtvaardigd als we "vertrekken" opvatten als een abstracte gebeurtenis waarbij niet direct aan een grensoverschrijding wordt gedacht. Dan kan mip als neutraal, universeel, voorz. worden opgevat (let op: een statische lezing van mip, zoals het geval is in § 141.12 zin a., is hier niet aan de orde). Variant c. is eventueel acceptabel als we "vertrekken" opvatten als een beweging die plaatsvindt binnen de locatie die uitgedrukt wordt door "buiten de haven van Bôrâ". Ofwel: Elsa is aan boord gegaan van een schip dat reeds buiten de haven van Bôrâ op de rede lag, en vanuit deze plek vertrekt ze. Elsa is dus niet in deze haven geweest.


1Het voorz. helkara (naar) is per definitie translocationeel (Blok 140.7), en kent geen statisch of dynamisch equivalent.

141.20

Als een dynamisch werkw.n nevengeschikt wordt met een statisch werkw., of een locationeel werkw. wordt nevengeschikt met een translocationeel werkw., is het niet altijd duidelijk welk voorz. er gekozen moet worden. Vergelijk:

Eup svimeLOC én plônseTLOC ântLOC/fesduTLOC ef picaiy knurfel.
Ze zwemt en duikt in het ijskoude water.

Het werkw. svime is een beweging binnen bepaalde grenzen en zal ânt eisen. Maar plônse is grensoverschrijdend en zal fesdu eisen. De relatie van de gecombineerde bezigheid van "zwemmen + duiken" tot "het ijskoude water" moet daarom wat minder letterlijk opgevat worden zodat het grensoverschrijdende karakter van "duiken" ondergeschikt wordt aan het bewegingsaspect van de gehele nevenschikking "zwemmen + duiken". Het voorz. ânt verdient dan de voorkeur.1


1De betekenis van de nevenschikking "zwemmen + duiken" is niet zonder meer een optelling van de betekeniscomponenten van "zwemmen" en die van "duiken", want de component GRENSOVERSCHRIJDEND die bij "duiken" hoort, komt na de optelling niet terug. Een semantische analyse van nevenschikkingen (en samenstellingen) is te vinden in Oleema-Heferg (1990).

141.21

Evenzo:

(1)Do pitte dalotoje ef sÿrt.Hij fietst buiten de stad.
(2)Do pitte én ollae kaf ef mirraukérs
mip ef sÿrt.
Hij fietst en geniet op de landweggetjes
buiten de stad.

In (1) is het bewegende aspect van "fietsen" zo elementair dat dalotoje vereist is. In (2) zorgen de nevenschikking "fietsen + genieten" en de voorz.bep. "op de landweggetjes" ervoor dat het bewegende aspect van "fietsen" ondergeschikt is geworden aan het totale gebeuren dat op de landweggetjes plaatsvindt. En de landweggetjes vormen een statisch gegeven buiten de stad zodat de voorkeur aan mip gegeven wordt.1


1We laten hier in het midden of de voorz.bep. mip ef sÿrt een bepaling vormt bij kaf ef mirraukérs, dan wel nevengeschikt is aan kaf ef mirraukérs en evenals deze constituent een bepaling vormt bij het predicaat pitte én ollae. Zie ook § 141.122–130 over de vraag waar een voorz.bep. bij kan horen, en hoe dit te testen is.

141.22   ad § 141.1   C. Neutralisatie

Onder "neutralisatie" verstaan we het verschijnsel dat de opposities tussen de verschillende voorz.categorieën worden genegeerd, in het bijzonder de opposities statisch ~ dynamisch en locationeel ~ translocationeel. In plaats van een differentiatie tussen bijvoorbeeld fes (inSTAT) ~ ânt (inDYN) ~ fesdu (inTLOC) wordt er een universeel voorz. met de betekenis 'in' gebruikt, waarbij de oppositie STAT~DYN~TLOC geneutraliseerd is. In feite gaat het nu om een meer abstracte interpretatie van "in". Omdat voorz.s van betrekking (Blok 140.10) een abstracte relatie aangaan, is het niet verwonderlijk dat vele universele voorz.s met een abstract karakter tevens in Blok 140.10 zijn opgenomen.

141.23

Voor zover het gaat om de neutralisaties van STAT~DYN en LOC~TLOC, kan het volgende Blok opgesteld worden:

Neutralisatie en universele voorzetsels
LOCTLOCuniverseel 
STATDYN
fesântfesdu×fesin
mipdalotojecupp×mipuit
kusamatlango°langokusamatnaast
zjobarys°ryszjobaonder
blefblefonn/°blefblefachter
furtfurtonn/°furt×furtvoor
kafkafonn/°kafkafop
kura°kura×kuraover
mitai°mitaimitaidoor
sumâtygtja×tygtjategen
tuksttukstlef/°tuksttuksttot

°Eist resultatief in de voorz.bep.
×Als voorz. van betrekking opgenomen in Blok 140.10.

141.24

Vergelijk:

(1)a.Do farte lango/*kusamat ef mârg.Hij loopt langs/naast de berm.
 b.Do farte *lango/kusamat ef ârg.Hij valt door de mand.
  hij loopt naast de loopplank 

(2)a.Do tasse fesdu ef wik.Hij valt in het bad.
 b.Do tasse fes ef reltakô.1Hij treft het niet; het zit hem tegen.
  hij valt in de fuik 

(3)a.Do naxyfole beri ðobiyre ef totomatoÿs *zjoba/rys eft wÿjoe.
  Hij raadt aan om de tomatenplanten onder een ruit te plaatsen.
 b.Do affionnose beri ðobiyre ef Lomkyzârs zjoba/*rys ef ecron.
  hij houdt.ervan INF plaatsen de Lomky-bewoners onder de kroon
  Hij houdt ervan om de bewoners van Lomky op te hemelen.

In (1a) is sprake van een concrete situatie: er vindt een beweging binnen bepaalde grenzen plaats (nl. het lopen langs de wegberm), en daarom moet het voorz. lango gebruikt worden. In (1b) zorgt het idiomatische karakter van de constructie ervoor dat het universele voorz. kusamat gekozen wordt.
In (2a) en (3a) is sprake van een translocationele gebeurtenis, vandaar het gebruik van fesdu en rys (dit laatste met resultatief), zie Blok 140.7. De b-varianten zijn idiomatisch en daarom worden de universele voorz.s fes en zjoba gebruikt.


1Maar onder meer in een idiomatische uitdrukking als

Nert lappe-tûe kafonn sest tiyn.
niet stap-jijPASS op zo'n ding
Aan zo'n zaakje moet je niet beginnen.

wordt – geheel volgens de regels – het translocationele voorz. kafonn gebruikt, en niet het universele voorz. kaf. Het lijkt erop dat sommige voorz.s "een beetje" universeel zijn en dus soms toch in een idiomatische uitdrukking kunnen verschijnen.


141.25

Neutralisatie als bedoeld in de vorige paragrafen houdt feitelijk in dat de voorz.categorieën zoals gegeven in de Blokken 140.6–10 genegeerd worden. Heel dikwijls gaat het om het negeren van de opposities statisch ~ dynamisch en locationeel ~ translocationeel, maar ook andere categorieën kunnen genegeerd worden. Bijvoorbeeld:

a.Ef efantys farte vita ðô sener sientur.
 De kinderen lopen snel op hun moeder af.

b.Ef plurtor lenker lâufire hups na ef efantys.
 de dronken bestuurder afrijdt hard op de kinderen
 De dronken bestuurder komt hard op de kinderen af rijden.

In a. vinden we het translocationele voorz. ðô (op ... af). Gezien de betekenis van het predicaat is een dergelijk voorz. ook te verwachten. Maar in b. vinden we het voorz. van de categorie BETREKKING na (met behulp van; volgens), hoewel het predicaat evenals in a. een grensoverschrijdende actie uitdrukt. In b. hebben we echter te doen met het prepositionele werkw. lâufire na (af komen rijden op), waardoor het gebruik van een translocationeel voorz. geblokkeerd wordt. Prepositionele werkw.n worden verder besproken in § 141.115–121.

141.26

Vergelijk nu:

a.Do ðobiyre ef vasa kafonn ef envlôp. =
b.= Do ðobiyre ef vasa kaf ef envlôpp.
 Hij zet de vaas [boven] op de envelop.

c.Do paine ef gorbas kaf ef envlôp.
 Hij doet de postzegel op de envelop.

d.Do keldeste ef gorbas lef ef envlôp.
 Hij plakt de postzegel op de envelop.

De zinnen a. en b. zijn synoniem en bevatten een translocationeel voorz., wat gezien de betekenis van het predicaat in de lijn der verwachting ligt. Het werkw. paine (doen) in c. is vergeleken bij ðobiyre ([neer]zetten) al zo veel abstracter dat hier neutralisatie optreedt, zodanig dat gekozen wordt voor het universele voorz. kaf. In d. gaat de lexicalisatie nog een stapje verder: om de een of andere reden is het werkw. keldeste (plakken) een prep.werkw. geworden, altijd gecombineerd met lef (met) dat tot de categorie BETREKKING behoort. Dit voorz. blokkeert het productieve gebruik van kaf of kafonn.

141.27

Neutralisatie komen we ook tegen bij werkw.n die samengesteld zijn met een voorz., zoals:

(1)Ef karé njebope-fes ef port.Het schip vaart de haven binnen.
(2)Óps farte-fes ef mittus.Ze lopen de kamer in.
(3)Óps mipufire ef erfo, das kafufire ef tiffugweg.Ze rijden de oprijlaan uit, en dan
 zij uit.rijden het erf, en.dan op.rijden de landwegde landweg op.

(4)Do bore-fesdu ef keša krur.Hij doorboort de dikke muur.
(5)Óps ufire-mip pijâ ef mirra.Ze rijden de straat helemaal uit.

De werkw.n in (1) t/m (4) drukken een grensoverschrijdende actie uit; daarom zouden we bij (1) en (2) het voorz. fesdu verwachten, bij (3) de voorz.s cupp en kafonn, en bij (4) het voorz. fesducupp of mitai. Het werkw. ufire-mip betekent 'van begin tot einde afrijden'; er is hier géén sprake van een grensoverschrijding, en evenmin van de betekenis 'uit', die primair aan mip gegeven moet worden. We zouden hier veeleer het voorz. lango (langs) verwachten.
Werkw.n die met een voorz. zijn samengesteld, hebben altijd zo'n gelexicaliseerd karakter dat er meestal voor een universeel voorz. gekozen wordt (zoals in (1), (2), (3) en (5)). Bij sommige werkw.n wordt een meer specifiek voorz. gebruikt, zoals in (4), maar in dat geval is de basisbetekenis van het voorz. in de samenstelling verloren gegaan.1 Zie ook Blok 141.23.


1Vergelijk (4) met:

i.Do bore fesdu ef keša krur.Hij boort in de dikke muur.

In i. staat het trans.werkw. bore (boren), gevolgd door een voorz.bep. Het grensoverschrijdende karakter van fesdu moet zo begrepen worden, dat de actie van het "boren" van buiten de muur naar binnen toe plaats vindt, of concreet: de boor wordt al draaiend de muur in gewerkt. Vergelijk ook nog:

ii.Do bore eft klafas mip ef keša krur.Hij boort een gat in de dikke muur.

In ii. is sprake van één (onderstreepte) constituent waarin mip ef keša krur een bepaling bij klafas vormt. Zoals reeds in § 140.47 opgemerkt, zegt een Spokaniër dat een gat uit een muur is, en niet erin. Let ook op voorbeeld (2) met het voorz. cupp in deze paragraaf. Zie verder § 141.55.


141.28   ad § 141.1   D. Tijdsbepalingen

De voorz.s die uitsluitend in tijdsbepalingen worden gebruikt, zijn opgenomen in Blok 140.8. Sommige ervan komen ook in andere Blokken voor, maar in de hoedanigheid van tijdsbepaling kunnen zulke voorz.s soms een andere betekenis hebben, zoals:

voorz.in plaatsbepalingin tijdsbepaling
armtaanom; op
ja1tussen; te midden vanvan ... tot; elke
kestomom; in; van
qubâjoin de buurt vanomstreeks

voorz.bij betrekkingin tijdsbepaling
tsazinaar aanleiding vanbij; tijdens

1De betekenis 'van ... tot' is ook terug te vinden indien ja gebruikt wordt als voorz. van grensoverschrijdende richting (Blok 140.7).

141.29

Enkele voorbeelden:

plaats:Ef platiranu menkerate armt ef krur.
 Het schilderij hangt aan de muur.
tijd:Armt frÿtof gress ÿrôme ne'âma tukst/tuksof dur zurt.
 [Op] vrijdag (= alleen eerstkomende vrijdag) werk ik slechts tot drie uur.

plaats:Do ÿtine eft zlako-ðéra roffot kest ef molâfit.
 Hij heeft een slangenleren riem om zijn buik.
tijd:Gress dôxe do armt/kest dur zurt ur holfe.
 Ik verwacht hem om half vier.

plaats:Do trempelira fes ef flerrt ja ef fjatôns én quolâe.
 Hij zit op zolder tussen de dozen en kisten te lezen.
tijd:Do trempelira fes ef flerrt ja terrats.
 Hij zit van dag tot dag (OF  elke dag) op zolder te lezen.

141.30

Het Spokaans gebruikt veel vaker lóf in tijdsbepalingen dan het Nederlands 'gedurende' gebruikt:

Kirro trempe lóf dur zurtarr.Wij lezen drie uren.
Gress ÿrômo lóf ef pijâ gurt.Ik heb de hele ochtend gewerkt.

Alleen in idiomatische uitdrukkingen blijft lóf (of een ander voorz.) meestal achterwege:

effer tof/minkeen dezer dagen/weken
zemperpiphet hele jaar
ef pirminkvolgende week
nâzja-fort[gedurende] geruime tijd
enz. 

141.31

In geïdiomatiseerde tijdsbepalingen komen soms universele voorz.s voor, die niet als typische voorz.s van tijd in Blok 140.8 zijn opgenomen, zoals:

furt raltot dusverre; tot nog toe
helkara dus ur lilepiynog geruime tijd (gerekend vanaf nu)
enz. 

141.32

De fundamenten bij voorz.s van tijd hebben structureel een ander karakter dan de fundamenten bij andere voorz.s, want het gaat nu om tijdsbepalingen, niet om "echte" entiteiten waaraan gerefereerd kan worden met een voornaamwoord. Vergelijk:

a.Jânes feldre fes ef kul, ur Etârt giffe âs ef.
 Jânes zit in de schuur, en Etârt staat erin.

b.Jânes ÿrôme tuksof dur zurt, ur Etârt slape âs dus.
 Jânes werkt tot drie uur, en Etârt slaapt tot dan.

c.* Jânes ÿrôme tuksof dur zurt, ur Etârt slape âs ef.

In alle drie voorbeelden is in Z2 (= 2e nevengeschikte zin, na voegw. ur) het dode voorz. âs gebruikt, dat fes resp. tuksof in Z1 vervangt. Dit is correct (§ 132.144–147).
In a. is het fundament ef kul in Z1 onder coreferentie gepronominaliseerd tot ef in Z2. Ook dit is correct. Maar in b. kan het fundament dur zurt níét gepronominaliseerd worden tot ef (zoals c. laat zien). We moeten nu het add. dus (dan) gebruiken.

141.33

Nog een voorbeeld:

Fara tu mulkare ef efantys tuksof lunatof, mulkare gress óps hurtos dus.
Als jij tot maandag op de kinderen past, zal ik vanaf dan op ze passen.

Dat lunatof geen "gewone" nominale entiteit is, maar een tijdsbepaling, blijkt uit de volgende zin:

(1)Fara tu mulkare ef efantys lunatof, gress nert nestiye beri paine ef dus.
 Als jij maandag op de kinderen past, hoef ik het dan niet te doen.

In (1) is het obtrans.werkw. mulkare gecombineerd met het subject tu en het object ef efantys. Het subst. lunatof kan dus geen nominaal basiselement zijn, en daarom wordt hieraan in Z2 gerefereerd met dus, en niet met een pers.vnw.

141.34   ad § 141.1   E. Voorzetsels in adressen

Let op het typische gebruik van kaf (op) in adressen:

Do zâre fes Port-weg III kaf 32.Hij woont op Port-weg III nummer 32.
Weg 219 kaf 45aWeg 219 nummer 45a
Ef ofiss melde fes Mirra Q9 kaf B6.Het kantoor is op Mirra Q9 nummer B6.

Als een straatnaam een getal bevat, wordt het huisnummer door kaf voorafgegaan. Straten in steden zijn meestal met Romeinse cijfers genummerd. Rijkswegen en provinciale wegen hebben een Arabisch nummer. Let op dat dit nummer soms een deel van de naam is, en niet meer als "echt" wegnummer gebruikt wordt. Zo heette de weg die loopt tussen Aschen en Oziy Weg 219.1 Maar het wegnummer is tegenwoordig 22. Dus we kunnen zeggen: Weg hor 22 pe lo Weg 219 (Weg met nummer 22 heet Weg 219).


1Sinds 1998 heet deze weg Weg na Aschen. Merk op dat in de Verenigde Staten de historische Route 66 allang geen weg meer is met het nummer "66", maar een naam is geworden.

141.35

In sommige straatnamen komen ook wel andere voorz.s dan het productieve kaf voor. In dat geval hoeft de naam niet altijd een nummer te bevatten. Vergelijk:

a.Petriy zâre fes Aftdierot 33.  (algemeen adres)
 Petriy woont op Aftdierot 33.
b.Petriy zâre fes Jakâm fes 33.  (adres te Lift)
 Petriy woont op Jakâm [in] 33.

a.Elsa zâre fes Korda-arâbe 12a.  (algemeen adres)
 Elsa woont op Korda-arâbe 12a.
b.Elsa zâre fes Kôbo-arâbe blef 12a.  (adres te Fonistâ)
 Elsa woont op Kôbo-arâbe [achter] 12a.

a.Ef hotela melde fes Ef Lirrotiy 7.  (algemeen adres)
 Het hotel staat op Ef Lirrotiy 7.
b.Ef hotela melde fes Ef Plÿn luft 7.  (adres te Jatty (BF))
 Het hotel staat op Ef Plÿn [bij] 7.

Merk op dat de b-voorbeelden specifieke gevallen in één plaats zijn.1 De a-voorbeelden kunnen overal voorkomen.


1Juist omdat dit specifieke voorz.gebruik zich beperkt tot één bepaalde plaats, zullen alleen de bewoners zelf op de hoogte ervan zijn. Mensen "van buiten" kennen dit gebruik meestal niet en zullen de algemene regels toepassen.

141.36

Uit de voorbeelden in § 141.35 blijkt dat het algemene voorz. om een straatnaam te markeren fes is, terwijl het Nederlands moet kiezen tussen "in" (een straat), "aan/op" (een plein), "aan" (een kade), "op" (een weg):1

Do zâre fes ef Koles-mirra.Hij woont in de Schoolstraat.
Do zâre fes ef Koles-weg.Hij woont op de Schoolweg.
Do zâre fes ef Koles-plep.Hij woont in/aan de Schoollaan.
Do zâre fes ef Avenû-na-Fonistâ.Hij woont aan de Fonistâ-avenue.
Do zâre fes ef Korda-lirrotiy.Hij woont op het Kerkplein.
Do zâre fes ef Liftkar Grâg.Hij woont aan de Oude Gracht.

1Ook onvertaalde/onvertaalbare niet-Spokanische straatnamen krijgen fes:

Kirro zâre fes Dijksterburen 15.We wonen op Dijksterburen 15.
Do pitte fes Herengracht.Hij fietst op de Herengracht.

Let op de ambiguïteit van:

Eft lekk melde fes Herengracht.Er ligt een lijk op/in de Herengracht.

Disambiguering is mogelijk door toevoeging van "water" of "wal":

Eft lekk melde fes ef Herengracht-knurfel.
Er ligt een lijk in de Herengracht.
Eft lekk melde kaf ef Herengracht-tént.
Er ligt een lijk op de Herengracht. (lett. "op de Herengracht-wal")

Toevoeging van knurfel en tént leidt tot toevoeging van het lidw. ef; zie ook § 50.14–15. Bovendien vereist tént (wal, kade) het voorz. kaf (op), want er is nu niet meer sprake van een straatnaam, maar van een omschrijving.


141.37

Het voorz. na heeft de (oorspronkelijke) betekenis 'naar' in straatnamen als:

(1)Weg-na-Zobidâ (in Tsjech)
(2)Avenû-na-Aflif (in Hoggebim)
(3)Mennweg-na-Fonistâ (in Amahagge)
(4)Mennweg na Amahagge (in Fonistâ)

Het betreft altijd grotere wegen die van de ene plaats naar de andere leiden; vroeger waren dit landwegen, maar vanwege de stadsuitbreidingen zijn dit tegenwoordig dikwijls grote doorgaande wegen door de steden. Het hoofdelement is bijna altijd weg (weg), mennweg (hoofdweg, straatweg) of avenû (avenue). De naam avenû is vaak een 19e-eeuwse vervanging van mennweg toen de weg binnen de bebouwde kom meer het karakter van een met bomen omzoomde wandelweg kreeg, waarlangs luxe villa's werden gebouwd. Op de zuidelijke eilanden Tigof en Lomky komen we in de grote steden ook wel de naam pârc tegen, waarmee dan niet "park" maar "brede laan" bedoeld wordt, zoals in Asjetto: Pârc-na-Noniy. De elementen worden bijna altijd met filâsto's aan elkaar verbonden, in een enkel geval staan de elementen los, zoals in voorbeeld (4).
Merk op dat (3) en (4) feitelijk dezelfde weg aangeven: de naam wisselt op de gemeentegrens van Amahagge en Fonistâ. Deze laatste gemeente mag eigenwijs genoemd worden vanwege de bijzondere spelling zonder koppelstreepjes (spelling volgens het Spokanische Postcodeboek, uitgave 1986).

141.38

Buiten de straatnamen komt het voorz. na alleen voor in de betekenissen 'met [behulp van]; door middel van (vrnl. werktuigen)' en 'volgens'. Zie Blok 140.10. Bijvoorbeeld:

Tu nert ÿrasecû ef nacry na dena fiys-gros.
Je kan de spijker niet met die schroevendraaier inslaan.

Na gress ef nert di eftarsu.
Volgens mij zal het niet lukken.

Na Petriy eftarse ef sértaros fit.
Volgens Petriy zal de verhuizing wel lukken.

vergelijk: 
Lef ef cÿrtiyr pai Petriy eftarse ef sértaros fit.
Met de hulp van Petriy zal de verhuizing wel lukken.

141.39   ad § 141.1   F. Uitdrukkingen voor maten en gewichten

Waar het Nederlands vrijwel uitsluitend van gebruikt, om de maat van iets uit te drukken (zoals in: met een diepte van 100 m; met een lengte van 3 km), heeft het Spokaans een hele reeks voorz.s, al naar gelang iets "diep", "lang", "breed", enz. is:

tijd:eft kirt lóf main cretarreen lichtflits van 10 cretarr1
hoogte:eft kelbra kaf ér metereen tafel van 1 m hoog
breedte:eft kiyk luft ér metereen pad van 1 m breed
diepte:eft zé rys 850meen zee van 850 m diep
dikte:2eft répiyt tuf 2dmeen kabel met een dikte van 2 dm
omtrek:eft siyclo roffottô 8smeen cirkel met een omtrek van 8 cm
 eft blufk roffottô 8kmeen weiland met een omtrek van 8 km
lengte:eft mirra lango 10kmeen weg van 10 km lengte
 eft plâkomÿ mitai 10kmeen tunnel van 10 km lengte
 eft gÿrt kura 1kmeen brug van 1 km lengte
inhoud:eft amâr âfry 2 literseen emmer van 2 liter

1Een cretarr is de tijdsduur van 1/3600 seconde.


2Het voorz. tuf in de betekenis van 'met een dikte van' wordt voornamelijk in de techniek en door timmerlieden gebruikt. In de gewone spreektaal wordt een omschrijving gebruikt, zie hiervoor § 141.41.

141.40

Merk op dat bij lengte-aanduidingen een voorz. gekozen wordt dat uitdrukt op welke wijze deze afstand afgelegd wordt: men gaat door (mitai) een tunnel, maar over (kura) een brug. Het voorz. lango is ongemarkeerd, in die zin dat dit altijd gebruikt wordt met betrekking tot de lengte van entiteiten die niet "af te leggen" zijn, zoals:

eft répiyt lango 650meen kabel van 650 m lengte

141.41

Maat- en afstandaanduidingen die niet zijn opgenomen in § 141.39 dienen expliciet omschreven te worden, zoals:

âfry eft kešaiy rifomet een dikte van ...; van ... dik
âfry eft diametra rifomet een doorsnede van
âfry eft jakars rifomet een oppervlakte van
âfry eft ÿrtÿr rifomet een inhoud van
âfry eft drakâs rifomet een gewicht van ...; van ... zwaar
âfry eft plilder rifomet een temperatuur van
âfry eft plajos rifomet een helling van
âfry eft pjaqurros rifomet een stijging van
âfry eft monentos rifomet een daling van
âfry eft raðus rifomet een straal van
âfry eft vitešo rifomet een snelheid van
âfry eft tradam-tmopos rifomet een versnelling van
âfry eft prôât-tmopos rifomet een vertraging van

141.42

Soms komt men wel een gen.-constructie tegen die de voorz.bep. met rifo (§ 141.41) vervangt, vergelijk:

eft cÿra âfry eft kešaiy rifo 2dm = eft cÿra âfry 2dm-ecÿr kešaiy
een tak van 2 dm dik; een tak met een dikte van 2 dm

eft mirra âfry eft monentos rifo 7% = eft mirra âfry 7%-ecÿr monentos
een weg met een afdaling van 7%

Dergelijke genitiefconstructies doen tegenwoordig archaïsch aan. Zij worden alleen nog in bepaald vakjargon (zoals in de wegenbouw en de werktuigbouwkunde) gebruikt.
Voor de schrijfwijze van 2dm-ecÿr of 7%-ecÿr wordt verwezen naar § 60.19.

141.43

De uitdrukkingen in § 141.41 worden beschouwd als geïdiomatiseerde uitdrukkingen. Dit betekent dat âfry (met) niet vervangen kan worden door het antoniem âfriye (niet met). Vergelijk:

* eft cÿra âfriye eft kešaiy rifo 2dm
eft cÿra nert âfry eft kešaiy rifo 2dm
een tak niet met een dikte van 2 dm
een tak die geen 2 dm dik is

141.44

Bij het uitdrukken van maten, afstanden en gewichten kan het Spokaans (naast het idioom in § 141.41) ook gebruikmaken van constructies met een ideoantoniem (zie ook § 161.3). De volgende ideoantoniemen zijn bruikbaar:

add.:ulliydik∩dun
add.:drakiyzwaar∩licht
add.:tmopiysnel∩langzaam
teg.dw.:tmopeliraversnellend∩vertragend
teg.dw.:xâméeliradalend∩stijgend

141.45

De in § 141.44 opgesomde ideoantoniemen kunnen als een adj.add. verschijnen, gevolgd door een voorz.bep. met fara die de feitelijke maat noemt. Dergelijke constructies worden als formele schrijftaal beschouwd. Voorbeelden:

$ eft ulliy fara 2dm cÿraeen 2 dm dikke tak
$ eft drakiy fara 1kg kolinieen 1 kg zware steen
$ eft tmopiy fara 200km/zrr otoeen auto die 200 km/u rijdt/kan rijden
$ eft tmopelira fara 20sm/srr² simuereen projectiel met een versnelling van 20 cm/sec²
$ eft xâméelira fara 4% mirraeen weg met een helling van 4%
(lett. "een als 4% dalende/stijgende weg")

141.46

Soms kunnen af te leggen afstanden als tijdsbepaling geïnterpreteerd worden. Vergelijk:

(1)minkÿr dur kilometersna 3 km
(2)mintof dur kilometers(idem)

In (1) wordt de drie kilometer als een "voorwerp" beschouwd (bijvoorbeeld een stuk weg van die lengte). In (2) daarentegen zien we de drie kilometer als een periode waarin deze afstand afgelegd wordt. Vergelijk ook:

(3)Ef lenker uokkelira lóf main kilometers.
 De chauffeur zit gedurende tien kilometer te roken.
OF  De chauffeur zit tien kilometer lang te roken.

Bij (3) past de volgende interpretatie: de chauffeur zit te roken gedurende het tijdsbestek waarin hij tien kilometer aflegt.

141.47   ad § 141.1   G. Kwantificatie en kwalificatie

Onder "kwantificatie" verstaan we hier een toevoeging die de hoeveelheid van een entiteit aangeeft; "kwalificatie" wil zeggen: een toevoeging die de soort van een entiteit aangeeft. Deze gekwantificeerde of gekwalificeerde entiteit wordt het "hoofd" van de constructie genoemd. In de volgende voorbeelden is het hoofd vetgedrukt:

kwantificatie:eft amâr rifo plekoeen emmer zand
kwalificatie:eft zjut frenvu rifo veldurseen raar soort mensen

141.48

Kwantificatie en kwalificatie worden in het Spokaans meestal met het voorz. rifo aan het hoofd verbonden. Soms is een ander voorz. mogelijk. In het Nederlands blijft een voorz. meestal achterwege. Bijvoorbeeld:

eft hupster ðârlotiy rifo plekoeen grote hoeveelheid Ø zand
dur amârs rifo/lef kjupt knurfeldrie emmers [met] heet water
dena frenvu rifo mimpitsdit soort Ø boeken
eft kelbra peran pai mimpitseen tafel vol boeken
gopirus mitarr furt silenco1enige minuten Ø stilte
eft riffô rifo/fân mimðer2een bron van ellende

Achter maten blijft het voorzetsel achterwege, zoals: ten liters helt (twee liter melk). Zie hiervoor § 170.40.


1Gopirus mitarr kan beschouwd worden als een "hoeveelheid van tijd", en daarom is er sprake van een kwantificatie.


2Deze uitdrukking lijkt op een kwantificatie, analoog aan "een emmer zand", hoewel het idiomatische karakter ervan het kwantificerende idee verdoezelt.

141.49

Er is een syntactisch verschil tussen een voorz. gevolgd door een hoofd, en een voorz. gevolgd door een fundament. Vergelijk:

a.ef pet rifo ef 'jande pet van de jongen
b.eft zjut frenvu rifo 'janeen raar soort jongen

In a. vormt rifo ef 'jan een voorz.bep., bestaande uit het voorz. rifo en het fundament ef 'jan. In b. daarentegen vormt eft zjut frenvu rifo een kwalificatie bij het hoofd 'jan. Het verschil tussen een fundament (zoals ef 'jan in a.) en een hoofd (zoals 'jan in b.) blijkt onder meer uit de afwezigheid van een lidw. in het laatste geval. Bij kwantificaties zijn hoofden meestal stoffelijke subst.n, want deze hebben een zodanig karakter dat ze kwantificeerbaar zijn.

De constructies a. en b. kennen de volgende onderliggende structuren:

a.ef pet {rifo ef 'jan}
b.{eft zjut frenvu rifo} 'jan

Dit verschil in structuur is de reden dat (1) correct is en (2) door velen als vreemd ervaren wordt:

(1)ef pet rifo ef 'jan ur ef zieo âs ef 'nin
 de pet van de jongen en de muts van het meisje

(2)? eft flifados frenvu rifo 'jan ur eft tnefer šôt âs 'nin
 een aardig soort jongen en een vreemd type Ø meisje

In (1) kan het tweede rifo vervangen worden door het dode voorz. âs, in (2) kan volgens veel taalgebruikers dit dode voorz. niet gebruikt worden.1


1Argumenten voor en tegen een constructie als (2) worden behandeld in Bradforth (1991).

141.50

Zowel in het Spokaans als in het Nederlands vormen een kwantificatie met zijn hoofd (een kist zand) en een voorwerp met een nadere bepaling (een kist met het zand) de uiterste polen van een glijdende schaal met afnemend "kwantificatie-gevoel". Vergelijk:

a.eft quola rifo plekoeen kist zand
b.* eft quola rifo ef pleko* een kist het zand
c.eft quola lef ef plekoeen kist met het zand
d.eft quola lef plekoeen kist met zand

Het voorz. rifo (overeenkomend met geen enkel voorz. in het Nederlands) drukt altijd een kwantificatie uit (variant a.; refereert aan "zand" in de hoeveelheid die in de kist past). Daarom is toevoeging van de lidw.n ef en het hier ongrammaticaal (in b.). Variant c. refereert aan een kist gevuld met zand, en hier kunnen pleko en zand door een lidw. voorafgegaan worden. Variant d. herinnert vanwege het lidw.-loze pleko aan a. (dus een kwantificatie), maar herinnert vanwege het voorz. lef tevens aan d. (dus een specificatie). Of er sprake is van kwalificatie of specificatie kan aangetoond worden in de volgende zinnen:

(1)Tek jiyxe eft quola rifo pleko kura ef glal mirra.
 Tek strooit een kist zand over de gladde weg.

(2)® Tek jiyxe eft quola lef ef pleko kura ef glal mirra.
 Tek strooit een kist met het zand over de gladde weg.

(3)? Tek jiyxe eft quola lef pleko kura ef glal mirra.
 Tek strooit een kist met zand over de gladde weg.

Zin (1) is correct: deze drukt uit dat Tek een hoeveelheid zand over de weg strooit die in een bepaalde kist past. Zin (2) is semantisch raar, want hier staat dat Tek een kist over de weg strooit, en dat die kist zand bevat. Zin (3) is acceptabel als deze net zo geïnterpreteerd wordt als (1). Sommige Spokaniërs verwerpen echter het gebruik van een ander voorz. dan rifo en keuren (3) dan ook af, omdat deze alleen als synoniem van (2) begrepen kan worden.

141.50a

Let ook op het verschil:

a.Lerdu koldre eft sako rifo cartôlks fesdu ef knurfel.
 Lerdu gooit een zak aardappelen in het water.

b.Lerdu koldre eft sako lef [ef] cartôlks fesdu ef knurfel.
 Lerdu gooit een zak met [de] aardappelen in het water.

In a. gaat het om een hoeveelheid aardappelen die Lerdu in het water gooit (de zak houdt hij). In b. gaan de aardappelen met zak en al het water in.

141.51

Vergelijk nu:

a.eft zjut 'janeen rare jongen
b.eft zjut frenvu rifo 'janeen raar soort jongen

De zinnen a. en b. komen in zoverre met elkaar overeen dat we kunnen zeggen dat zowel zjut als zjut frenvu een nadere specificatie bij 'jan is. Toch is er een belangrijk syntactisch verschil: in a. hoort het lidw. eft bij 'jan, in b. echter bij frenvu. Dit blijkt als we 'jan vervangen door het meervoudige 'jans, dat nooit door eft voorafgegaan kan worden:

a′.* eft zjut 'jans* een rare jongens
b′.eft zjut frenvu rifo 'janseen raar soort jongens

141.52

Bij kwantificaties bestaat het hoofd altijd uit een stoff.subst. of een meervoudig niet-stoff.subst.:

(1)a.dur amârs rifo sementdrie emmers cement
 b.fâr quolâe rifo plâciysvier kisten tegels

Bij kwalificaties bestaat het hoofd altijd uit een stoff.subst. of een enkelvoudig niet-stoff.subst.:

(2)a.eft quista wétriyn rifo sementeen goede kwaliteit cement
 b.eft tildâ wétriyn rifo plâciyeen slechte kwaliteit tegel[s]

141.53

In (2b) heeft plâciy feitelijk het karakter van een stoff.subst. gekregen, want er ontbreekt een lidw. en een meervoudige vorm is onmogelijk. Dit stoffelijke karakter werd tot halverwege de vorige eeuw expliciet uitgedrukt met het circumfix to--ÿ (§ 21.5), en ook heden ten dage komen we deze suffigering nog tegen in archaïsch of poëtisch taalgebruik. Vergelijk (2b) met:

†℗ eft tildâ wétriyn rifo toplâciyÿeen slechte kwaliteit tegel[s]

141.54

Als rifo een kwalificatie/kwantificatie met een hoofd verbindt, mag dit hoofd uit een infinitief bestaan, en is een deverbalisering niet nodig. Dit is een rechtstreeks gevolg van het feit dat rifo geen voorz.bep. met de infinitief vormt, maar een element in de kwalificatie/kwantificatie is. Vergelijk:

(1)a.* Eup melde pÿr furt ef tupplipe.
 b.Eup melde pÿr furt ef ÿtupplipos.
  Ze is gek op reizen.

(2)a.Eup nert affionnose dena frenvu rifo ef tupplipe.1
 b.? Eup nert affionnose dena frenvu rifo ef ÿtupplipos.
  Ze houdt niet van deze vorm van reizen.

Zin (1a) is fout omdat er na het voorz. furt een gedeverbaliseerde vorm met het circumfix ÿ--os noodzakelijk is (vgl. (1b)). Dit is uitgelegd in § 141.101a–101b (zie ook § 126.61–63). Maar (2a) is correct omdat het voorz. rifo hier een kwalificatie (dena frenvu (deze vorm)) met het hoofd verbindt. Een deverbalisering in de trant van (2b) wordt niet door iedereen goedgekeurd.


1Zie ook dit voorbeeld in § 50.35.
Nominaal gebruikte infinitieven worden altijd met een bep.lidw. gemarkeerd; ook in dergelijke kwalitatieve constructies.

141.55   ad § 141.1   H. Deel van grotere verzameling

Om uit te drukken dat een entiteit deel uitmaakt van een grotere verzameling entiteiten, wordt het voorz. mip gebruikt. Het Nederlandse equivalent is meestal 'van':1

cradef bellarts mip ef cÿrtalle leerlingen van/uit de klas
ér mip ef mimpitseen van de boeken
ef hupster oras sért mip ef wertlâhet grootste huis van de wereld

1Volgens Irenn Gâres (1989) kan ook het gebruik van mip (uit) i.p.v. fes (in), in combinatie met "gat" verklaard worden door aan te nemen dat een "gat" beschouwd wordt als deel van een grotere verzameling; zoals in eft klafas mip ef krur (een gat in de muur). Zie ook § 140.47.

141.56

Als de mip-constructie zoals bedoeld in de vorige paragraaf een overtreffende of minste trap bevat, kan de voorz.bep. met mip ook onmiddellijk achter deze trap verschijnen. We hebben dan met een zg. adjectivische voorz.bep. te doen. Vergelijk het laatste voorbeeld in de vorige paragraaf met:

ef hupster oras mip ef wertlâ sérthet grootste huis van de wereld

Andere voorbeelden:

(1)a.Tu melde ef pûl oras bellart mip ef cÿrt. =
 b.= Tu melde ef pûl oras mip ef cÿrt bellart.
 Jij bent de domste leerling van de klas.

(2)a.Ef pâxbariy tom zeces mip Spooksoliy tóte beri melde Thedor. =
 b.= Ef pâxbariy tom mip Spooksoliy zeces tóte beri melde Thedor.
 Het minst vredelievende dorp van Spokanië schijnt Thedor te zijn.

We moeten deze voorbeelden dus zo interpreteren dat in (1b) mip ef cÿrt (van de klas) een bepaling vormt bij pûl oras (domste), en dat in (2b) mip Spooksoliy (van Spokanië) een bepaling vormt bij pâxbariy tom (minst vredelievend). Dit is analoog aan (3) waarin purfillus (verschrikkelijk) een bepaling vormt bij graviy (ernstig) (zie § 40.42):

(3)ef purfillus graviy moplariyhet verschrikkelijk ernstige ongeluk

141.57

Verwar deze mip-constructies niet met lÿ-constructies bij vergelijkingen:

a.Groft sért melde hupster oras mip ef zeces.
 Zijn huis is het grootste van/uit het dorp.

b.Groft sért melde lÿ ef viltiy hupster terat.  (vgl. § 43.3)
 Zijn huis is groter dan het jouwe.

In onverzorgde spreektaal komt in zulke constructies de voorz.bep. wel eens op de verkeerde plaats, zodanig dat de volgordes van a. en b. verward worden. We kunnen dan zinnen horen als:

a′.?£ Groft sért melde mip ef zeces hupster oras.
b′.?£ Groft sért melde hupster terat lÿ ef viltiy.

141.58

Omdat zowel mip als lÿ de betekenis van 'uit' kan hebben, is het niet verwonderlijk dat deze twee voorz.s in slordig taalgebruik door elkaar gehaald worden in de constructies uit de vorige paragraaf. We kunnen dan zinnen horen als:

a′′.?£ Groft sért melde hupster oras lÿ ef zeces.
b′′.?£ Groft sért melde mip ef viltiy hupster terat.

Vergelijk ook:

a.* Groft sért melde lÿ ef zeces hupster oras.
 (lett. "zijn huis is het grootste dan het dorp")

b.Groft sért melde lÿ ef viltiy hupster terat.
 Zijn huis is groter dan het jouwe.

Zin a. is analoog aan b. gevormd, maar zowel syntactische als semantische onzin.
Voor mip en lÿ bij trappen van vergelijking, zie ook § 144.12–33.

141.59

Bij onregelmatige overtreffende en minste trappen is een adjectivische voorz.bep. de enige grammaticale mogelijkheid. Vergelijk:

* Tu melde ef guldâ bellart mip ef cÿrt.
Tu melde ef guldâ mip ef cÿrt bellart.
Jij bent de beste leerling van de klas.

* Óps vende riyfain helkara ef qury póntel mip ef zeces.
Óps vende riyfain helkara ef qury mip ef zeces póntel.
Ze gaan altijd naar het minst gezellige café van het dorp.

141.60

Als de mip-bepaling erg lang of complex is, leidt plaatsing ervan achter de onregelmatige trap tot een slechte constructie, zoals in:

(1)? Gress cônsidere Elsa ef ðônt lo ef apecc mip ef pijâ
    ik beschouw Elsa het keukenmeisje als het minst.slecht uit het gehele
 toqummertÿ pai ef kômah otôr Peoll Uðân mimpit.1
 oeuvre van de matige schrijver Peoll Uðân boek
 Ik vind Elsa het keukenmeisje het minst slechte boek uit het gehele
oeuvre van de matige schrijver Peoll Uðân.

Daar achteraanplaatsing van de vette mip-bepaling eveneens tot een ongrammaticale zin leidt (apecc is immers een onregelmatige minste trap), kan (1) alleen grammaticaal gemaakt worden met behulp van een bepalingaankondigende constructie (§ 73.13–15): achter mip volgt een bep.aank.vnw., en de oorspronkelijke mip-bepaling volgt als relatieve bijzin achter de hoofdzin:

$ Gress cônsidere Elsa ef ðônt lo ef apecc mip nem1 mimpit, 1 melde ef
   ik beschouw Elsa het keukenmeisje als het minst.slecht uit datgene1 boek, dat1 is het
pijâ toqummertÿ pai ef kômah otôr Peoll Uðân.
gehele oeuvre van de matige schrijver Peoll Uðân

Een dergelijke – nogal complexe – constructie is echter wel formele schrijftaal.


1Peoll Uðân (1882–1941) heeft zijn hele leven in het centrum van Hirdo gewoond en genoot voornamelijk bekendheid als vertaler van Engelse en Duitse romans. Van de zes boeken die hij totaal schreef, is alleen Elsa ef ðônt (Elsa het dienstmeisje) uit 1911 een behoorlijk succes geworden.

141.61   ad § 141.1   I. Bezitsrelaties

Bezit wordt uitgedrukt door:

(a)genitief (zie Hoofdstuk 60)
(b)voorz. rifo (§ 141.62)
(c)voorz. pai (§ 141.64)

141.62   ad § 141.61   (b)  Voorzetsel rifo

Het voorz. rifo met als hoofdbetekenis 'van' is het meest algemene, minst gemarkeerde voorz. in het Spokaans. Het kan in bijna alle gevallen een gen.-constructie vervangen zonder dat dit grammaticale, stilistische of pragmatische consequenties heeft. Vergelijk:

Lerduex ef pitter = ef pitter rifo LerduLerdu's fiets = de fiets van Lerdu
ef otoecÿr ufirklâne = ef ufirklâne rifo ef otode wielen van de auto

141.63

Als een bezitsuitdrukkende bepaling (gen.- of rifo-constructie) antecedent is bij een relatieve -lira-constructie, ontstaat er een betekenisverschil omdat de -lira-bijzin altijd onmiddellijk achter het antecedent volgt. Vergelijk a. met b. (het antecedent is vet):

(1)a.ef kinâecÿr zûpstiy, ef medikiy nert unerelira
  de oorzaak van de ziekte, die de dokter niet begrijpt
(de dokter begrijpt de oorzaak niet)

 b.ef zûpstiy rifo ef kinâ, ef medikiy nert unerelira
  de oorzaak van de ziekte, die de dokter niet begrijpt
(de dokter begrijpt de ziekte niet)

(2)a.Gress ef šergecÿr , Tek flectarolira, koldre fesdu ef todirtÿlot.
  Ik heb de sleutel van het hangslot, die Tek heeft verbogen, in de
vuilnisbak gegooid.
(Tek heeft de sleutel verbogen, en die heb ik weggegooid)

 b.Gress ef ké rifo ef šerg, Tek flectarolira, koldre fesdu ef todirtÿlot.
  Ik heb de sleutel van het hangslot, dat Tek heeft verbogen, in de
vuilnisbak gegooid.
(Tek heeft het hangslot verbogen, en de sleutel ervan heb ik weggegooid)

Zie ook § 124.42–43 voor dit verschil tussen gen.-constructie en voorz.bep.1


1Als de relatieve -lira-zin door een zin met een betr.vnw. vervangen wordt, moet er goed op de plaats van de antecedent-markeerder ki gelet worden. Vergelijk:

a.Gress ki ef šergecÿr ké koldre fesdu ef todirtÿlot, Tek té flectaro. =
b.= Gress ki ef ké rifo ef šerg koldre fesdu ef todirtÿlot, Tek té flectaro.
 Ik heb de sleutel van het hangslot, die Tek heeft verbogen, in de vuilnisbak
gegooid.  (Tek heeft de sleutel verbogen, en die heb ik weggegooid)

c.Gress ef ké rifo ki ef šerg koldre fesdu ef todirtÿlot, Tek té flectaro.
 Ik heb de sleutel van het hangslot, dat Tek heeft verbogen, in de vuilnisbak
gegooid.  (Tek heeft het hangslot verbogen, en de sleutel ervan heb ik
weggegooid)

d.* Gress ef šergecÿr ki koldre fesdu ef todirtÿlot, Tek té flectaro.

In a. markeert ki de gehele onderstreepte gen.-constituent. Omdat het hoofd van deze constituent is, zal dit ook het antecedent van het betr.vnw. zijn. In b. valt de voorz.bep. rifo ef šerg buiten de met ki gemarkeerde constituent (onderstreept); ook nu is het antecedent van . In c. vormt het onderstreepte deel een voorz.bep., waarin het nominale deel door ki gemarkeerd kan worden, om als antecedent bij het betr.vnw. te dienen. De band tussen het voorz. en zijn fundament is zo los dat ki ertussen geschoven kan worden. Daarentegen is de band tussen een gen.bepaling en zijn fundament zo hecht dat ki hier níét tussen geschoven kan worden; zie d.


141.64   ad § 141.61   (c)  Voorzetsel pai

Het voorz. pai kan een bezitsrelatie uitdrukken als er tevens een "passieve relatie" gevoeld wordt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een samengesteld subst., waarvan het eerste lid een infinitief is, bijvoorbeeld:

Ef zâre-sért pai Syrell Oleema-Flofariy1 melde ralfort eft musém.
Het woonhuis van Syrell Oleema-Flofariy is tegenwoordig een museum.

De "passieve relatie" is te verklaren door aan te nemen dat een "woonhuis" een huis is om te "bewonen" en dat dit "bewonen" gedaan werd door Syrell Oleema, zodat het als "zijn eigen" huis fungeerde.


1Pegrevisch schrijver (1885–1963). Zijn woonhuis in Alerita (Pleko-seert) is nu een museum.

141.65

Vergelijk de verschillende vertalingen van "van":

a.Gress ef letra rifo sener sour pónze.1
 (mijn zuster bezat de brief, en nu is die in mijn bezit)
b.Gress ef letra pai sener sour pónze.
 (mijn zuster heeft de brief geschreven)
c.Gress ef letra rifonn/lÿ sener sour pónze.
 (mijn zuster heeft de brief verstuurd)
Ik heb de brief van mijn zuster gekregen.

In c. is er voor velen sprake van een translocationele situatie: de brief beweegt zich van de bron (mijn zuster) naar het doel (ikzelf). Maar sommigen zien in lÿ een meer abstracte uitdrukking van BETREKKING: de brief is afkomstig van mijn zuster. Zie ook § 140.120 voor rifonn en § 140.103 voor lÿ.


1Vergelijk het bezit-uitdrukkende rifo met de genitief in:

d.Gress sener sourer letra pónze.
 Ik heb mijn zusters brief gekregen.

Voor sommige Spokaniërs bestaat er een verschil tussen a. en d.: in a. wordt bedoeld dat mijn zuster die brief nu niet meer in haar bezit heeft, maar dat ik hem nu bezit. In d. wordt bedoeld dat mijn zuster die brief nog steeds in haar bezit heeft maar dat ik hem tijdelijk onder mijn hoede heb (na het lezen moet ik de brief weer teruggeven). Dit verschil ligt voor de hand als we aannemen dat een genitief altijd een "ondeelbaar of inherent bezit" uitdrukt, terwijl rifo een veel lossere relatie aangeeft.


141.66   ad § 141.1   J. Voorzetselbepaling met additivisch karakter

Een stuk of 30 voorz.bep.n zijn zodanig geïdiomatiseerd dat zij het karakter van een additief hebben gekregen. De meest algemene zijn:

Voorzetselbepaling als additief
fes avyrowijlen (RK) mip ef probarosinstinctief
lef/luft éraeervol quân ef rûlenthousiast,
luft Ergetwijlen (Erg)    geestdriftig
fes belt fortspoedig lef querret spinnlukraak
ðônos na forttegelijkertijd armt slit ur flémin lichterlaaie
na fotelabusievelijk lef spinnvrij (vertaling,
nert lef kâmwezenloos    interpretatie)
hiycce minkÿroverdadig (maal- lef stentsteekhoudend
  ef ként  tijd) tjâg tiffugste voet
luft ef kvâloongesteld (vrouw) lef ef tjekssteevast
na miyparosoverwégend furt tvokosuitzonderlijk
na mô'ešosvoorwaardelijk jen wâlkânopeengepakt
fes neprobaonwillekeurig armt ÿfartosin werking, in
ðÿm nivomateloos    bedrijf
mip origiyoorspronkelijk lef zelgrondig
fes probaopzettelijk, armt zempersbejaard
   stelselmatig lo zerfiyop zicht
fes pelat probamoedwillig fes zurtbijtijds

141.67

Over het algemeen treden de voorz.bep.n uit dit Blok op in een predicatieve context, dus analoog aan een pred.add. Daarbij is rechtse of linkse dislocatie gebruikelijk, omdat zulke voorz.bep.n als "zwaar" worden gevoeld. Bijvoorbeeld:

a.Óps mešane lef ef tjeks mintof fort. =
b.= Óps mešane mintof fort lef ef tjeks. =
c.= Lef ef tjeks óps mešane mintof fort.
Ze komen steevast te laat.

a.Ef medikiy quÿlape lef zel ef floma. =
b.= Ef medikiy quÿlape ef floma lef zel. =
c.= Lef zel ef medikiy quÿlape ef floma.
De dokter onderzoekt de patiënt grondig.

a.Sest politiycers armtriffe fes pelat proba ef ymazersô. =
b.= Sest politiycers armtriffe ef ymazersô fes pelat proba. =
c.= ? Fes pelat proba sest politiycers armtriffe ef ymazersô.
Zulke politici wakkeren het geweld moedwillig aan.

a.? Kirro vârnûs fes zurt do. =
b.= Kirro vârnûs do fes zurt. =
c.= ?? Fes zurt kirro vârnûs do.
We moeten hem bijtijds waarschuwen.

Rechtse dislocatie, zoals in de b.-zinnen, klinkt meestal het meest natuurlijk. In het laatste voorbeeld zorgt het korte object do ervoor dat rechtse dislocatie feitelijk de enige mogelijkheid is. Linkse dislocatie zoals in de c.-zinnen is vaak gemarkeerd (drukt bijvoorbeeld sterke emfase of contrast uit).

141.68

Sommige van deze voorz.bep.n kunnen ook adjectivisch optreden. Dit gaat met name gemakkelijk bij constructies die uit slechts twee woorden bestaan: een voorz. en een (lidwoordloos) subst. Vergelijk:

a.ef šefetiy clûmade onrustige menigte
b.ef jen wâlkân clûmade opeengepakte menigte

a.ef kemmurus dismysoshet onverwachte ontslag
b.ef lef éra dismysoshet eervolle ontslag

a.eft terat ypâramiy ki trânslatašoeen zeer nauwkeurige vertaling
b.eft terat lef spinn ki trânslatašoeen zeer vrije vertaling

a.ef flacÿr oras arpinzolhet bijzonderste plan
b.ef furt tvokos oras arpinzolhet uitzonderlijkste plan

Uit het laatste voorbeeld blijkt dat dergelijke idiomatische voorz.bep.n ook aan de trappen van vergelijking kunnen deelnemen.

141.69

Als het subst. in een dergelijke voorz.bep. een lidw. draagt, wordt vooropplaatsing moeilijker, en vooropplaatsing wordt onmogelijk bij nog langere constructies. Vergelijk:

a.eft kinur mosjeuseen zieke vrouw
b.? eft luft ef kvâlo mosjeuseen ongestelde vrouw

a.eft topûl remarcoseen ondoordachte opmerking
b.*? eft lef querret spinn remarcoseen lukrake opmerking

a.eft ôpalefiy reoeen overvloedige maaltijd
b.? eft hiycce minkÿr ef ként reo1een overdadige maaltijd

In deze gevallen kan de voorz.bep. beter als "echte" voorz.bep. achter het antecedent geplaatst worden:

b′.eft mosjeus luft ef kvâloeen ongestelde vrouw
b′.eft remarcos lef querret spinneen lukrake opmerking
b′.eft reo hiycce minkÿr ef kénteen overdadige maaltijd

Hier hebben we te doen met normale additivische voorz.bep.n zoals besproken in § 141.125–130.


1Deze voorz.bep. is bijzonder omdat ze twee nevengeschikte voorz.s bevat. Het betreft hier letterlijk een maaltijd die "tot voorbij de maag = verder dan de maag" gaat. Als we dit beschouwen als een translocationeel gebeuren, zou het kénte (rs!) moeten zijn. Het idiomatische karakter blokkeert de regelmatige resultatief.

141.70

Vanwege hun additivische karakter kunnen/moeten deze voorz.bep.n ook met lo gemarkeerd worden, volgens de regels gegeven in § 40.13–19. Vergelijk:

a.Do dÿfe ef nios lo gÿtrâs.
 Hij maakt de reparatie slordig af.
(de reparatie ziet er na het afmaken slordig uit)

b.Do dÿfe ef nios lo fes perkaliy.
 Hij maakt de reparatie provisorisch af.
(de reparatie ziet er na het afmaken provisorisch uit)

a.Elsa pjôle [lo] klata rifo ef feminesmiyecÿr hâc.  (vgl. § 40.13)
 Elsa praat overtuigd over het nut van het feminisme.

b.Elsa pjôle [lo] quân ef rûl rifo ef feminesmiyecÿr hâc.  (vgl. § 40.13)
 Elsa praat enthousiast over het nut van het feminisme.
(= nu ze erover praat, wordt Elsa zelf ook enthousiast)

141.71

Als een voorz.bep. haar concrete betekenis behoudt (dus niet geïdiomatiseerd is), is toevoeging van lo nooit mogelijk, vergelijk:

* Do lâfâstoe ef ferdu lo lef ef manceste.
Hij bekleedt de stoel met fluweel.

Vergelijk ook de voorbeeldzinnen in § 141.129 en § 141.144.

141.72   ad § 141.1   K. Voorzetsels vs. andere woordsoorten

Er zijn ongeveer 190 voorzetsels. Zo'n 65 woorden die voorz. kunnen zijn, vallen tevens onder een andere woordsoort, zoals voegwoord, additief, determinant of teg.dw. Voorz.s die tevens als voegwoord kunnen optreden, zijn opgenomen in Blok 121.39 en verder behandeld in § 121.40–64.
Hieronder zullen we aandacht besteden aan voorz. die tevens als additief of teg.dw. kunnen optreden, en aan voorz.s die ook als determinant gebruikt worden.

141.73

Van alle voorz.s die tevens een add. CAT. III zijn (de traditionele bijwoorden, zie Blok 140.33) kunnen we aannemen dat de additivische functie aan een oorspronkelijk voorz. is toegevoegd. Deze gebruiksuitbreiding is een gevolg van het feit dat het voorz. eerst deel uitmaakt van een voorz.bep. met een semantisch vaag fundament (bijvoorbeeld ef (het)), waarna dit fundament achterwege kan blijven. De voorz.bep. die dan nog slechts uit een voorz. bestaat, wordt nu als additief opgevat. Vergelijk de aflopende semantische duidelijkheid van het fundament, met als resultaat dat het voorz. een bijwoord is geworden:

(1)a.Petriy zâre hogorit eft spiryter.Petriy woont boven een alcoholist.
 b.Petriy zâre hogorit rast.Petriy woont boven iemand.
 c.Petriy zâre hogorit ef.Petriy woont erboven.
 d.Petriy zâre hogorit.Petriy woont boven.

Vergelijk ook:

a.Ef efanty feldre blefkaf ef pitter.Het kind zit achter op de fiets.
b.Ef efanty feldre blefkaf ef.Het kind zit erachterop.
c.Ef efanty feldre blefkaf.Het kind zit achterop.

141.74

Echter, niet alle voorz.s hebben zo'n bijwoordelijke functie. Een vorm als kusamat (naast) kan alleen als voorz. optreden (maar er bestaat wel een apart add. CAT. III zerattat ([er]naast)). Vergelijk (1) met:

(2)a.Petriy zâre kusamat eft spiryter.Petriy woont naast een alcoholist.
 b.Petriy zâre kusamat rast.Petriy woont naast iemand.
 c.Petriy zâre kusamat ef.Petriy woont ernaast.
 d.* Petriy zâre kusamat.
wel:  Petriy zâre zerattat.
* Petriy woont naast.

Zowel in het Spokaans als in het Nederlands is een bijwoordelijk gebruik van kusamat resp. naast ongrammaticaal (zie (2d)).1 Volgens Irenn Gâres (1989) komt dit doordat "naast" geen antoniem kent (vergelijk: tegenover "boven" staat "beneden"; tegenover "voorop" staat "achterop"), en daarom heeft het zin om deze plaatsbepalingen als bijwoorden te gebruiken. Tegenover "naast" staat niets, zodat een constructie als (2d) niet informatief kan zijn (dit impliceert dat (1d) alleen informatief is voor zover we hadden kunnen denken dat Petriy wellicht beneden woonde). Het bestaan van het add. zerattat ([er]naast) wijst er echter op dat antonimiteit niet echt een reden kan zijn.


1Hoewel het Nederlands zo'n bijwoordelijk gebruik van voorz.s in onverzorgde spreektaal wel lijkt toe te staan ("Piet woont boven, Marie achter, en Karel woont naast").

141.75

Merk op dat in de volgende voorbeelden wél sprake is van antonimiteit, namelijk van "achter" vs. "voor":

(3)a.Petriy zâre blef ef korda.Petriy woont achter de kerk.
 b.Petriy zâre blef ef.Petriy woont erachter.
 c.* Petriy zâre blef.Petriy woont achter.

(4)a.Petriy zâre furt ef korda.Petriy woont voor de kerk.
 b.Petriy zâre furt ef.Petriy woont ervoor.
 c.* Petriy zâre furt.Petriy woont voor.

Het bijwoordelijke gebruik van "achter" en "voor" is in het Nederlands correct, hoewel het meestal de specifieke betekenis van "in het achterste/voorste gedeelte van het huis" heeft, en het niet zonder meer "achter/voor een gebouw" betekent. In het Spokaans bestaat deze connotatie niet.
Daarentegen kent het Spokaans ook enkele voorz.s met een additivisch gebruik, zonder dat er sprake is van een antonimische oppositie, bijvoorbeeld:

(5)a.Petriy inue ðô1 ef moplariy.Petriy rent op het ongeluk af.
 b.Petriy inue ðô ef.Petriy rent erop af.
 c.Petriy inue ðô.* Petriy rent op af.

1Als antoniem van ðô kan trâk (weg van, ervandaan) beschouwd worden. Dit voorz. kent geen additivische functie, dus een zin als * Petriy inue trâk (* Petriy rent vandaan) is fout. Wel correct is: Petriy inue tijâ (Petriy rent weg) (maar tijâ (weg) kan weer niet als voorz. gebruikt worden).

141.76

Voorz.s die tevens als additieven CAT. I gebruikt kunnen worden, gedragen zich primair als additieven CAT. III (zie § 141.73), maar ze kunnen ook attributief optreden, zoals in:

Ef tekaréa efantys baniyle ef otlôgt scemrelira câpytenn.
De zich aan boord bevindende kinderen (de kinderen aan boord) zijn
bang voor de woest schreeuwende kapitein.

eft fesdusértiy kuleen inpandige schuur
ef na môntyoszde aldus ontstane problemen
ef keldus ur ef ÿriliyn otôpsde boerderij en de bijbehorende schuren

Het is niet geheel duidelijk waarom sommige add.n tot CAT. III behoren, en andere tot CAT. I gerekend kunnen worden terwijl ze een vergelijkbare betekenis hebben.

141.76a

Enkele voorz.s hebben dezelfde vorm als een teg.dw. In dat geval is het niet altijd duidelijk of we met een voorz.bep. dan wel met een teg.dw.-constructie te maken hebben. Vergelijk:

(1)a.Ef ziyter qualostiye ef rapors bzeurelira ef mofknurfel-dirtiy.
  De voorzitter biedt het rapport betreffende/aangaande de grondwater-
verontreiniging aan.

 b.Ef ziyter qualostiye ef rapors, bzeurelira ef mofknurfel-dirtiy.
  De voorzitter biedt het rapport aan, dat de grondwaterverontreiniging
betreft.

In (1a) is sprake van een voorz., in (1b) lijkt de komma achter rapors uit te drukken dat we met een relatieve bijzin te maken hebben, met het predicaat bzeure (betreffen). Hoewel de syntactische constructies in a. en b. verschillen, is de betekenis zo goed als hetzelfde.

141.76b

Als een voorz. met het uiterlijk van een teg.dw. een (min of meer) gelexicaliseerde betekenis heeft, ontstaat er wel een betekenisverschil, zoals:

(2)a.Kâ môntyos k'mamelde luft pert veldurs, mippónzelira ef ÿrsa'ecc reâkšos.
  Dit probleem leeft bij veel mensen, getuige de talloze reacties.

 b.Gress cônsidere, groft car mippónzelira ef hupster qurag.
  Ik vind dat zijn daad van grote moed getuigt.

Zouden we in (2a) mippónzelira als teg.dw. opvatten dan was de onzinnige betekenis ® "dit probleem leeft bij veel mensen, die getuigen van talloze reacties". Zouden we in (2b) het teg.dw. als voorz. opvatten, dan was de zin ongrammaticaal, want er zou staan: * "ik vind, zijn daad getuige grote moed".

141.77

Het is soms niet duidelijk of een bepaald woord nu als voorz. optreedt, dan wel als een determinant of additief. Vergelijk:

a.Do fes/fés merfe, gress pónsilóme rofonos.
 Hij liegt, zodat ik boos word. = Omdat hij liegt, word ik boos.

b.Do merfe fes/fés hups, gress pónzelira rofonos.
 Hij liegt zó [erg], dat ik boos word.
(m.a.w. als hij minder zou liegen, word ik niet boos)

Bij a. wordt algemeen aangenomen dat fes/fés een determinant is, analoog aan diverse determinanten die de relatie tussen een matrixzin en een met -ilóme gemarkeerde ondergeschikte bijzin aangeven (zie Blok 122.16 en § 122.68).
Ook in een zin als b. wordt tegenwoordig aangenomen dat het om de determinant fes/fés gaat. Een indicatie hiervoor is de emfatische vorm fés die naast fes bestaat, terwijl fes als voorzetsel deze variant niet kent. Maar tot ca. 1950 werd de fés-variant in b. afgekeurd omdat fes hier als voorz. werd beschouwd.

141.78

Hoewel wij in deze grammatica de moderne opvatting aanhouden dat er zowel in a. als in b. sprake is van een determinant, blijven verscheidene grammatici vasthouden aan het ouderwetse idee dat het in b. zou kunnen gaan om hetzij een voorzetsel hetzij een additief.
Zou fes/fés in b. een voorz. zijn, dan hebben we te maken met een additief (hier: hups) als fundament, wat ongebruikelijk is omdat een fundament vrijwel altijd een nominale constituent is. Toch komen we soms additieven als fundament in een voorz.bep. tegen, bijvoorbeeld:

Petriy melde ðÿm/šâm kinur.
Petriy is zonder ziek
Petriy is helemaal niet ziek.  (als reactie op iemands verkeerde
veronderstelling dat Petriy ziek zou zijn)

Frópjÿ mas, kirro nert arfinecos dus.
Wat morgen betreft, dan kunnen we niet komen.

Plirtof ef wónzol sen šâmpâa rifonn pics-martel helkara rófi-scrâl.
Plotseling is het weer veranderd van ijzig koud naar drukkend warm.

Grammatici die fes/fés in b. (vorige paragraaf) als een additief zien, vergelijken fes hups (zo erg) met constructies als fit hupster (zo groot) of graviy mindefit (erg rood), waarin een add. CAT. I nader gespecificeerd wordt door een add. CAT. III. In fes hups zou fes dan een add. CAT. III zijn.
Zie ook § 133.74 voor de status van fes/fés. Ook § 132.64 en § 143.89–95 besteden hier aandacht aan.

141.79   ad § 141.1   L. Pai, enn en ón als voorzetsel of als determinant

De woorden pai, enn en ón zijn niet alleen de determinanten om respectievelijk een subject, een object en een echo te markeren (Hoofdstuk 90), maar kunnen ook als voorz. optreden.
Pai en ón zijn als productief gebruikte voorz.s in Blok 140.10 opgenomen. Het gebruik van enn als voorz. is zo marginaal dat dit woord niet in dit Blok is opgenomen.
De vraag of pai, enn en ón determinanten, dan wel voorz.s zijn, wordt ook behandeld in § 132.148–151.

141.80   Pai als voorzetsel

Soms komt een met pai gemarkeerde constituent in een blul-passief voor. Deze pai-constituent kan dan géén subject (agens) zijn (want anders zou blul niet aanwezig kunnen zijn). In dit geval is pai dus een "gewoon" voorz., bijvoorbeeld:

Pai ef Dôrcâ-analyss1 blul vro'egielije ef kûf-zârer-aupross lef lentas,
door de Dôrcâ-analyse SPOOR wordt.beschreven het allochtonenbeleid met termen,
reppelira ekonomise wélfa'ecos.
zeggen-TDW economische ontwikkeling

In/Bij de Dôrcâ-analyse wordt het allochtonenbeleid beschreven in termen
van economische ontwikkeling.

Vergelijk dit met:

Ef kûf-zârer-aupross vro'egielije pai ef Dôrcâ-analyss ...
Het allochtonenbeleid wordt door de Dôrcâ-analyse beschreven ...

waarin Dôrcâ-analyss het subject is.


1Een sociaal-economische theorie, ontwikkeld door professor Eeriys Dôrcâ van de Universiteit te Zest.

141.81

Ook kan pai verschijnen zónder dat er van een passief sprake is:

Fes 1975 pai Eeriys Dôrcâ ef stûderafiy Kûf-zârer-aupross fes fabrošarks cralove.
in 1975 door Eeriys Dôrcâ de studie Allochtonenbeleid in industrielanden verschijnt
In 1975 is er van [de hand van] Eeriys Dôrcâ de studie Allochtonenbeleid in
industrielanden verschenen.

Hier moet pai Eeriys Dôrcâ als impliciete agens gezien worden, namelijk degene die het artikel geschreven heeft.

141.82

In de constructie

Ef mimpits, trempâx pai ef stûdents, ...
De boeken, gelezen door de studenten, ...

is pai ef stûdents geen (met de determinant pai gemarkeerd) subject, maar een voorz.bep., want er is hier sprake van een bijstelling, niet van een relatieve bijzin. Zou het een subject zijn, dan was er sprake van een passief, maar dan had -lije moeten verschijnen, bijvoorbeeld:

Ef mimpits ..., mit pai ef stûdents trempelije.
De boeken ..., die door de studenten werden/zijn gelezen.

141.82a

Ook ón kan soms als voorz. optreden, in plaats van als echo-markerende determinant. Vergelijk:

a.Gress kette ef mimpit ónDET Petriy.Ik geef het boek aan Petriy.
b.Ef mimpit nert melde ónVZ Petriy.Het boek is niet bestemd voor Petriy.

a.Lerdu marianaravy ónDET Elsa.Lerdu wil met Elsa trouwen.
b.Lerdu mariane ónVZ Elsa.Lerdu is met Elsa getrouwd.

In de b-zinnen staat een prepositioneel werkw. (zie ook § 141.115–116).

141.82b

Soms verliest ón zijn determinant-status in een idiomatische uitdrukking. Vergelijk:

a.ef kette flaju ónDET rastiemand iets geven
b.ef kette pramt ónVZ rastbij iemand inbreken
(lett. "inbraak aan iemand geven")

a.Eup scemre ónDET ef efantys.Ze schreeuwt tegen de kinderen.
b.Ef ÿklatos enn do scemre ónVZ ef pert
salbos.
Om hem te overtuigen kost/vergt veel
inspanning.

141.83

Ook in deverbaliseringen gedragen pai, enn en ón zich als "gewone" voorz.s, wat onder meer blijkt uit het feit dat ze door het dode voorz. âs vervangen kunnen/moeten worden. Dit is in § 126.10–20 en § 132.150 besproken. Vergelijk:

a.Gress vraboe, den ef quizz-lydres kette ef rôbinn ón ef clalôera ur ef agatiyn ón/*âs ef vlemóta.1
b.Gress vraboe ef quizz-lydresex ÿkettos enn ef rôbinn ón ef clalôera ur âs ef agatiyn âs ef vlemóta.
Ik vermoed dat de quizleider Ø de robijn aan de molenaarsvrouw geeft, en Ø de agaat aan de slagersvrouw.

a.Do nute, den ef efanty bytelije bent pai ef follus ur dus pai/*âs ef sientur.
b.Do nute ef efantyex ef ÿbytelijos bent pai ef follus ur dus âs ef sientur.
Hij hoort hoe het kind eerst door de vader en dan door de moeder geslagen wordt.

1De Spokanische televisie zendt een populair quizprogramma uit waarin de spelers een edelsteen kunnen winnen. In dit soort programma's wordt wel verteld wat het beroep van de spelers is, maar hun naam blijft geheim. Op deze manier wordt een wettelijke bepaling omzeild die stelt dat prijswinnaars in een quiz belasting moeten betalen over de prijs die ze winnen.

141.84

Bij deverbaliseringen (zoals farte > ef ÿfartos (lopen > het geloop); zie Hoofdstuk 126) blijft de intransitieve of transitieve structuur van het oorspronkelijke werkw. in tact. Dat wil zeggen, het subject wordt met pai gemarkeerd, het object met enn en de echo met ón. Alleen, bij deverbaliseringen gedragen pai, enn en ón zich niet als determinant, maar als voorz. Dat is in de vorige paragraaf besproken.
Naast deverbaliseringen kent het Spokaans ook genominaliseerde werkw.n, zodanig dat er een "echt" subst. ontstaat. Hiervoor wordt het suffix -os gebruikt (zie § 20.17–18). Bij zulke subst.n op -os is de (in)transitieve structuur van het oorspronkelijke werkw. níét meer in tact. Subst.n op -os kunnen in meer of mindere mate gelexicaliseerd zijn, zo vertoont ef echuos (het gepomp) in het geheel geen lexicalisatie, en daarom is dit subst. zo goed als synoniem met de deverbalisering ef lechuos (het pompen). Anderzijds is martijos (raaklijn) een zeer gelexicaliseerde afleiding van martije (raken aan), en heeft nauwelijks een semantische relatie met de deverbalisering ef ÿmartijos (het raken).

141.85

Als een subst. op -os weinig lexicalisatie vertoont, kan er dikwijls nog een agens bij gedacht worden, die de actie van het verwante werkw. uitvoert. Zo'n agens kan met het voorz. pai uitgedrukt worden. Vergelijk:

a.ef echuos pai ef meraterhet gepomp van/door de man
b.* ef martijos pai ef merater* de raaklijn van/door de man

Bij een geringe lexicalisatie kan men zich afvragen of zo'n agens wel/niet mogelijk is, zoals bij:

? ef missos pai ef meraterde dank van/door de man

Ef missos staat qua betekenis al zo ver af van het werkw. misse ([be]danken), dat een agentieve bepaling met pai voor velen onacceptabel is.

141.86

Wat in de vorige paragraaf gezegd is over een mogelijke agens bij een subst. op -os, geldt evenzeer voor een mogelijk object bij zo'n subst. Objecten bij een gedeverbaliseerd werkw. worden door het voorz. enn uitgedrukt. Maar bij een subst. op -os kan zo'n object alleen als een "erbij betrokken" element genoemd worden, en dan wordt het universele voorz. rifo gebruikt. Vergelijk:

a.Do vlemóte [enn] ef boerts.Hij slacht de koeien.
b.ef ÿvlemótos enn ef boertshet slachten van de koeien
c.* ef vlemótos enn ef boerts 
d.ef vlemótos rifo ef boertsde slachting/slacht van de koeien

In a. kan het object ef boerts al dan niet door de determinant enn gemarkeerd worden (voor de precieze regels, zie § 90.7). Bij de deverbalisering in b. wordt het object ef boerts met het voorz. enn aan het gedeverbaliseerde werkw. verbonden. In c. is vlemótos geen deverbalisering, maar een "echt" subst. Dit kan niet gevolgd worden door enn, ook niet als enn een voorz. is. Hiermee wordt het beperkte gebruik van enn in de hoedanigheid van voorz. geïllustreerd. In plaats van c. kan d. gezegd worden, waarin het subst. vlemótos middels het universele voorz. rifo met het potentiële1 object boerts verbonden wordt.2


1Met "potentieel object" wordt bedoeld: een element dat in de onderhavige constructie geen object is (omdat er alleen van "objecten" sprake kan zijn als er ook een werkw. aanwezig is) maar dat als object zou kunnen optreden bij het werkw. waarvan het subst. met -os is afgeleid.


2Zin d. kan vervangen worden door een gen.-constructie: ef boertsecÿr vlemótos (de slachting van de koeien).

141.87

Als een subst. met -os van een intrans.werkw. is afgeleid, kan er een agens bij genoemd worden in een voorz.bep. met pai. Dit verschilt niet met trans.werkw.n zoals uitgelegd in § 141.84. Maar een potentieel object is nu onmogelijk. Vergelijk (we gaan uit van niet-gelexicaliseerde subst.n op -os, omdat er anders hoe dan ook geen agens uitgedrukt kan worden):

a.Ef âng laeše.De bult zwelt op.
b.ef ÿlaešos pai ef ânghet opzwellen van/door de bult
c.ef laešos pai ef ângde opzwelling van/door de bult
d.? ef laešos rifo ef âng 

In het Nederlands kan eventueel het voorz. van gebruikt worden, maar het Spokaanse equivalent rifo is in c. onmogelijk, omdat een woord als âng nog te veel als potentiële agens bij laeše gevoeld wordt. Bij toenemende lexicalisatie neemt dit "agens-gevoel" zo af, dat het universele rifo gebruikt kan worden, zoals in:

a.Ef šem natriyche.De jam beschimmelt.
b.ef ÿnatriychos pai ef šemhet beschimmelen van de jam
c.* ef natriychos pai ef šemde schimmel door de jam
d.ef natriychos rifo ef šemde schimmel van/op de jam

De gelexicaliseerde betekenis van natriychos (schimmel) (en niet "het beschimmelen") sluit uit dat er een agens bij gedacht kan worden. Daarom is c. ongrammaticaal. Daarentegen is d. correct.

141.88

In d. (§ 141.86) is het gebruik van rifo vanuit een Nederlands perspectief begrijpelijk, omdat het Nederlands hier van gebruikt, en rifo nu eenmaal prototypisch met 'van' wordt vertaald. Vergelijk nu:

a.Ef menester wôlpie [enn] ef tastânts.De minister grijpt bij de misstanden in.
b.ef ÿwôlpios enn ef tastântshet ingrijpen bij de misstanden
c.* ef wôlpios enn ef tastânts 
d.ef wôlpios rifo ef tastântsde ingreep bij de misstanden
e.ef wôlpios pai ef menesterde ingreep van/door de minister

Omdat wôlpie evenals vlemóte in § 141.86 een transitief werkw. is, gedraagt de nominale afleiding wôlpios zich analoog aan vlemótos, ofwel: het voorz. rifo geeft een verwijzing naar het object, en het voorz. pai naar het subject. Het gebruik van rifo en pai komt bij vlemóte overeen met van en door bij slachten. Maar bij wôlpie komt het gebruik van rifo en pai niet overeen met de voorz.s die bij ingreep horen. Dit komt omdat ingrijpen een intrans. prep.werkw. is, terwijl wôlpie gewoon trans. is.

141.88a

Vergelijk ook:

a.Do nakirture [enn] sener jéftiy.Hij berust in zijn lot.
b.ef ÿnakirturos enn sener jéftiyhet berusten in zijn lot
c.* ef nakirturosA enn sener jéftiy 
d.ef nakirturosA rifo sener jéftiyde berusting in zijn lot

Nakirture is transitief, en daarom wordt in d. rifo gebruikt. In het Nederlands is berusten een prep.werkw. waarbij het voorz. in ook in d. gehandhaafd blijft.

141.89   ad § 141.1   M. Ÿr in plaats van (trans)locationeel voorz. + betr.vnw.

Als voorz.s van plaats (Blok 140.6) optreden in een voorz.bep. met een betr.vnw. als fundament, kan in de spreektaal de gehele bepaling vervangen worden door het betr.vnw. ÿr (waar), zoals in:

(1)a.Gress minketecû éfti ki ef garage-sÿrt, kaf té gress ef oto garage.
 b.£ Gress minketecû éfti ki ef garage-sÿrt, ÿr gress ef oto garage.
 Ik kan de parkeerplaats niet meer vinden waar ik de auto geparkeerd heb.

(2)a.Ef kelbra lelperre ki eft kija fselk, fes té ef la'ymôr riyn melde.
 b.£ Ef kelbra lelperre ki eft kija fselk, ÿr ef la'ymôr riyn melde.
 De tafel heeft een geheime la, waar[in] de kostbare ring ligt.

(3)a.Ef léges melde kormondôtas fes ef drûft, zjoba mit gress hitse beri slape
kolofâtas.
 b.£ Ef léges melde kormondôtas fes ef drûft, ÿr gress hitse beri slape kolofâtas.1
 De dekens waaronder ik 's winters pleeg te slapen, liggen 's zomers in de zolderkast.

Omdat de vervanging door ÿr in de b-zinnen tot gevolg heeft dat alle semantische informatie uit het voorz. verloren gaat (behalve de informatie dat we met een plaatsbepaling te doen hebben), is het gebruik van ÿr alleen acceptabel als de verloren gegane informatie minimaal of voorspelbaar is. Dit betekent in de praktijk dat alleen die voorz.s door ÿr vervangen kunnen worden, die prototypisch (ofwel ongemarkeerd) zijn in de genoemde context. Daar men normaliter een auto op een parkeerterrein parkeert (en niet eronder of ernaast), zal alleen het voorz. kaf door ÿr vervangen kunnen worden. Daar men normaliter iets in een la stopt, zal ÿr in (2b) begrepen worden als de vervanger van fes. Daar men normaliter een deken gebruikt om onder te slapen, zal ÿr in (3b) begrepen worden als de vervanger van zjoba.


1Vergelijk (3b) met:

i.£ Ef léges melde kormondôtas fes ki ef drûft, ÿr gress hitse beri slape kolofâtas.
 De dekens liggen 's zomers in de zolderkast, waar ik 's winters pleeg te slapen.

De determinant ki markeert het antecedent van ÿr, dus ik pleeg in die zolderkast te slapen. Zin i. is de spreektaalvariant van:

ii.Ef léges melde kormondôtas fes ki ef drûft, fes té gress hitse beri slape kolofâtas.
 De dekens liggen 's zomers in de zolderkast, waarin ik 's winters pleeg te slapen.

In Parô Mesâ-Xeelm & Florez (1981) is een test beschreven waaruit blijkt dat de meeste Spokaniërs zin (3b) interpreteren alsof het zin i. betrof. Met andere woorden, ÿr in (3b) werd begrepen als de vervanger van fes té, en niet van zjoba mit, ondanks het feit dat de determinant ki in (3b) ontbreekt, wat toch wil zeggen dat de zinskern ef léges als antecedent begrepen moet worden, en niet ef drûft. Deze verkeerde interpretatie wordt gevoed door twee dingen: ten eerste staat de bijzin met het betr.vnw. ÿr direct achter ef drûft, zodat dit element gemakkelijker als antecedent begrepen wordt dan het verderaf geplaatste ef léges. Ten tweede is fes een minder gemarkeerd (ofwel: universeler) voorz. dan zjoba, zodat het meer voor de hand ligt om ÿr te beschouwen als vervanger van fes, dan als vervanger van zjoba. Maar áls de proefpersoon "fes" als vervanger van ÿr in zijn hoofd heeft, zal hij eerder aan een zolderkast denken dan aan een deken, want de voorz.bep. "in de zolderkast" is meer voor de hand liggend dan de voorz.bep. "in de deken".
De verwarring die er met i. ontstaat als (3b) gezegd wordt, weerhoudt de meeste sprekers ervan om een zin als (3b) te produceren. Ofwel: zjoba is zo'n specifiek voorz. vergeleken bij het meer universele fes, dat zjoba liever niet door ÿr vervangen zal worden: ook in de spreektaal zal daarom de voorkeur aan (3a) gegeven worden.


141.90

Zodra er aan een antecedent gerefereerd wordt met een minder prototypisch voorz., zal vervanging door ÿr achterwege blijven, omdat dan immers de informatie uit dit voorz. verloren gaat. Vergelijk (1) met:

(4)Gress minketecû éfti ki ef garage-sÿrt, kusamat té gress ef oto garage.
 Ik kan de parkeerplaats niet meer vinden waarnaast ik de auto geparkeerd heb.

De gemarkeerde informatie dat ik de auto naast, en niet gewoon op de parkeerplaats heb geparkeerd, dient behouden te blijven, en daarom kan kusamat té niet vervangen worden door ÿr.

141.91

In één geval kan ook een voorz.bep. die een richting uitdrukt door ÿr vervangen worden. Echter, in dit geval blijft het voorz. gehandhaafd. Het gaat altijd om het universele voorz. helkara (naar):

(5)a.Gress nert tiffe ki ef meraters, helkara mit do farte.
 b.£ Gress nert tiffe ki ef meraters, ÿr do farte helkara.
 c.£ Gress nert tiffe ki ef meraters, ÿr helkara do farte.
 Ik ken de mannen niet, naar wie hij toe loopt.

(6)a.Blul quglelije eft blof-stovy ber Fonistâ, helkara té pordel cradef keltes mip ef surront vende.
 b.£ Blul quglelije eft blof-stovy ber Fonistâ, ÿr pordel cradef keltes mip ef surront vende helkara.
 c.£ Blul quglelije eft blof-stovy ber Fonistâ, ÿr helkara pordel cradef keltes mip ef surront vende.
 Er wordt een paardenmarkt in Fonistâ gehouden, waar bijna alle boeren uit de omgeving heen gaan.

De b-varianten zijn voornamelijk spreektaal op Berref. In de rest van Spokanië wordt de voorkeur aan de c-varianten gegeven, omdat de b-varianten hier als archaïsch gevoeld worden.

141.92

Men zou verwachten dat de constructies met ÿr zich gemakkelijk kunnen uitbreiden tot andere voorz.s, omdat het voorz. immers gehandhaafd blijft, en daardoor de semantische informatie ervan niet verloren gaat. Vergelijk:

a.Stus enn ki eft brômqu roite, fesducupp té ef blofs zylûs.
b.¢£ Stus enn ki eft brômqu roite, ÿr ef blofs zylûs fesducupp.
c.¢£ Stus enn ki eft brômqu roite, ÿr fesducupp ef blofs zylûs.
Men heeft een lint gespannen, waar de paarden dwars doorheen moeten rennen.

Varianten b. en c. verschaffen dezelfde informatie als a., maar toch komen zij in het Spokaans niet voor.1


1Volgens Kapiy (1976) komen dergelijke constructies in het Hazâcki-Spokaans, zoals dat als tweede taal naast het Pegrevisch op Brÿr wordt gesproken, wél voor.

141.93

Er zijn gevallen waarin de relatie tussen antecedent en betr.vnw. zo vaag is dat zelfs in de schrijftaal ÿr acceptabel is, bijvoorbeeld:

(1)ef garrent, ÿr ef trenos ufire henn ur ðô
 het station waar de treinen af en aan rijden

(2)Aftel tu prabarecû ki ef wós, ÿr ef mimpit zirde?
 Kun je me de plek wijzen waar het boek ligt?

In (1) is de relatie met het station niet nader uitgedrukt, zo kan het een plaats zijn ("waarin"), een doel ("waarheen"), een bron ("waarvandaan"), een zijdelingse betrokkenheid ("waarlangs"), enz.
In (2) kent de vraagsteller die plek niet, en daarom is het evenmin duidelijk welk voorz. hier adequaat is: bij een kast hoort "in", bij een tafel "op", bij een vaas "naast" enz.

141.94

Vergelijk ook het volgende:

a.Ef grâtyliys melde kusamass, kaf té ef pica melde fyg.
b.£ Ef grâtyliys melde kusamass, ÿr ef pica melde fyg.
De takkenbossen liggen daar waar het ijs dun is.

a.Do hitse beri feldre kusamiss, kaf té ef kôbo nÿle fit trojo fesdu.
b.£ Do hitse beri feldre kusamiss, ÿr ef kôbo nÿle fit trojo fesdu.
Hij zit altijd hier waar de zon zo fijn naar binnen schijnt.

Achter kusamass en kusamiss volgt in meer officiële taal de locationele voorz.bep. kaf té (waarop), waarbij de betekenis van kaf zeer vaag is geworden (het antecendent van is kusamass/kusamiss, maar het wordt niet gemarkeerd met ki!). In de spreektaal komen we ook het betr.vnw. ÿr zonder voorz. tegen.

141.95   ad § 141.1   N. Pers.vnw.n 1e en 2e niveau

De twee niveaus van pers.vnw.n zijn uitgelegd in § 70.55–64. Een aantal voorz.s kan alleen gecombineerd worden met pers.vnw.n 1e niveau, en een aantal alleen met die van het 2e niveau. Op twee na, behoren al deze voorz.s tot de categorie BETREKKING (Blok 140.10). Het gaat om de volgende voorz.s:

Eerste niveau
Blok 140.10:fošiyop gezag van
 lénsblijkens
 lestôkonder leiding van

Tweede niveau
Blok 140.7:loiniyin de richting van
Blok 140.8:ðônosfortiygelijktijdig met
Blok 140.10:miyrdankzij; om
 moôsin het bijzijn van; ten overstaan van
 pititegen; tot; aan
 quiquiyter ere van
 tsazinaar aanleiding van
 tuop aandrang van; krachtens
 tvokatiyuitgezonderd; met uitzondering van

141.96

Bij alle andere voorz.s mag zowel het 1e als het 2e niveau gekozen worden.
Vergelijk:

a.Eeriys melde eft flifados hânc, tur ef belt-tupplip lestôk do/*zirrel
meldo jazy eft tildâ eûrts.
 Eeriys is een aardige kerel, maar het uitstapje onder leiding van hem
was werkelijk oervervelend.

b.... tur ef belt-tupplip quiquiy zirrel/*do meldo jazy eft tildâ eûrts.
 ... maar het uitstapje ter ere van hem was werkelijk oervervelend.

c.... tur ef belt-tupplip ðÿm do/zirrel meldo jazy eft tildâ eûrts.
 ... maar het uitstapje zonder hem was werkelijk oervervelend.

141.97

Het voorz. piti (tegen; tot; aan) krijgt bijna altijd een pers.vnw. 2n; alleen in de spreektaal worden ook pers.vnw.n 1n gebruikt. Vergelijk:

Petriy siytinte piti tsil. = £ Petriy siytinte piti gress.
Petriy moppert tegen mij.

Gress linne pipar piti zirrel. = £ Gress linne pipar piti do.
Ik vraag alles aan hem.

Uitzondering: in de volgende uitdrukking staat er achter piti altijd een pers.vnw. 1e niveau:

Ef falétt monslenpe ne'âma piti kirro, den prate.
de beslissing gunt slechts aan ons, dat [we] vertrekken
Er blijft niet veel anders over dan dat we vertrekken.

Ef falétt monslenpe ne'âma piti gress, den quÿe.
Er blijft voor mij niet veel anders over dan te wachten.

Deze uitdrukking bevat onmiddellijk na het pers.vnw. een den-bijzin waarin het subject corefereert met dit pers.vnw. Daarom is dit subject gedeleerd. Maar het voorafgaande pers.vnw. (= fundament van piti-bepaling) wordt vanwege de voorspelbare coreferentie kennelijk al zo sterk als subject gevoeld, dat een pers.vnw. 1e niveau hier op zijn plaats is (die van het 2e niveau kunnen nooit als subject optreden).

141.98

Op Tigof en Lomky, waar pers.vnw.n achter een voorz. gereduceerd worden uitgesproken (en soms ook zo geschreven, zie § 70.50–53), wordt er lang niet altijd een pers.vnw. van het tweede niveau achter een voorz. gebruikt, ook al is dat bij sommige voorz.s in het Standaardspokaans verplicht, zoals bij quiquiy (ter ere van) of moôs (in het bijzijn van) (Blok 140.10). Bijvoorbeeld:

Do vlazze eft fenta quiquiy tsil. =
 a.Δ Do vlazze eft fenta quiquiy gress. (gress = [gîs])
OFb.Δ Do vlazze eft fenta quiquiygiys.
 Hij organiseert een feest ter ere van mij.

Kirro nert zaloaves ef bjeltafiy moôs hifde. =
 a.Δ Kirro nert zaloaves ef bjeltafiy moôs óps. (óps = [ôps])
OF b.Δ Kirro nert zaloaves ef bjeltafiy moôsôps.
 Wij willen het contract niet ondertekenen in het bijzijn van hen.

Omdat de dialectische varianten in a. niet als zodanig herkenbaar zijn (dat blijkt alleen uit de gereduceerde uitspraak van gress en óps), en een kritische lezer misschien mocht denken dat in deze constructies abusievelijk een pers.vnw. 1n gebruikt is, wordt de voorkeur aan variant b. gegeven, waar de gereduceerde vorm, en dus het dialectische aspect, ook in de schrijftaal tot uitdrukking komt.

141.99

Sommige voorz.s hebben een voegwoordelijk karakter en in dit geval is een pers.vnw. 1n bij een subject verplicht:

Elsa ðônosef gress prate helkara Hirdo.
Elsa samen.met mij vertrekken naar Hirdo
Elsa vertrekt samen met mij naar Hirdo.

en niet:* Elsa ðônosef tsil prate helkara Hirdo.

Constructies als Elsa ðônosef gress worden dan ook als extern meervoudig beschouwd, wat blijkt uit het meervoudige modale suffix:

Elsa ðônosef gress prataves/*pratavy helkara Hirdo.1
Elsa samen.met mij willen.vertrekken naar Hirdo
Elsa en ik willen samen naar Hirdo vertrekken.
en niet:
* Elsa wil samen met mij naar Hirdo vertrekken

Zie ook § 121.39–41.


1De meervoudige vorm prataves betekent dat niet alleen Elsa wil vertrekken, maar ik ook. Om uit te drukken dat alleen Elsa met mij wil vertrekken (daarbij in het midden latend of ik dat ook wil), moeten we schrijven:

Elsa pratavy ðônosef gress/tsil helkara Hirdo.
Elsa wil samen met mij naar Hirdo vertrekken.

In deze zin staat ðônosef gress/tsil buiten het domein van de zinskern. Het is nu een echte voorz.bep., dus ook een pers.vnw. 2n is mogelijk.


141.100

Het voorz. tvokatiy vereist een pers.vnw. 2n, maar als het het karakter van een nevensch.voegw. heeft, moet er voor een pers.vnw. 1n gekozen worden indien het als subject optreedt. Vergelijk:

a.Ef bâlmerrs tvokatiy do/*zirrel [= de keeper] ÿtine goe kolazlebas.
 De voetballers, met uitzondering van hem, dragen een geel shirt.

b.Ef bâlmerrs ÿtine goe kolazlebas, tvokatiy zirrel/*do [= de keeper].
 De voetballers dragen een geel shirt, met uitzondering van hem.

In a. gaat het om de nevenschikking ef bâlmerrs tvokatiy do dat in zijn geheel als subject optreedt. In b. staat de voorz.bep. tvokatiy zirrel als secundair zinsdeel buiten het bereik van het subject. Zie ook § 121.52.

141.100a

In frases als ér mip óps (een van hen); dur mip tu (drie van jullie), enz. (§ 141.55) lijkt het voorz. mip het karakter van een nevensch.voegw. te hebben. Ook nu kan alleen maar een pers.vnw. 1e niveau gebruikt worden als de gehele frase als zinskern optreedt:

Ér mip óps/*hift ef mimpit kuntiyre.
Een van hen heeft het boek gestolen.

Wel is mogelijk:

Ef mimpit pai ér mip hift kuntiyrelije.
Het boek is door een van hen gestolen.

141.101

In § 70.56 is uitgelegd dat een pers.vnw. 2n noodzakelijk is om te voorkomen dat twee pers.vnw.n 1n die aan verschillende entiteiten refereren, identiek zijn, zoals in:

Âfry Jân Moffain melde eft buffas.  ↠
Volgens Jân is Moffain een boef.

↠  * Âfry do1 do2 melde eft buffas. > Âfry zirrel1 do2 melde eft buffas.
Volgens hem1 is hij2 een boef.

Bij de drie voorz.s die altijd een pers.vnw. van het 1e niveau vereisen (§ 141.95), ontstaat een conflict als tevens een 2e niveau verplicht is:

Ef wethuder ÿzjala fošiy ef monercô.  ↠
De wethouder heeft op gezag van de burgemeester gehandeld.

↠  a.  * Do1 ÿzjala fošiy do2 .
↠  b.  * Do1 ÿzjala fošiy zirrel2 .
Hij1 heeft op gezag van hem2 gehandeld.

Variant a. is ongrammaticaal vanwege do2 dat níét corefereert met do1. En b. is ongrammaticaal omdat het voorz. fošiy een pers.vnw. 1n (dus alleen do) toestaat. Hier zit er dus niets anders op dan een van de pers.vnw.n te vermijden en het subst. te herhalen: Do ÿzjala fošiy ef monercô of Ef wethuder ÿzjala fošiy do.

141.101a   ad § 141.1   O. Deverbalisering in het fundament

Een infinitief kan nominaal gebruikt worden, oftewel hij krijgt het karakter van een subst. Zo'n nominaal gebruikte infinitief wordt altijd voorafgegaan door het bepaalde lidwoord ef. Dit is uitgelegd in § 50.35. Bijvoorbeeld:

Ef mirre melde helt.Wandelen is gezond.
Eup nert affionnose ef tupplipe.Ze houdt niet van reizen.

141.101b

Een nominaal gebruikte infinitief kan meestal níét optreden als fundament in een voorz.bep. In dat geval is deverbalisering noodzakelijk, wat wil zeggen dat de infinitief voorzien wordt van een deverbaliseringscircumfix (zie Blok 126.5). Vergelijk:

(1)a.* Elsa chafoste hups lóf ef mirre.
 b.Elsa chafoste hups lóf ef ÿmirros.
 Elsa zingt luid tijdens het wandelen.

(2)a.* Petriy qulara tsazi ef axe rifo ef ÿc.
 b.Petriy qulara tsazi ef laxos enn ef ÿc.
 Petriy heeft zich bij het omhakken van de eik verwond.

Merk in voorbeeld (2) ook het gebruik van rifo en enn op. In (2a) wordt een "bezitsrelatie" tussen "omhakken" en "de eik" uitgedrukt; in (2b) wordt met enn een "objectrelatie" tussen "omhakken" en "de eik" uitgedrukt, zoals ook het geval zou zijn indien deverbalisering achterwege was gebleven, bijvoorbeeld in een constructie als ... janof Petriy axe enn ef ÿc ("... omdat Petriy de eik omhakt").
Zie ook § 126.61 en § 142.11.

141.101c

Waarom de voorbeelden in § 141.101a wel correct zijn en de a-zinnen in § 141.101b niet, heeft ook een semantische reden. Bij een zin als "wandelen is gezond" gaat het niet op een concrete SvZ waarin de actie van het "wandelen" wordt uitgevoerd. Maar bij "Elsa zingt luid tijdens het wandelen" gaat het om een SvZ waarin expliciet de actie van "wandelen" wordt beschreven.
Ook in voorz.bep.n die niet een concrete SvZ uitdrukken maar een meer algemeen kenmerk, is daarom soms een nominaal gebruikte infinitief mogelijk:

Eup nert affionnose dena frenvu rifo ef tupplipe.
Ze houdt niet van dit [soort] reizen.
(vgl. § 50.35 laatste voorbeeld)

Daarentegen wordt bij een concrete SvZ de voorkeur aan een deverbalisering gegeven, zoals:

Dena frenvu rifo ef ÿtupplipos nert insule gress.
Deze vorm van reizen staat me niet aan.  (in een concreet geval,
bijv. gezegd tijdens een onaangename reis in een overvolle trein)

141.102   ad § 141.1   P. Resultatief in voorzetselbepalingen

Voorz.s die een grensoverschrijdende beweging uitdrukken (translocationele voorz.s), eisen een fundament in de resultatief indien dit voorz. tevens gebruikt kan worden om een plaats/beweging (locationeel) uit te drukken. Het gaat om de volgende voorz.s:

blefachterminkÿrvoorbij; langs
furtvoormitaidoor
hiyccetot aanrempevanaf (verticaal)
hogoritboven; overrifoliyvanuit
kafoproffottôom ... heen; rondom
kuraoverrysonder
lango1langstijâbij ... vandaan
lurgfesmidden intrâkweg van

Het onderscheid tussen locationeel en translocationeel moet in het Nederlands dikwijls met verschillende voorz.s gemaakt worden, of met een extra toevoeging in de trant van heen of langs. In het Spokaans is de aan- of afwezigheid van de resultatief voldoende voor dit onderscheid. Vergelijk de basisvormen in a. met de resultatiefvormen in b.:

(1)a.Do feldre/farte blef ef kul.
  Hij zit/loopt achter de schuur.
 b.Do farte blef ef kulle.
  Hij loopt achter de schuur langs.

(2)a.Ef vogily zôle hogorit ef vilduls.
  De vogel vliegt boven de bomen [rond].
 b.Ef vogily zôle hogorit ef vildulses.
  De vogel vliegt over de bomen heen.

(3)a.Ef léeja menkerate rempe ef feldariy hiycce ef floôr.
  Het gordijn hangt vanaf de kast tot aan de vloer.
 b.Ef chat jumpetece rempe ef feldariye hiycce ef stuppe.2
  De kat springt van de kast [af] tot aan de drempel.

1Van lango bestaan nog 4 samenstellingen, om een grensoverschrijdende beweging gerelateerd aan de windrichting uit te drukken: nutter-lango (ten noorden langs); opper-lango (ten oosten langs); zutter-lango (ten zuiden langs); wefot-lango (ten westen langs). Ook deze voorz.s eisen een resultatief, hoewel zij niet locationeel gebruikt kunnen worden. De locationele varianten zijn nutter, opper, zutter en wefot (ten noorden/oosten/westen/zuiden van); zie Blok 140.6.


2De bepaling hiycce X definieert een grens die door X bepaald wordt ('tot aan X'), maar X blijft zelf buiten het bereik van de locatie of richting. Daarom is de situatie in i. fysiek onmogelijk, want de kat zou dan weliswaar de vloer aanraken, maar er niet op terecht komen. Daarentegen is ii. wel normaal:

 i.? Ef chat jumpetece hiycce ef floôrr.? De kat springt tot aan de vloer.
ii.Ef chat jumpetece kaf ef floôrr.De kat springt [tot] op de vloer.

141.103

Als een aparte res.vorm voor het fundament ontbreekt, kan er ambiguïteit met betrekking tot de oppositie locationeel ~translocationeel optreden, zoals in:

Ef vogily zôle hogorit ef zillepip.
 i.De vogel vliegt boven het dak rond.
ii.De vogel vliegt over het dak heen.

We kunnen aan zillepip niet zien of dit nu de basisvorm of de res.vorm is. Om betekenis ii. expliciet weer te geven, kunnen we voor een "noodoplossing" kiezen met het pers.vnw. iyffe dat de resultatief van ef is: ef vogily zôle hogorit iyffe, meldelira ef zillepip (lett. "de vogel vliegt erover heen, zijnde het dak").

141.104

Enkele res.-vereisende voorz.s hebben een synoniem zonder resultatief, vergelijk:

fundament in res.fundament in basisvorm
blefblefonn
furtfurtonn
kafkafonn
tuksttukstlef

Bij een mogelijke ambiguïteit kan nu voor het lange synoniem gekozen worden:

a.Tek tasse kaf ef zillepip.Tek valt op het dak.
b.Tek tasse kafonn ef zillepip.Tek valt boven op het dak.

Zin b. heeft alleen een translocationele lezing: Tek bevindt zich ergens boven het dak (bijvoorbeeld op een boomtak), en valt dan omlaag zodat ze op het dak terecht komt. Zin a. heeft theoretisch twee lezingen, maar in de praktijk zal alleen de locationele lezing gelden: Tek loopt over het dak en valt dan.

141.105

Een bijzonder betekenisverschil tussen de aan- en afwezigheid van een resultatief is te vinden bij de volgende idiomatische uitdrukking:

(1)Sulf njebope blef ef gÿppe.1
 Sulf vaart [weg] achter de horizonRES
 Sulf gaat heen/sterft.

Zin (1) is een net eufemisme voor "sterven"; daarentegen is de variant zonder resultatief een enigszins platte uitdrukking voor "dood zijn":

(2)Sulf njebope[lira] blef ef gÿp.
 Sulf is.aan.het.varen achter de horizon
 Sulf is de pijp uit.

1Volgens Blok 140.7 kent blef + res. het synoniem blefonn (zonder res.). Omdat (1) een idiomatische uitdrukking is, kan blef hier niet vervangen worden door blefonn. De zin Sulf njebope blefonn ef gÿp kan alleen een letterlijke betekenis hebben: 'Sulf vaart [weg] achter de horizon' (= hij verdwijnt varend achter de horizon).

141.106   ad § 141.1   Q. Combinatie van twee voorzetsels

Soms kunnen 2 (of meer) voorz.s gecombineerd worden. Dit is vooral het geval met voorz.s van plaats en richting. Maar ook een combinatie van BETREKKING met een andere categorie is goed mogelijk. Zulke combinaties worden (prepositionele) samenvoegingen genoemd. Bijvoorbeeld:

 eft ÿpégen frópjÿ ûqu nurp-ÿkatleeen middel [wat betreft] tegen hoofdpijn
 Ef oto ufire ðô fesducupp ef krur.De auto rijdt op de muur af en er dwars
door heen
.
(1)Petriy quÿelira mip kusamat ef sért.1Petriy staat buiten naast het huis te
wachten.
 Ef polišo ješo fes cradef omittus,
tvokatiy âs ef wiktomit.2
De politie heeft in alle kamers gezocht, met
uitzondering van
[in] de badkamer.
 Ef chats zirde ra kaf ef kelbra, zarô fes
ef feldariy.
De katten liggen altijd op de tafel, alsmede
in de kast.
 Ef romya melde fân fes ef šupa.De room is [bestemd] voor in de soep.
 Ef clûma danša tukst fes ef horit gurt.De menigte danste tot in de vroege ochtend.
 Kirro farte helkara preip ef kryobiy.We lopen naar de heuvel omhoog. (ook de
weg naar de heuvel loopt omhoog)

(vgl. § 140.116)
 Kost hent melde zléf jen ef miflif.Mijn hand zit klem tussen het raam.
(vgl. § 140.144)
 Lerdu reve rempe trâk ef rufa.Lerdu schiet [in alle richtingen] vanaf de
torentrans. (idioom!)
 (vgl. § 140.122)

1Zowel mip als kusamat zijn voorz.s die ef sért bepalen. Vergelijk dit met de synonieme uitdrukking: Petriy quÿelira dalotoje kusamat ef sért, waarin dalotoje een adv.add. (ofwel bijwoord) is, evenals het Nederlandse 'buiten'.
Merk op dat ii. in tegenstelling tot i. een vreemde constructie is:

 i.Petriy quÿelira dalotoje kusamat ef ÿc.
ii.? Petriy quÿelira mip kusamat ef ÿc.
Petriy staat buiten naast de eik te wachten.

In ii. is sprake van de voorz.bep. mip ef ÿc (buiten/uit de eik), wat impliceert dat Petriy anders misschien wel in de eik stond te wachten. Zin ii. is semantisch dus alleen acceptabel als het een dikke holle boom betreft waarin Petriy zich gewoonlijk schuil schijnt te houden.


2Hier is het tweede fes vervangen door het dode voorz. âs. Zie ook het voorbeeld in § 121.44 voetnoot 1. Zie verder § 132.144–145.

141.107

De samenvoegingen in de vorige paragraaf moeten niet verward worden met de nevenschikking van twee voorz.s. Bij nevenschikking worden de twee voorz.s met een voegw. (bijvoorbeeld én) verbonden. Vergelijk:

a.Ef polišo ješo fes én kusamat ef sért.
 De politie heeft in en naast het huis gezocht.

b.Ef polišo ješo mip kusamat ef sért.
 De politie heeft buiten naast het huis gezocht.

In a. is sprake van twee locaties: een in het huis, en een naast het huis; in b. is sprake van één locatie, die extra nauwkeurig gespecificeerd wordt: niet alleen buiten het huis, maar bovendien ernaast.

141.108

De volgende constructie is ongrammaticaal:

(1)* Ef oto ufire lagitofot minkÿr ef tolôbâÿ/tolôbâe.1
 De auto rijdt onder langs de rotswand.

want minkÿr vereist een resultatief (zoals tolôbâe) en lagitofot niet. Beide voorz.s zijn dus niet in één voorz.bep. samen te voegen. Een grammaticale variant van (1) zou kunnen zijn:

(2)Ef oto ufire lagitofot ef tolôbâÿ ur minkÿr iyffe.
 de auto rijdt onder de rotswand en langs dezeRES

In (2) staan twee nevengeschikte voorz.bep.n waarvan de tweede de resultatieve vorm iyffe draagt.


1Om onder een rotswand te kunnen rijden, impliceert dit dat die rotswand over de weg heen hangt.

141.109

In § 140.22 is uitgelegd dat sommige voorz.s een samenstelling van twee andere voorz.s zijn, bijvoorbeeld:

Eft hâpyja-tebbel farte miplango/langomip ef arâbe-barera.
Er loopt een kudde schapen buiten langs het tuinhek.

Do farte fesducupp ef mittus.
Hij loopt dwars door de kamer.  (d.w.z. aan de ene kant de kamer
binnen en er aan de andere kant weer uit)

Het is niet gebruikelijk om twee aparte voorz.s samen te voegen als zo'n samenstelling reeds bestaat. In plaats van miplango zal dus nooit *mip lango gezegd worden.

141.110

Daarentegen hebben met name sprekers van het Krappa- en Ÿrofly-Spokaans de neiging om alle gecombineerde voorz.paren als een vaste samenstelling te behandelen.1 Vergelijk:

Eft peplele melde mip kusamat ef arâbe-barera.
Δ Eft peplele melde mipkusamat ef arâbe-barera.
Er staat een rij populieren buiten langs het tuinhek.

1Zo'n vaste samenstelling komt altijd in de spelling tot uitdrukking, vergelijk mip kusamat en mipkusamat. Maar het blijkt soms ook uit de uitspraak, want in de samenstelling ligt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep. Vergelijk zarô fes [zarô fes] en zarôfes [zarôfes] (alsmede in).

141.111

Samengevoegde of samengestelde voorz.s kunnen niet altijd met de Nederlandse equivalenten van deze voorz.s apart vertaald worden.1 Omdat het Nederlands zulke samenvoegingen en samenstellingen niet kent, zullen twee naast elkaar geplaatste voorz.s in het Nederlands als een sequentiële gebeurtenis geïnterpreteerd worden, in de zin van: eerst gebeurt er iets met betrekking tot het ene voorz. en daarna iets met betrekking tot het andere voorz. Het tweede voorz. beschrijft dus (een verandering van) een situatie die door het eerste voorz. bewerkstelligd is.
In het Spokaans daarentegen is er géén sprake van een sequentiële gebeurtenis, maar van gelijktijdigheid. Beide voorz.s beschrijven (een verandering van) dezelfde beginsituatie, en de eindsituatie moet gezien worden als het resultaat van de invloed die beide voorz.s samen uitoefenen.
We kunnen dit met het volgende voorbeeld verduidelijken:

(1)Ef chat jumpetece kaf kura ef kelbrae.
  de kat springt op over de tafelRES

Er zijn twee simultane gebeurtenissen: (i) de kat springt over de tafel heen, en (ii) de kat springt bovenop de tafel. De aanwezigheid op de tafel is dus feitelijk een soort "tussenlanding" tijdens de totale beweging van het over de tafel heen springen.
Zouden we (1) vertalen met 'De kat springt eerst op en dan over de tafel' dan wordt een sequentie uitgedrukt, in die zin dat de kat eerst bovenop de tafel springt, en er vervolgens overheen. In dat geval moet de kat dus in de tussentijd eerst weer van de tafel af zijn gesprongen!
De enige juiste vertaling van (1) is daarom: 'De kat springt [eerst] op de tafel en er [dan] weer vanaf.' Het totale effect van deze twee sequentiële gebeurtenissen is inderdaad dat de kat uiteindelijk over de tafel heen is gesprongen, maar dit kan in het Nederlands niet uitgedrukt worden.2


1Wel is soms een combinatie van bijwoord + voorz. mogelijk. In § 141.106 (1) is het Nederlandse buiten een bijwoord, aangenomen dat de voorz.combinatie buiten + naast niet mogelijk is.


2In feite moet er nog de uitbreiding bij dat de kat aan de ene kant op de tafel springt, en aan de tegenoverliggende kant er weer vanaf. Zou het dier er aan dezelfde kant weer vanaf springen, dan is het uiteindelijke resultaat níét dat hij over de tafel heen is gesprongen, en dat staat wel in de Spokaanse zin.

141.112   ad § 141.1   R. Trappen van vergelijking

Sommige voorz.s kunnen in een soort trappen van vergelijking gebruikt worden. Deze worden gevormd met de additieven:

vlufmeer
ðârlomeest
oibaminder
tomminst

Bijvoorbeeld:

(1)Lerdu menkerate mip ef miflif. ~ Elsa menkerate vluf mip ef miflif.
 Lerdu hangt uit het raam. ~ Elsa hangt meer uit het raam.

Merk op dat vluf hier géén bepaling is bij het werkw. menkerate, zoals het in het volgende voorbeeld een bepaling is bij pitte:

(2)Lerdu pitte helkara sener ÿrôm. ~ Elsa pitte vluf helkara sener ÿrôm.
 Lerdu fietst naar zijn werk. ~ Elsa fiets meer naar haar werk.

In (1) is sprake van een identieke wijze van "hangen", maar een verschillende mate van "uit"; in (2) is sprake van een identieke mate van "naar", maar een verschillende intensiteit van "fietsen".1


1Zin (1) is feitelijk ambigu, want we zouden ook kunnen denken dat vluf een bepaling bij menkerate is, dus analoog aan zin (2), waarin vluf een bepaling bij pitte is. Zin (1) betekent dan dat er sprake is van een verschillende intensiteit van "hangen" (ofwel: Elsa hangt vaker uit het raam dan Lerdu). Zie ook § 141.113.

141.113

Dat vluf in (1) bij het voorz. hoort, en in (2) bij het werkw., blijkt als we de zinnen in de toekomende tijd zetten, zodat het predicaat geheel links komt te staan (zie ook Blok 93.43):

Menkerate Elsa vluf mip ef miflif.Elsa zal meer uit het raam hangen.
Pitte vluf Elsa helkara sener ÿrôm.Elsa zal meer naar haar werk fietsen.

De variant Menkerate vluf Elsa mip ef miflif is eveneens correct, maar betekent iets anders, namelijk 'Elsa zal vaker uit het raam hangen' ("meer hangen" = "vaker hangen").
De variant ? Pitte Elsa vluf helkara sener ÿrôm doet vreemd aan omdat de absolute betekenis van "naar" zich moeilijk in een vergrotende trap laat zetten (vergelijk dit met "doder", dat ook vreemd is omdat "dood" een absolute betekenis heeft).

141.114

Ander voorbeeld:

Do zâre vluf tarô ef garrent dus gress.
Hij woont dichter bij het station dan ik.

De toekomende variant * Zâre vluf do tarô ef garrent dus gress is fout omdat vluf hier een gradatie bij "wonen" aangeeft. Omdat "wonen" een absolute betekenis heeft (je woont wel of niet, maar nooit "een beetje") kan vluf geen bepaling bij zâre zijn, en is dus altijd een bepaling bij het voorz. tarô, dus correct is slechts: Zâre do vluf tarô ef garrent dus gress (Hij zal dichter bij het station wonen dan ik).
Het gebruik van danen (dichterbij) (vergr.trap van het additief tarô) als voorz. wordt niet als correct beschouwd, zoals in:

* Do zâre danen ef garrent dus gress.

Wel is mogelijk: Do zâre danen dus gress (Hij woont dichterbij dan ik) Voor dergelijke vergelijkende constructies, zie § 143.16.

141.115   ad § 141.1   S. Prepositionele werkwoorden

Voorz.bep.n kunnen met een aantal werkwoorden een min of meer hechte eenheid vormen, die semantisch/idiomatisch is bepaald. We hebben hier met zogenoemde prepositionele werkwoorden (prep.werkw.n) te doen (§ 80.25–29). Zie ook § 91.15–20, waarin onderscheid is gemaakt tussen perifere voorz.bep.n en inherente voorz.bep.n.
De inherente voorz.bep.n vormen feitelijk een soort derde basiselement bij het werkw. (door Kojen-Pôt ook wel "pseudo-echo") genoemd. In een aantal gevallen komt een dergelijke bepaling inderdaad overeen met een echo, of liever gezegd: de basiszin gedraagt zich alsof er een echo in stond. Dit is onder meer goed te zien aan de positie van additieven, waarbij verwezen wordt naar de Blokken 93.17, 93.30 en 93.43.

141.116

Hieronder volgen – bij wijze van voorbeeld – ruim dertig werkw.n met een inherente voorz.bep., zodat we van prep.werkw.n kunnen spreken.1 Let op het abstracte karakter van deze voorz.bep.n; het is niet te voorspellen welk voorz. er gebruikt moet worden, en de basisbetekenis van dit voorz. is nauwelijks relevant voor een goed begrip van het prep.werkw:

intransitief:
âbonemere feszich abonneren opmelde ónbestemd zijn voor
axerme kurabaat vinden bijquâðe mipontvluchten uit
cesse fesraden/gissen naarqume helkarastaren naar
chaquinde rifospreken overreéde piti rastzich ergeren
demonstrere fes/mipdemonstreren   aan iemand
   voor/tegenreéde fes flajuzich ergeren
fesértobare luftheimwee hebben naar   aan iets
fesšampâe tygtjaafwisselen mettukstpaine helkarabesluiten tot
hanntele kurahandelen over,ulfte lefwalgen van
   gaan overvreéðe umpslagen voor
mariane óngetrouwd zijn metzvyge mipaftakken van

reflexief:
prap sôlisitere tukstsolliciteren naarprap taffe rifozich bemoeien met

transitief:
akimore tukstbenoemen totkuraketteinruilen/omwisse-
armtkimore fesuitroepen tot  helkara/ump  len voor/tegen
blefrupke rastlasteren/roddelen tegenqu'errepe lÿafleiden uit
  kura flaju  iemand over ietsšampâe helkaraveranderen in
cônfrontere kaf/sumâconfronteren metsûpriyse gâšâverrassen op
idelelde mipontdoen vantraine helkaraopleiden tot, voor
jesme kafverdelen/opdelen inuše gâšâgebruiken voor

semi-transitief:
géšiyðe umpzich bezinnen opdiskutere rifodiscussiëren over

1Voor een volledig overzicht van prep.werkw.n wordt verwezen naar de goede Spokaanse woordenboeken.

141.117

In (1) staat het pred.add. geheel rechts (rechtse dislocatie), zoals blijkens Blok 93.17 in een toekomende tijd mogelijk is. In (2) staat het pred.add. vóór de voorz.bep., en wel omdat deze voorz.bep. perifeer is en buiten de basiszin valt, terwijl het pred.add. een element binnen de basiszin is. Voor de duidelijkheid is in (2) tussen {  } aangegeven wat de basiszin is. In (3b) ten slotte staat – als alternatief van (3a) – het pred.add. ná de voorz.bep., omdat deze bepaling inherent is en zich als een soort echo gedraagt (dus deel is van de basiszin):

(1)Kette Jân ef mimpit ón Elsa cyriy.
 Jân zal het boek met tegenzin aan Elsa geven.

(2){Trempe Jân ef mimpit cyriy} fes ef tult.
 Jân zal het boek met tegenzin op de gang lezen.

(3)a.   Uše Jân ef sectâ-kliqu cyriy gâšâ sener bjerr.
 b.   Uše Jân ef sectâ-kliqu gâšâ sener bjerr cyriy.
 Jân zal zijn wijnglas met tegenzin voor zijn bier gebruiken.

In (1) hebben we te maken met het ectrans.werkw. kette ón (geven aan); in (3) staat het prep.werkw. uše gâšâ (gebruiken voor). Maar in (2) is er géén sprake van een prep.werkw. *trempe fes (lezen in). Zie ook § 72.12.

141.118

De voorz.bep.n die bij prep.werkw.n horen komen zo dicht mogelijk bij dit werkw. te staan. Overige voorz.bep.n komen meer in de periferie. Vergelijk:

(1)a.Ôrs sûpriysavy sener fosies gâšâ eft guriatjof dinelo fes ogust.
 b.?? Ôrs sûpriysavy sener fosies fes ogust gâšâ eft guriatjof dinelo.
 Ôrs wil zijn ouders in augustus op/met een heerlijk diner verrassen.

(2)a.? Ôrs missavy sener fosies gâšâ ef guriatjof dinelo fes ogust.
 b.Ôrs missavy sener fosies fes ogust gâšâ ef guriatjof dinelo.
 Ôrs wil zijn ouders in augustus wegens het heerlijke diner bedanken.

In (1) is sprake van het prep.werkw. sûpriyse gâšâ (verrassen op/met), en daarom komt de gâšâ-bepaling onmiddellijk achter het object sener fosies. De tijdsbepaling fes ogust komt dan aan de periferie. Als de inherente gâšâ-bepaling aan de periferie geplaatst wordt, leidt dit tot een zeer gemarkeerde (volgens sommigen: feitelijk ongrammaticale) constructie, ondanks het feit dat de regels 2 en 4 (§ 141.131) zeggen dat concrete bepalingen vóór abstracte bepalingen staan, resp. dat korte voorz.bep.n vóór meer complexe voorz.bep.n staan; zie (1b).
In (2) is de situatie net andersom: de gâšâ-bepaling en de tijdsbepaling zijn beide perifeer, en daarom zegt regel 2 dat de meer concrete tijdsbepaling vóór de meer abstracte gâšâ-bepaling moet staan. Daarom is de grammaticaliteit van (2a) twijfelachtig.1 Zie verder § 141.131–144 voor de onderlinge positie van twee voorz.bep.n.


1Tenminste, als de daad van het "verrassen" in augustus moet plaatsvinden. De bepaling fes ogust kan ook begrepen worden als een bepaling bij dinelo; in dat geval is de zin correct.

141.119

Vergelijk nu:

a.Ef mašeccs quilšote fes ef klâk ur âs ef sti fes ef mindistiy-ruinn.
b.* Ef mašeccs quilšote fes ef mindistiy-ruinn fes ef klâk ur âs ef sti.
De slachtoffers liggen bedolven onder het puin en de modder in de hotelruïne.

Het predicaat quilšote wordt gevolgd door een inherente fes-bepaling (vet), en een perifere plaatsbepaling (onderstreept). Het gaat hier om het prep.werkw. quilšote fes X (bedolven liggen onder X), waarbij X staat voor de materie waaronder iemand/iets ligt. Deze materie kan zich natuurlijk in een bepaalde locatie bevinden (zoals een hotelruïne). In a. bestaat die materie uit twee dingen: (i) puin, en (ii) modder. Beide zijn nevengeschikt in de bepaling {[fes ef klâk] UR [fes ef sti]}, waarbij het 2e fes vervangen is door het dode voorz. âs (zie § 132.144). Het voorz. fes in de onderstreepte plaatsbepaling kan níét door âs vervangen worden, omdat het hier om een voorz. van een heel andere categorie gaat. Bovendien kan deze plaatsbepaling niet vóór de inherente "materie"-bepaling geplaatst worden, zoals variant b. toont.

141.119a

Dat voorz.bep.n die bij prep.werkw.n horen het karakter van een basiselement hebben, blijkt ook uit de bijzinsconstructie in b.:

a.Gress nert tiffe, kura kluft Genell axerme.
b.Gress nert tiffe, kluft Genell axerme kura ef.
Ik weet niet waar Genell baat bij vindt.

Zin a. is correct als we aannemen dat het vette element een gewone voorz.bep. is. Zin b. is eveneens correct omdat kluft als basiselement beschouwd wordt en het onderstreepte deel een pronominalisatiespoor is; geheel analoog aan:

c.Gress nert tiffe, kluft Genell zjoffe [enn] ef.
 Ik weet niet wat Genell beweert.

d.Gress nert tiffe, lomp Genell kette en mimpit ón do.
 Ik weet niet aan wie Genell het boek geeft.

Zie ook § 130.84–86 voor deze materie. Voor de constructies in c. en d., zie ook § 122.41–43.

141.120

De inherente voorz.bep.n bij prep.werkw.n vinden we dikwijls terug bij subst.n op -os (§ 20.17–18) of -ašo (§ 20.30) die van zulke werkw.n zijn afgeleid. Vergelijk:

prap sôlisitere tukst >solliciteren naar >
> ef sôlisitašo tukst eft quista jobiy > de sollicitatie naar een goede baan

akimore tukst >benoemen tot >
> belt akimoros tukst prest> haar benoeming tot directeur

cônfrontere kaf/sumâ >confronteren met >
> ef cônfrontašo kaf/sumâ ef enmÿe> de confrontatie met de vijand

141.121

Ook subst.n die op improductieve wijze van een werkw. zijn afgeleid, kunnen soms samengaan met een inherente voorz.bep.:

sûpriyse gâšâ >verrassen op >
> ef sûpriysa gâšâ eft guriatjof dinelo> de verrassing op een heerlijk diner

prap anie lef >zich vermaken met >
> ef aniâ lef ef bâlmert> het vermaak met het balspel

141.122   ad § 141.1   T. Plaats van voorzetselbepalingen in de zin

In § 93.82–90 is uitgelegd dat voorz.bep.n in principe onmiddellijk voor of onmiddellijk achter de basis1 van een zin staan:

Laja kette ef mimpit ón Ôrs fes ef arâbe.
Laja geeft in de tuin het boek aan Ôrs.

Fes ef arâbe Laja enn ef mimpit kette ón Ôrs.
In de tuin heeft Laja het boek aan Ôrs gegeven.

De (vetgedrukte) locatie waar de gebeurtenis plaatsvindt staat normaliter aan het einde van de zin, maar bij emfase of contrast is ook een vooropplaatsing mogelijk (linkse dislocatie). Zie ook § 93.77 en § 93.88–90.


1De "basis" van een zin wordt gevormd door het predicaat, samen met subject, object en echo. Zie ook Hoofdstuk 90.

141.123

Een voorz.bep. kan daarentegen onmiddellijk achter het predicaat verschijnen als deze daarmee een idiomatische constructie vormt:

(1)Do sÿrte fes qurubos ef smurf.1Hij brengt het geld in veiligheid.
 Petriy sen wencate fara zjecer ón sener tubôs.2Petriy staat borg voor zijn vrouw.
 Ef invóbatjens viylke fes dinelo ðônosef ef
kindis-marianten.
De genodigden zitten samen met het
koninklijk paar aan aan het diner.

Vergelijk (1) met:

a.Do sÿrte ef hurons fes ef vasa.Hij zet de bloemen in de vaas.
b.* Do sÿrte fes ef vasa ef hurons.

a.Petriy iyziy-kette Laja fara belt mariant.Petriy wijst Laja als haar echtgenoot
terecht.
b.* Petriy iyziy-kette fara belt mariant Laja.

In de b-zinnen kunnen de vetgedrukte voorz.bep.n niet onmiddellijk achter het predicaat verschijnen, omdat ze daarmee geen idiomatische verbinding vormen.


1Als het object uit niet meer dan alleen een voornaamwoord bestaat, kan het principe van de complexiteit (§ 93.79–81) weer prevaleren en komt de voorz.bep. ondanks de idiomatische band met het predicaat buiten de basis te staan, bijvoorbeeld:

Do sÿrte ef fes qurubos.Hij brengt het in veiligheid.
? Do sÿrte fes qurubos ef.


2Zie ook § 80.27 voetnoot 1.

141.124

Of een voorz.bep. samen met het predicaat een "idiomatische constructie" vormt, zoals genoemd in de vorige paragraaf, is niet altijd duidelijk. In (2) lijkt van zo'n idiomatische constructie geen sprake te zijn, want variant b. is ongrammaticaal:

(2)a.Do ÿrgvéne ef falétt fes ef ker.
  hij laat.achter de beslissing in het moeras
 b.* Do ÿrgvéne fes ef ker ef falétt.
 Hij schuift de beslissing op de lange baan.

Juist omdat het om idioom gaat, is de correcte vorm niet te voorspellen. Hiervoor kan het beste een woordenboek geraadpleegd worden.

141.125

Voorz.bep.n kunnen optreden als nadere specificatie bij een subst. (of subst.vervangend element), precies zoals additieven dat kunnen. In dat geval staat de voorz.bep. het liefst direct achter het subst. Vergelijk:

a.Ef mindefit skotat melde tirdus.
 De rode zaklantaarn is kapot.
b.Ef skotat kaf ef kokmit-kelbra melde tirdus.
 De zaklantaarn op de keukentafel is kapot.

a.Ef miljonarr ÿstrjôfje ef ântikiy rélâft ón ef aptoppat.
 De miljonair schenkt de antieke vaas aan het museum.
b.Ef miljonarr ÿstrjôfje ef rélâft lÿ ponto-pÿr 16 ón ef aptoppat.
 De miljonair schenkt de vaas uit het begin van de 16e eeuw aan het museum.

141.126

Let op de ambiguïteit van:

Ef miljonarr lorerde ef Rolls Royce-oto fes ef liftkar gara.
De miljonair koopt de Rolls Royce in de oude garage.
= i.  de miljonair koopt de Rolls Royce die zich in de oude garage bevindt
OFii.  de koop van de Rolls Royce vindt plaats in de oude garage1

Bij lezing i. is de vette voorz.bep. een specificatie bij Rolls Royce; bij lezing ii. is de voorz.bep. een onafhankelijke constituent die de gehele gebeurtenis op een locatie specificeert. Indien Rolls Royce-oto om de een of andere reden niet meer aan het eind van de basiszin staat, zal bij lezing i. de voorz.bep. mee verschuiven, maar bij ii. blijft deze aan de periferie. Vergelijk:

i.Ef miljonarr ef Rolls Royce-oto fes ef liftkar gara lorerde.
 De miljonair heeft de Rolls Royce in de oude garage gekocht.
(de miljonair heeft de Rolls Royce die zich in de oude garage bevindt, gekocht)

ii.Ef miljonarr ef Rolls Royce-oto lorerde fes ef liftkar gara.
 De miljonair heeft de Rolls Royce in de oude garage gekocht.
(de koop van de Rolls Royce heeft in de oude garage plaatsgevonden)

1Lezing ii. kan expliciet gemaakt worden door de voorz.bep. geheel vooraan te plaatsen: Fes ef liftkar gara ef miljonarr lorerde ef Rolls Royce-oto.

141.127

Voorz.bep.n kunnen deel uitmaken van een subject, object of echo. In (1) is het vette deel het object, en de voorz.bep. fes ef kolai iystenôsta is hier een deel van (zie ook § 124.44):

(1)Tu lardarât quista ki ef ardekirs fes ef kolai iystenôsta, gress mit lorerde hols.
 Je moet de planten in de gele bakken, die ik gisteren gekocht heb, veel water geven.
(ik heb de planten gisteren gekocht)

141.128

Dat fes ef kolai iystenôsta samen met ki ef ardekirs als een volconstituent met de functie van object optreedt, en niet een losse voorz.bep. is die buiten het object valt, kan op twee manieren aangetoond worden:

  1. als het obj. in de definitieve tijd door inversie vóór het predicaat komt te staan, verhuist de voorz.bep. mee. Vergelijk (1) met:

    Tu ki ef ardekirs fes ef kolai iystenôsta lardare bertert, gress mit lorerde hols.
    Je hebt de planten in de gele bakken, die ik gisteren gekocht heb, te veel water geven.
    (ik heb de planten gisteren gekocht)

  2. in de passieve variant verhuist de voorz.bep. mee naar de kernpositie. Vergelijk (1) met:

    Ef ardekirs fes ki ef kolai iystenôsta lardarelije bertert pai tu, gress mit lorerde
    hols.
    Aan de planten in de gele bakken die ik gisteren gekocht heb, wordt door jou te veel
    water gegeven.   (ik heb de gele bakken gekocht)

Zou in (1) de voorz.-constituent fes ef kolai iystenôsta als apart staande voorz.bep. beschouwd worden, dan gaat het niet om de "planten in de gele bakken", maar om het feit dat "het water geven door jou in de gele bakken gebeurt".

141.129

Vergelijk ook nog de volgende zinnen: in a. hebben de vette elementen een adjectivische relatie (ze vormen een bepaling bij "stoel"), en deze elementen (1a) gaan na passivisering mee naar de positie van de zinskern (2a). In b. hebben de vette elementen een objectieve relatie (door de actie van het predicaat krijgt het object een bepaalde eigenschap), zodat zij na passivisering (2b) achter het predicaat verschijnen (zie ook § 93.19 en § 93.82–86):

(1)a.Do lâfâstoe ef ferdu lef ef ÿciyn lippiones.
  Hij bekleedt de stoel met de eikenhouten poten.
 b.Do lâfâstoe ef ferdu lef ef mindefit manceste.
  Hij bekleedt de stoel met rood fluweel.

(2)a.Ef ferdu lef ef ÿciyn lippiones lâfâstoelije pai do.
  De stoel met de eikenhouten poten wordt door hem bekleed.
 b.Ef ferdu lâfâstoelije lef ef mindefit manceste pai do.1
  De stoel wordt met rood fluweel door hem bekleed.

In de b-zinnen kan lef vervangen worden door tjâg (vgl. § 141.144); in de a-zinnen kan dit niet.


1Dit voorbeeld kan nog verbeterd worden door rechtse dislocatie toe te passen omdat lef ef mindefit manceste zwaarder ofwel complexer is dan pai do, dus:

Ef ferdu lâfâstoelije pai do lef ef mindefit manceste.
De stoel wordt door hem met rood fluweel bekleed.

141.129a

Bijgevoegde voorz.bep.n staan meestal achter een komma geheel rechts (rechtse dislocatie):

(1)Ef polišo ef benc-kafbyters téte, tvokatiy ef lydres.
 De politie heeft de bankovervallers gedood, met uitzondering van de leider.

(2)Mariy kette eft huron-mûsoll ón Elsa, zarô eft mimpit.
 Mariy geeft een bos bloemen aan Elsa, en ook een boek.

(3)Cÿrtire kost habilem sour gress, ziym kost dres-tif follus.
 Mijn handige zuster zal mij helpen, in plaats van mijn eigenwijze vader.

Zulke constructies kunnen ambigu zijn, zoals zin (3) (zie ook § 121.17–18): (i) mijn zuster zal mij helpen maar mijn vader zal mij niet helpen, of (ii) ik zal wel geholpen worden maar mijn vader zal niet geholpen worden. Deze ambiguïteit is op diverse manieren op te heffen: we kunnen de bijgevoegde voorz.bep. vervangen door een nevenschikking van zinsdelen (volobject: onderstreept), of we kunnen het dummy-werkw. paine (§ 132.120) toevoegen, bijvoorbeeld:

(3′)a.Cÿrtire kost habilem sour gress ziym kost dres-tif follus.
  Mijn handige zuster zal mij in plaats van mijn eigenwijze vader helpen.

 b.Cÿrtire kost habilem sour gress, ziym kost dres-tif follus paine.
  Mijn handige zuster zal mij helpen, in plaats van dat mijn eigenwijze vader
dat doet.

Merk op dat het enige verschil tussen (3) en (3′a) de afwezigheid van de komma in (3′a) is.
Zie ook de voorbeelden in § 121.56–57.

141.130

Complexe en/of lange structuren staan meestal meer aan de periferie dan eenvoudige en/of korte elementen. Daar een voorz.bep. meestal complexer en langer is dan een voorz.loze bepaling zoals een add., zal dit laatste element meestal tussen de voorz.bep. en de basis in staan:

Laja ef mimpit kette ón Ôrs hols fes ef arâbe.1
en niet: ? Laja ef mimpit kette ón Ôrs fes ef arâbe hols.
Laja heeft het boek gisteren in de tuin aan Ôrs gegeven.

1In deze zin staat het pred.add. hols aan het einde van de basiszin, zoals in § 93.16 beschreven is. Natuurlijk kan hols (als pred.add.) ook onmiddellijk achter het predicaat verschijnen: Laja ef mimpit kette hols ón Ôrs fes ef arâbe.

141.131   ad § 141.1   U. Onderlinge ordening van voorzetselbepalingen

Er bestaat een "voorkeursordening" met betrekking tot voorz.bep.n, als er meerdere in één zin voorkomen. Als er geen reden is om een van de bepalingen vanwege een contrast- of emfase-werking geheel vooraan of achteraan de zin te plaatsen, dan gelden de volgende voorkeursordeningen:

1.een plaatsbepaling staat vóór een tijdsbepaling
2.een concrete bepaling staat vóór een abstracte bepaling
3.een "bron" staat vóór een "doel" (het principe van de iconiciteit)
4.een voorz.bep. met een kort/simpel fundament staat vóór een voorz.bep. met een complex fundament (het principe van complexiteit)
5.een voorz.bep. met een kort/simpel/algemeen voorz. staat vóór een voorz.bep. met een (lange/ingewikkelde) voorz.uitdr. (het principe van complexiteit)

141.132

De regels 1 t/m 3 kunnen in conflict zijn met 4 en 5, bijvoorbeeld: een plaatsbepaling kan langer zijn dan een tijdsbepaling. In dat geval zegt 1 dat plaats voor tijd moet komen, terwijl 5 zegt dat tijd (kort) voor plaats (lang) moet komen. Welke regel dan de overhand krijgt, hangt van diverse factoren af, zoals emfase of contrast, nieuwe informatie, ritme, stijl, enzovoort.
Merk op dat regels elkaar ook kunnen uitsluiten: als regel 3 (bron voor doel) ter sprake komt, zullen 1 en 2 irrelevant zijn, omdat bron en doel beide een plaatsbepaling, beide een tijdsbepaling, beide concreet of beide abstract zullen zijn. En omgekeerd, als er sprake is van een plaatsbepaling gecombineerd met een tijdsbepaling, zal regel 3 irrelevant zijn.
In de voorbeelden in de volgende paragrafen voldoen de a-zinnen aan de regels voor de voorkeursordening, en zijn daarom semantisch/pragmatisch ongemarkeerd. De b-zinnen zijn gemarkeerd omdat er niet aan de voorkeursordening is voldaan. Deze gemarkeerdheid kan zich manifesteren in een duidelijke uitdrukking van contrast of emfase (aangegeven met KLEINE HOOFDLETTERS), dan wel in een minder soepel of wellicht zelfs incorrect taalgebruik.

141.133

Merk op dat de afwijking van de voorkeursordening in de b-zinnen ertoe leidt dat nu de laatste (onderstreepte) voorz.bep. emfase of contrast krijgt. Hier is feitelijk sprake van rechtse dislocatie:

1. plaats voor tijd:

a.Óps mirre fes ef dunjes tuksof dur zurt.
 Ze wandelen tot drie uur in de duinen.
b.Óps mirre tuksof dur zurt fes ef dunjes.
 Ze wandelen IN DE DUINEN tot drie uur.

2. concreet voor abstract:

a.Lariy trempelira fes ef ÿrôme-mittus âfry sener tubôs.
 Volgens zijn vrouw zit Lariy in de werkkamer te lezen.
b.Lariy trempelira âfry sener tubôs fes ef ÿrôme-mittus.
 Lariy zit volgens zijn vrouw IN DE WERKKAMER te lezen.

141.133a

Willen we in 1 hierboven de tijdsbepaling met contrast of emfase uitdrukken, dan kan deze geheel vooraan de zin geplaatst worden. Evenzo kan in 2 de bepaling "volgens zijn vrouw" met emfase/contrast vooraan geplaatst worden:

1.Tuksof dur zurt óps mirre fes ef dunjes.
 TOT DRIE UUR wandelen ze in de duinen.

2.Âfry Lariyex ef tubôs, do trempelira fes ef ÿrôme-mittus.
 VOLGENS ZIJN VROUW zit Lariy in de werkkamer te lezen.

141.134

Ook in het volgende a-voorbeeld staat concreet voor abstract:

a.Lariy pjôlelira fes ef ÿrôme-mittus rifo sener arfinvelk.
 Lariy zit IN DE WERKKAMER over zijn toekomst te praten.

Maar nu lijkt deze volgorde gemarkeerd (ofwel: "in de werkkamer" heeft emfase), omdat de rifo-bepaling als inherente voorz.bep. bij pjôle opgevat wordt (het gaat om het prep.werkw. pjôle rifo flaju (praten over iets)). Daarom is de b-variant minder gemarkeerd:

b.Lariy pjôlelira rifo sener arfinvelk fes ef ÿrôme-mittus.
 Lariy zit over zijn toekomst in de werkkamer te praten.

141.135

In het volgende voorbeeld staan drie voorz.bep.n, elk met het voorz. fes (in). De meest natuurlijke (= minst gemarkeerde) volgorde is hier plaats – tijd – betrekking, want volgens regel 1 gaat plaats voor tijd, en volgens 2 gaat concreet voor abstract (we mogen hier aannemen dat "plaats" en "tijd" concreter zijn dan "betrekking"):

(1)Do trempa fes ef treno fes marše fes ef quiyrda, den ...1
 Hij heeft in de trein in maart in de krant gelezen dat ...

1Het voorz. fes moet hier drie maal herhaald worden, en kan niet de 2e en/of 3e keer door âs vervangen worden, omdat fes hier tot drie verschillende categorieën behoort. Dit is uitgelegd in § 132.152–156.

141.136

De volgende variant klinkt onnatuurlijk, omdat quiyrda vanwege de positie vóór treno voorgesteld wordt als een locatie, en treno dientengevolge als een tekstdrager waarin men kan lezen:

(2)? Do trempa fes ef quiyrda fes ef treno fes marše, den ...
 Hij heeft in de krant in de trein in maart gelezen dat ...

141.137

Wil men met een van de fes-bepalingen uit § 141.135 (1) extra emfase geven, dan kan deze het beste geheel naar voren gehaald worden, waarbij de volgorde van de overige twee gehandhaafd blijft zoals aangegeven in (1):

(3)a.Fes ef quiyrda do trempa fes ef treno fes marše, den ...
  IN DE KRANT heeft hij in de trein in maart gelezen dat ...
(en niet in het tijdschrift)
 b.Fes ef treno do trempa fes marše fes ef quiyrda, den ...
  IN DE TREIN heeft hij in maart in de krant gelezen dat ...
(en niet in de bus)
 c.Fes marše do trempa fes ef treno fes ef quiyrda, den ...
  IN MAART heeft hij in de trein in de krant gelezen dat ...
(en niet in april)

141.138

3. bron voor doel:

a.Ef merater tasso rempe ef zillepip kafonn ef lagitokôbo.
 De man viel vanaf het dak op de parasol.
b.Ef merater tasso kafonn ef lagitokôbo rempe ef zillepip.
 De man viel op de parasol VANAF HET DAK.

Bij de schending van de iconiciteit, zoals in 3 b., is de neiging groot om de tweede voorz.bep. als een "afterthought" door een komma van de matrixzin te scheiden:

b′.Ef merater tasso kafonn ef lagitokôbo, rempe ef zillepip.
 De man viel op de parasol, [en wel] VANAF HET DAK.

141.139

4. kort fundament vóór complex fundament
     (het complexe fundament is vetgedrukt):

a.Lena pjôlelira lef sener ÿksanera kaf ef mesâ én kojâquliy belt-bankres
kusamat ef torozaÿ
.
 Lena zit met haar buurvrouw op het groene gietijzeren bankje naast de
rozenstruik
te praten.

b.Lena pjôlelira kaf ef mesâ én kojâquliy belt-bankres kusamat ef torozaÿ
lef sener ÿksanera.
 Lena zit op het groene gietijzeren bankje naast de rozenstruik met haar
buurvrouw te praten.

Het vetgedrukte, complexe fundament bevat zelf ook weer een voorz.bep., namelijk kusamat ef torozaÿ (naast de rozenstruik). Zin a. loopt soepeler dan b., ondanks het feit dat a. regel 2 (concreet vóór abstract1) schendt.


1In het algemeen kan gesteld worden dat een plaatsbepaling concreter is dan een bepaling met een voorz. van betrekking.

141.140

Als het verschil in complexiteit minimaal is, kunnen andere ordeningsregels gaan prevaleren, zodat een complex fundament vóór een simpel fundament kan komen te staan:

a.Ef kafbyter inuo helkara hópsat trâk ef zutter wóse blef ef gerlas-ÿstôpiy.
 De overvaller rende naar haar toe, vanaf de donkere plek achter de bushalte.

b.Ef kafbyter inuo trâk ef zutter wóse blef ef gerlas-ÿstôpiy helkara hópsat.
 De overvaller rende vanaf de donkere plek achter de bushalte naar haar toe.

Voor veel Spokaniërs is b. even correct als a., omdat b. voldoet aan regel 3 (bron voor doel), ondanks het feit dat de voorz.bep. met het complexe fundament vóór de simpele bepaling helkara hópsat staat.

141.141

Een relatieve bijzin die een fundament als antecedent heeft, komt het liefst direct achter dit fundament. Daar bijzinnen met een betr.vnw. altijd rechts van de matrixzin komen, verdient het de voorkeur om de voorz.bep. waarvan het fundament als antecedent optreedt, zo veel mogelijk naar rechts te plaatsen. Dus a. heeft de voorkeur boven b.:

a.Ef kafbyter inuo helkara ef telebôs trâk ef zutter wóse blef ki ef gerlas-ÿstôpiy, luft té groft ralpainer ef prefdeff nolare.
 De overvaller rende naar de telefooncel, vanaf de donkere plek achter de bushalte waar zijn handlanger de buit had verloren.

b.? Ef kafbyter inuo trâk ef zutter wóse blef ki ef gerlas-ÿstôpiy helkara ef telebôs, luft té groft ralpainer ef prefdeff nolare.
 De overvaller rende vanaf de donkere plek achter de bushalte waar zijn handlanger de buit had verloren naar de telefooncel.

141.142

5. simpel voorzetsel voor voorz.uitdr.:

a.Ef huldufit kûrater eft hordâ monumentos riffe krÿmiy ef zecesecÿr hent-pérsa-zemperiy coðaros kaf gôrfjôc rifo ef Kriyndâ-kordaecÿr miskân lydos.
 De beroemde kunstenaar heeft een mooi beeld gemaakt ter gelegenheid van het vijfhonderdjarig bestaan van het dorp in opdracht van het dankbare bestuur van de Kriyndâ-kerk.

b.? Ef huldufit kûrater eft hordâ monumentos riffe kaf gôrfjôc rifo ef Kriyndâ-kordaecÿr miskân lydos krÿmiy ef zecesecÿr hent-pérsa- zemperiy coðaros.
 De beroemde kunstenaar heeft een mooi beeld gemaakt in opdracht van het dankbare bestuur van de Kriyndâ-kerk ter gelegenheid van het vijfhonderdjarig bestaan van het dorp.

Het fundament in de voorz.bep. krÿmiy ef zecesecÿr hent-pérsa-zemperiy coðaros is in complexiteit gelijkwaardig aan het fundament in kaf gôrfjôc rifo ef Kriyndâ-kordaecÿr miskân lydos. Beide voorz.bep.n behoren tot de categorie BETREKKING, en zijn daarom even abstract. Verder is er geen sprake van iconiciteit. Het enige criterium waarom zin a. soepeler is dan b., is daarom het feit dat kaf gôrfjôc rifo complexer is dan krÿmiy.

141.143

In het volgende voorbeeld valt "simpel voor complex" samen met de tendenzen "plaats voor tijd" en "concreet voor abstract":

a.Ef zeces-lûmpa eft hordâ chafost chafoste kaf ef juf furt ef cirre lef ef monercôer mebartof.
 Het dorpskoor heeft een mooi lied op het marktplein gezongen ter gelegenheid van de verjaardag van de burgemeester.

b.?? Ef zeces-lûmpa eft hordâ chafost chafoste furt ef cirre lef ef monercôer mebartof kaf ef juf.1
 Het dorpskoor heeft een mooi lied gezongen ter gelegenheid van de verjaardag van de burgemeester op het marktplein.

1Zin b. doet vreemd aan omdat de korte bepaling kaf ef juf gauw begrepen wordt als behorend bij ef monercôer mebartof. Ofwel: "de verjaardag van de burgemeester die zich op het marktplein bevindt". Het is semantische onzin om van een verjaardag te zeggen dat die "zich ergens bevindt". Willen we kaf ef juf een emfatisch of contrastief karakter geven, dan kan deze bepaling het beste vooraan geplaatst worden (linkse dislocatie):

Kaf ef juf ef zeces-lûmpa eft hordâ chafost chafoste furt ef cirre lef ef monercôer
mebartof.
OP HET MARKTPLEIN (en bijvoorbeeld níét in de hoofdstraat) heeft het dorpskoor een
mooi lied gezongen ter gelegenheid van de verjaardag van de burgemeester.

141.144

Let op de volgorde van de drie voorz.bep.n in:

Do lâfâstoe ef ferdu lef ef ÿciyn lippiones na eft ântikiy hajimo tjâg ef mindefit manceste.
Hij bekleedt de stoel met de eikenhouten poten met een antieke hamer met rood fluweel.

Het vette deel is een nadere bepaling bij "stoel" en staat er daarom logischerwijze direct achter. Het cursieve deel drukt het instrument uit waarmee het "bekleden" plaatsvindt, en het onderstreepte deel drukt het complement van "bekleden" uit.
Daar de vette bepaling onmiddellijk achter "stoel" moet verschijnen, komen de andere twee voorz.bep.n geheel rechts in de zin. Dat het instrument vóór het complement verschijnt, wordt ingegeven door de iconiciteit: eerst moet de hamer gebruikt worden alvorens het fluweel bevestigd is.

141.145   ad § 141.1   V. Uitbreking

Onder uitbreking verstaan we het verschijnsel dat het fundament van een voorz.bep. geheel vooraan de zin komt te staan, en de lege fundamentsplek in de voorz.bep. opgevuld wordt met een pers.vnw, volgens het schema:

.... {VZ FUNDAMENT} > FUNDAMENT1 .... {VZ PV1}

Deze uitbreking is, in vlotte spreektaal, mogelijk als het fundament vanwege emfase of contrast een prominente positie aan het begin van de zin moet hebben, vergelijk:

a.Noft, gress chaquindo kvâ lef ef kindista.
 Nee, ik heb nooit met de koningin gesproken.
b.£ Noft ef kindista, gress chaquindo kvâ lef eup.
 Nee, de koningin, daar heb ik nooit mee gesproken.1

a.Kirro poiraves jazy fes teâk lirdef zeces.
 We willen in zo'n rustig dorp wel wonen.
b.£ Teâk lirdef zeces, kirro poiraves jazy fes ef.
 Zo'n rustig dorp, daar willen we wel in wonen.

1In Nederlandse spreektaal hoort men ook: "Nee, de koningin heb ik nooit mee gesproken". Zulke constructies worden niet algemeen geaccepteerd, maar lijken hoe langer hoe meer voor te komen.

141.146

Als een fundament uitgebroken is, wordt het pers.vnw. op de fundamentsplaats altijd gereduceerd uitgesproken (het voorz. krijgt de klemtoon). Eventueel kan dit ook zo geschreven worden (zie ook § 70.50–53):1

b′.£ Noft ef kindista, gress chaquindo kvâ lefûp.
b′.£ Teâk lirdef zeces, kirro poiraves jazy fesûf.

1Deze gereduceerde pers.vnw.n gelden alleen op Zuid-Liftka, Tigof en Lomky als correcte spreektaal. In de overige delen van Spokanië worden zulke vormen als minder correct bestempeld, tenzij ze bij de hier besproken uitbrekingen gebruikt worden, dan zijn ze altijd acceptabel.

141.147

In principe staat de voorz.bep. van een uitgebroken fundament altijd aan het eind van de zin, maar soms kan die ook vooraan staan, direct na het uitgebroken element. In dat geval is het pers.vnw. op de fundamentspositie beklemtoond, en kan het zwak betoonde ef nooit gebruikt worden. Ef kan wel vervangen worden door bijvoorbeeld mittof of pana, die zonder probleem de klemtoon kunnen krijgen:

a.Noft, lef ef kindista gress chaquindo kvâ.
 Nee, met de koningin heb ik nooit gesproken.
b.£ Noft ef kindista, lef EUP gress chaquindo kvâ.
 Nee, de koningin, met HAAR/DAARmee heb ik nooit gesproken.

a.Fes teâk lirdef zeces kirro poiraves jazy.
 In zo'n rustig dorp willen we wel wonen.
b.£ Teâk lirdef zeces, fes PANA/*ef kirro poiraves jazy.
 Zo'n rustig dorp, DAARin willen we wel wonen.

141.148

In een contrastieve constructie, waarin twee tegenpolen genoemd worden, kunnen eventueel twee uitbrekingen voorkomen. Vergelijk:

a.£ Eft buvjerr, gress mirravy kvâ lef ef, tur iftam âs eft hâpyhurt.
 Een bouvier, daar wil ik nooit mee wandelen, maar wel met een herdershond.
b.£ Eft buvjerr, gress mirravy kvâ lef ef, tur eft hâpyhurt, iftam âs ef.
 Een bouvier, daar wil ik nooit mee wandelen, maar een herdershond, daar wel mee.

Merk op dat in beide varianten het dode voorz. âs gebruikt wordt ter vervanging van het eerder genoemde lef.

141.149

In meer formele schrijftaal komen de hierboven besproken uitbrekingen niet voor. Maar zij kennen een variant welke ook in de schrijftaal acceptabel is: hierbij wordt de gehele voorz.bep. vooraan de zin geplaatst, en vervolgens in gepronominaliseerde vorm herhaald. Vergelijk de b-zinnen in § 141.145 met:

b′.Noft lef ef kindista, gress chaquindo kvâ lef eup.
b′.Fes teâk lirdef zeces, kirro poiraves jazy fes ef.

141.150

Een typische stijlvorm in meer poëtische schrijftaal bestaat hieruit dat zowel de originele voorz.bep. als de gepronominaliseerde herhaling geheel vooraan geplaatst wordt. Dit is feitelijk een variant van de b-zinnen in § 141.147; vergelijk die met:

b′.℗ Noft lef ef kindista, lef EUP gress chaquindo kvâ.
b′.Fes teâk lirdef zeces, fes PANA kirro poiraves jazy.

Zulke constructies herinneren aan die waarin op twee verschillende manieren aan één en dezelfde entiteit wordt gerefereerd, door middel van een elliptische onderschikking, zoals in:

Petriy, kost frera, melde kinur.  (zie § 132.116)
Petriy, mijn broer, is ziek.

Mas, wetestof tuffese ef monercô ef kleter lorerde-sentrym.
Morgen, woensdag zal de burgemeester het nieuwe winkelcentrum openen.

Fes teâk liftkar oto, fes teâk arfjetiyn gress nert ufiravy.
In zo'n oude auto, in zo'n wrak wil ik niet rijden.

Zie ook § 121.82 voetnoot 1.


TOP
<< Hoofdstuk 140 | Hoofdstuk 142 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands