Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 142 | Hoofdstuk 144 >>
14. Voorzetsels en vergelijkingen

143. Vergelijkingen


Opbouw van dit hoofdstuk: Blokken: Vervolg in Hoofdstuk 144:

143.1   Inleiding

In dit hoofdstuk en het vervolg ervan (Hoofdstuk 144) wordt het begrip vergelijking ruim opgevat, maar in principe bevat een vergelijkende constructie de volgende elementen:

  1. Twee vergelijkingsobjecten VOB1 en VOB2.
  2. Een vergelijkende kwaliteit/kwantiteit VK. Dit is vaak een add., maar het kan ook een predicaat of nominale constituent zijn.
  3. Een of meer functiewoorden die het soort vergelijking uitdrukken.

In de volgende voorbeelden zijn de vette elementen VOB1 en VOB2, is het onderstreepte element een VK, en staan de functiewoorden cursief:

a.Lerdu melde hupster terat dus Elsa.Lerdu is groter dan Elsa.
b.Lerdu melde lo hupster lo Elsa.Lerdu is even groot als Elsa.
c.Leena larde vluf ylsa dus šem.Leena eet meer honing dan jam.
d.Ef chat feldre omeneé kaf ef feldariy dus zjoba ef [tiyn].De kat zit liever op de kast dan eronder.
e.Do verfute ef kul ur ef gara lo likkô féra-mesâ.Hij schildert de schuur en de garage even felgroen.
f.Gress eft loiy bof lorerde lo tu lelperre-armt.Ik heb net zo'n/eenzelfde broek gekocht als jij aanhebt.
g.Ef melde vózÿr, den kirro jizjÿe ef prytusto ral, dus den gress reventât mas furt ef.Het is prettiger dat we de klus nu afmaken, dan dat ik er morgen voor moet terugkomen.

In d. is de vergelijkende kwaliteit (VK) het pred.add. tevi (graag) dat hier als de onregelmatige vergr.trap omeneé (liever) verschijnt. We zouden hier ook de gehele frase feldre tevi (graag zitten) als VK kunnen opvatten.
In e. zijn VOB1 en VOB2 samengevoegd in één (vette) constituent: de schuur en de garage worden beide vergeleken met betrekking tot de VK "felgroen".
In f. zijn de vergelijkingsobjecten (VOB1 en VOB2) de vette predicaten: het "kopen" van iets wordt vergeleken met het "aanhebben" van iets. Als vergelijkende kwaliteit (VK) geldt hier "broek", want VOB1 en VOB2 worden met betrekking tot de entiteit "broek" met elkaar vergeleken. Het functiewoordpaar is hier loiy ... lo.
In g. zijn VOB1 en VOB2 de beide bijzinnen die met den beginnen. Als VK geldt hier de kwalificatie olla (prettig), hier uitgedrukt met de onregelmatige vergr.trap vózÿr (prettiger). Het functiewoord is hier dus.

143.2

In sommige vergelijkingen kan de VK ontbreken. In dat geval worden VOB1 en VOB2 vergeleken op basis van hun intrinsieke kwaliteit. Vergelijk:

a.Nico ÿrôme omeneé fitfara eft lacsater.Nico werkt liever als advocaat.
b.Nico rinne pert smurf fitfara eft lacsater.Nico verdient als advocaat veel geld.

In a. worden VOB1 "Nico" en VOB2 "advocaat" met elkaar vergeleken op basis van de VK "graag werken". In b. ontbreekt een VK: hier gaat het om de intrinsieke kwalificatie die geassocieerd wordt met VOB2 "advocaat", nl. dat dit een lucratief beroep is.

143.3

In de volgende zin ontbreekt zowel een VK als een VOB2:

Ef nert di eftarsu, na gress reppo.Het zal niet lukken, zoals ik al zei.

Hier geldt de gehele hoofdzin ef nert di eftarsu als VOB1. VOB2 dat daarmee vergeleken wordt, is datgene wat ik zei, maar hier niet expliciet is genoemd (dus alleen impliciet aanwezig is). Ik heb bijvoorbeeld gezegd: "Nou, dat zal wel niet lukken." (dat is dus de gesuggereerde VOB2). Verder ontbreekt er een VK. De intrinsieke eigenschap op basis waarvan VOB1 en VOB2 worden vergeleken, is te omschrijven als "waar" (waarheidsgehalte).

143.4   Behandeling van de functiewoorden

In alle soorten vergelijkingen wordt gebruikgemaakt van specifieke functiewoorden, ofwel determinanten, voorzetsels of voegwoorden die de vergelijkingsrelatie tussen VOB1 en VOB2 uitdrukken. We zullen met deze functiewoorden als uitgangspunt de mogelijke constructies en hun betekenissen bespreken. Ze worden zo veel mogelijk in alfabetische volgorde behandeld, tenzij twee of meer functiewoorden een bepaalde verwantschap hebben waardoor ze beter tezamen besproken kunnen worden.

143.5

De volgende functiewoorden (of combinaties ervan) worden in dit hoofdstuk en in Hoofdstuk 144 behandeld:

Vergelijkende functiewoorden
 Hoofdstuk 143vanaf  §  Hoofdstuk 144vanaf  §
1. âst143.6  16. loiy  (vgw.)144.2
2. cÿr ... is, toje ... fra, tôje ... frân,143.8  17. lopert144.7
   tygrônsc ... igt   18. lÿ, mip144.12
3. danen143.10  19. na144.34
4. dus, fet143.13  20. na-vrôk, na-wys144.39
5. fara, fitfara, lo, zÿtâ  (vz.)143.54  21. oiba, vluf144.40
6. fara, fitfara  (vgw.)143.82  22. paine X-lira144.49
7. faroft, gôf143.88  23. qu ... své144.51
8. fes/ber ... X-lira143.89  24. syliy144.53
9. fitus143.96  25. trufôelira ... merfelira144.58
10. fraji, loiy, monta  (add.)143.98  26. uberelira144.62
11. lek, turoft, mefrelira143.103  27. ur flâjû, ur nÿf[s], ur râste144.64
12. likkô143.104  28. wânta144.67
13. likkô ... lo143.108  29. ÿchûg144.70
14. lo143.112  30. zjoffelira144.71
15. lo ... lo143.113     

Verder zal er aan het eind van Hoofdstuk 144 nog apart aandacht besteed worden aan enkele grammaticale kwesties die in het algemeen voor vergelijkingsconstructies gelden:

 Hoofdstuk 144vanaf  §
A. Vergelijking van twee verschillende objecten144.76
B. Absolute en relatieve waarde van het VK144.79
C. Relatieve bijzinnen144.89

143.6   ad § 143.5   1. Het voorzetsel âst

Het voorz. âst betekent primair 'tegenover; tegen' (zowel letterlijk als figuurlijk), zoals in:

Do zâre âst ef korda.Hij woont tegenover de kerk.
Do farte âst kost šÿrtyc.Hij gaat tegen mijn voorstel in.

Er bestaat een idiomatische vergelijkingsconstructie waarbij de stellende trap gecombineerd wordt met het voorzetsel âst, wat hetzelfde betekent als een vergrotende trap gecombineerd met dus (zie § 143.13 en verder). Voorwaarde is wel dat de VK een relatie heeft met de beide zinskernen. In (1) geldt dus dat VK flifados 'nin semantisch identiek is aan beide zinskernen Elsa (= VOB1) en Mariy (= VOB2). In (2) refereert VK flifados aan Elsa en Mariy. In (3) horen bij VK frajjaare hups de kernen Petriy en Lerdu:

(1)Elsa melde eft flifados terat 'nin dus Mariy. = Elsa melde eft flifados 'nin âst Mariy.
 Elsa is een aardiger meisje dan Mariy.

(2)Elsa melde flifados terat dus Mariy. = Elsa melde flifados âst Mariy.
 Elsa is aardiger dan Mariy.

(3)Petriy frajjaare hups terat dus Lerdu [paine]. = Petriy frajjaare hups âst Lerdu.
 Petriy rent harder/sneller dan Lerdu.

Merk op dat dus een voegw. is en dat bijvoorbeeld in (3) dus Lerdu een beknopte bijzin is, waar toevoeging van de dummy paine mogelijk is. Âst is een voorz. en daarbij past geen dummy als paine.

143.7

In het volgende voorbeeld is de âst-constructie niet mogelijk omdat VK mikar oto níét semantisch refereert aan de zinskernen Petriy en Lerdu (ofwel: noch Petriy noch Lerdu is een "dure auto"):

Petriy lelperre eft mikar terat oto dus Lerdu. ≠ * Petriy lelperre eft mikar oto âst Lerdu.
Petriy heeft een duurdere auto dan Lerdu.

Ook de volgende âst-constructie is ongrammaticaal, want er is hier primair een relatie tussen het object ef cesser en "het snelle oplossen" ervan:

Petriy hûche ÿpf terat ef cesser dus Lerdu. ≠ * Petriy hûche ÿpf ef cesser âst Lerdu.
Petriy lost het raadsel sneller op dan Lerdu.

143.8   ad § 143.5   2. De voegw.paren cÿr ... is, toje ... fra, tôje ... frân en tygrônsc ... igt

Cÿr ... is (zowel ... als), toje ... fra (óf ... óf), tôje ... frân (noch ... noch) en tygrônsc ... igt (niet alleen ... maar ook) zijn voegwoordparen waarbij altijd twee entiteiten VOB1 en VOB2 betrokken zijn. Tussen deze entiteiten is sprake van een bepaalde verhouding, maar we kunnen ook stellen dat VOB1 en VOB2 op een bepaalde wijze met elkaar vergeleken worden.1 Bijvoorbeeld:

(1)Cÿr kost frera is gress kinure.Zowel mijn broer als ik zijn ziek.
(2)Petriy toje scemre fra reppe nÿf tiyns.Óf Petriy schreeuwt óf hij zegt geen stom
woord.
(3)Tôje Drys frân Nest arfinecos.Noch Drys noch Nest kan komen.
(4)Pyt melde tygrônsc fâkomm igt pûl.2Pyt is niet alleen gemeen maar ook dom.

In (2) is te zien hoe toje en fra alleen de twee predicaten scemre en reppe bepalen, terwijl óf in het Nederlands aan de gehele zin voorafgaat. In (3) is aan arfinecos te zien dat het subject meervoudig is, terwijl uit het Nederlandse kan blijkt dat hier het subject als enkelvoudig behandeld wordt.


1Niet alle taalkundigen rekenen deze voegw.paren tot de instrumenten waarmee vergelijkingen worden uitgedrukt. Zie ook Oleema-Heferg (1992) waarom de verhouding tussen VOB1 en VOB2 niet hetzelfde zou zijn als een vergelijking.


2Een wat emfatischer variant is te vinden in (zie hiervoor § 144.69):

a.Pyt melde fâkomm wânta, tur pûl lilepiy.
 Pyt is niet alleen gemeen, maar bovendien/ook nog dom.
(lett. "Pyt is allereerst gemeen maar verder dom")

b.Do vreéða ump sener exâm wânta, tur do enn ef guldâ ifâm melde ur lilepiy.
 Hij is niet alleen voor zijn examen geslaagd, hij was ook de beste kandidaat.

143.9

Merk op dat toje ... fra en tôje ... frân vaak minder emfatisch zijn dan de Nederlandse equivalenten óf ... óf en noch ... noch. In het volgende voorbeeld is een vertaling met uitsluitend of wellicht geschikter dan het nadrukkelijke óf ... óf:

Tem mimpits kettelira ryte toje mâltefiym fra noi.
Deze boeken zijn moeilijk of niet te bemachtigen.
?? Deze boeken zijn óf moeilijk óf niet te bemachtigen.

Zulke voegw.paren worden verder behandeld bij Blok 120.49.

143.10   ad § 143.5   3. Het add. danen

Danen (dichterbij) is de vergr.trap van tarô (dichtbij). Danen wordt ook gebruikt in de vergelijking nert A ur danen fes B (niet zozeer A als wel B).

Feit A (VOB1) wordt ontkend, en feit B (VOB2) komt er als het ware voor in de plaats. A is dikwijls hypothetisch en wordt alleen genoemd om een contrastwerking met B uit te lokken. Bijvoorbeeld:

Lerdu nert melde eft artiys ur danen fes eft veldur lef kâgos.
Lerdu is niet zozeer een artiest als wel een fantasievol persoon.
OF  Lerdu is veeleer een fantasievol persoon dan een artiest.

Afhankelijk van de context zijn er twee interpretaties mogelijk:

  1. Lerdu is inderdaad een artiest, maar de spreker is het daar niet mee eens: hij vindt Lerdu eerder iemand met fantasie.
  2. Lerdu is helemaal geen artiest, en de spreker wil dat ook benadrukken door hem te kwalificeren als fantasievol persoon.

143.11

Nog een voorbeeld:

(1)Ef euro-zône nert lelperre eft mennirros furt reparr-ÿozos-poriyte, ur danen
fes strûkturela nâs-vobarôsta fes ef tomârketÿ.
 De eurozone heeft niet zozeer behoefte aan budgettaire soberheid, als wel
aan structurele hervormingen van markten.

Merk op dat het in (1) gaat om de uitdrukking ef lelperre eft mennirros furt ... (behoefte hebben aan ...), waarbij het voorz. furt noodzakelijk is, en tegelijkertijd het voorz. fes in de uitdrukking ur danen fes ... vereist is. In dit geval blijft furt in de nevengeschikte zin na ur achterwege. Vergelijk dit met:

(1′)Ef euro-zône lelperre noi eft mennirros furt reparr-ÿozos-poriyte, tur iftam
âs strûkturela nâs-vobarôsta fes ef tomârketÿ.
 De eurozone heeft geen behoefte aan budgettaire soberheid, maar wel aan
structurele hervormingen van markten.

In (1′) wordt het vette furt verderop in de vorm van het dode voorz. âs herhaald.

143.12

Omdat de constructie nert A ur danen fes B een voorz.bep. bij B vereist, kan er geen normale bijzin volgen maar moet deze gedeverbaliseerd worden, zoals in:

Ef menester nert ðôpainavy ef PLT ur danen fes ef ÿprobaros beri ÿrfótare enn ef tareffs.
de minister niet wil.verlagen de btw en dichterbij in het willen-DV INF aanpassen DtO de tarieven
De minister wil niet zozeer de btw verlagen, als wel de tarieven aanpassen.

Danen wordt verder nog behandeld in combinatie met oiba (§ 144.42).

143.13   ad § 143.5   4. De voegw.n dus en fet

Dus is het meest gebruikte functiewoord bij vergelijkingen waarin middels een vergrotende (of verkleinende) trap uitgedrukt wordt dat een VK (eigenschap) bij VOB1 (een constituent in SvZ1) meer (of minder) aanwezig is dan bij VOB2. Prototypische voorbeelden zijn:

a.Elger melde hupster terat dus Stex.Elger is groter dan Stex.
b.Stex melde hupster oiba dus Elger.Stex is minder groot dan Elger.
c.Ef mimpiterfer râgtage beri melde ielba
terat dus ef prest.
De boekhouder blijkt rijker te zijn dan
de directeur.

In dergelijke constructies staat altijd een koppelwerkwoord, maar dit kan natuurlijk op allerlei wijzen gevarieerd worden, zoals in c. met râgtage (blijken).
In a. en b. is hupster de VK, oftewel de eigenschap die aan Elger resp. Stex wordt toegekend, en wel zodanig dat in a. deze eigenschap bij VOB1 méér aanwezig is dan bij VOB2. In b. is VK bij VOB1 juist minder aanwezig.

143.14

Dus geldt als een voegwoord en de meeste taalkundigen zijn het erover eens dat de frase achter dus als een beknopte bijzin moet worden opgevat, ofwel een bijzin waarin alle elementen die identiek zijn aan de hoofdzin, zijn weggelaten. Vergelijk de zinnen in a. met hun onderliggende structuur in b.:

(1)a.Elger melde hupster terat dus Stex.
  Elger is groter dan Stex.
 b.{Elger melde hupster terat} dus {Stex melde hupster}.

(2)a.Petriy dakre graviy terat Tek dus Lerdu.
  Petriy beledigt Tek erger dan Lerdu.
 b.{Petriy dakre graviy terat Tek} dus {Petriy dakre graviy Lerdu}.

In b. zijn de hoofdzin en de bijzin tussen {  } aangegeven. De onderstreepte delen die in beide zinnen identiek zijn, worden in de oppervlaktestructuur van de bijzin (in a.) dus weggelaten.
Voor dergelijke onderliggende structuren, zie ook Pârdova (1980).

143.15

De behandeling van de vergelijkingen met dus is zo uitgebreid dat we dit onderverdelen in het soort vergelijkingsobjecten (VOB1 en VOB2) dat samen kan gaan met dus:

  1. VOB1 en VOB2 zijn subjecten; VK is een predicaat (vanaf § 143.16)
  2. VOB1 en VOB2 zijn predicaten; de kern is identiek (vanaf § 143.25)
  3. VOB1 en VOB2 zijn objecten (vanaf § 143.29)
  4. VOB1 is een object; VOB2 is niet nader gespecificeerd; VK is een adj.add. (§ 143.34)
  5. VOB1 en VOB2 zijn subjecten; VK is een kwantiteit (vanaf § 143.35)
  6. VOB1 is een object; VOB2 is niet gespecificeerd; VK is een kwantiteit (§ 143.37)
  7. VOB1 en VOB2 zijn attributieve additieven (vanaf § 143.38)
  8. VOB1 en VOB2 zijn voorzetsels (vanaf § 143.40)
  9. VOB1 en VOB2 zijn plaats- of tijdsbepalingen (vanaf § 143.42)
  10. "meer/minder dan" + maat/hoeveelheid (vanaf § 143.46)
  11. VOB1 is een feit; VOB2 is een performatieve expressie (§ 143.52)
  12. Fet in plaats van dus (vanaf § 143.53)

143.16   VOB1 en VOB2 zijn subjecten; VK is een predicaat

In (1) geldt de verbale constituent farte vita als de VK bij Petriy (VOB1) en Leena (VOB2). In (2) geldt de verbale constituent mešane ybe als de VK bij ef trenos (VOB1) en ef gerlasz (VOB2):

(1)Petriy farte vita terat dus Leena [paine].1
 Petriy loopt sneller dan Leena.

(2)Ef trenos mešane ybe terat dus ef gerlasz [paine].1
 De treinen komen met meer vertraging aan dan de bussen.

1Toevoeging van het spoor paine als vervanger van het matrixwerkw. geldt hier als zeer verzorgde schrijftaal omdat dit spoor hier feitelijk niet nodig is om ambiguïteit op te heffen.

143.17

Toevoeging van paine (vergelijk (1) in de vorige paragraaf) is echter noodzakelijk als er een verschil in tijd of modaliteit is, zoals in:

(3)Petriy farte vita terat dus Leena paino kva.
 Petriy loopt sneller dan Leena ooit gedaan heeft.

(4)Do scemre hups terat dus gress painecû.
 Hij schreeuwt harder dan ik kan [doen].

In (3) is het spoor paine als het ware de drager van de verleden tijd (op -o) en het add. kva (ooit). In (4) is dit spoor de drager van het modale suffix -ecû (kunnen).

143.18

In (4) (vorige paragraaf) zijn de kernen do en gress níét identiek aan elkaar, en daarom is het modale suffix bij paine correct. Het gebruik van een modaal hulpwerkw. als in (4′) is ongrammaticaal:

(4′)* Do scemre hups terat dus gress kurre.
 * Do scemre hups terat dus gress kurre beri paine.
Hij schreeuwt harder dan ik kan [doen].

Zijn de kernen wél identiek aan elkaar, dan kan er sprake zijn van een vergelijking van twee verschillende predicaten, en is het gebruik van modale hulpwerkw.n wel correct. Zie § 143.27.

143.19

Koppelwerkw.n kunnen in het tweede deel van de vergelijking al dan niet herhaald worden. Hier is vervanging door het spoor paine onmogelijk. Vergelijk:

a.$ Petriy melde portâ terat dus Leena melde.
b.£ Petriy melde portâ terat dus Leena.
c.* Petriy melde portâ terat dus Leena paine.
Petriy is korter dan Leena [is].

Variant a. is schrijftaal en zeer verzorgde spreektaal. Variant b. is normale spreektaal.

143.20

Nog een voorbeeld:

a.$ Pónze gress ielba terat dus pónze do.
b.£ Pónze gress ielba terat dus do.
c.* Pónze gress ielba terat dus paine do.
Ik zal rijker worden dan hij [zal worden].

Ook in variant b. wordt de toek.tijd-inversie (pónze do) begrepen, want er bestaat een parallelliteit tussen de beide predicaten als het predicaat in de bijzin niet is uitgedrukt.

143.21

In § 132.48 is het gebruik van idem in vergelijkende constructies genoemd. Vergelijk:

a.Petriy chafoste gulder dus Yvonn.
b.Petriy chafoste gulder dus idem Yvonn.
 Petriy zingt beter dan Yvonn [zingt].

Voor veel Spokaniërs drukt de toevoeging van idem een bepaalde "specificiteit" uit: in a. gaat het om een algemeen soort zingen, dat Petriy beter doet dan Yvonn. In b. gaat het om een bepaalde manier van zingen die typerend is voor Petriy, en die hij beter doet dan Yvonn.

143.22

Let op de ambiguïteit in:

(1)Petriy zâre vluf tarô sener ÿrôm dus Mariy.
 Petriy woont dichter bij zijn werk dan Mariy.

In (1) liggen twee onderliggende zinnen voor de hand die het onderstreepte beknopte deel zouden kunnen vervangen:

a.[dus] {Mariy zâre tarô Petriyex ef ÿrôm}Mariy woont dicht bij Petriy's werk
b.[dus] {Mariy zâre tarô sener ÿrôm}Mariy woont dicht bij haar [eigen] werk

Als a. ten grondslag ligt aan (1) is er sprake van een "unieke referentie" want dan refereert sener in (1) uitsluitend aan Petriy. Als lezing b. ten grondslag ligt aan zin (1) is er sprake van een "gedeelde referentie" want sener in (1) heeft zowel Mariy als Petriy als antecedent. Zie ook § 51.20.
Een nadere specificatie kan de ambiguïteit opheffen, bijvoorbeeld:

(1′)a.Petriy zâre vluf tarô sener ÿrôm dus Mariy âs ef groftiy.
  Petriy woont dichter bij zijn werk dan Mariy bij het zijne.

 b.Petriy zâre vluf tarô sener ÿrôm dus Mariy âs ef seniy.
  Petriy woont dichter bij zijn werk dan Mariy bij het hare.

 c.Petriy zâre vluf tarô sener ÿrôm dus Mariy paine.
  Petriy woont dichter bij zijn werk dan Mariy [bij het hare] doet.

In (1′a-b) vervangt het vetgedrukte dode voorz. âs het eerder genoemde tarô, en wordt er met de genominaliseerde bez.vnw.n ef groftiy resp. ef seniy gerefereerd aan de werklocaties van Petriy resp. Mariy. In (1′c) vervangt paine het eerder genoemde zâre, zodat er als het ware een geheel nieuw predicaat is gevormd dat tevens een nieuwe entiteit aan ÿrôm toekent, oftewel: het gaat nu niet meer om Petriy's werklocatie, maar om die van Mariy. Dit gebruik van paine is ook uitgelegd in § 132.127.

143.23

Geverbaliseerde add.n kennen op dezelfde manier een trap van vergelijking als de niet-geverbaliseerde add.n. Vergelijk:

Do melde ielba. = Do ielbae.Hij is rijk.
Do melde ielba terat. = Do ielbae terat.Hij is rijker.
Do melde ielba tom. = Do ielbae tom.Hij is het minst rijk.

Zulke geverbaliseerde additieven kunnen ook aan een vergelijking deelnemen:

Elsa ielbae terat dus Lerdu.Elsa is rijker dan Lerdu.
Ef cafer scrâle oiba dus ef miyna.De koffie is minder warm dan de thee.

143.24

In het Nederlands kunnen bij transitieve predicaten interpretatieproblemen ontstaan omdat het niet altijd zonder meer duidelijk is of VOB2 als subject dan wel als object begrepen moet worden, zoals in "Petriy beledigt Tek erger dan Lerdu". De vraag is hier: is Lerdu hier nu (evenals Tek) het object bij "beledigen", of (evenals Petriy) het subject bij "beledigen"? Ofwel: worden Tek en Lerdu door Petriy beledigd, of wordt Tek door Petriy en Lerdu beledigd? Deze ambiguïteit kan in het Spokaans gemakkelijk vermeden worden omdat er bij VOB2 een werkw. wordt geadviseerd als VOB2 als subject optreedt, bijvoorbeeld:

(1)Petriy dakre graviy terat Tek dus Lerdu paine.
 Petriy beledigt Tek erger dan Lerdu [doet].

Het onderstreepte dummy-werkw. (oftewel spoor) paine maakt duidelijk dat Lerdu hier als subject opgevat moet worden, dus Petriy en Lerdu beledigen samen Tek. Blijft paine afwezig, dan wordt Lerdu primair als object opgevat.1 Zie hiervoor ook § 143.32.


1Semantische eigenschappen kunnen soms aangeven dat er sprake moet zijn van een subject zonder dat paine is toegevoegd, resp. van een object; vergelijk:

a.Petriy larde omeneé slôbâ dus Lerdu.
 Petriy eet liever havermoutpap dan Lerdu.

b.Petriy larde omeneé slôbâ dus musli.
 Petriy eet liever havermoutpap dan muesli.

Aangezien het niet plausibel is dat Petriy een kannibaal is of dat muesli een wezen is dat kan eten, moet Lerdu wel een subject zijn, en moet musli wel een object zijn.


143.25   VOB1 en VOB2 zijn predicaten; de kern is identiek

Als de predicaten VOB1 en VOB2 verschillend zijn, maar een identieke zinskern hebben, kan de kern bij VOB2 al dan niet gedeleerd worden. Wordt hij niet gedeleerd, dan is pronominalisatie nodig:

a.Elsa melde liftkar terat dus Ø loke.
b.Elsa melde liftkar terat dus eup loke.
Elsa is ouder dan ze eruitziet.

a.Petriy ur Elsa lÿsse vluf dus Ø ÿrôme.
b.Petriy ur Elsa lÿsse vluf dus óps ÿrôme.
Petriy en Elsa luieren meer dan ze werken.

Velen vinden variant a. meer spreektaal en b. verzorgde schrijftaal.

143.26

Vergelijk ook:

a.Gress drafecû hordâ terat dus Ø verfutecû.
b.Gress drafecû hordâ terat dus gress verfutecû.
 i.  Ik kan mooier tekenen dan schilderen.
ii.  Ik kan mooier tekenen dan ik kan schilderen.

Aangezien de zinskern bij VOB1 al een pers.vnw. is (gress), is er in zin b. geen sprake van pronominalisatie. Merk verder op dat er twee Nederlandse vertalingen mogelijk zijn. In i. worden alleen de infinitieven "tekenen" en "schilderen" met elkaar gecontrasteerd. In ii. worden de frases "ik kan tekenen" en "ik kan schilderen" met elkaar gecontrasteerd.
Velen geven zowel in schrijf- als spreektaal de voorkeur aan variant a. boven een herhaling van het pronomen in b.

143.27

In § 143.26 is er sprake van twee predicaten met een parallelle structuur: drafecû en verfutecû zijn weliswaar verschillende werkw.n, maar ze hebben beide het modale suffix -ecû. Zijn de kernen bij VOB1 en VOB2 identiek aan elkaar, en worden er twee predicaten met verschillende structuur met elkaar vergeleken, dan wordt het ingewikkelder. Een modaal suffix bij het spoor paine is marginaal mogelijk als er bij VOB2 een gepronominaliseerde kern staat; is de kern gedeleerd, dan is zo'n suffix altijd ongrammaticaal (vergelijk ook § 143.17–18 bij twee verschillende kernen):

a.Petriy ÿrôme hups oiba dus [do] kurre.
b.? Petriy ÿrôme hups oiba dus do painecû.
c.* Petriy ÿrôme hups oiba dus painecû.
Petriy werkt minder hard dan hij kan.

143.28

Vergelijkingen met twee predicaten zijn ook mogelijk als ze transitief zijn:

(1)a.Gress drafecû eft blof lo hordâ terat dus gress verfutecû ef tiyn.
 b.£ Gress drafecû eft blof lo hordâ terat dus Ø verfutecû Ø.
 Ik kan mooier een paard tekenen dan [het] schilderen.

(2)a.Petriy ur Elsa trempe omeneé eft mimpit dus óps lutterafe TV.
 b.Petriy ur Elsa trempe omeneé eft mimpit dus Ø lutterafe TV.
 Petriy en Elsa lezen liever een boek dan ze tv kijken.

In (1) is zowel de zinskern gress als het object eft blof bij beide predicaten identiek. In (1a) is de zinskern herhaald en het object vervangen door het spoor ef tiyn. In § 143.26 is getoond hoe het subject gedeleerd kan worden. Dit is in (1b) ook mogelijk, maar om ook het object te deleren, is typisch spreektaal.
In (2) is het object bij beide predicaten verschillend; dan is deletie uiteraard niet mogelijk.

143.29   VOB1 en VOB2 zijn objecten

Vergelijkende constructies met twee verschillende objecten kunnen zowel actief als passief zijn. Vergelijk:

(1)a.Ef arâbeter prucce wânta1 ef geffys dus ef leffys.
  De tuinman plukt de appels eerder/vroeger dan de peren.
 b.Blul pruccelije wânta ef geffys dus ef leffys.
  De appels worden eerder/vroeger geplukt dan de peren.

(2)a.Ef butšer póbare lilt terat renðetiyse dus knoktiyse.
  De slager verkoopt vaker rundvlees dan varkensvlees.
 b.Renðetiyse póbarelije lilt terat pai ef butšer dus knoktiyse.
  Er wordt vaker rundvlees door de slager verkocht dan varkensvlees.

1Wânta (eerder, vroeger) is de onregelmatige vergr.trap van zôft (eens, spoedig).

143.30

Vergelijk a. met b. (a. is (2b) uit de vorige paragraaf):

a.Renðetiyse póbarelije lilt terat pai ef butšer dus knoktiyse.
 Er wordt vaker rundvlees door de slager verkocht dan varkensvlees.

b.i.  Vluf renðetiyse dus knoktiyse póbarelije pai ef butšer. =
= ii.  ? Vluf renðetiyse póbarelije pai ef butšer dus knoktiyse.
 Er wordt meer rundvlees door de slager verkocht dan varkensvlees.

In zin a. is de VK lilt (vaak) een kwaliteit die aan het predicaat wordt toegekend (SvZ1 gebeurt vaker dan SvZ2). Hierbij geldt dat VOB1 renðetiyse als zinskern gescheiden staat van VOB2 knoktiyse, analoog aan bijv. zin a. in § 143.24 voetnoot 1 waarin een subject als zinskern fungeert.
Zin b. is anders: de VK "veel" (in de vergelijking terugkomend als vluf (meer)) is geen kwaliteit bij het predicaat, maar bij zowel VOB1 als VOB2. Dit is de reden waarom VOB1 en VOB2 het liefst bij elkaar worden gehouden en als één constituent worden gezien. Variant i. is dan ook beter dan ii.

143.31

Vergelijk:

a.Gress larde omeneé plumbôr dus molarriy.
 Ik eet liever pudding dan pap.

b.Gress larde omeneé eft querdo tiyn dus molarriy.
 Ik eet liever iets anders dan pap.

c.£ Gress larde omeneé querdo fitfara molarriy.
 Ik eet liever iets anders dan pap.

d.Gress larde omeneé querdo, molarriy kurre-melde.
 Ik eet liever iets anders, pap bijvoorbeeld. (OF  ... zoals pap)

In het algemeen wordt "liever A dan B" op regelmatige wijze uitgedrukt met omeneé A dus B. Maar als A de meer globale betekenis heeft van "iets anders", en dus niet een concreet item noemt dat te vergelijken is met B, kent het Spokaans een eigen idioom, zoals in c. en d. Zin c. is de spreektaalvariant van b.

143.32

Vergelijk zin (1) in § 143.24 met:

(2)Petriy dakre graviy terat Tek dus Lerdu.
 Petriy beledigt Tek erger dan Lerdu.

Omdat er bij VOB2 een predicaat ontbreekt (oftewel: Lerdu wordt niet gerelateerd aan een werkw.), moet Lerdu bij voorkeur (evenals Tek) als object opgevat worden. Deze zin betekent dus dat Petriy twee personen beledigt: Tek en Lerdu. Deze lezing kan eventueel expliciet gemaakt worden door een omschrijving als:

(2′)Petriy dakre graviy terat Tek dus do paine Lerdu.
 Petriy beledigt Tek erger dan Lerdu.

In (2′) wordt het subject Petriy in de vorm van do herhaald, en het predicaat dakre keert terug als de dummy paine (die hier dus transitief is, getuige de aanwezigheid van het object Lerdu).

143.33

Het in § 143.32 genoemde ambiguïteitsprobleem wordt bij pers.vnw.n opgelost door te kiezen tussen een 1e niveau (kan zowel subject als object zijn) en een 2e niveau. (kan alleen object zijn). Ook in het Nederlands blijkt de oppositie subject ~ object uit het pers.vnw. (zoals "ik" ~ "mij"). Bijvoorbeeld:

(1)Do dakre graviy terat hópsat dus tsil.
 Hij beledigt haar erger dan mij. (dan hij mij beledigt)

(2)Do dakre graviy terat eup/hópsat dus gress.
 Hij beledigt haar erger dan ik [haar beledig].

In (1) staat het pers.vnw. 2n tsil (mij) om aan te geven dat dit een object is. Het is dan nodig om ook voor VOB1 een pers.vnw. 2e niveau te kiezen, dus hópsat (haar).
In (2) drukt VOB2 gress (ik) uit dat het om een subject gaat. Alleen VOB1 eup/hópsat is dus duidelijk een object, en dit kan nog explicieter uitgedrukt worden door voor hópsat te kiezen. Zie ook § 70.73.

Zoals in § 143.32 uitgelegd, kan de betekenis explicieter gemaakt worden door het subject als pers.vnw. te herhalen en het predicaat door het spoor paine te vervangen. Zoiets kan ook bij (1):

(1′)Do dakre graviy terat eup/hópsat dus do paine gress/tsil.
 Hij beledigt haar erger dan [hij] mij [beledigt].

In (1′) wordt het subject do herhaald en komt dakre in de vorm van paine terug. De objecten kunnen nu ook uitgedrukt worden met een pers.vnw. 1n (dus eup en gress), aangezien de onderstreepte elementen een mogelijke ambiguïteit opheffen.

143.34   VOB1 is een object; VOB2 is niet nader gespecificeerd; VK is een adj.add.

Hier volgen enkele voorbeelden hoe de kwaliteit van VOB1 (object) vergeleken kan worden met de kwaliteit van VOB2 dat geen duidelijke grammaticale functie heeft, of zelfs geheel gedeleerd kan zijn:

(1)Do eft mikar terat oto lorerde dus sener meldor tiyn.
 Hij heeft een duurdere auto gekocht dan zijn vorige [was].

(2)Aftel gÿrs lelperre curmel eft gulder eksemplar dus dena tiyn?
 Hebt u geen beter exemplaar dan dit?

(3)Elsa lelperre-armt eft hordâ terat robô dus Mariy.
 Elsa draagt een mooiere japon dan Mariy.

In (1) gaat het om de SvZ1 HIJ KOOPT EEN DURE AUTO, met daarin het object "auto" als VOB1 (SvZ, zie § 110.3). Voor VOB2 geldt geen specifieke SvZ2, maar we kunnen ons een situatie voorstellen als "hij had eerst een andere auto". Om herhaling van het woord oto te voorkomen, is VOB2 uitgedrukt met het spoor tiyn.
Ook in (2) ontbreekt een specifieke SvZ2, maar we kunnen ons een situatie voorstellen als "het exemplaar dat ik hier in mijn handen houd". De SvZ1 is duidelijk: U HEEFT EEN GOED EXEMPLAAR, met daarin het object "exemplaar" als VOB1.
In (3) is de situatie duidelijker, want hier herkennen we twee Standen van Zaken: SvZ1 = ELSA DRAAGT EEN MOOIE JAPON, en SvZ2 = MARIY DRAAGT EEN MOOIE JAPON. Het VOB1 is hier robô, maar VOB2 is niet nader gespecificeerd (of liever gezegd, gedeleerd), hoewel we snappen dat dit eveneens robô zal moeten zijn.

Afhankelijk van de context en de constructie kan in zin (3) het ontbreken van een predicaat bij Mariy als storend worden ervaren. In dat geval kan een dummy-werkw. worden toegevoegd. Vergelijk (3) met:

(3′)Els lelperre-armt eft hordâ terat robô dus Mariy paine.
 Elsa draagt een mooiere japon dan Mariy doet/draagt.

143.35   VOB1 en VOB2 zijn subjecten; VK is een kwantiteit

Dus wordt ook gebruikt bij de vergrotende (verkleinende) trap als de eigenschap bij VOB1 een bepaald aantal keren meer (minder) aanwezig is dan bij VOB2. In het Nederlands kan dan ook een stellende trap gebruikt worden, voorafgegaan door zo en gevolgd door als:

(1)Hift arâbe melde dur tims hupster terat dus ef kultiy.
 a.  Hun tuin is drie keer groter dan de onze.
 b.  Hun tuin is drie keer zo groot als de onze.

De vertaling in a. komt qua constructie geheel overeen met het Spokaans. Toch wordt in het Nederlands vaak de voorkeur aan b. gegeven, omdat formeel gezien de a.-constructie ambigu is. Vergelijk de volgende redenaties:

 Klaas verdient 1000 euro. Jan verdient drie keer meer dan Klaas.
a.Drie keer 1000 euro is 3000 euro. Dus Jan verdient 3000 euro.
b.Drie keer 1000 euro is 3000 euro. Dus drie keer méér is 3000 euro méér dan 1000 euro, ofwel: Jan verdient 1000 + 3000 = 4000 euro.

In het Spokaans geldt altijd redenatie a.

143.36

In (1) zijn VOB1 en VOB2 te omschrijven als "benzine". Er worden dus twee benzines met elkaar vergeleken: die van nu en die van tien jaar geleden:

(1)Ef bensynn melde ral ten tims mikar terat dus lâst main zempers.
 a.  De benzine is nu twee keer duurder dan tien jaar geleden.
 b.  De benzine is nu twee keer zo duur als tien jaar geleden.

Bij (1) kan gesteld worden dat VOB2 is gedeleerd. Een ietwat omslachtig (maar grammaticaal correct) alternatief is:

(1′)Ef bensynn melde ral ten tims mikar terat dus ef bensynn lâst main zempers.
 De benzine is nu twee keer zo duur als de benzine [van] tien jaar geleden.

143.37   VOB1 is een object; VOB2 is niet gespecificeerd; VK is een kwantiteit

De volgende constructie doet denken aan zin (3) (§ 143.34), waarin het VOB1-object ("japon") wel gespecificeerd is, maar VOB2 niet:

(1)Eup dur tims vluf laticirrôs feszolle dus gress.1
 a.  Zij heeft drie keer meer blauwe knikkers gespaard dan ik.
 b.  Zij heeft drie keer zo veel blauwe knikkers gespaard als ik.

Ook in (1) is er sprake van een gespecificeerde VOB1 ("blauwe knikkers") en een niet nader genoemde VOB2.


1Enkele jaren kreeg je bij de supermarkten van Hâmstro een blauwe knikker voor elke 10 herco die je er besteed had. Het was onduidelijk wat je met de gespaarde knikkers kon doen. Maar toen de actie in 1992 plotseling was afgelopen, kon je de knikkers inleveren. De 1000 mensen die de meeste knikkers hadden gespaard, kregen allen 500 herco.

143.38   VOB1 en VOB2 zijn attributieve additieven

Als twee adj.add.n met elkaar worden vergeleken, wordt de voorkeur gegeven aan een vergelijking van twee zinsdelen waarin deze add.n voorkomen:

(1)Gress vende lilt terat fes gum soliys dus âs ðéra tiyns.
 Ik loop vaker op rubber zolen dan op leren zolen.

(2)Do lelperravy omeneé eft mesâ oto dus eft bârÿr tiyn.
 Hij heeft liever een groene auto dan een paarse.
OF  Hij heeft liever een groene dan een paarse auto.

(3)Tu melde martel oiba lef eft keša trut dus âs eft fyg tiyn.
 Je hebt het minder koud met een dikke trui dan met een dunne.

Dergelijke vergelijkingen zijn feitelijk hetzelfde als zinnen waarin twee objecten met elkaar vergeleken worden waarbij niet alleen de add.n verschillen maar ook de erbij horende entiteiten. Vergelijk (3) met:

Tu melde martel oiba lef eft keša trut dus âs eft fyg T-kurs.
Je hebt het minder koud met een dikke trui dan met een dun T-shirt.

Zie ook § 143.131 voor lo ... lo.

143.39

Een vergelijking van twee add.n binnen één zinsdeel is alleen in de spreektaal acceptabel (in het Nederlands gaat dit goed).1 Vergelijk (1)–(3) hierboven met:

(1′)£ Gress vende lilt terat fes gum dus [âs] ðéra soliys.
 Ik loop vaker op rubber dan [op] leren zolen.

(2′)£ Do lelperravy omeneé eft mesâ dus eft bârÿr oto.
 Hij heeft liever een groene dan een paarse auto.

(3′)£ Tu melde martel oiba lef eft keša dus [âs] eft fyg trut.
 Je hebt het minder koud met een dikke dan met een dunne trui.

In deze constructies lijken de onderstreepte delen als één constituent op te treden, met daarbinnen een soort nevenschikking van twee additieven, maar dan wel met een herhaling van het lidwoord en eventueel het voorz.


1Het gaat hier met name om de spreektaal op Berref en Tigof. In andere delen van Spokanië worden zulke constructies zelfs in de spreektaal als "ongrammaticaal" bestempeld. Dit blijkt uit een onderzoek op de Universiteit van Zest in 1989, onder leiding van Roša Jôntiy-Sandman.

143.40   VOB1 en VOB2 zijn voorzetsels

Contrast van voorz.s wordt uitgedrukt door twee voorz.bep.n te vergelijken:

(1)Ef lydos melde wânta ûqu ef fesperkošos dus ort ef [tiyn].1
 Het bestuur is eerder tegen de benoeming dan ervoor.

(2)Ef chat feldre omeneé kaf ef feldariy dus zjoba ef [tiyn].
 De kat zit liever op de kast dan eronder.
 OF  De kat zit liever op dan onder de kast.

In (1) en (2) hoeft het spoor tiyn niet toegevoegd te worden, omdat het hier niet gaat om een contrast tussen ûqu ef fesperkošos en ort ef fesperkošos, respectievelijk kaf ef feldariy en zjoba ef feldariy, maar alleen om het contrast tussen ûqu en ort, respectievelijk kaf en zjoba. Het pers.vnw. ef als "vasthouder" van het voorzetsel is voldoende.
In (2) kunnen de onderstreepte voorz.bep.n ook als plaatsbepalingen beschouwd worden. Dan is er geen sprake van een contrastwerking tussen twee voorz.s, maar tussen twee locaties. Zulke vergelijkingen zijn behandeld in § 143.42. Zie ook § 143.133 voor lo ... lo.


1Wânta (eerder) is de vergr.trap van zôft (eens), maar hier heeft het een figuurlijke interpretatie en kan het vertaald worden met zoiets als 'als het erop aankomt'. Zie verder § 144.67.

143.41

Een vergelijking van twee voorz.s is niet mogelijk (in het Nederlands kan dat wel):

(1′)* Ef lydos melde wânta ûqu dus ort ef fesperkošos.
 Het bestuur is eerder tegen dan voor de benoeming.

(2′)* Ef chat feldre omeneé kaf dus zjoba ef feldariy.
 De kat zit liever op dan onder de kast.

143.42   VOB1 en VOB2 zijn plaats- of tijdsbepalingen

In het volgende voorbeeld worden twee locaties met elkaar vergeleken, waarbij VK een predicaat met een pred.add. is:

(1)Kirro vende-mip lilt terat ber Amahagge dus âs Fonistâ.
 We gaan vaker in Amahagge dan in Fonistâ uit.

(2)Ef chat sen cente qurubo terat zjoba ef kelbra dus kaf ef tiyn.
 De kat voelt zich veiliger onder de tafel dan erop.

(3)Ef omeleche wânta kaf ef rufa dus lango ef stent.
 het waait eerder op de trans dan langs de voet (van een toren)
 (uitdrukking:) Hoge bomen vangen veel wind.

We kunnen zin (1) zo interpreteren dat aan VOB1 (Amahagge) en VOB2 (Fonistâ) de VK "daar waar we vaak uitgaan" wordt toegekend, zodanig dat VK meer voor VOB1 geldt dan voor VOB2.
In (2) geldt dat aan VOB1 ("onder de tafel") en VOB2 ("op de tafel") de VK "zich veilig voelen" wordt toegekend, zodanig dat VK meer voor VOB1 geldt dan voor VOB2. Aangezien VOB1 en VOB2 alleen verschillen in het soort voorz., kan hier ook gesteld worden dat er alleen een contrast tussen twee voorz.s wordt uitgedrukt. Dit wordt verder behandeld in § 143.40.
In (3) verschillen de twee locaties niet alleen qua entiteit ("trans" ~ "voet"), maar ook qua voorz. ("op" ~ "langs"). Zie ook § 143.134 voor lo ... lo. Zie verder § 144.83 voor de woordvolgorde m.b.t. het verschil tussen absolute en relatieve waarde.

143.43

Vergelijk de positie van kusami en kusama in de zinnen:

a.Kusami gress zâre omeneé dus kusama.
b.?? Gress zâre omeneé kusami dus kusama.
Ik woon liever hier dan daar.

Aangezien plaats- en tijdsbepalingen gevoelig zijn voor linkse dislocatie (zie ook § 93.88–90), verdient variant a. de voorkeur. Omdat in b. VOB1 en VOB2 direct achter elkaar staan, zou dit ook ten onrechte als één nevenschikking kusami dus kusama gevoeld kunnen worden. Dit is een gevolg van het feit dat ook de frase kusami ur kusama (hier en daar) één constituent kan zijn, met de idiomatische betekenis "op verscheidene plaatsen". Overigens wordt deze frase vrijwel altijd vervangen door de verkorte vorm k'mi ur k'ma. Analoog hieraan wordt in de spreektaal soms ook de frase kusami dus kusama abusievelijk vervangen door k'mi dus k'ma, dus:

b′.? Gress zâre omeneé k'mi dus k'ma.
 Ik woon liever hier dan daar.

De neiging bestaat om de frase k'mi dus k'ma als vast idioom op te vatten waarbij de letterlijke betekenis "hier dan daar" plaats heeft gemaakt voor het meer algemene "niet op elke plek".

143.44

Evenals plaatsbepalingen kunnen ook tijdsbepalingen met elkaar vergeleken worden:

a.Mas levere kirro quefôs dus lelmo tof.
b.? Levere kirro quefôs mas dus lelmo tof.
Morgen zullen we vroeger opstaan dan vandaag.

Hier geldt dat aan VOB1 ("morgen") en aan VOB2 ("vandaag") de VK "vroeg opstaan" wordt toegekend, zodanig dat dat voor VOB1 méér geldt dan voor VOB2.
Variant b. is voor velen minder acceptabel, vanwege de twee opeenvolgende tijdsbepalingen quefôs en mas. Een tijdsbepaling als mas heeft de neiging om geheel vooraan de zin te komen (linkse dislocatie, zie § 93.88–90). Vergelijk ook de discussie over de positie van kusami in § 143.43. Zie ook § 143.135 voor lo ... lo.

143.45

Vergelijk ook de volgende constructies:

(1)Hols ef meldo stet scrâl terat dus lelmo tof.
 Gisteren was het merkbaar warmer dan vandaag.

(2)Fes Tigof ef melde stet scrâl terat dus âs Lomky.
 Op Tigof is het merkbaar warmer dan op Lomky.

In (1) zijn de onderstreepte vergelijkingsobjecten twee tijdsbepalingen, in (2) zijn het twee plaatsbepalingen. In beide zinnen is de VK "merkbaar warm". Het subject ef kan geïnterpreteerd woorden als "het weer" of "de temperatuur". Bij tijds- en plaatsbepalingen wordt er in neutrale mededelingen de voorkeur aan gegeven om VOB1 geheel vooraan de zin te plaatsen en VOB2 achteraan. Heeft een ander element meer nadruk dan kunnen beide VOB's ook achteraan geplaatst worden; in (3) krijgt de tijdsbepaling ralfort de nadruk:

(3)Ralfort ef melde stet scrâl terat fes Tigof dus âs Lomky.
 Tegenwoordig is het op Tigof merkbaar warmer dan op Lomky.

143.46   "meer/minder dan" + maat/hoeveelheid

Om uit te drukken dat een entiteit een met name genoemde afmeting overtreft, kent het Spokaans twee synonieme constructies:

vluf dus X = X ur vlufmeer dan X
oiba dus X = X ur oibaminder dan X

Bijvoorbeeld:

(1)a.Do rinne oiba dus 1000 herco ri'ef hertel. =
 b.= Do rinne 1000 ur oiba herco ri'ef hertel.
 Hij verdient minder dan 1000 herco per maand.

(2)a.Ef rente nert di tinkeru vluf dus 5 prosent. =
 b.= Ef rente nert di tinkeru 5 ur vluf prosent.1
 De rente zal niet meer dan 5 procent worden.

Voor oiba en vluf, zie ook § 144.40–48.


1In (2) wordt bedoeld dat de rente elk percentage kan aannemen, als het maar onder de 5 procent blijft. In het Nederlands is "niet meer dan" wat dit betreft ambigu omdat het ook "slechts" kan betekenen, zoals in:

Ef rente melde ne'âma vluf dus 5 prosent lóf ef zerfefes.
De rente is momenteel niet meer dan (= slechts) 5 procent.

In dit voorbeeld is de rente precies 5 procent (wat dus als tamelijk weinig wordt beschouwd).


143.47

De genoemde eenheden kunnen ook aangevuld worden met een nadere kwalificatie of het bijvoorbeeld om de hoogte, breedte, diepte, lengte of leeftijd gaat:

(3)a.Ef vildul melde vluf dus main meters hardlap. =
 b.= Ef vildul melde main ur vluf meters hardlap.
 De boom is meer dan tien meter hoog.
 OF  De boom is hoger dan tien meter.

(4)a.Ef veldurs fes dena zeces nert pónze vluf dus miytjâ sersa zempers liftkar. =
 b.= Ef veldurs fes dena zeces nert pónze miytjâ sersa ur vluf zempers liftkar.
 De mensen in dit dorp worden gemiddeld niet meer dan 60 jaar oud.
 OF  De mensen in dit dorp worden niet ouder dan gemiddeld 60 jaar.

In (3) en (4) is te zien dat het Spokaans de vergr.trap vluf en de verkl.trap oiba gebruikt, en de nadere kwalificatie (zoals hardlap of liftkar in de stellende trap achter de eenheid plaatst. In het Nederlands bestaat als alternatief om de nadere kwalificatie in de vergr. of verkl. trap te zetten. Dus "meer dan tien meter hoog" = "hoger dan tien meter".

143.48

Uit de voorbeelden in § 143.46 blijkt dat de frases ur vluf en ur oiba direct na het getal komen, maar vóór de eenheid (maat, valuta ed.). Als de eenheid met een afkorting of symbool wordt weergegeven, vormt dat een vast element bij het getal. In dat geval komen ur vluf en ur oiba ná deze afkorting of dit symbool. Vergelijk a. met b.:

a.Do rinne 1000 ur oiba herco ri'ef hertel.
b.Do rinne 1000 ur oiba ri'ef hertel.
Hij verdient minder dan 1000 per maand.

a.Ef rente nert melde 5 ur vluf prosent lóf ef zerfefes.
b.Ef rente nert melde 5% ur vluf lóf ef zerfefes.
De rente is momenteel niet meer dan 5%.

a.Ef vildul melde main ur vluf meters hardlap.
b.Ef vildul melde 10m ur vluf hardlap.
De boom is meer dan 10 m hoog.

Anders dan in het Nederlands komt er in het Spokaans géén spatie tussen getal en afkorting/symbool. Aangezien afkortingen en symbolen typisch voor de schrijftaal zijn, wordt ook de volgorde zoals weergegeven in de b.-zinnen als "schrijftaal" ervaren. In gesproken taal wordt de voorkeur aan de volgorde zoals in de a.-zinnen gegeven.

143.49

Vergelijk ook:

a.Kirro ufirûs velk vÿrsa kilometers ur vluf.
b.Kirro ufirûs velk vÿrsa ur vluf kilometers.
We moeten nog meer dan vijftig kilometer rijden.

Als iemand variant a. uitspreekt, lijkt het alsof hij een zin opleest waarin "50km" geschreven staat (wat dan bij voorkeur ook zo geschreven had moeten zijn: 50km ur vluf). Variant b. suggereert dat zowel het getal als de maat in letters is geschreven, wat dus precies is wat we ook zo zeggen.

143.50

Vergelijk:

(1)Ef ÿc melde hardlap terat dus ef ðâftyiy.De eik is hoger dan de kastanje.
(2)* Ef ÿc melde hardlap terat dus tesen meters.De eik is hoger dan twaalf meter.
(3)Ef ÿc melde vluf dus tesen meters hardlap.De eik is meer dan twaalf meter hoog.

In (1) is sprake van een vergelijking tussen VOB1 ("de eik") en VOB2 ("de kastanje") met de VK "hoog". Zulke constructies zijn uitgelegd in § 143.13. Zin (2) is op identieke manier gevormd, maar dit is niet grammaticaal omdat er hier géén sprake is van twee vergelijkingsobjecten VOB1 en VOB2, en een vergelijkende kwalificatie VK. Daarom is alleen (3) correct.

143.51

Let op de ontkenningen in:

(1)Lerdu nert rinne oiba dus 1000 herco ri'ef hertel.
 Lerdu verdient niet minder dan 1000 herco per maand.

(2)Elsa nert pliyfone oiba dus main bjerr-kliqus ri'ef tof.
 Elsa drinkt niet minder dan tien glazen bier per dag.

In (1) ontkent nert de gehele SvZ LERDU VERDIENT MINDER DAN 1000 HERCO PER MAAND ("het is niet waar dat Lerdu minder dan 1000 herco per maand verdient"). En in (2) ontkent nert de gehele SvZ ELSA DRINKT MINDER DAN TIEN GLAZEN BIER PER DAG. In deze zinnen wordt op neutrale wijze bedoeld dat Lerdu 1000 euro of méér verdient, dan wel dat Elsa tien of méér glazen bier per dag drinkt.
Maar de uitdrukking "niet minder dan" kan ook als eufemisme gebruikt worden, in de betekenis van "wel", met nadruk op een grote hoeveelheid. Vergelijk (1) en (2) met:

(1′)Lerdu rinne 1000 herco noi ne'âma ri'ef hertel. =
= Lerdu rinne 1000 herco ri'ef hertel noi ne'âma.
 Lerdu verdient niet minder dan 1000 herco per maand. =
= Lerdu verdient wel 1000 herco per maand. (dus erg veel)

(2′)Elsa pliyfone main bjerr-kliqus noi ne'âma ri'ef tof. =
= Elsa pliyfone main bjerr-kliqus ri'ef tof noi ne'âma.1
 Elsa drinkt niet minder dan tien glazen bier per dag. =
= Elsa drinkt wel tien glazen per dag. (dus een grote hoeveelheid)

In (1) en (2) staat een neutrale mededeling, maar in (1′) en (2′) vinden we een waardeoordeel, namelijk dat Lerdu wel erg veel verdient (het kan hier ook ironisch bedoeld zijn, want 1000 herco is wellicht helemaal niet veel, dus verdient hij juist ontzettend weinig), resp. Elsa eigenlijk veel te veel drinkt. Terwijl in (1) en (2) impliciet bedoeld wordt dat het ook om méér dan 1000 euro, resp. méér dan 10 glazen, kan gaan, kunnen (1′) en (2′) ook zo opgevat worden dat het precies om 1000 euro, resp. precies om 10 glazen gaat ("Elsa drinkt elke dag precies 10 glazen bier, en dat vinden we veel te veel").


1De frase noi ne'âma (niet slechts) kan zowel direct achter het subst. staan dat de hoeveelheid uitdrukt (main bjerr-kliqus), als geheel aan het einde van de zin. In dit voorbeeld is het laatste te prefereren, omdat we anders de frase noi ne'âma ri'ef tof als één geheel zouden kunnen interpreteren, met de betekenis "niet slechts/alleen per dag" (ofwel: Elsa drinkt wellicht soms ook tien glazen per uur). Zie verder ook § 151.116 noot 7.

143.52   VOB1 is een feit; VOB2 is een performatieve expressie

Een bijzonder soort dus-vergelijking vinden we in de volgende voorbeelden:

(1)?Dena dreutos râgtage [beri melde] kviksiy terat dus ef fabriserer
zjoffe.
 Deze machine blijkt gevaarlijker [te zijn] dan de fabrikant beweert.

(2)?Ef mimpit melde stôt mikar dus gress miypo.1
 Het boek is nog veel duurder dan ik gedacht had.

(3)?Leon arfina wânta dus kirro dôxo.
 Leon kwam eerder/vroeger dan we verwacht hadden.

(4)?Ef menester ytende beri ðôpaine oiba ef PLT, dus do fesreppo ón ef
Zâmporementec.
 De minister is van plan om de btw minder te verlagen dan hij de
Volksvertegenwoordiging beloofd had.

De onderstreepte delen gelden als VOB1 en worden vergeleken met een performatieve expressie achter dus, ofwel met een niet gespecificeerde VOB2 die beschouwd kan worden als een taaluiting die iemand gedaan heeft (bij "taaluiting" moeten we ook denken aan een gedachte, verwachting, mening ed.).
De vette VK is een kwalificatie die degene die de taaluiting doet, niet (of juist in grotere mate) op het oog had. Zo vindt de fabrikant in (1) de machine helemaal niet (erg) gevaarlijk. Ik meende in (2) dat het boek veel goedkoper was. In (3) hadden we verwacht dat Leon veel later zou komen. In (4) blijkt de minister de btw helemaal niet aanzienlijk te verlagen. Zie ook § 143.136 voor lo ... lo.

Constructies als (1)–(4) behoren tot de spreektaal en nonchalante schrijftaal. In beter verzorgde schrijftaal wordt de voorkeur gegeven aan het voorz. lÿ, gevolgd door een deverbalisering. Dit wordt verder besproken in § 144.22. Vergelijk ook § 143.137 voor lo ... lo.


1Ubâfta heeft de onregelmatige vergr.trap stôt. Als bepaling bij een ander add. betekent stôt 'nog veel meer'.

143.53   Fet in plaats van dus

Bij een verkleinende trap kan dus door fet (een variant van fit) vervangen worden, maar dat wordt tegenwoordig als archaïsch beschouwd:

† Gress melde hupster oiba fet tu.Ik ben minder groot dan jij.
† Petriy dakre graviy oiba Tek fet Lerdu paine.Petriy beledigt Tek minder erg dan Lerdu
doet.
† Eup cônsidere do lo fsoliy flifados fet Lisa.1Ze vindt hem veel minder aardig dan Lisa.
(= dan ze Lisa aardig vindt)
† Fes Lomky ef melde stet scrâl oiba fet âs Tigof.Op Lomky is het merkbaar minder warm
dan op Tigof.

1Fsoliy is de onregelmatige verkleinende trap van ubâfta (echt, geheel, erg) dat vaak als versterking van een ander add. wordt gebruikt. Ubâfta flifados betekent dus 'erg aardig', en fsoliy flifados is dus 'minder-erg aardig'. Het is dus niet de verkl.trap van "aardig", maar van "erg".

143.54   ad § 143.5   5. De voorz.s fara, fitfara, lo en zÿtâ

Voor de voorz.s fara, fitfara, lo en zÿtâ wordt ook verwezen naar § 140.57–58.
Fara en fitfara als voorz. zijn vaak synoniem in de betekenis 'als, zoals'. Hiermee worden VOB1 en VOB2 zodanig met elkaar vergeleken dat VOB1 fungeert of zich gedraagt als VOB2, waarbij ze dus identiek zijn:

(1)Óps kelde ra eft brÿdâ [fit]fara
kelbrafâsto.
Ze gebruiken altijd een laken als tafelkleed.
(het beddenlaken fungeert als tafelkleed, dus IS
feitelijk een tafelkleed)
(2)Mariy chaquinde [fit]fara eft
politiycera.
Mariy praat als [een] politicus.
(ze IS politicus en in die hoedanigheid spreekt ze)
(3)Nico rinne pert smurf [fit]fara
eft lacsater.
Nico verdient als advocaat veel geld.
(4)Blul ÿmpelije Petrus fara eft
sintoer.
Petrus wordt als heilige vereerd.
(Petrus IS een heilige)

143.55

Vergelijk (1)–(4) uit de vorige paragraaf met:

(1′)Óps kelde ek eft brÿdâ lo/zÿtâ
kelbrafâsto.
Ze gebruiken een laken als tafelkleed.
(het laken fungeert nu provisorisch als
tafelkleed)
(2′)Mariy chaquinde lo/zÿtâ eft politiycera. Mariy praat als een politicus.
(ze is géén politicus, maar het klinkt zo)
(3′)Lo/zÿtâ eft lacsater Nico rinnui main
tims vluf dus ral.
Als advocaat zou Nico tien keer meer
verdienen dan nu.
(4′)Blul ÿmpelije ef poirdÿf pôp-chafostatjen
zÿtâ/lo eft sintoer.
De overleden popzanger wordt als
heilige vereerd.

In (1) gaat het om een vaste gewoonte (nog benadrukt met de determinant ra): er ligt altijd een beddenlaken op tafel en ze noemen dat altijd een tafelkleed. In (1′) gaat het om een incidentele gebeurtenis: er ligt dit keer (als noodoplossing) een beddenlaken op tafel, bijvoorbeeld omdat het tafelkleed in de was is. In (3) is Nico inderdaad een advocaat. Zin (3′) drukt een hypothetisch geval uit: Nico heeft kennelijk de kwalificatie om advocaat te kunnen zijn, maar hij is het niet en daarom verdient hij nu ook veel minder dan zou kunnen. In deze zin staat nog een tweede vergelijking, nl. "tien keer meer dan nu". Hierin kunnen we de tijdsbepaling "nu" als VOB2 beschouwen, te begrijpen als "bij de baan die hij nu heeft", en "als advocaat" als VOB1, te begrijpen als "bij de baan die hij als advocaat zou hebben". Lo en zÿtâ zijn synoniemen, maar zÿtâ geldt als meer formele schrijftaal.

143.56

Let ook op de verschillen bij de ontkennende varianten:

(1)a.Jânex ef mippildos rifo ef moplariy melde fitfara ef kostiy.
  Jâns lezing van het ongeluk is gelijk aan die van mij.
 b.Jânex ef mippildos rifo ef moplariy nert melde fitfara ef kostiy.
  Jâns lezing van het ongeluk is niet gelijk aan die van mij.

(2)a.Jânex ef mippildos rifo ef moplariy melde zÿtâ ef kostiy.
  Jâns lezing van het ongeluk is als die van mij.
 b.? Jânex ef mippildos rifo ef moplariy nert melde zÿtâ ef kostiy.
  Jâns lezing van het ongeluk is niet als die van mij.

In (1a) wordt met fitfara uitgedrukt dat Jân en ik beiden een identieke lezing van het ongeluk hebben. In (1b) wordt dit feit ontkend, wat impliceert dat Jân en ik géén identieke lezing van het ongeluk hebben, met wellicht de achterliggende suggestie dat óf Jâns lezing óf de mijne niet plausibel is. In (2a) wordt met zÿtâ uitgedrukt dat we beiden een andere lezing hebben maar dat ze wel met elkaar te vergelijken zijn (beide zijn plausibel). In (2b) ten slotte lijkt het om de kwaliteit van de lezing te gaan: die van Jân is niet zo plausibel, dan wel niet zo onwaarschijnlijk, als die van mij. Deze constructie kan vergeleken worden met zin (2b) in § 143.84.

143.57

Soms is het lastig om tussen lo en fara te moeten kiezen, zoals in:

Do nert tiffa folarkluft belp ef melde, tur ef móda lo/fara eft leé.
Hij wist niet wat dit voor een beest was, maar het brulde [zo]als een leeuw.

Als de schrijver van deze zin voor fara kiest, verklapt hij dat het inderdaad een leeuw was. Bij lo is het duidelijk dat het een ander beest was.1


1Vergelijk dit met:

Gress nert tiffa folarkluft belp ef melde, tur ef móda lo/?fara eft leé.
Ik wist niet wat dit voor een beest was, maar het brulde [zo]als een leeuw.

Hier is fara vreemd, want dat suggereert dat het inderdaad een leeuw was, wat dus in tegenspraak is met mijn bewering dat ik níét wist wat voor een beest het was.


143.58

Fara en fitfara kunnen door elkaar gebruikt worden, maar soms wordt de voorkeur aan fitfara gegeven omdat fara zo veel andere betekenissen heeft.
Hetzelfde geldt voor lo en zÿtâ: soms wordt de voorkeur aan zÿtâ gegeven omdat lo zo veel andere betekenissen heeft (voor lo en lo ... lo, zie ook § 143.112–141). Zÿtâ is ook wat emfatischer: het benadrukt sterk het feit dat de vergelijking opvallend is.1 Vergelijk:

a.Lerdu poire lo eft miljonarr.
b.Lerdu poire zÿtâ eft miljonarr.
Lerdu leeft als (op de manier van) een miljonair.

Beide zinnen drukken uit dat Lerdu géén miljonair is, maar in b. wordt zijn miljonairsgedrag extra, wellicht op een negatieve manier, benadrukt ("hij schept ontzettend op").


1In idiomatische uitdrukkingen of bij bepaalde werkwoorden is er vaak geen keuzemogelijkheid, zoals in:

Kusami Ôrs Ofenhefer sen plaša zÿtâ/*lo eft medikiy.
Ôrs Ofenhefer heeft zich hier als arts gevestigd.

eft hânc zÿtâ eft zân     een boom van een kerel (lett. "een kerel als een boomstam")

Zie ook § 143.61–62.


143.59

Fitfara (maar niet fara) kan ook twee zinnen vergelijken:

(1)Ef prest lyde sener ÿrgott fitfara eft gekker wehave sener cÿrt.
 De directeur leidt zijn bedrijf zoals een schoolmeester zijn klas onder controle heeft.

(2)Eup obezjere fitfara kost idem sientur.
 Ze lacht zoals mijn moeder [lacht].

In (2) is er sprake van twee vergelijkingsobjecten: VOB1 = eup obezjere en VOB2 = kost sientur obezjere. Het identieke werkwoord obezjere is in VOB2 gedeleerd en vervangen door het spoor idem. Hoe dit precies werkt, is in § 132.48 uitgelegd.

143.60

Een bijzonder geval met fitfara is:

? Stus lorertecû kusami ân mipšarcess quiyrdas, fitfara Le Monde,
The Times oft De Telegraaf.
Je kan hier overal buitenlandse kranten krijgen, zoals Le Monde,
The Times of De Telegraaf.

In deze zin lijken fitfara en zoals "bijvoorbeeld" te betekenen, en dat kan dan beter met fara oxoddos (bijvoorbeeld) uitgedrukt worden dan met fitfara:

Stus lorertecû kusami ân mipšarcess quiyrdas, fara oxoddos Le Monde,
The Times oft De Telegraaf.
Je kan hier overal buitenlandse kranten krijgen, bijvoorbeeld Le Monde,
The Times of De Telegraaf.

143.61

Een bijzonder geval met zÿtâ is:

(1)Zÿtâ efanty, gress meldo lilt ber Minde.Als kind ben ik vaak in Minde geweest.
(2)Do rinna pert smurf zÿtâ šyrurg.1Hij heeft als chirurg veel geld verdiend.

In (1) drukt zÿtâ uit dat ik ooit een kind was (ik ben het nu niet meer). Zÿtâ heeft hier een temporele waarde, en zÿtâ efanty kan geparafraseerd worden als "vroeger toen ik nog een kind was". In (2) kan zÿtâ šyrurg begrepen worden als "in de tijd toen hij nog chirurg was". In deze betekenis kan zÿtâ níét vervangen worden door lo, en verder is hier een verleden tijd vereist.


1Vergelijk:

(2′)Do rinna horit pert smurf [fit]fara šyrurg.
 Hij heeft vroeger als chirurg veel geld verdiend.

In (2′) drukt [fit]fara uit dat hij nog steeds chirurg is, maar dat hij tegenwoordig kennelijk minder verdient dan vroeger. Terwijl in (2) zÿtâ šyrurg als tijdsbepaling beschouwd kan worden, is [fit]fara šyrurg dat in (2′) niet; vandaar dat de tijdsbepaling horit hier adequaat is.


143.62

Zÿtâ wordt ook gebruikt bij een gelijkstelling in beeldspraak, zoals:

a.eft mimpit zÿtâ eft chût
 een lor van een boek (lett. "een boek als een lor")

b.eft hânc zÿtâ eft zân
 een boom van een kerel (lett. "een kerel gelijk een boomstam")

c.Eft deft zÿtâ frÿtâs meldelira!
 Wat een kreng van een wijf! (lett. "een wijf als kreng is dat")

De algemene betekenis van chût in zin a. is 'lor, prul'. Maar oorspronkelijk betekende het 'verdorde struik', en met die betekenis in ons achterhoofd kan a. als beeldspraak bestempeld worden. In c. betekent frÿtâs letterlijk 'blaar, gezwel', dus hier is de beeldspraak wel duidelijk.

143.63

Vergelijk de regelmatige constructie in (1) met het idioom in (2):

(1)Leena chafoste zÿtâ eft ecér.Leena zingt [net zo] als een nachtegaal.
(2)Leena chafoste, ur nÿf lelpirus.Leena zingt als geen ander.

In (1) staat een letterlijke vergelijking: een nachtegaal zingt op een bepaalde manier, en Leena zingt op een identieke manier. Zo'n vergelijking is in (2) afwezig; hier wordt alleen gezegd dat er niemand bestaat die zo mooi (lelijk?) zingt als Leena. Vergelijk (2) met:

(3)® Leena chafoste zÿtâ nÿf lelpirus.Leena zingt [net zo] als geen ander[en].

In (3) staat semantische onzin, omdat het gezang van Leena vergeleken wordt met het gezang van geen enkel ander persoon, ofwel met "niet-gezang". Constructies met ur nÿf lelpirus worden verder besproken in § 151.68.

143.64

Vergelijk (1) en (2) in de vorige paragraaf met:

a.Leon lelperre ef progrâm frópjÿ liftkar gorbasz zÿtâ eft ubâfta gorbas-folâ.
 Leon heeft het programma wat.betreft oude postzegels als een echte postzegelhandelaar
 Leon is als een echte postzegelhandelaar gespecialiseerd in oude postzegels.

b.Leon lelperre ef progrâm frópjÿ liftkar gorbasz, ur nÿf lelpirus.
 Leon is als geen ander gespecialiseerd in oude postzegels.

In a. wordt beweerd dat Leon een postzegelhandelaar is en dat hij in die hoedanigheid gespecialiseerd is in oude postzegels. In b. wordt beweerd dat maar weinig mensen zo veel verstand hebben van oude postzegels als Leon. Vergelijk ook ur nÿfs in § 144.64.

143.65

De constructie montrôk ... fitfara1 betekent 'op dezelfde wijze ... als', en refereert aan het predicaat, dat met betrekking tot verschillende omstandigheden dezelfde betekenis heeft. Montrôk is een add. van CAT. III (predicatief), dus volgt het bij voorkeur altijd direct achter het predicaat. Bijvoorbeeld:

Dena revertos cÿrchof'te montrôk luft chats fitfara âs veldurs.
deze behandeling gebeurt op.dezelfde.wijze bij katten zoals VZ mensen
Deze behandeling gebeurt bij katten op dezelfde wijze als bij mensen.

Ošume montrôk kirro vilt suexâms fitfara ef tiyns rifo ef lelpiru stûdent-grup.
beoordelen op.dezelfde.wijze wij jullie tentamens zoals de dingen van de andere studentengroep
a.Wij zullen jullie tentamens op dezelfde wijze beoordelen als die van de andere
groep studenten.
b.Wij zullen de tentamens bij jullie op dezelfde wijze beoordelen als bij de andere
groep studenten.

Vertaling b. hierboven is wat vrijer dan a. In het Spokaans is een equivalent van b. onmogelijk.


1Montrôk is een samentrekking van ef monta vrôk (dezelfde wijze).

143.66

Montrôk kan ook zonder een nadere bepaling met fitfara gebruikt worden, zoals in:

a.Lerdu ur Marje feldre montrôk kaf ef bankres.
 Lerdu en Marje zitten op dezelfde wijze (in dezelfde houding) op de bank.

b.Petriy kvâmpe montrôk.
 Petriy redeneert op dezelfde wijze.

In a. wordt expliciet uitgedrukt dat Lerdu iets op dezelfde wijze doet als Marje. In b. staat slechts één entiteit (Lerdu), zodat hier een impliciete lezing geldt: Petriy doet iets op dezelfde wijze als een ander, wiens identiteit uit de buitentalige context moet blijken.

143.67   Lo als voorz. bij prepositionele werkwoorden

In § 143.54 is het verschil tussen de vergelijkende voorz.s lo en fara uitgelegd. Lo drukt uit dat iets op iets anders lijkt; fara drukt uit dat iets als iets anders fungeert. Vergelijk:

Mariy chaquinde lo eft politiycera.
Mariy praat als een politicus. (maar ze is het niet)

Mariy chaquinde fara eft politiycera.
Mariy praat als/in de hoedanigheid van politicus. (ze is het ook)

Niet in alle gevallen kan men kiezen tussen lo en fara, want sommige werkwoorden worden altijd gecombineerd met óf lo óf fara. Het gaat hier om prepositionele werkw.n, zoals behandeld in § 80.25. In Blok 143.68 staan een aantal prep.werkw.n die een vergelijking uitdrukken en altijd met lo worden gecombineerd.1 In Blok 143.72 staan prep.werkw.n die altijd met fara worden gecombineerd.


1Prep.werkw.n met lo die geen (duidelijke) vergelijking uitdrukken, zijn hier buiten beschouwing gelaten, zoals bijvoorbeeld ef kolini drake lo 2 kg (de steen weegt 2 kilo), of ef fenta monentaro lo eft piyrstos (het feest ontaardde in een vechtpartij).

143.68

Prepositionele werkwoorden met lo
° prap cente lozich voelen als
× cônsidere lovinden, beschouwen [als]
° prap cônsidere lozich beschouwen als
° cÿrfûne lo(lett./fig.) ruiken/rieken naar/als
* cÿrstyne lo1. (lett.) smaken naar/als
 2. (fig.) rieken naar
× interpretere lointerpreteren als
× kimore lonoemen als
× nucere loontmaskeren als
× obléskre lobeschouwen als (sprk.)
× ošume lobeoordelen als; vinden (mening hebben)
× quppe loachten
× torkare loserieus beschouwen als
× xnepe loontmaskeren als
°+ zerfe loeruitzien als (lett.)

×transitief
°intransitief
*semi-transitief
+archaïsch, poëtisch en dialectisch (Pegrevië)

143.69

Het is duidelijk dat de prep.werkw.n uit Blok 143.68 altijd twee entiteiten vergelijken die op elkaar lijken, maar niet echt identiek zijn. In onderstaande voorbeelden is er wel sprake van twee vergelijkingsobjecten (bijvoorbeeld in (7): Lerdu = VOB1 en "groot man" = VOB2), maar een vergelijkende kwaliteit (VK) is afwezig (ofwel: het gaat om een intrinsieke vergelijking: VOB2 heeft een kwaliteit die ook aan VOB1 wordt toegekend). Voorbeelden:

(1)Gress sen cente lo eft tneferdes kusami.Ik voel me hier [als] een vreemdeling.
(2)Ef rozas cÿrfûne lo acÿrs.(lett.) De rozen ruiken naar uien.
(3)Ef sozas cÿrstyne lo acÿrs.(lett.) De worsten smaken naar uien.
(4)Pana cÿrfûne/cÿrstyne lo eft ymastjof.(fig.) Dat riekt naar chantage.
(5)Δ†℗ Ef brûe zerfe lo côšos.1De stamppot ziet eruit als kots.
(6)Do cônsidere sener ÿksaner lo eft
hupster artiys.
Hij beschouwt zijn buurman als een
groot artiest. OF  Hij vindt zijn buurman
een groot artiest.
(7)Gress quppe Lerdu lo eft hupster
merater.
Ik acht Lerdu een groot man.
(8)£ Kirro ošume ef prytusto lo eft zett
tiyn.
We beschouwen de klus als afgerond.
(lett. ... als een afgerond/voltooid ding)

Bij de intransitieve voorbeelden (1)–(5) fungeert de zinskern als VOB1 en volgt er achter lo een VOB2. Bij de transitieve voorbeelden (6)–(8) geldt het object als VOB1. Worden transitieve werkw.n in een wederkerende constructie gebruikt, dan geldt de zinskern als VOB1 (of liever gezegd: het wed.vnw. sen is VOB1). Vergelijk (6) met:

(6′)Do sen cônsidere lo eft hupster artiys.
 Hij beschouwt zichzelf als een groot artiest.

1Een moderne variant in het Standaardspokaans is: Ef brûe loke côšos (zie § 143.75).

143.70

VOB2 als vergelijkende entiteit is niet altijd aanwezig, er kan ook een additief (of zelfs een volt.dw.) achter lo volgen, zoals in:

(1)a.Elsa cônsidere Petriy lo terat âmjegus ki.
  Elsa vindt Petriy erg oneerlijk.
 b.Óps quppe groft râviy lo lypónke.
  Ze achten zijn opmerking ongepast.
 c.£ Kirro ošume ef prytusto lo zett/slaqut.1
  We beschouwen de klus als afgerond.

In (1) kunnen de onderstreepte add.n moeilijk beschouwd worden als een VOB2, noch als een VK, want er is hier geen sprake van een vergelijking, maar alleen van de toekenning van een kwaliteit aan het object. Vergelijk (1a) en (1b) met:

(1′)a.Elsa cônsidere Petriy lo âmjegus terat dus Lerdu.
  Elsa vindt Petriy oneerlijker dan Lerdu.

 b.Óps quppe groft râviy lo lypónke oiba dus groft ocÿrma.
  Ze achten zijn opmerking minder ongepast dan zijn gedrag.

In (1′) is er wél sprake van een vergelijking: het object geldt als VOB1 en achter dus staat VOB2. Het onderstreepte add. is de VK op basis waarvan VOB1 en VOB2 met elkaar vergeleken worden.
In hoeverre de hier behandelde prep.werkw.n ondanks het vergelijkende functiewoord lo als "echte" vergelijking beschouwd moeten worden, is onder meer door Bühler (1981) nader geanalyseerd.


1Zett is een add., maar slaqut is het volt.dw. van slaquðe (afronden, voltooien). Merk ook op dat ošume voornamelijk spreektaal is. Zie ook voorbeeld (8) in de vorige paragraaf.

143.71

Vergelijk de enkele vergelijking in a. met de dubbele vergelijking in b.:

a.Gress cônsidere Amahagge lo mesÿa terat dus Hoggebim.
 Ik vind Amahagge interessanter dan Hoggebim.

b.Gress cônsidere Amahagge lo mesÿa terat fitfara musém-sÿrt dus âs teatriy-sÿrt.
 Ik vind Amahagge interessanter als museumstad dan als theaterstad.

In a. en b. worden de twee onderstreepte delen qua hoedanigheid "interessant" met elkaar vergeleken. In a. gaat het om "Amahagge" tegenover "Hoggebim"; in b. om "museumstad" tegenover "theaterstad". Bovendien wordt in b. Amahagge vergeleken met zowel een museumstad als een theaterstad. Omdat fitfara hier een voorz. is, is het de tweede keer door âs vervangen.

143.72   Fara als voorz. bij prepositionele werkwoorden

Sommige prep.werkw.n die een vergelijking uitdrukken worden altijd met fara gecombineerd, zoals:

Prepositionele werkwoorden met fara
° drue faraklinken als
° harbe faradienen als; dienst doen als
° jeste faraheten (beweerd worden)
× kafléde farabestempelen als
× obléskre fara/lo1opvatten/beschouwen als
× reverte farabehandelen als
ef melde fes ef publiyc farabekend staan als

×transitief
°intransitief

1Obléskre lo wordt als spreektaal beschouwd.

143.73

Ondanks dat deze werkw.n een voorz.bep. met fara verlangen, drukken de meeste toch een vergelijking uit met twee entiteiten die op elkaar lijken, en dus niet echt gelijk zijn aan elkaar. Wat dit betreft heeft fara dus de betekenis van lo uit § 143.67. Dit is een indicatie dat we met typisch idioom te maken hebben. Voorbeelden:

(1)Lôc ur lôk drue fara perdÿrs [lôk].1 2
 Lôc en lôk klinken beide als [lôk].

(2)Do obléskre ef lésan fara eft risânos.
 Hij vat het complimentje als een aanmerking op.

(3)Óps melde fes ef publiyc fara dursas hupster ustjâgers.2
 Ze staan alle drie bekend als grote oplichters.

(4)Fes ef zeces do jeste fara eft zaft.
 In het dorp heet hij een dief [te zijn].
(= "men beweert in het dorp dat hij een dief is",
OF  "in het dorp geldt hij als een dief")

(5)Óps reverte Irtava fara eft harbatjen.
 Ze behandelen Irtava als een dienstmeisje.

In zin (3) ligt het voor de hand om ervan uit te gaan dat de drie personen inderdaad ook oplichters zijn, en niet alleen met oplichters vergeleken worden. Hier heeft fara dus de standaardinterpretatie. Zin (5) is ambigu omdat het niet duidelijk is of Irtava werkelijk hun dienstmeisje is, of een persoon die als zodanig behandeld wordt. In het eerste geval kan de zin als positief opgevat worden (Irtava wordt precies zo bejegend als dat voor dienstmeisjes gebruikelijk is); in het tweede geval kan een negatieve lezing gelden (Irtava wordt door haar ouders niet als dochter behandeld maar als huishoudelijk personeel). Een onderscheid tussen lo en fara (vergelijk de voorbeelden in § 143.54–55) kan hier niet gemaakt worden omdat reverte een prep.werkw. is waarbij alleen fara correct is.


1Lôc betekent 'woedend, dol, razend'; lôk betekent 'tas met hengsels'.


2Let op de positie van perdÿrs en dursas.

143.74

VOB2 als vergelijkende entiteit is niet altijd aanwezig, er kan ook een additief (of zelfs een volt.dw.) achter fara volgen, zoals in:

(1)a.Do ef dakros obléskre fara ksventa.
  Hij vatte de belediging als complimenteus op.
 b.Fes ef zeces Akel jeste fara terat xipalô ki.
  In het dorp heet Akel heel onbetrouwbaar te zijn.
 c.Ef nier obléskre ef tirdus cômputer fara prenc.
  De reparateur beschouwt de kapotte computer als opgegeven/afgedankt.

In (1) ontbreken een VOB2 en een VK. Er is in (1a) en (1c) alleen sprake van de toekenning van een kwaliteit aan het object, en in (1b) aan het subject. In (1c) is prenc het volt.dw. van prence (afdanken, opgeven). Zie verder de discussie in § 143.70. Vergelijk (1b) met:

(1′)b.Fes ef zeces Akel jeste fara stôt xipalô dus Tyca.
  In het dorp heet Akel veel onbetrouwbaarder te zijn dan Tyca.

143.75   Vergelijkende werkw.n zonder lo of fara

Bij een aantal vergelijkende werkw.n ontbreken voorz.bep.n met lo of fara, maar verschijnt de entiteit waarmee vergeleken wordt met een ander voorz., of als een object. Zulke werkw.n zijn onder meer:

Vergelijkende werkwoorden zonder lo of fara
° prap funte tukstzich doen voorkomen als
° clovóte [beri]doen alsof; veinzen
× eaquppûe1. fungeren als; dienstdoen als
 2. gemoeid zijn met
× juftegelden voor/als
× mitaamifftûregelden als; doorgaan voor
× lokeeruitzien als; lijken op
× mitaperke flajuiets als plicht beschouwen
ef melde uberelira X rifonn flajuiets opvatten als X

×transitief
°intransitief

143.76

Voorbeelden:

(1)Ef mennarber sen funte tukst ef husofater quandro.
 De butler doet zich voorkomen als de kasteelheer zelf.
(= gedraagt zich zodanig dat iedereen denkt dat hij de kasteelheer is)

(2)Ef sectâ loke jazy usynn!
 De wijn lijkt wel azijn!

(3)Ef liftkar ziplot eaquppûe ral eft ardekirlot.1
 De oude toiletpot fungeert nu als (doet nu dienst als) plantenbak.

Een bijzondere eigenschap van de transitieve vergelijkende werkw.n is dat een passieve variant ontbreekt of in ieder geval twijfelachtig is.2 Vergelijk (2) en (3) met:

(2′)* Usynn lokelije pai ef sectâ!
(3′)? Eft ardekirlot eaquppûelije ral pai ef liftkar ziplot.

Bühler (1981) beschouwt zulke werkw.n dan ook niet als "transitief" maar als "intransitieve prepositionele werkw.n" waarbij het vergelijkende voorz. "niet gespecificeerd" is. Een andere lezing is dat zulke werkw.n gelijkgesteld kunnen worden aan koppelwerkw.n.


1In de betekenis van "fungeren als" kan eaquppûe eventueel vervangen worden door harbe fara (dienen als); zie § 143.72. In de betekenis van "gemoeid zijn met" is eaquppûe geen vergelijkend werkw., zoals in:

Eft lifrostos ðôpecc eaquppûe dena quÿlapp.
Er zijn aanzienlijke kosten met dit onderzoek gemoeid.


2Een passieve variant is soms wel mogelijk in zinnen waarin het object als topic uit de matrixzin is gehaald, en er op de nu onbezette objectpositie in de matrixzin een "dummy-object" als zinskern moet komen, bijvoorbeeld:

£ Mariy [meldelira], ki eup lokelije pai Petriy.
Mariy, dáár lijkt Petriy op.  OF  Mariy, op HAAR lijkt Petriy.

Zulke constructies zijn typisch spreektaal, zie hiervoor ook § 92.13 en § 92.19.


143.77

Merk op dat clovóte intransitief is, dus geen object bij zich kan hebben (zoals in c.). Wel is een infinitiefconstructie mogelijk (zoals in b.):

a.Mefa clóvota kinur.
 Mefa deed alsof ze ziek was.

b.Mefa clóvota beri melde ef kluntâecÿr nâlpa.
 Mefa deed alsof ze de gastvrouw van de receptie was.

c.* Mefa clóvota ef kluntâecÿr nâlpa.
 Mefa deed/gedroeg zich als de gastvrouw van de receptie.

Het is dan ook de vraag of we zin a. als een vergelijkende constructie moeten beschouwen: zowel een VOB2 als een VK ontbreekt. Het lijkt er eerder op dat de kwalificatie "ziek" aan de zinskern wordt toegekend. Zie ook de discussie in § 143.70.

143.78

Let op het bijzondere idioom met uberelira:

Ef menester eft dakros melde uberelira rifonn ef critise linnos.
de minister een belediging is grijpende vanuit de kritische vraag
De minister heeft de kritische vraag als een belediging opgevat.
OF  De kritische vraag was als een belediging voor de minister.

Gress melde uberelira eft sientur rifonn Mefa.
ik ben grijpende een moeder vanuit Mefa
Mefa is als een moeder voor mij.
(lett. "ik vat Mefa op als een moeder")

Zie verder bij § 144.62–63.

143.79   Vergelijkingen in idioom

Vergelijkingen met lo worden dikwijls gevonden in uitdrukkingen en gezegdes, bijvoorbeeld:

pôr lo eft fors kaf ef clamiða
("arm als een kikker op het moeras") = arm als Job

ef ÿlane lo eft koffon hâpyja
("zwijgen als een dood schaap") = zwijgen als het graf

deff lo ef prens rifo ef knurfel1
("doof als de prins van het water") = doof als een kwartel

ef rotjule lo ef ret     mijden als de pest

Zie ook § 143.141 voor het gebruik van lo ... lo in dergelijke vergelijkingen.


1Deze uitdrukking refereert aan prins Karâst Temp Gizell (ca. 1545–1609), broer van koningin Hyndy Thyrra, die na een duik in een vijver stokdoof werd.

143.80

Het Spokaans en het Nederlands lopen bij idiomatische vergelijkingen niet altijd in de pas. Soms gebruikt het Spokaans een vergelijking en het Nederlands niet, zoals in:

zâm lo eft svimelira fors("fris als een zwemmende kikker") kersvers
lo hihu1("als hoei!") in een wip; in een vloek en een zucht
lo ef bladidos chaquinde("zoals de wens spreekt") naar believen
Ef bidale lo eft gmoliy néfâc.("het regent als een lekke zeef") Het regent pijpenstelen.
ef iyrke lo eft gôl ucha'occ("zich schamen als een kale kalkoen") zich doodschamen
ef giffare lo cryrtiy("blijven staan als een bevroren voorwerp") stokstijf
blijven staan

1Hihu! is een aansporingsroep tegen paarden of ezels (als trekdier).

143.81

Idiomatische vergelijkingen worden dikwijls gebruikt om de twee polen van een ideoantoniem nader te specificeren, zoals in:

kviddiy lo Pejolog, plomp~ kviddiy lo Panorank
ef mômiye lo eft quistacargeruststellen~ mômiye lo quenniyverontrusten
prósiy lo Pelreslankmoedig  
rittah lo eft rolkasnel~ rittah lo eft runplangzaam
ef tirae lo ÿdrentbewonderen~ ef tirae lo gôrôgentiyverafschuwen
ef tmope lo tradamversnellen~ ef tmope lo prôâtvertragen

Ideoantoniemen worden verder besproken in § 144.86–87 en Hoofdstuk 161.

143.82   ad § 143.5   6. De voegw.n fara en fitfara

Terwijl fara en fitfara als voorzetsel synoniem zijn, hebben ze als voegwoord verschillende betekenissen: fara (als) drukt een gelijktijdigheid uit, en fitfara ([zo]als) een vergelijking:

a.Gress nert ÿrômecû fara Elsa pjôlelira.Ik kan niet werken als Elsa zit te praten.
b.Gress nert affionnose fitfara Elsa merfe.Ik houd er niet van zoals Elsa liegt.

In a. vinden het "werken" en het "praten" op hetzelfde moment plaats. In b. wordt datgene (= VOB1) waar ik niet van houd vergeleken met het gedrag (= VOB2) van Elsa.

143.83

Nog enkele voorbeelden van fitfara als voegw. (zie ook § 122.31):

(1)Gress paine ef, fitfara gress oske.
 Ik doe het, zoals ik gewend ben.

(2)Leena melde pijâ noi fit flifados, fitfara Lerdu miype.
 a.  Leena is helemaal niet zo aardig als Lerdu denkt.
 b.  Leena is helemaal niet zo aardig, [zo]als Lerdu denkt.

(3)Leena melde [pijâ] likkô flifados, fitfara Lerdu miype.
(vgl. § 143.104 voetnoot 1)
 Leena is [precies] even aardig als Lerdu denkt.

(4)Ef mimpit melde jazy terat mikar ki, fitfara gress miypo.1
 Het boek is inderdaad erg duur, zoals ik gedacht had.

(5)Eup chafoste noi fit hordâ, fitfara eup probarui.
 Ze zingt niet zo mooi als ze zou willen.

(6)Ef menester ytende beri ðôpaine ef PLT pijâ noi fit pert, fitfara do fesreppo
ón ef Zâmporementec.
 De minister is helemaal niet van plan om de btw zo veel te verlagen als hij de
Volksvertegenwoordiging beloofd had.

In (1) geldt de actie "doen" als VOB1, die wordt vergeleken met een niet nader gespecificeerde actie die ik gewend ben (dus VOB2).2
Zin (2) is ambigu. Lezing a. is dat VOB1 een niet nader gespecificeerde eigenschap, ánders dan "aardig", weergeeft, die vergeleken wordt met VOB2 "aardig" zoals Lerdu zich voorstelt dat Leena zou hebben (Lerdu denkt dat Leena aardig is, maar dat is ze niet). Lezing b. is dat Lerdu denkt dat de gehele SvZ LEENA IS NIET AARDIG waar is, terwijl het best zo kan zijn dat dat niet klopt. Deze ambiguïteit herinnert aan het onderscheid tussen een beperkende bepaling (in a.) en een uitbreidende bepaling (in b.), zoals uitgelegd bij zin (2) in § 143.84.
In (3) wordt de mate van "aardig-zijn" die bij Leena hoort, vergeleken met de mate van "aardig-zijn" die Lerdu denkt dat Leena heeft.


1Vergelijk ook de performatieve constructie (2) in § 143.52, hier herhaald:

?$£ Ef mimpit melde stôt mikar dus gress miypo.
Het boek is nog veel duurder dan ik gedacht had.


2In het Nederlands kunnen we ook zeggen: "Ik doe het zo, als ik gewend ben". Dit suggereert dat de volgende parafrase mogelijk is: "Ik doe het op de manier, die ik gewend ben". En dit kan in het Spokaans uitgedrukt worden als: Gress paine ef fes ef vrôk, gress oskelira.

143.84

Een bijzin die met fitfara wordt ingeleid, kan zowel een uitbreidende als een beperkende bepaling zijn. Bij een uitbreidende bepaling wordt er een extra mededeling toegevoegd, bij een beperkende bepaling wordt de uitspraak juist binnen een kleinere context ingeperkt. Dit onderscheid is ook besproken in § 143.102. Vergelijk a. met een uitbreidende bepaling (komma tussen hoofd- en bijzin) en b. met een beperkende bepaling (geen komma):1

(1)a.Kuntare-tûe ef jazy, fitfara tu enn ef belde fes ef koles.
  Reken het maar uit, zoals je het op school geleerd hebt.
 b.Kuntare-tûe ef jazy fitfara tu enn ef belde fes ef koles.
  Reken het maar uit zoals je het op school geleerd hebt.

(2)a.Lerdu melde nert ef ÿrasatjen, fitfara sener follus [melde].
  Lerdu is geen timmerman, zoals zijn vader [wel is].
 b.Lerdu nert melde eft ÿrasatjen fitfara sener follus [melde].
  Lerdu is geen timmerman zoals zijn vader [is].

In (1a) wordt de aangesprokene ("jij") eraan herinnerd dat hij die manier van uitrekenen (immers) zo op school heeft geleerd (uitbreidend). In (1b) wordt geïmpliceerd dat er diverse manieren zijn om het uit te rekenen, maar dat de aangesprokene het moet doen op de manier zoals hij dat op school heeft geleerd (beperkend).
In (2a) wordt gesteld dat Lerdu géén timmerman is, met als uitbreidende bepaling dat zijn vader dat wél is. In (2b) wordt gesteld dat Lerdu op een bepaalde manier al dan niet een timmerman is, namelijk anders dan zijn vader is (beperkend: hij is niet zo'n goed/slechte timmerman als zijn vader).2

De uitbreidende bepaling kan in het Spokaans wat explicieter gemaakt worden door bijvoorbeeld toevoeging van brâ (want), af (immers) of iftam (wel):

(1)a′.Kuntare-tûe ef jazy, brâ fitfara tu enn ef belde fes ef koles.
  Reken het maar uit, want zo heb je het op school geleerd.
  Kuntare-tûe ef jazy, fitfara tu enn ef belde af fes ef koles.
  Reken het maar uit, zoals je het immers op school geleerd hebt.

(2)a′.Lerdu melde nert ef ÿrasatjen, fitfara sener follus melde iftam.
  Lerdu is geen timmerman, zoals zijn vader wel is.

1In het Nederlands is het wel of niet toevoegen van een komma een grammaticale regel om het onderscheid tussen uitbreidend ~ beperkend weer te geven. In het Spokaans is de keuze tussen wel of geen komma meer arbitrair. Sommigen zijn van mening dat een bijzin altijd met een komma van de hoofdzin gescheiden moet worden. In (1) en (2) kiezen we ervoor om bij een beperkende bepaling de komma achterwege te laten. Bij voorbeeld (2) in de vorige paragraaf hebben we de komma laten staan.


2Let op de verschillende ontkenningen in (2a) en (2b). In (2a) wordt ÿrasatjen met nert ef ontkend, oftewel: er wordt ontkend dat Lerdu een timmerman is (hij heeft een ander beroep). In (2b) wordt de gehele SvZ LERDU IS TIMMERMAN ontkend, ofwel: voor zijn vader geldt een vergelijkbare SvZ wél.

143.85

Als na het voegw. fitfara een modaal hulpwerkw. volgt, moet hierachter het hoofdwerkw. als teg.dw. toegevoegd worden, inclusief de inf.-markeerder beri. Bijvoorbeeld:

(1)Gress paine ef, fitfara gress probare beri painelira.
 Ik doe het, zoals ik [het] wil [doen].

(2)Moffain melde pijâ noi fit ielba, fitfara do kurrui beri meldelira.
 Moffain is helemaal niet zo rijk als hij zou kunnen [zijn].

(3)Do umpocÿrme tukst eup, fitfara do probare beri umpocÿrmelira.
 Hij bejegent haar zoals hij haar wil bejegenen. (zoals hij dat wil)

(4)Ef menester ef môntyos bzagoe bloirâ, fitfara do perka beri bzagoelira.
 De minister heeft het probleem precies zo uitgelegd als hij het moest uitleggen.

(5)Ef nert vende fitfara ef menester probare beri vendelira.
 Het gaat niet zoals de minister wil [dat het gaat].

Merk op dat deze constructies een bijzonder geval zijn, omdat normaliter het hulpwerkw. het suffix -lira krijgt, zoals in:

Do reppe, do nert kurrelira beri paine ef.
Hij zegt dat hij het niet kan doen.

Ef menester ef môntyos bzagoe bloirâ, jadâk kurrelira beri haóge ef.
De minister heeft het probleem precies zo uitgelegd dat iedereen het kan snappen.

143.85a

Het gaat bij (4) en (5) in de vorige paragraaf feitelijk om twee verschillende constructies. In (4) volgt achter fitfara een "gewone" bijzin met een modaal hulpwerkw., met als enige bijzonderheid dat het inf.complement -lira krijgt. In (5) staat achter fitfara een bijzonder soort bijzin waarbij het inf.complement beri vendelira geen semantische relatie met het subject ef menester heeft, want het is niet zo dat de minister wil "gaan", maar dat hij wil dat "er iets gaat". Feitelijk staat hier: ... fitfara ef menester probare den ef vende, waarbij de den-bijzin vervangen is door een -lira-constructie (dus: ... fitfara ef menster probare, ef vendelira [lo kâ]). Dit is dan weer als een inf.complement bij probare opgevat. De -lira-constructie in (4) is dus naar analogie van (5) gevormd, en beide zijn een bijzonderheid in de Spokaanse grammatica (we kunnen het als idioom beschouwen).

143.86

In § 143.83 zin (2) is fitfara als voegw. gecombineerd met een bepaling in de hoofdzin die gemarkeerd wordt met fit. Een dergelijke constructie wordt soms ook gebruikt om een oorzaak-en-gevolg-situatie uit te drukken, die normaliter met de determinant fes/fés en een -lira-constructie wordt gevormd, zoals uitgelegd in § 133.74 en § 141.77–78. Vergelijk:

(1)a.Ef bidala fit graviy, fitfara cradef mirras ur kelârs sena plite.
 b.Ef bidala fes/fés graviy, cradef mirras ur kelârs sena plitelira.
 Het heeft dermate/zó hevig geregend dat alle straten en kelders blank staan.

(2)a.Ef karé sen wencate fit pert kusamat ef qurs, fitfara ef câpytenn tiffe éfti
  het schip zich bevindt zo veel naast de koers, zoals de kapitein weet niet.meer
  ÿr do melde.
  waar hij is
 b.Ef karé sen wencate fes/fés pert kusamat ef qurs, ef câpytenn tiffelira éfti
ÿr do melde.
 Het schip ligt dermate/zó uit de koers dat de kapitein niet meer weet waar hij is.

Zinnen als (1a) en (2a) zijn niet voor iedereen acceptabel. Mensen die dit afkeuren zijn van mening dat fitfara alleen gebruikt kan worden om een vergelijking uit te drukken, en niet een oorzaak-en-gevolg (causaliteit). Onder meer Kapiy (1976) wijst erop dat (1a) en (2a) vooral op Tigof en Lomky gebruikt worden, dus in de Cheetuc-dialecten.

143.87

Vergelijk ook de volgende constructies, waarin een contextueel aanw.vnw. (vet) gebruikt wordt. De basisbetekenis is hier "zodanig/zo'n A, dat B":

(1)Do pryltiy calare, fitfara do melde ralpip grist.
 Hij heeft zo'n narigheid meegemaakt, dat hij nu al grijs is.

(2)Do lelperre mittofs šâfts, fitfara do póbarât sener keldus.
 Hij heeft zulke schulden, dat hij zijn boerderij moet verkopen.

(3)Mittof hardlap vilduls melde fes ef arâbe, fitfara ef kôbotat tasse éfti fesdu ef sért.
 Er staan zulke hoge bomen in de tuin, dat het zonlicht niet meer in huis valt.

In zulke zinnen wordt (een overmaat van) de eigenschap die in VOB1 wordt uitgedrukt, als oorzaak gezien van het gevolg dat in VOB2 wordt uitgedrukt. Vergelijk dit met § 143.89 waarin een eigenschap van het predicaat in VOB1 wordt gerelateerd aan VOB2, dat dan een gevolg is van die eigenschap.
De contextuele aanw.vnw.n zijn opgenomen in Blok 52.3.

143.88   ad § 143.5   7. Het voegw. faroft en de determinant gôf

Met het voegw. faroft of de determinant gôf wordt uitgedrukt dat een actie/situatie aan iets anders doet denken, maar dat niet is (zie ook Blok 122.16 voor dit voegwoord en de synonieme determinant). In het Nederlands worden de voegw.n alsof, als of of gebruikt:

Do farte, faroft do yspe. = Do gôf farte, do yspilóme.
Hij loopt alsof hij dronken is. (maar hij is niet dronken)

Eup chaquinde piti gress, faroft gress melde eft efanty. =
= Eup gôf chaquinde piti gress, gress meltilóme eft efanty.
Ze praat tegen me alsof ik een kind ben. (maar ik ben geen kind)

Tu zerfât, faroft tu tiffe nÿf tiyns. = Tu gôf zerfât, tu tiffilóme nÿf tiyns.
Je moet kijken [als]of je van niks weet. (maar je bent wél op de hoogte)

Do eft qupple riffe, faroft do enn ef mimpit koltavy helkara kost nurp. =
= Do eft qupple gôf riffe, do ef mimpit probarilóme beri koldre helkara kost nurp.
Hij maakte een gebaar alsof hij het boek naar mijn hoofd wilde gooien.

Eup sen ocÿrme faroft [eup] melde ef wasa kusami. =
= Eup sen gôf ocÿrme, eup meltilóme ef wasa kusami.
Ze gedraagt zich of ze hier de baas is.

Gÿrs muxe kura mittof zaftakyn, faroft mittof melde eft fitajutiy. =
= Gÿrs gôf muxe kura mittof zaftakyn, mittof meltilóme eft fitajutiy.
U spreekt over die diefstal als was het een kleinigheid.

143.89   ad § 143.5   8. De teg.dw.-constructies fes ... X-lira en ber ... X-lira

Met de constructie fes/fés X, Y-lira (zó X dat Y) wordt uitgedrukt dat iets een bepaalde kwalificatie in zo'n grote mate heeft dat dit gevolgen heeft voor iets anders. We kunnen dit als een vergelijking beschouwen van een kwalificatie in VOB1 die in werkelijkheid het geval is, met een kwalificatie die met betrekking tot VOB2 wordt beoordeeld, om het in VOB2 genoemde gevolg waar te laten zijn. Bijvoorbeeld:

 Ef bidale fes hups, gress nert affionnoselira beri bôrade ef myl.
 Het regent zó hard, dat ik geen zin heb om de hond uit te laten.

 Do melde fes hupster, groft nurp flâpselira ân.
 Hij is zó groot, dat hij overal zijn hoofd stoot.

 Óps frajjae fes hups, óps fallelira.
 Ze rennen zo hard dat ze struikelen.

 Ef mimpit melde fes keša, gress nert kurrelira beri dÿfo-trempe ef kurof ér luppor.1
 Het boek is zo dik dat ik het niet in één avond kan uitlezen.

(1)Ef wyde-'jans vâpje ef 'nin fes graviym, eup finnelira beri arkette.
 De kwajongens pesten het meisje zo erg, dat ze begint te huilen.

(2)Ef fesputtatjen poertera ef korda fes kariy, ef zomar nert probarelira beri kafte do.
 De aannemer heeft de kerk zo lelijk gerestaureerd dat de gemeente hem niet wil
betalen.

 Fes Ef Fâr Ðâbre ef lardos melde fes ajir ur ef slapelsats melde fes jûntiyn,
ef meldelira eft jâchtos den hÿrðys quarderaves velk ef enterprisos.2
 In De Vier Monniken is het eten dermate vies en zijn de bedden dermate hard,
dat het een raadsel is dat gasten nog in dit etablissement willen komen.

Een nadere analyse met betrekking tot fes/fés is te vinden in Rifo Ef Quista (1982).


1Een synoniem van deze zin is:

Ef mimpit melde ber keša, dus gress kurrelira beri dÿfo-trempe ef kurof ér luppor.
Het boek is te dik dan dat ik het in één avond kan uitlezen.

Zie ook § 143.95.


2Het betreft een hotel-restaurant in Asjetto. Uit een horecarecensie in de Flâp-quiyrda van 07.08.1990.

143.90

Vergelijk de volgende twee zinnen (zin a. is een herhaling van zin (3) uit § 143.87):

a.Mittof hardlap vilduls melde fes ef arâbe, fitfara ef kôbotat tasse éfti fesdu ef sért.
 Er staan zulke hoge bomen in de tuin, dat het zonlicht niet meer in huis valt.

b.Ef vilduls fes ef arâbe melde fes hardlap, ef kôbotat tasselira éfti fesdu ef sért.
 De bomen in de tuin zijn hoog, dat het zonlicht niet meer in huis valt.

In het Spokaans maakt het een groot verschil of het vetgedrukte add. (hier: hardlap) als adj.add. optreedt (in a.), dan wel als subj.add. (in b.), want de eropvolgende bijzin krijgt een geheel verschillende constructie. In het Nederlands maakt het geen verschil: de dat-bijzin is in beide gevallen identiek.
We kunnen stellen dat in zin a. het onderstreepte functiewoord in de bijzin staat, en in b. in de hoofdzin. In de Nederlandse equivalenten zijn zulke functiewoorden minder prominent aanwezig; het gaat hier om zulke en (onderstreept), die beide in de hoofdzin staan.

143.91

Hoewel in § 143.89 zin (1) het add. voorafgegaan door fes feitelijk een pred.add. is (het specificeert het predicaat) staat het niet op de typische pred.add.-positie onmiddellijk achter het predicaat. Vergelijk (zin (1′a) is een herhaling van zin (1)):

(1′)a.Ef wyde-'jans vâpje ef 'nin fes graviym, eup finnelira beri arkette.
  De kwajongens pesten het meisje zo erg, dat ze begint te huilen.
 b.Ef wyde-'jans vâpje graviym ef 'nin.
  De kwajongens pesten het meisje erg.

Dat in (1′a) het vette pred.add. áchter het object verschijnt, is een voorbeeld van rechtse dislocatie die hier de voorkeur geniet (zie ook § 93.79). Vergelijk dit ook met zin (2) waarin fes kariy een obj.add. is.

143.92

In de voorbeelden van § 143.89 vormt het functiewoord fes een bepaling bij een add. Als een add. afwezig is (omdat het werkw. een handeling uitdrukt die als zo ernstig opgevat kan worden, dat het gevolgen heeft), dan kan het "dummy"-add. fit (zo) achter fes gebruikt worden (zie ook § 132.64 voor het spoor fit):

(1)Ef wyde-'jans vâpje ef 'nin fes fit, eup finnelira beri arkette.
 De kwajongens pesten het meisje zó/zodanig, dat ze begint te huilen.

Hier is rechtse dislocatie verplicht, dus * Ef wyde-'jans vâpje fes fit ef 'nin, ... is ongrammaticaal (fes fit is geen "echt" pred.add.).

143.93

Vergelijk zin (1) uit de vorige paragraaf met de constructie waarin fes vóór het werkw. staat:

(2)Ef wyde-'jans fes vâpje ef 'nin, eup finnilóme beri arkette.
 De kwajongens pesten het meisje, opdat ze begint te huilen.

In (2) is fes een determinant die een doel uitdrukt. Het werkw. in de bijzin is gemarkeerd met -ilóme (niet met -lira).
In (1) (vorige paragraaf) hebben de kwajongens niet het doel om het meisje aan het huilen te krijgen, het is meer een gevolg van hun pesterij. In (2) is het bewust de bedoeling om het meisje aan het huilen te krijgen. In (1) wordt ook geïmpliceerd dat het pesten heel erg was, terwijl dat in (2) niet zo is: wellicht was een beetje plagen al voldoende om het doel (huilend meisje) te bereiken.

143.94

De verplichting om een -lira-constructie te gebruiken – die dus niet vervangen kan worden door bijv. het voegw. den – zorgt voor een aantal restricties omdat het suffix -lira toevoeging van andere suffixen verhindert. Zo moeten modale suffixen altijd door een hulpwerkwoord vervangen worden, zoals in:

Do melde fes nevyrtosiy, râste probarelira beri invóbe do.
Hij is zó onhebbelijk, dat niemand hem wil uitnodigen.

Meer ingrijpend is de onmogelijkheid om een passief uit te drukken, want de passiefsuffixen -lije en -litâ kunnen niet met -lira gecombineerd worden (zie ook § 90.18 en § 100.82–84). En actieve omschrijving is dan nodig, bijvoorbeeld:

Do melde fes flifados, stus invóbelira do ân.
Hij is zó aardig, dat men hem overal uitnodigt.
OF  Hij is zó aardig, dat hij overal uitgenodigd wordt.

143.95

De in § 143.89 besproken constructie met fes en -lira komt sterk overeen met ber en -lira. Vergelijk:

a.Do melde fes flifados, stus invóbelira do ân.
 Hij is zó aardig, dat men hem overal uitnodigt.

b.Do melde ber flifados, dus nert invóbelira do.
 Hij is té aardig om niet uit te nodigen.

In a. volgt er na flifados een ondergeschikte bijzin, uitgedrukt met -lira. In b. volgt er na flifados een beknopte bijzin waarin de zinskern van de hoofdzin (do) nu als object in de bijzin optreedt. Een zinskern ontbreekt in de bijzin (vandaar dat deze "beknopt" genoemd wordt). In (1) hieronder zien we iets dergelijks: de zinskern (óps) komt in de bijzin terug als object. In (2) zien we hoe de zinskern (Mariy) in de bijzin als echo terugkomt.
Een andere mogelijkheid is dat de zinskern van de hoofdzin ook in de bijzin als zinskern optreedt (in (3) en (4)). Hier is dus géén sprake van een beknopte bijzin, want alle noodzakelijke elementen zijn aanwezig. Vergelijk:

(1)Óps chafoste ber ÿrtsiym, dus kaf-puttelira óps fes ef lûmpa.
 Ze zingen te vals om [ze] in het koor op te nemen.

(2)Mariy melde ber uârt, dus kettelira teâk qufendriy mimpit ón eup.
 Mariy is te preuts om zo'n pervers boek aan te geven.

(3)Petriy melde ber nervoss, dus do kurrelira beri miype logise.
 Petriy is te zenuwachtig om logisch te kunnen denken.

(4)Ef matier lelperre ber litel ÿrôm, dus do kurrelira beri naliyce sener familijâ.
 De metselaar heeft te weinig werk om zijn gezin te kunnen onderhouden.

143.96   ad § 143.5   9. Het voegw. fitus

Het vergelijkingsvoegwoord fitus betekent 'dan' en drukt uit dat iets in een te grote mate (of in onvoldoende mate) plaatsvindt, dan gewenst of noodzakelijk is (zie ook § 122.32). Bijvoorbeeld:

(1)Do uokke vluf, fitus ef melde helt armt do.
 Hij rookt meer dan gezond voor hem is.

(2)Ef menester kriye vluf ón ef kleterketts, fitus blul jóchéelije ófe.
 De minister snauwt meer tegen de journalisten dan gewenst wordt geacht.

(3)Lerdu feszolle oras fanatiyc terat, fitus ef nestiye beri lorertecû kelt eft
kleter frigidara.
 Lerdu spaart veel fanatieker dan nodig is om straks een nieuwe koelkast
te kunnen kopen.

(4)Ef tareff melde ef dubla tiyn fitus do enn ef smurfe.
 het tarief is het dubbele ding dan.dat hij DtO het afspreekt
 Het tarief is twee keer zoveel als hij afgesproken heeft.

(5)Ef miljonarrs kafte oiba tâx, fitus ef meldui kvâmpajé.
 De miljonairs betalen minder belasting dan redelijk zou zijn.

In (1) wordt "het vele roken" vergeleken met het gewenste "minder roken", omdat dat gezonder is. In (2) wordt "het snauwen" vergeleken met "minder snauwen" (kennelijk mag een minister sowieso tegen de journalisten snauwen, alleen niet te erg).
In (3) had Lerdu best minder kunnen sparen, want ook dán had hij de koelkast kunnen kopen. Hier wordt dus geïmpliceerd dat "fanatiek sparen" niet gewenst is als het sparen ook wat minder fanatiek had kunnen gebeuren. In (4) wordt "het dubbel zo hoge tarief" vergeleken met het gewenste "normale" tarief omdat dat zo afgesproken was. Zin (4) toont dat fitus niet per se gecombineerd hoeft te worden met een vergr.trap (zoals in de andere voorbeelden). In (5) gaat het om iets dat in onvoldoende mate gebeurt: het zou redelijker zijn als de miljonairs méér belasting zouden betalen.

143.97

Zoals uit de voorbeelden in de vorige paragraaf blijkt, drukt fitus altijd uit waarom iets beter niet, of juist wel, gedaan kan worden. Soms zien we fitus op een verkeerde manier gebruikt, zoals in de volgende voorbeelden:

(1)* Stus zôzje vluf ef raporsz, fitus oltake efs.
 Ze nemen de rapporten meer/eerder door dan ze die bestuderen.

(2)* Elsa spente sener smurf pâpla terat fitus eup rinne ef.
 Elsa geeft haar geld makkelijker uit dan ze het verdient.

Zin (1) kan gezien worden als een (ongrammaticale) variant van (3) in § 143.138. Zin (1) is fout omdat het doornemen van de rapporten niet gezien kan worden als een gebeurtenis die ongewenst is omdat ze eigenlijk bestudeerd hadden moeten worden (of omgekeerd: als ze niet waren doorgenomen, volgt daar nog niet uit dat ze bestudeerd waren).
Ook in (2) gaat een dergelijke redenatie op: de gebeurtenis van "gemakkelijk geld uitgeven" is niet te beschouwen als een ongewenste gebeurtenis ten aanzien van het feit dat Elsa geld verdient. Zin (2) is een zuivere vergelijking: het gemak waarmee Elsa geld uitgeeft is veel groter dan "het gemak" waarmee ze het geld verdient (of: de moeite die ze moet doen om het te verdienen).

143.98   ad § 143.5   10. De add.n fraji, loiy en monta

Loiy1 is een add. CAT. I en monta is van CAT. II. Ze kunnen dus attributief gebruikt worden, meestal in de constructie eft loiy ... lo (eenzelfde ... als) en ef monta ... své (de/hetzelfde ... als). Bij loiy gaat het om twee (of meer) exemplaren van hetzelfde soort; bij monta om een identiek exemplaar. Vergelijk:

(1)a.Petriy trempe eft loiy mimpit lo Tek.
  Petriy leest net zo'n boek als Tek; Petriy leest het/eenzelfde boek als Tek.
(met dezelfde titel, maar een ander exemplaar)

 b.Petriy trempe ef monta mimpit své Tek.
  Petriy leest hetzelfde boek als Tek.  (hetzelfde exemplaar)

Merk op dat bij loiy bij voorkeur het onb.lidw. eft wordt gebruikt (in het enkelvoud), en bij monta het bep.lidw. ef. In (1) wordt een vergelijking gemaakt tussen twee boeken, namelijk het boek dat Petriy leest en het boek dat Tek leest. In (1b) geldt: als we VOB1 (Petriy's boek) en VOB2 (Teks boek) met elkaar vergelijken, blijkt dat VOB1 = VOB2.


1Loiy kan ook als voegwoord optreden. Zie hiervoor § 144.2.

143.99

Vergelijk ook:

(2)a.Gress eft loiy bof lorerde lo tu lelperre-armt.
  Ik heb net zo'n/eenzelfde broek gekocht als jij aanhebt.
 b.® Gress ef monta bof lorerde své tu lelperre-armt.
  Ik heb dezelfde broek gekocht als jij aanhebt.

Zin (2b) is semantische onzin, want één en dezelfde broek kan niet tegelijk door mij gekocht zijn en door jou gedragen worden.1
Nog een voorbeeld (nu zonder een VOB2 gemarkeerd met lo/své):

(3)a.Óps kelde ef monta motrikfâsto.
  Ze gebruiken hetzelfde servet. (hetzelfde exemplaar)
 b.Óps kelde ef loiyn motrikfâstôe.
  Ze gebruiken hetzelfde soort servet/dezelfde soort servetten.

In (3b) is een meervoud noodzakelijk, omdat het subj. meervoudig is en er dus evenveel servetten van hetzelfde soort moeten zijn als er personen zijn.
Vergelijk ten slotte de vraag-en-antwoordparen:

(4)a.Gress lelperre eft Toyota. Ur tu? – [Gress lelperre] eft loiy tiyn.
  Ik heb een Toyota. En jij? – Ik heb eenzelfde; ik heb er ook zo een.

 b.Tu lelperre eft Toyota, tur vilt tubôs lelperre kluft? – [Eup lelperre]
ef monta tiyn.
  Jij hebt een Toyota, maar wat heeft je vrouw [voor auto]? – Ze heeft
dezelfde; ze heeft die ook.  (dus samen gebruiken ze dezelfde auto)

1Een omgekeerde chronologie is theoretisch wel mogelijk (in a.) maar klinkt niet erg natuurlijk. Een betrekkelijke bijzin is hier normaler (in b.):

a.Tu lelperre-armt ef monta bof své gress lorerda.
 Jij hebt dezelfde broek aan als ik gekocht heb.

b.Tu lelperre-armt ef bof, gress lorerdalira.
 Jij hebt de broek aan die ik gekocht heb.

143.100

In tegenstelling tot monta en loiy is fraji een add. CAT. III, en kan dus niet attributief gebruikt worden. Fraji komt voornamelijk voor in de vaste uitdrukking A melde fraji [své B] (A is het/dezelfde [als B]), waarbij het (evenals bij monta) om één en dezelfde entiteit gaat. Merk op dat monta altijd als een attr.add. gebruikt wordt (dus altijd gevolgd door een subst.), terwijl dat bij fraji juist niet kan. Bijvoorbeeld:

Eft ÿl melde fraji své eft iyliy.     Een paling is hetzelfde als een aal.

Ÿl ur iyliy melde fraji.
(uitdrukking) Het is één pot nat. (lett. "paling en aal is hetzelfde")

Ef menester lâgvârce eft fraji meldelira hûchos furt vÿr querdo tolinnosÿs.1
De minister zoekt naar één en dezelfde oplossing voor vijf verschillende problemen.

Ef léejas fes ef salonn melde fraji/*monta pip lóf main zempers. =
= Ef léejas fes ef salonn melde ef monta tiyns pip lóf main zempers.
De gordijnen in de salon zijn al tien jaar dezelfde.
(er zijn geen andere gordijnen gekomen)

Vergelijk ook:

a.Óps zâre fes ef fraji meldelira sért.1Ze wonen in [één en] hetzelfde huis.
b.Óps zâre fes ef monta sért.Ze wonen in hetzelfde huis.

Zin a. kan beschouwd worden als een emfatische vorm van b.


1Fraji als add. CAT. III kan niet attributief optreden, maar de gehele uitdrukking ef melde fraji [své] kan wel in de vorm van een teg.dw. attributief gebruikt worden. Toch komen we soms vormen tegen als * eft fraji hûchos (eenzelfde oplossing) of * Óps zâre fes ef fraji sért (ze wonen in hetzelfde huis). Hier lijkt dus sprake te zijn van een contaminatie van monta en fraji meldelira.

143.100a

Fraji kan ook verwijzen naar een identieke eigenschap, maar dan bij een andere entiteit. In dit geval kan fraji ook een bepaling bij een ander werkw. dan melde vormen (zoals bij cÿrstyne (smaken) in c.):

a.Ef ramiys melde verfu-gôl ur ef nregtâs melde fraji.
 De kozijnen zijn verveloos en de vensterbanken eveneens.
OF  ... en voor de vensterbanken geldt hetzelfde.

b.Ef huldu-albifan ur ef mentusar-ôc melde fraji frópjÿ ef lâs.
 De kersenjam en aardbeienjam zijn hetzelfde qua smaak.

c.Ef huldu-albifan ur ef mentusar-ôc cÿrstyne fraji.
 De kersenjam en aardbeienjam smaken hetzelfde.

In a. gaat het weliswaar om twee verschillende entiteiten (kozijnen en vensterbanken), maar ze worden vergeleken met dezelfde eigenschap (verveloos). In b. en c. gaat het om twee soorten jam, maar ze worden vergeleken met dezelfde smaak (in dit geval: geen specifieke smaak of een smaak die noch bij kersenjam noch bij aardbeienjam hoort).

143.100b

Let op het verschil tussen monta, fraji, loiy en ÿrlikkô:

(1)Ef léejas fes ef salonn melde ef monta tiyns pip lóf main zempers. =
= Ef léejas fes ef salonn melde fraji pip lóf main zempers.
 De gordijnen in de salon zijn al tien jaar dezelfde.
(er zijn geen andere gordijnen gekomen)

(2)Ef léejas fes ef lardanomit melde mesâ ur ef tiyns fes ef salonn melde fraji.
 De gordijnen in de eetkamer zijn groen en die in de salon zijn hetzelfde.
(dus ook groen)

(3)Ef léejas fes ef lardanomit melde mesâ ur ef tiyns fes ef salonn melde loiyn.
 De gordijnen in de eetkamer zijn groen en die in de salon zijn net zo.
(van hetzelfde soort (dus ook groen))

(4)Ef léejas fes ef salonn melde ÿrlikkô pip lóf main zempers.
 De gordijnen in de salon zijn al tien jaar hetzelfde.
(ze zien er nog net zo uit; ze zijn niet verkleurd)

Het verschil tussen (2) en (3) is subtiel: in (2) refereert fraji aan dezelfde kleur groen; in (3) drukt loiyn meer in het algemeen uit dat het om dezelfde soort gordijnen gaat. Als de gordijnen in de eetkamer van katoen zijn en die in de salon van velours, geldt (2) wel, maar (3) niet (want al zijn de gordijnen groen, ze verschillen qua stof).
In (4) is een voorbeeld met ÿrlikkô (gelijk, hetzelfde) toegevoegd. Dit add. CAT. I kan niet in een vergelijkende constructie gebruikt worden, zoals in a. hieronder; de voorbeelden b. en c. zijn wel correct:

a.* Petriy trempe ef ÿrlikkô mimpit lo/své Tek. 
b.Petriy trempe ral ef ÿrlikkô mimpit.Petriy leest nu hetzelfde boek.  (dus een
boek dat hij al eerder heeft gelezen)
c.Ef trâjenecÿr flândoros nert melde ÿrlikkô.De lengte van de balken is niet gelijk/
hetzelfde.

143.101

Monta en fraji worden beide gebruikt in de betekenis van 'insgelijks' (als antwoord op een groet of wens):

Olla luppor kelt! – Ef monta! = Olla luppor kelt! – Fraji!
Nog een fijne avond! – Insgelijks!

Ook als iemand het glas heft en "proost!" of "op je gezondheid!" roept, kunnen de overige personen [ef] monta! of fraji! roepen. Merk op dat het in Nederland gebruikelijk is dat iedereen "proost" (of een synoniem) toewenst:

We, ÿrðeff 'jans! – Ef monta!
Nou proost jongens! – Ja, op je gezondheid!

143.102

Monta is verder ook een "normaal" additief dat een eigenschap uitdrukt, zonder dat er van een expliciete vergelijking sprake is. Vergelijk:

a.Ef rélâft fes ef cônsoll melde ki ef monta tiyn, do té lorerde fes ef ântikiy-farr.
 De vaas in de vitrine is dezelfde die hij op de antiekbeurs gekocht heeft.

b.Ef rélâft fes ef cônsoll melde ki ef kariy tiyn, do té lorerde fes ef ântikiy-farr.
 De vaas in de vitrine is dat lelijke ding dat hij op de antiekbeurs gekocht heeft.

Zin a. kan beschouwd worden als een emfatische variant van:

a′.Ef rélâft fes ef cônsoll melde ki ef tiyn, do té lorerde fes ef ântikiy-farr.
 De vaas in de vitrine is degene die hij op de antiekbeurs gekocht heeft.

Let op dat de vette elementen in a., b. en a′. met ki zijn gemarkeerd omdat de relatieve bijzin een beperkende betekenis heeft. Dit is uitgelegd in § 124.14–15.

143.103   ad § 143.5   11. De voegw.n lek en turoft, en het teg.dw. mefrelira

Lek, turoft en mefrelira kunnen vertaald worden met 'ofwel, oftewel, of liever gezegd'. VOB1 wordt vergeleken met een andere kwalificatie VOB2. Bij lek dient VOB2 als een soort correctie ofwel een andere/betere kwalificatie (VOB1 is dikwijls een eufemisme); turoft drukt meer uit dat VOB1 en VOB2 identiek zijn (zie ook § 120.96). Bij mefrelira (lett. "betekenende"; niet te verwarren met merfelira in § 144.58) gaat het om equivalentie bij VOB1 en VOB2, maar nu zit er een extra dimensie van "uitleggen" bij. Vergelijk:

(1)Ef omeleche, lek ef mónse.Het waait, of liever gezegd het stormt.
(2)Kâ melde eft hupster srialyotû lek eft
belt vildul.
Dit is een grote struik of eigenlijk een
kleine boom.
(3)eft oto turoft eft ÿrlateen auto oftewel een automobiel.

(4)Eft âpendisitiys, mefrelira eft tointestinn-tochos, lelperre ef progrâm.
 Er is sprake van een appendicitis oftewel een blindedarmontsteking.

(5)Lerdu ef kÿpony hôsta flecse, mefrelira ef gurnus jen Tek jen Elsa josla wet.
 Lerdu heeft olie op het vuur gegooid, oftewel de ruzie tussen Tek en Elsa is weer
opgelaaid.

In (1) verbindt lek twee zinnen, waarbij de tweede zin een soort correctie op de eerste zin geeft. In (2) verbindt lek twee nominale constituenten die samen één zinsdeel1 vormen (hier: een object). In (3) is ÿrlat is geen corrigerende term, maar exact hetzelfde als oto – het enige verschil is dat ÿrlat ambtelijke taal is en oto dagelijks spraakgebruik.
De schrijver van zin (4) gaat ervan uit dat de lezer wellicht niet bekend is met de medische term âpendisitiys, en legt dus uit dat dat hetzelfde is als tointestinn-tochos.
Ook in (5) is er sprake van een uitleg: de betekenis van de uitdrukking ef flecse ef kÿpony hôsta (lett. "het droge hooi aansteken") is in deze context dat Tek en Elsa weer hevige ruzie hebben.

De status van mefrelira is onduidelijk. In (4) lijkt het om een relatieve bijzin te gaan (lett. "de appendicitis die blindedarmontsteking betekent"). In (5) lijkt het een onderschikking te zijn (lett. "Lerdu heeft het droge hooi aangestoken, wat betekent dat ..."). We houden het erop dat het om een idiomatische constructie gaat.


1Dat het hier om één zinsdeel gaat, blijkt bijvoorbeeld in de def.tijd, als het object vóór het predicaat verschijnt:

Do dena hupster srialyotû lek dena belt vildul axe.
Hij heeft die grote struik of eigenlijk die kleine boom omgehakt.

Het onderstreepte element kan in zijn geheel als object worden beschouwd.


143.104   ad § 143.5   12. Het add. likkô

Voor likkô in combinatie met qu ... své, zie § 144.51.
Als twee (of meer) entiteiten of acties die met elkaar vergeleken worden, samengevoegd zijn in één zinsdeel (bijv. subject, object, echo of predicaat), en een bepaalde kwalificatie geldt voor alle entiteiten in gelijke mate, wordt likkô (even) gebruikt. Het gaat hierbij dan om VOB1 en VOB2 die samenvallen in één constituent (in de volgende voorbeelden onderstreept).1 Likkô geldt als add. CAT. III (adjectivisch) dat een ander add. nader bepaalt:

(1)Óps melde likkô hupster.2Ze zijn even groot.
(2)Tem perdÿr vilduls nert melde likkô hardlap.3Deze beide bomen zijn niet even hoog.
(3)Ef biyšôp ur sener frera tóte beri melde likkô liftkar.3De bisschop en zijn broer schijnen even oud te zijn.
(4)Tek ur Leena skifartecos likkô quista.Tek en Leena kunnen [beiden] even goed skiën.
(5)Tu ororât ef dur trâjen lo likkô mintepot.4Je moet de drie balken even lang afzagen.
(6)Do verfute ef kul ur ef gara lo likkô féra-mesâ.4Hij schildert de schuur en de garage even felgroen.
(7)Eup kette likkô mikar pamels ón sener fâr ûstos.Ze geeft aan haar vier dochters even dure cadeaus.

In (1)–(3) gaat het om een zinskern met meerdere entiteiten waaraan een eigenschap in gelijke mate wordt toegekend. In (4) gaat het om twee acties "skiën", de ene uitgevoerd door Tek en de andere door Leena, die beide de kwalificatie "goed" hebben. Hier is dus een meervoudig predicaat nodig dat per definitie met een meervoudige zinskern moet congrueren.
In (5) en (6) is er sprake van een meervoudig object en een kwalificatie in de vorm van een obj.add. dat aan de entiteiten van het object in gelijke mate wordt toegekend. In (7) staat een meervoudige echo, waarvan de entiteiten ("haar vier dochters") gerelateerd worden aan het meervoudige object "dure cadeaus".


1Soms wordt alleen VOB2 uitgedrukt omdat VOB1 uit de context blijkt. Vergelijk:

a.Leena ur Lerdu melde likkô fâkomm.Leena en Lerdu zijn even gemeen.

b.A:  Gress cônsidere Leena lo har ef tork
      fâkomm.
Ik vind Leena nogal gemeen.
 B:  Siy, ur Lerdu melde likkô fâkomm.Ja, en Lerdu is even gemeen.

Het antwoord van B noemt expliciet "Lerdu" als VOB2, terwijl VOB1 ("Leena") in een eerdere taaluiting door A is geïntroduceerd. Zie ook § 143.83 zin (3).


2Dit betekent dat deze personen inderdaad "groot" zijn. Gaat het alleen om een gelijke afmeting, dan kiest het Spokaans voor een ideoantoniem, bijvoorbeeld: Óps melde likkô bôlf (Ze zijn even groot∩klein). Zie ook § 161.4.


3Vergelijk (2) en (3) met de varianten:

(2′)Dena ére vildul nert melde lo hardlap lo dena lelpirutt.
 Die ene boom is niet zo/even hoog als die andere.

(3′)Ef biyšôp tóte beri melde lo liftkar lo sener frera.
 De bisschop schijnt even oud te zijn als zijn broer.

Candell (1980) noemt een vergelijking waarbij VOB1 en VOB2 in één constituent zijn geïntegreerd (zoals (2) en (3)) ðônos-zârelira ÿsðosz (samenwonende vergelijkingen), terwijl vergelijkingen waarbij VOB1 en VOB2 aparte constituenten zijn (zoals (2′) en (3′)), iy'ass-zârelira ÿsðosz (apart wonende vergelijkingen) worden genoemd. Voor lo ... lo, zie § 143.113.


4Lo is hier een determinant die uitdrukt dat mintepot resp. féra-mesâ een obj.add. is. Zie § 40.19.

143.105

In § 143.104 leidt de samenvoeging van VOB1 en VOB2 in één constituent altijd tot een meervoudige vorm, want het gaat immers om meer dan één entiteit resp. actie. Toch komen we constructies tegen waarin samenvoeging van VOB1 en VOB2 tot een enkelvoudige constituent leidt, zoals:

(1)? Ef marianten melde likkô liftkar.
 ? Het echtpaar is even oud.
(bedoeld wordt: "de twee getrouwde personen zijn even oud")

(2)? Ef criabâlmert-vrašy ÿrmoie likkô net-ilaciy.
 ? Het handbalteam schijnt even ongemotiveerd te zijn.
(bedoeld wordt: "de leden van het handbalteam schijnen allen even
ongemotiveerd te zijn")

(3)? Ef hâpyja-cûsalo melde likkô graviy tytorr gâšâ ef ÿrbÿr kolofâ.
 ? De schaapskudde is door de strenge winter even ernstig uitgehongerd.
(bedoeld wordt: "de schapen zijn alle even ernstig uitgehongerd")

(4)? Ef teranty skifartecû likkô quista.
 ? De tweeling kan even goed skiën.
(bedoeld wordt: "de twee personen die een tweeling zijn kunnen [beiden]
even goed skiën")

In deze voorbeelden kunnen de onderstreepte zinskernen beschouwd worden als een collectief (een enkelvoudige verzamelnaam om meerdere entiteiten onder één noemer te brengen). Niet iedereen accepteert zulke constructies; ze kunnen vermeden worden door de entiteiten wel expliciet te noemen, bijvoorbeeld:

(1′)Ef mariants melde likkô liftkar.
 De echtelieden zijn even oud.

(2′)Ef glydas rifo ef criabâlmert-vrašy ÿrmoie likkô net-ilaciyn.1
 De leden van het handbalteam schijnen [allen] even ongemotiveerd te zijn.

(3′)Ef hâpyjas fes ef cûsalo melde likkô graviym tytorr gâšâ ef ÿrbÿr kolofâ.2
 De schapen in de kudde zijn door de strenge winter [alle] even ernstig uitgehongerd.

(4′)Ef teranty-efantys skifartecos likkô quista.
 De tweeling-kinderen kunnen [beiden] even goed skiën.

Zie ook § 70.23–27 voor een uitgebreide uitleg van collectiva.


1Net-ilaciyn krijgt nu een meervouds-n omdat de zinskern ook meervoudig is.


2Graviym krijgt nu een meervouds-m omdat de zinskern ook meervoudig is.

143.106

Likkô kan ook gebruikt worden in combinatie met een adj.add. Vergelijk:

a.Ef biyšôp ur sener frera tóte beri melde likkô liftkar.
 De bisschop en zijn broer schijnen even oud te zijn.
b.Ef biyšôp ur sener likkô liftkar frera zâre fes ef monta zeces.
 De bisschop en zijn even oude broer wonen in hetzelfde dorp.

a.Tu ororât ef dur trâjen lo likkô mintepot.
 Je moet de drie balken even lang afzagen.
b.Tu verfutât ef dur likkô mintepot trâjen lo blakker.
 Je moet de drie even lange balken wit schilderen.

a.? Ef marianten melde likkô liftkar.
 ? Het echtpaar is even oud.
b.? Ef likkô liftkar marianten monchare mas sener mebartof.
 ? Het even oude echtpaar viert morgen hun verjaardag.

Het laatste voorbeeld is niet voor iedereen acceptabel (zie ook § 143.105).

143.107

Likkô kan ook een pred.add. zijn om uit te drukken dat de betekenis van het predicaat in gelijke mate opgaat voor elk van de entiteiten uit de zinskern. De betekenis van likkô is dan 'in gelijke mate'. Het predicaat moet in dit geval altijd een gradatie uitdrukken. Daarom is (1) wel goed maar (2) niet:

(1)Lerdu ur Marje ÿrôme likkô ón ef projecc.
 Lerdu en Marje werken in gelijke mate aan het project.

(2)* Lerdu ur Marje feldre likkô kaf ef bankres.
 * Lerdu en Marje zitten in gelijke mate op de bank.

De eigenschap van het predicaat wordt als het ware in gelijke mate over de entiteiten verdeeld. "Zitten" is geen gradueel werkw. waarbij je kunt zeggen dat twee personen het samen doen, beiden met een even grote inbreng. Wel is mogelijk:

Lerdu ur Marje feldre montrôk kaf ef bankres.
Lerdu en Marje zitten op dezelfde wijze (in dezelfde houding) op de bank.

Voor montrôk, zie ook § 143.66.

143.108   ad § 143.5   13. Het add. likkô met het voorz. lo

Als VOB1 en VOB2 in verschillende zinnen staan (of een zin is in tweeën gesplitst), is een constructie met lo ... lo (zie § 143.113) niet mogelijk. Dan gebruiken we likkô ... lo. Vergelijk:

a.Elsa ur Jân lelperre ki eft hupster arâbe, té melde lo hupster lo ef kultiy.
 Elsa en Jân hebben een grote tuin, die even groot is als de onze.

b.Elsa ur Jân lelperre eft hupster arâbe – likkô hupster lo ef kultiy.
 Elsa en Jân hebben een grote tuin – even groot als de onze.

In a. staan beide entiteiten die met elkaar vergeleken worden in de bijzin, namelijk VOB1 (= de tuin van Elsa en Jân) en VOB2 ef kultiy (onze tuin). Hier is dus een constructie met lo ... lo (zie § 143.113 mogelijk. Echter, in b. ontbreekt achter het gedachtestreepje een van de entiteiten (namelijk de tuin van Elsa en Jân). Nu moet likkô ... lo gebruikt worden.

143.109

Likkô ... lo wordt ook gebruikt om twee verschillende eigenschappen bij één entiteit (of groep van entiteiten) te vergelijken, bijvoorbeeld:

(1)Dena feldariy melde likkô hardlap lo utfin.
 Deze kast is even hoog als breed.
OF  Deze kast is even hoog als hij breed is.

(2)Ef prest ur sener tubôs melde likkô armtmôqu lo idevlazziyn.
 De directeur en zijn vrouw zijn even doortrapt als frauduleus.
(... zijn net zo doortrapt als dat ze frauduleus zijn)

(3)Óps eft likkô kariy lo mikar feldariy lorerde.
 Ze hebben een even lelijke als dure kast gekocht.

143.110

Zin (2) (vorige paragraaf) moet niet verward worden met:

(2′)Ef prest ur sener tubôs melde likkô armtmôqu.
 De directeur en zijn vrouw zijn even doortrapt.

Hoewel in (2′) geïmpliceerd wordt dat de directeur en zijn vrouw beiden in gelijke mate doortrapt zijn, wordt dat in (4) expliciet uitgedrukt:

(4)a.Ef prest melde lo armtmôqu lo sener tubôs.
 b.Lo ef prest melde armtmôqu lo sener tubôs.
 c.Lo ef prest lo sener tubôs melde armtmôqu .
 De directeur is even doortrapt als zijn vrouw.

Voor de varianten in (4), zie § 143.113.

143.111

Merk op dat het in § 143.109 (3) om één kast gaat, met twee eigenschappen die in gelijke mate aanwezig zijn. Dit moet niet verward worden met:

(3′)Óps eft kariy feldariy ur eft likkô mikar tiyn lorerde.
 Ze hebben een lelijke kast en een net zo dure kast gekocht.

Hier gaat het om twee kasten, waarvan de kwalificatie "lelijk" bij de een net zo sterk aanwezig is als de kwalificatie "duur" bij de ander. Zin (3′) is zowel in het Spokaans als het Nederlands ambigu want het kan ook betekenen dat de ene kast lelijk en duur is, en de andere kast even duur (maar kennelijk niet lelijk).

143.112   ad § 143.5   14. De determinant lo

Lo is niet alleen een voorz. (zie § 143.54), maar ook een determinant. In de eerste plaats markeert het een subjectief of objectief additief, zoals in:

Do scemre lo crôg.Hij schreeuwt zich hees.
Do verfute ef krur lo mesâ. Hij verft de muur groen.

Dit gebruik van lo valt buiten het bereik van dit hoofdstuk, zie hiervoor § 40.13–19. Lo wordt echter ook als onderschikkende determinant gebruikt met de betekenis 'evenals, gelijk' (zie ook § 122.29). Hiermee wordt het karakter van de hoofdzin vergeleken met dat in de ondergeschikte bijzin. Vergelijk:

Do lo paino, do chaquintilóme.     Hij deed, gelijk hij sprak.

Óps eft kofano lo kette, eft jabâr moncharilóme sener mariantof.
ze een feest zoalsDET geven, een koning viert-ONDERSCH zijn bruiloft
Ze hebben een feest gegeven, even groots als de bruiloft van een koning.
(lett. "ze hebben een feest gegeven, gelijk een koning zijn bruiloft viert")

Ef bâlmerr-tojesfsâ lo tijâvenda, Noliyf Râpip-Rusen ef ucôgilóme.1
De voetbalwedstrijd is precies zo verlopen als Noliyf Râpip-Rusen voorspeld had.

Ef xatjesmé lo ÿrðaage, eft vult [feltilóme] kaf eft tustu.
De maatregel is zo klaar als een klontje.
(lett. "de maatregel is duidelijk zoals een kip op een ei [zit]")

Uit de voorbeelden blijkt de wat vrijere Nederlandse vertaling (zoals "even groots als" of "precies zo ... als"). Het laatste voorbeeld moet zo geïnterpreteerd worden dat het duidelijk is dat een kip op een ei moet zitten om het uit te broeden. Deze vorm van duidelijkheid wordt dus vergeleken met de duidelijkheid/begrijpelijkheid van de bedoelde maatregel.


1Noliyf Râpip-Rusen is een bekende tv-presentator van het sportprogramma Ef Dÿflÿnt (De Finish)

143.113   ad § 143.5   15. Het determinantenpaar lo ... lo

Bij een vergelijking van twee of meer (groepen van) entiteiten (VOB1 en VOB2) gebruikt men de stellende trap van het add. om aan te geven dat de door het add. uitgedrukte eigenschap in gelijke mate aanwezig is. Hierbij wordt het determinantenpaar1 lo ... lo gebruikt, waarbij lo op vier manieren aan een element toegevoegd kan worden. In de a- en b-zinnen zijn VOB1 en VOB2 subjecten die met elkaar worden vergeleken; in de c-zinnen worden twee objecten met elkaar vergeleken:

  1. VOB1 en VOB2 worden met lo gemarkeerd, waarbij VOB1 op de basispositie blijft staan en VOB2 geheel achteraan wordt geplaatst.

    a.Lo PetriyS melde giss lo ElsaS .
     Petriy is net zo/even ijverig als Elsa [is].

    b.Lo PetriyS lajete graviy Tek lo ElsaS .
     Petriy scheldt Tek net zo/even hard uit als Elsa [scheldt].

    c.Petriy lajete graviy lo TekO lo ElsaO .
     Petriy scheldt Tek net zo/even hard uit als Elsa. (= als hij Elsa uitscheldt)

  2. VOB1 en VOB2 worden met lo gemarkeerd, waarbij VOB1 op de basispositie blijft staan en VOB2 direct achter VOB1 geplaatst:

    a.Lo PetriyS lo ElsaS melde giss.
    b.Lo PetriyS lo ElsaS lajete graviym Tek.
    c.Petriy lajete graviy lo TekO lo ElsaO .  (identiek aan Ac. omdat
    de twee objecten sowieso al direct achter elkaar staan)

  3. De eigenschap (VK) en VOB2 worden met lo gemarkeerd; VK blijft op de basispositie staan en VOB2 komt geheel achteraan:

    a.PetriyS melde lo giss lo ElsaS .
    b.? PetriyS lajete lo graviy Tek lo ElsaS .
    c.Petriy lajete lo graviy TekO lo ElsaO .

  4. Als C., maar met inversie van VK en object (geïnverteerde elementen zijn onderstreept):

    a.(niet mogelijk)
    b.PetriyS lajete Tek lo graviy lo ElsaS .
    c.? Petriy lajete TekO lo graviy lo ElsaO .

1Er zijn ook argumenten om lo ... lo niet altijd als een determinantenpaar maar soms ook als een voegwoordpaar te beschouwen. Zo is er in variant B. sprake van een nevenschikking waarbij lo ... lo als nevenschikkende voegwoorden optreden, analoog aan bijvoorbeeld tôje Petriy frân Elsa (noch Petriy noch Elsa). Deze nevenschikking van twee entiteiten is meervoudig, wat bijvoorbeeld blijkt uit het meervoudssuffix -m achter graviy in zin Bb. Zie hiervoor ook § 143.126. Voor een discussie hierover, zie verder Opeck (1987).

143.113a

Variant A. wordt als algemene schrijftaal beschouwd, variant B. geldt als formele schrijftaal, en C. en D. gelden als spreektaal. Merk op dat Cb. en Cc. identiek zijn, evenals Db. en Dc. Het is bij b. en c. dus niet duidelijk of Elsa als subject dan wel als object beschouwd moet worden. Deze ambiguïteit wordt opgeheven door aan Cc. de voorkeur te geven als zowel Tek als Elsa objecten zijn, terwijl we liever Db. gebruiken als zowel Petriy als Elsa subjecten zijn.
Inversievariant D. is ook in passieve zinnen mogelijk als het subject (gemarkeerd met pai) direct achter VK staat; zie hiervoor § 143.124 zinnen (2) en (3).

143.114

Andere voorbeelden (A., B., C. en D. verwijzen naar de vier varianten uit § 143.113):

(1)A.Lo óps râgtaga beri melde hupster lo Elsa ur Yvonn. =
 B.= Lo óps lo Elsa ur Yvonn râgtaga beri melde hupster. =
 C.= Óps râgtaga beri melde lo hupster lo Elsa ur Yvonn.
 D.Ø
 Ze bleken even groot te zijn als Elsa en Yvonn.

(2)A.Lo ef DeF-zâmrater pónze kârytiy pai ef menesterer nekâmpa detts lo ef zâmraters meldelira ef menesterer party-ralaers. =
 B.= ?? Lo ef DeF-zâmrater lo ef zâmraters meldelira ef menesterer party-ralaers pónze kârytiyn pai ef menesterer nekâmpa detts. =
 C.= Ef DeF-zâmrater pónze lo kârytiy pai ef menesterer nekâmpa detts lo ef zâmraters meldelira ef menesterer party-ralaers.
 D.Ø
 Het DeF-Kamerlid raakt even geïrriteerd door de leugenachtige praatjes van de minister als de Kamerleden die partijgenoten van de minister zijn.

(3)A.Ef dekeniy lo ef njoratjen pûnyre ÿrbÿr lo groft ralpainer. =
 B.= Ef dekeniy lo ef njoratjen lo groft ralpainer pûnyre ÿrbÿr. =
 C.= Ef dekeniy ef njoratjen pûnyre lo ÿrbÿr lo groft ralpainer.
 D.Ø
 De rechter heeft de moordenaar even streng gestraft als zijn medeplichtige.

In al deze zinnen is variant A. correcte schrijftaal, B. is formele schrijftaal, C. en D. zijn voornamelijk spreektaal (en komen ook het meest met het Nederlands overeen). Variant D. (de inversievariant van C.) is alleen mogelijk als er een object direct achter het pred.add. aanwezig is. In (1) en (2) ontbreekt het object en in (3) staat het object ef njoratjen vanwege de uitdrukking van de def.tijd vóór het predicaat.
Variant (2B) is minder correct omdat VOB2 (onderstreept) erg lang is. Een dergelijk "zwaar" zinsdeel kan beter aan het einde van de zin staan (zoals in (2A)). Merk ook op dat er in (2B) sprake is van een subject dat bestaat uit een nevenschikking van twee lo-bepalingen en daarom meervoudig is. Dit blijkt uit het meervoudssuffix -n achter het subj.add. kârytiy.
Hoewel het bij bovenstaande voorbeelden is genegeerd, kunnen de varianten ook een verschil tussen een absolute en relatieve waarde uitdrukken. Zo vormt bij A. het predicaat een eenheid met VK, wat als een absolute waarde wordt begrepen. Bij variant C. in (1) en (3) staat VK ingebed in lo ... lo, wat een relatieve waarde weergeeft. Deze materie wordt verder behandeld in § 144.79–88.

143.114a

Bij een ontkenning van de vergelijking heeft variant B. níét dezelfde betekenis als A. of C. Vergelijk:

A.Lo Petriy nert melde siklaji lo sener frera. =
C.= Petriy nert melde lo siklaji lo sener frera.
Petriy is niet zo slim als zijn broer.

B.Lo Petriy lo sener frera nert melde siklaji.
Petriy is evenmin zo slim als zijn broer.
OF  Petriy en zijn broer zijn beiden niet slim.

In A. en C. wordt beweerd dat Petriy niet slim is maar zijn broer wel. In B. vormen VOB1 en VOB2 een nevenschikking (onderstreept), zodat hier beweerd wordt dat noch Petriy noch zijn broer slim is. Ze zijn beiden even "niet-slim". Dit moet in het Nederlands wat vrijer vertaald worden.

143.115

Als we de vergelijking heel precies willen weergeven, kan een nadere bepaling als bloirâ (precies) toegevoegd worden. Maar nu is feitelijk alleen variant C. correct:

A.* Lo eup meldo bloirâ hupster lo sener ÿksa-'nin.
B.* Lo eup lo sener ÿksa-'nin meldo bloirâ hupster.
C.Eup meldo bloirâ lo hupster lo sener ÿksa-'nin.
Ze was precies/net zo groot als haar buurmeisje.
OF  Ze was net zo groot als haar buurmeisje.

In C. wordt de frase bloirâ lo hupster (precies zo groot) als één geheel gezien, en daarom kan lo er hier niet uitgehaald worden om vóór de eerste entiteit te verschijnen (varianten A. en B. zijn dus onmogelijk).

143.116

Bij de voorbeelden in § 143.114–115 gaat het om een bepaalde eigenschap die toegekend wordt aan het subject of het object. Maar ook andere zinsdelen kunnen met elkaar vergeleken worden, zoals een tijdsbepaling (ofwel een bepaalde dag) in (1) of een voorz.bep. in (2):

(1)A.Lo lelmo tof ef nert pónze hordâ lo hols.
 B.Lo lelmo tof lo hols ef nert pónze hordâ.
 C.Lelmo tof ef nert pónze lo hordâ lo hols.
 Vandaag wordt het niet zo mooi als gisteren.

(2)A.Elsa pjôle tevi lo lef gress lo lef do.
 B.Elsa pjôle tevi lo lef gress lo lef do.
 C.Elsa pjôle lo tevi lef gress lo lef do.
 D.? Elsa pjôle lef gress lo tevi lo lef do.
 Elsa praat net zo graag met mij als met hem.

In (2) zijn A. en B. identiek omdat beide met lo gemarkeerde constituenten hoe dan ook direct achter elkaar staan. Verder kent variant C. in (2) een alternatief D. waarbij de voorz.bep. en het add. van positie zijn gewisseld. De voorkeur wordt echter aan variant C. gegeven, waarschijnlijk omdat in D. de beide lo-bepalingen niet (sterk) als eenheid worden gevoeld vanwege het feit dat het om een voorzetselbepaling (met lef) gaat. Vergelijk ook het twijfelachtige voorbeeld Dc. in § 143.113.

143.117

In § 40.19 is uitgelegd dat obj.add.n met lo gemarkeerd worden, zoals in:

Do verfute ef kul lo féra-mesâ.1Hij schildert de schuur felgroen.

Vergelijk de volgende vier varianten, waarin het onderstreepte lo ... lo de betekenis heeft van 'even ... als' en het vette lo de determinant is die het obj.add. féra-mesâ bepaalt:

A.? Do verfute lo ef kul lo féra-mesâ lo ef gara.
B.? Do verfute lo ef kul lo ef gara lo féra-mesâ.
C.?? Do verfute ef kul lo lo féra-mesâ lo ef gara.
D.?? Do verfute ef kul lo ef gara lo lo féra-mesâ.
Hij schildert de schuur even felgroen als de garage.

In deze vier varianten is de opeenvolging van lo stilistisch niet fraai en ook onduidelijk. C. en D. zijn zelfs zo goed als ongrammaticaal. Zulke zinnen moeten dus vermeden worden. Dit kan door ze te vervangen door een constructie als:

Do verfute ef kul ur ef gara lo likkô féra-mesâ.
Hij schildert de schuur en de garage even felgroen.  (zie ook § 143.104)

1Alles wat hier met betrekking tot de zin Do verfute ef kul lo féra-mesâ uitgelegd wordt, geldt ook voor constructies met prepositionele werkwoorden die per definitie samengaan met het voorz. lo, zoals cônsidere lo (beschouwen als; vinden) (zie Blok 143.68). Vergelijk:

a.Do verfute ef kul lo féra-mesâ.Hij schildert de schuur felgroen.
b.Do cônsidere ef kul lo kariy.Hij vindt de schuur lelijk.

Hoewel lo in a. een determinant is die het obj.add. markeert, en in b. een voorz. is dat bij het werkw. hoort, verschillen de oppervlaktestructuren van de twee constructies niet van elkaar.


143.118

In de spreektaal (waarin de varianten C. en D. het meest algemeen zijn), kan het dubbele lo in § 143.117 zinnen C. en D. vervangen worden door één keer lo:1

C′.£ Do verfute ef kul lo féra-mesâ lo ef gara.
D′.£ Do verfute ef kul lo ef gara lo féra-mesâ.
Hij schildert de schuur even felgroen als de garage.

In C′. en D′. is het eerste lo zowel vet als onderstreept, om aan te geven dat het feitelijk twee functies tegelijk heeft: bepaling bij het add. féra-mesâ, en vergelijkingsdeterminant.


1Er zijn meer gevallen bekend waarin twee (bijna) identieke woorden samengetrokken worden tot één woord, zoals:

(1)a.* Do reppe, den denn do arfinecû. >
 b.> Do reppe, denn do arfinecû.
 Hij zegt, dat hij pas dán kan komen.

(2)a.Eup fara mešane helkara tu, tu rupkilóme. >
 b. > £ Eup fara mešane helkara rupkilóme.
 Ze komt naar je toe, als je roept.

Het voegwoord den is in (1b) samengetrokken met het add. CAT. III denn (pas dán), zodat dit woord voegw. en add. tegelijk is geworden.
In (2b) (typisch spreektaal) zijn de twee opvolgende pers.vnw.n tu samengetrokken, wat resulteert in één woord tu waarin de vocaal verlengd is en ook het zinsaccent heeft gekregen (weergegeven met ú). Zie hiervoor § 132.69 voetnoot 1.


143.119

In § 143.113–113a voorbeelden C. en D. is gewezen op de ambiguïteit van b. en c. We herhalen hier Cb/c. als (1), en Db/c. als (2):

(1)PetriyS lajete lo graviy TekO lo Elsa?S/O .
(2)PetriyS lajete TekO lo graviy lo Elsa S/?O .
 PetriyS scheldt TekO net zo/even hard uit als ElsaS/O .

Ook de Nederlands vertaling is ambigu, want we kunnen niet zien of Elsa nu (evenals Petriy) subject is, dan wel object (evenals Tek). In het Spokaans bestaat er een voorkeur om in (1) Elsa als object te beschouwen, zodat Tek lo Elsa als een eenheid wordt gezien,terwijl in (2) Elsa als subject wordt beschouwd omdat het geheel los staat van het object Tek.

Moet expliciet uitgedrukt worden dat Elsa evenals Petriy een subject is, dan kan een dummy-werkw. (spoor) worden toegevoegd, bijvoorbeeld:

(1′)Petriy lajete lo graviy Tek lo Elsa paine.
(2′)? Petriy lajete Tek lo graviy lo Elsa paine.
 Petriy scheldt Tek net zo/even hard uit als Elsa [dat] doet.

Omdat variant (2) (met inversie van VOB1 Tek en VK graviy) bij voorkeur een object-functie aan Elsa geeft, wordt (2′) door de meesten afgekeurd vanwege een tegenstrijdigheid: enerzijds drukt de inversie uit dat Elsa bij voorkeur een object is, anderzijds geeft paine aan dat Elsa een subject is.

143.120

De in § 143.119 bedoelde ambiguïteit ontstaat doordat de eigennamen Tek en Elsa geen expliciete subject- of objectvorm hebben (datzelfde geldt ook voor substantieven). Maar pers.vnw.n worden onderscheiden in een 1e en 2e niveau, en aangezien het 2e niveau nooit als subject kan optreden, is ambiguïteit bij het 2e niveau uitgesloten. Hetzelfde geldt voor de Nederlandse nominatief (zoals "ik" of "hij") versus de accusatief ("mij" of "hem"). Vergelijk:

(3)a.Do lajete lo graviy gress lo eup.
  Hij scheldt mij even hard uit als zij/haar.

 b.Do lajete lo graviy tsil lo hópsat.
  Hij scheldt mij even hard uit als haar.

Zin (3a) is in het Spokaans ambigu omdat we aan eup niet kunnen zien of dit als subject dan wel als object fungeert. In (3b) is de ambiguïteit opgeheven omdat hópsat uitsluitend als object kan optreden. Omwille van de niveau-congruentie moet hier ook voor tsil gekozen worden, en is gress ongrammaticaal. Zie ook § 70.73 voor pers.vnw.n in vergelijkingen.

143.121

Vergelijk:

(1)Lo do lajete graviy tu/fimpt lo gress.
(2)Δ Do lo lajete graviy tu/fimpt lo gress.
Hij scheldt jou even hard uit als ik [doe].

Zin (2) is een bijzondere variant van (1) die hier nog niet verder besproken is. Hierbij is niet de kern met lo gemarkeerd, maar het predicaat dat bij die kern hoort. Ook hiermee wordt uitgedrukt dat de kern als VOB1 fungeert. Dit alternatief van variant A. wordt als dialectisch beschouwd en komen we vooral tegen in het Môliy-Spokaans in en om Amahagge, en het Hazâcki-Spokaans.
Omdat het in (1) en (2) door de positie van lo duidelijk is dat de kern do als VOB1 optreedt, weten we dat er nog een tweede subject (VOB2) moet volgen; dat is dan per definitie lo gress. Het onderstreepte element is dan het object, waarbij er tussen een 1e niveau (tu) en een 2e (fimpt) gekozen kan worden.

143.122

We bespreken hier nog enkele constructies met twee verschillende objecten. Vergelijk:

(1)A.Gress stinde gesvint lo eft portetra lo eft letra.
 B.Gress stinde gesvint lo eft portetra lo eft letra.
 C.Gress stinde lo gesvint eft portetra lo eft letra.
 D.? Gress stinde eft portetra lo gesvint lo eft letra.
 Ik schrijf even snel een briefkaart als een brief.

In § 143.113a is uitgelegd dat variant D. twijfelachtig is, en de voorkeur aan C. wordt gegeven. Omdat eft letra semantisch gezien niet kan schrijven en dus geen subject kan zijn, is ambiguïteit hier uitgesloten. De varianten A. en B. lijken identiek, omdat VOB1 en VOB2 in A. reeds achter elkaar staan. Maar dat er in A. sprake is van twee verschillende constituenten die "toevallig" achter elkaar staan, en in B. van één samengesteld object (bestaande uit VOB1+VOB2) blijkt bij een inversie om de def.tijd uit te drukken:

(2)A.? Gress lo eft portetra stinde gesvint lo eft letra.
 B.Gress lo eft portetra lo eft letra stinde gesvint.
 C.Gress eft portetra stinde lo gesvint lo eft letra.
 D.Gress eft portetra stinde lo gesvint lo eft letra.
 Ik heb even snel een briefkaart als een brief geschreven.

In (2A) is VOB1 (lo eft portetra) beschouwd als een apart object dat vóór het predicaat staat. VOB2 (lo eft letra) hangt er nu een beetje bij, en daarom is (2A) twijfelachtig. De voorkeur verdient (2B) waarin het samengestelde object (VOB1+VOB2) in zijn geheel voor het predicaat verschijnt.
Terwijl (1D) twijfelachtig is, is (2D) (na de inversie van predicaat en object) wel correct. Sterker nog: het verschil tussen (1C) en (1D) verdwijnt als het object vóór het predicaat staat.

143.123

Extra gecompliceerd wordt het als we het object willen of moeten markeren met enn. We herhalen hier (1) en (2) uit de vorige paragraaf, maar dan met toevoeging van enn:

(1′)A.* Gress stinde gesvint enn lo eft portetra enn lo eft letra.
 B.? Gress stinde gesvint enn lo eft portetra lo eft letra.
 C.Gress stinde lo gesvint enn eft portetra lo eft letra.
 D.? Gress stinde enn eft portetra lo gesvint lo eft letra.
 Ik schrijf even snel een briefkaart als een brief.

(2′)A.* Gress enn lo eft portetra stinde gesvint lo eft letra.
 B.? Gress enn lo eft portetra lo eft letra stinde gesvint.
 C.Gress enn eft portetra stinde lo gesvint lo eft letra.
 D.Gress enn eft portetra stinde lo gesvint lo eft letra.
 Ik heb even snel een briefkaart als een brief geschreven.

In alle gevallen levert toevoeging van enn vóór een met lo gemarkeerd element een ongrammaticale of twijfelachtige constructie op. De beste oplossing is om voor variant C. te kiezen (bij de def.tijd identiek aan D., zie voorbeeld (2′)), omdat daarin een "echt" object zonder lo staat.

143.124

Twee verschillende objecten komen ook in een passieve constructie voor, bijvoorbeeld:

(1)B.Blul pruccelije zôft lo ef geffys lo ef leffys.
 C.Blul pruccelije ef geffys lo zôft lo ef leffys.
 De appels worden even spoedig/vroeg geplukt als de peren.

(2)A.Lo ef geffys pruccelije vita pai Elsa lo ef leffys.
 B.Lo ef geffys lo ef leffys pruccelije vita pai Elsa.
 C.? Ef geffys pruccelije lo vita pai Elsa lo ef leffys.
 D.Ef geffys pruccelije pai Elsa lo vita lo ef leffys.
 De appels worden door Elsa even snel geplukt als de peren.

(3)A.Lo ef njoratjen pûnyrelije ÿrbÿr pai ef dekeniy lo sener ralpainer.
 B.Lo ef njoratjen lo sener ralpainer pûnyrelije ÿrbÿr pai ef dekeniy.
 C.? Ef njoratjen pûnyrelije lo ÿrbÿr pai ef dekeniy lo groft ralpainer.
 D.Ef njoratjen pûnyrelije pai ef dekeniy lo ÿrbÿr lo groft ralpainer.
 De moordenaar wordt door de rechter even streng gestraft als diens medeplichtige.

Varianten (2C) en (3C) zijn om dezelfde reden twijfelachtig als Cb. in § 143.113: de met lo gemarkeerde VK (vita resp. ÿrbÿr) staat het liefst direct voor de eveneens met lo gemarkeerde VOB2 (ef geffys resp. groft ralpainer), zodat variant D. de voorkeur heeft.

143.125

Lo ... lo kan ook gebruikt worden om de eigenschap van het predicaat bij twee entiteiten te vergelijken. In (1) gaat het om een intrans.werkw., in (2) om een trans.werkw. met een object:

(1)A.Lo Lât frajjae vita lo Cerrt [paine].
 B.Lo Lât lo Cerrt frajjae vita.
 C.Lât frajjae lo vita lo Cerrt [paine].
 D.Ø
 Lât rent even snel als Cerrt.

(2)A.Lo Lât larde cyriy sener pizza lo Cerrt [paine].
 B.Lo Lât lo Cerrt larde cyriy sener pizzas.1
 C.Lât larde lo cyriy sener pizza lo Cerrt [paine].
 D.Lât larde sener pizza lo cyriy lo Cerrt [paine].
 Lât eet zijn pizza met evenveel tegenzin als Cerrt.

Constructies als in (1) komen overeen met de a-zinnen in § 143.113. Die in (2) zijn te vergelijken met de b-zinnen in § 143.113. Merk op dat (2C) nu correct is (in tegenstelling tot Cb in § 143.113) omdat cyriy een pred.add. is dat het liefst direct achter het predicaat staat.
Toevoeging van het spoor paine geldt in deze voorbeelden als zeer verzorgde schrijftaal omdat dit spoor hier feitelijk niet nodig is om ambiguïteit op te heffen.


1Let op de meervoudsvorm sener pizzas. Dit is nodig omdat lo Lât lo Cerrt als een nevenschikking beschouwd wordt, en vanwege de twee personen meervoudig is. Lât en Cerrt eten elk hun eigen pizza, dus het object moet ook meervoudig zijn. Zie ook § 143.126.

143.126

In variant B in § 143.114 zijn VOB1 en VOB2 nevengeschikt in één volsubject. Per definitie is dit een meervoudige constituent, wat consequenties heeft voor andere meervoudsmarkeringen in de zin.1 Vergelijk:

(1)Lo Petriy lo Elsa lajete graviym Tek.
 Petriy scheldt Tek even hard uit als Elsa [scheldt].  (= § 143.113 Bb.)

(2)Lo Lât lo Cerrt larde cyriy sener pizzas.
 Lât eet zijn pizza met evenveel tegenzin als Cerrt.  (= § 143.125 (2B))

(3)Lo Elsa lo Mariy kurraves beri chafoste hordâ.
 Elsa wil even mooi kunnen zingen als Mariy.

(4)Lo ef kélbÿ lo ef nestin alstrah glylelije lo glântiyn pai ef mingatra.
 De kandelaar wordt door de werkster even glimmend gepoetst als de koperen schaal.

Zin (4) is een voorbeeld van een passiefconstructie waarbij er sprake is van een meervoudig volobject als zinskern. Merk op dat het onderstreepte lo hier de determinant is die aangeeft dat glântiyn een obj.add. is. Dat staat los van de vette vergelijkingsdeterminanten lo ... lo.


1In tegenstelling tot verscheidene andere grammatici neigt Kojen-Pôt (1963) ertoe om twee met lo gemarkeerde bepalingen die direct achter elkaar staan, als één constituent te beschouwen. Voor hem is de frase Lo Lât lo Cerrt dus een meervoudig subject, analoog aan Lât ur Cerrt. Hij is dan ook van mening dat variant b. bij bijvoorbeeld de zinnen (1) en (2) in § 143.114 de voorkeur boven variant a. verdienen, omdat hierin de beide lo-bepalingen bij elkaar gehouden worden. Dat variant (2B) minder correct is vanwege de zware onderstreepte bepaling, accepteert hij door toe te geven dat achteraanplaatsing altijd mogelijk is als het gewicht van een constituent dat vereist.
Er zijn echter ook argumenten te bedenken waarom er géén sprake is van een meervoudige zinskern. Zo kan bij zin (3) beargumenteerd worden dat het alleen Elsa is die even mooi wil kunnen zingen als Mariy, dus dat Mariy buiten de scoop van de zinskern valt. Het meervoudige kurraves zou dan een indicatie zijn dat ook Mariy mooi wil kunnen zingen. Maar dat wordt niet bedoeld.

143.127

Lo ... lo kan ook gebruikt worden om uit te drukken dat actie VOB1 dezelfde eigenschap heeft als actie VOB2. Omdat het hier om twee verschillende predicaten gaat waaraan één en dezelfde kwalificatie is toegekend, moet deze kwalificatie expliciet als vergelijkend element worden gemarkeerd. Variant A. is daarom twijfelachtig, variant B. is onmogelijk en variant C. is nu de enige correcte vorm (zowel schrijf- als spreektaal):

A.? Lo Lât stômple vita lo Cerrt frajjae.
B.* Lo Lât lo Cerrt stômple vita frajjae.
C.Lât stômple lo vita lo Cerrt frajjae.
D.* Lât stômple lo Cerrt lo vita frajjae.
Lât strompelt even snel als Cerrt rent.

In A. worden twee zinnen met elkaar vergeleken, namelijk Lât stômple vita en Cerrt frajjae vita, waarbij het niet duidelijk is of het tweede vita is gedeleerd, dan wel geheel afwezig is. Het is daarom evenmin duidelijk of het rennen van Cerrt "snel" gebeurt, en dus of er een vergelijking gemaakt kan worden tussen de mate van snelheid bij stômple en de mate van snelheid bij frajjae.
Varianten B. en D. zijn onmogelijk omdat Cerrt als subject voor frajjae moet staan. Variant C. is correct omdat de lo-markeringen duidelijk aangeven dat de snelheid ook aan het tweede predicaat ("rennen") wordt gerelateerd.

143.128

Als de predicaten VOB1 en VOB2 een identieke zinskern bij zich hebben, terwijl de predicaten verschillen, kan de kern bij VOB1 al dan niet gedeleerd worden. Wordt hij niet gedeleerd, dan is pronominalisatie nodig:

A.? Lo Elsa melde liftkar lo Ø loke. = ? Lo Elsa melde liftkar lo eup loke.
C.Elsa melde lo liftkar lo Ø loke. = Elsa melde lo liftkar lo eup loke.
Elsa is even oud als [ze] eruitziet.

143.129

Zijn de kernen bij de vergelijkende predicaten VOB1 en VOB2 identiek, dan is het gebruik van modale hulpwerkw.n correct. Een modaal suffix bij het spoor paine is marginaal mogelijk als bij VOB2 een gepronominaliseerde kern staat; is de kern gedeleerd, dan is zo'n suffix altijd ongrammaticaal:

Petriy ÿrôme lo hups lo [do] kurre.
? Petriy ÿrôme lo hups lo do painecû.
* Petriy ÿrôme lo hups lo painecû.
Petriy werkt even hard als hij kan.

143.130

Nog een voorbeeld van twee predicaten die qua kwalificatie met elkaar vergeleken worden, maar nu bij trans.werkw.n en een object:

A.? Lo Lât larde cyriy sener pizza lo Cerrt pliyfone sener helt.
B.* Lo Lât lo Cerrt larde cyriy sener pizza[s] pliyfone sener helt.
C.Lât larde lo cyriy sener pizza lo Cerrt pliyfone sener helt.
D.Lât larde sener pizza lo cyriy lo Cerrt pliyfone sener helt.
Lât eet zijn pizza met evenveel tegenzin als Cerrt zijn melk drinkt.

Hoe ingewikkelder de zinnen zijn, hoe lastiger het is om uit te maken dat de kwalificatie die bij predicaat VOB1 hoort, ook bij VOB2 begrepen moet worden. In plaats van C. of D. zouden we ook kunnen kiezen voor twee nevengeschikte zinnen:

Lât larde cyriy sener pizza ur Cerrt pliyfone likkô cyriy sener helt.
Lât eet zijn pizza met tegenzin en Cerrt drinkt met evenveel tegenzin zijn melk.

143.131   VOB1 en VOB2 zijn attributieve additieven

Als twee verschillende attributieve additieven met elkaar vergeleken worden, wordt de voorkeur gegeven aan een vergelijking van twee zinsdelen (hier onderstreept) waarin deze add.n voorkomen:

(1)Gress vende tevi lo fes gum soliys lo âs ðéra tiyns.
 Ik loop even graag op rubber zolen als op leren zolen.

(2)Do lelperravy tevi lo eft mesâ oto lo eft bârÿr tiyn.
 Hij heeft even graag een groene auto als een paarse.
OF  Hij heeft even graag een groene als een paarse auto.

Zie ook § 143.38 voor dus.

143.132

Een vergelijking van twee add.n binnen één zinsdeel is weinig acceptabel (in het Nederlands gaat dit goed). Vergelijk (1) en (2) in de vorige paragraaf met:

(1′)? Gress vende tevi lo fes gum lo [âs] ðéra soliys.
 Ik loop even graag op rubber als [op] leren zolen.

(2′)? Do lelperravy tevi lo eft mesâ lo eft bârÿr oto.
 Hij heeft even graag een groene als een paarse auto.

143.133   VOB1 en VOB2 zijn voorzetsels

Contrast van voorz.s wordt uitgedrukt door twee voorz.bep.n te vergelijken (vergelijk ook § 143.40 voor dus):

(1)Ef lydos melde lo ûqu ef fesperkošos lo ort ef [tiyn].
 Het bestuur is even/net zo tégen de benoeming als ervóór.
(implicerend dat het bestuur liever helemaal geen [nieuwe] benoeming had gehad)

(2)Ef chat feldre tevi lo kaf ef feldariy lo zjoba ef.
 De kat zit even graag op de kast als eronder.
OF  De kat zit even graag op als onder de kast.

Een vergelijking van twee voorz.s is echter niet mogelijk (in het Nederlands kan dat wel):

* Ef chat feldre tevi lo kaf lo zjoba ef feldariy.
De kat zit even graag op als onder de kast.

143.134   VOB1 en VOB2 zijn locaties/tijdsbepalingen

Voorbeeld van een plaatsbepaling:

(1)A.Lo kusami gress zâre tevi lo kusama.
 B.? Gress zâre tevi lo kusami lo kusama.
 C.? Gress zâre lo tevi kusami lo kusama.
 D.Gress zâre kusami lo tevi lo kusama.
 Hier woon ik even graag als daar.

(2)A.? Lo ber Amahagge gress arfine lilt lo ber Zest.
 B.Gress arfine lilt lo ber Amahagge lo ber Zest.
 C.? Gress arfine lo lilt ber Amahagge lo ber Zest.
 D.Gress arfine ber Amahagge lo lilt lo ber Zest.
 Ik kom even vaak in Amahagge als in Zest.

Welke varianten correct zijn, en welke twijfelachtig, hangt onder meer af van het soort plaatsbepaling. Bij korte woordjes als kusami en kusama heeft variant A. de voorkeur (dus waarbij beide plaatsbepalingen op grote afstand van elkaar staan, ofwel: bij linkse dislocatie van een van beide plaatsbepalingen). Bij langere omschrijvingen, zoals in (2), worden beide plaatsbepalingen het liefst direct achter elkaar aan het einde van de zin gezet, zodat varianten B. en D. de voorkeur hebben. Het een en ander heeft te maken met de rechtse dislocatie van "zware" constituenten. De varianten C. zijn twijfelachtig omdat beide met lo gemarkeerde constituenten niet onmiddellijk achter elkaar staan.
Vergelijk ook § 143.42 voor dus.

143.135

Voorbeeld van een tijdsbepaling (horit (vroeg) heeft de onregelmatige vergr.trap quefôs (vroeger)):

A.Lo mas levere kirro horit lo lelmo tof.
B.Levere kirro horit lo mas lo lelmo tof.
C.? Levere kirro lo horit mas lo lelmo tof.
D.Levere kirro mas lo horit lo lelmo tof.
Morgen zullen we even vroeg opstaan als vandaag.

Variant A. is correct vanwege de linkse dislocatie van een van de tijdsbepalingen; variant C. is twijfelachtig omdat beide met lo gemarkeerde constituenten niet onmiddellijk achter elkaar staan. Vergelijk ook § 143.44 voor dus.

143.135a   VOB1 en VOB2 zijn twee nevengeschikte zinnen

Twee gehele zinnen kunnen elk met lo gemarkeerd worden als ze vergeleken worden met een VK die niet expliciet is uitgedrukt maar uit de context begrepen kan worden. Bijvoorbeeld:

(1)Lo ef esa-gôs rifo ef belt-dyne-kolesers tijâvenda hupser lo ef stûdent-frajjaos melda
jazy ošém ef sompat tof.  (vgl. § 144.61 (2))
 De fakkeloptocht van de kleuterschoolleerlingetjes verliep even vrolijk als de
studentenloop de volgende dag geslaagd was.
OF  De fakkeloptocht van de kleuterschoolleerlingetjes verliep vrolijk en ook de
studentenloop de volgende dag was even geslaagd.

(2)Lo ef quariy pai ef prest melda ess-qugliy, lo tillefit ef kluntâ meldo palgt én net-olla.
 De speech van de directeur was even slaapverwekkend als de receptie daarna saai en
ongezellig was.

De twee nevengeschikte zinnen in (1) worden met elkaar vergeleken op basis van VK "geslaagdheid". Dat VOB1 geslaagd was, blijkt uit hupser (vrolijk), en bij VOB2 blijkt het uit ošém (geslaagd). In (2) worden de speech van de directeur en de receptie met elkaar vergeleken, en op basis van VK "vervelend; mislukt" aan elkaar gelijkgesteld.

143.136   VOB1 is een feit; VOB2 is een performatieve expressie

Een bijzonder soort lo-vergelijking vinden we in de volgende voorbeelden:

(1)?$£ Dena dreutos râgtage ber melde lo qurubo lo ef fabriserer zjoffe.
 Deze machine blijkt even veilig [te zijn] als de fabrikant beweert.

(2)?$£ Ef mimpit melde lo ubâfta mikar lo gress miypo.
 Het boek is even verschrikkelijk duur als ik gedacht had.

(3)?$£ Leon arfina lo zôft lo kirro dôxo.
 Leon kwam even spoedig/vroeg als we verwacht hadden.

In deze constructies geldt de eerst genoemde SvZ als VOB1, waarna deze vergeleken wordt met een niet nader genoemde SvZ die het subject in de tweede zin in gedachten had en op de een of andere manier laat blijken (zoals "beweren", "denken" of "verwachten"). In (1) kan de SvZ omschreven worden als DEZE MACHINE IS VEILIG. Deze SvZ is niet alleen een feit, maar ook datgene wat de fabrikant beweert. Vergelijk ook § 143.52 voor dus.

143.137

Constructies als § 143.136 (1)–(3) behoren tot de spreektaal en nonchalante schrijftaal. In beter verzorgde schrijftaal wordt de voorkeur gegeven aan een deverbalisering. Vergelijk (1)–(3) met:

(1′)Dena dreutos râgtage beri melde lo qurubo lo ef fabrisererex ef ÿzjoffos.
(2′)Ef mimpit melde lo ubâfta mikar lo gressex ef ÿmiypos.
(3′)Leon arfina lo zôft lo kirroex ef ÿdôxos.

Vergelijk ook de deverbaliseringen in § 144.22.

143.138   Aangeven dat de ene zaak in dezelfde mate aanwezig is als een andere zaak

Een bijzonder soort vergelijking is te vinden in zinnen als Peter is even slim als handig, of Hij verbrandt zijn geld even lief als dat hij het weggeeft. Ook voor zulke constructies wordt lo ... lo gebruikt:

(1)Petriy melde lo fâkomm lo habilem.
 Petriy is even gemeen als handig.

(2)Dena oto ufire lo vita lo ûma.
 Deze auto rijdt even snel als comfortabel.

(3)Óps lo zôzje ef raporsz lo oltake efs.
 Ze nemen de rapporten evengoed/zeer door als dat ze die bestuderen.

(4)Horit Leon sener smurf lo kette-tijâ pâpla lo ral [do] spente ef furt spiryt.
 Leon gaf zijn geld vroeger even makkelijk weg als dat hij het nu aan drank uitgeeft.

Bij (1) en (2) kunnen we de onderstreepte delen opvatten als één samengestelde additivische bepaling. In werkelijkheid gaat het om een zeer beknopte zin waarin subject en predicaat zijn weggelaten. Zo kunnen we (1) opvatten als een combinatie van VOB1 Petriy melde fâkomm en VOB2 Petriy melde habilem.
Zin (3) is feitelijk een combinatie van VOB1 óps zôzje ef raporsz en VOB2 óps oltake ef raporsz, waarbij het subject óps de tweede keer is gedeleerd en het object ef raporsz is gepronominaliseerd tot efs.
In (4) kan het subject eventueel in de vorm van do herhaald worden, omdat het hier om twee lange zinnen gaat die voor de meeste onderdelen van elkaar verschillen. Ook de tijd is anders: een definitieve tijd in VOB1 en een neutrale tijd in VOB2. Vergelijk ook § 143.96–97 voor fitus, en § 144.40.

143.139   Aangeven dat de ene groep entiteiten gelijkmatig verdeeld is met

betrekking tot een andere groep

Als er sprake is van een gelijke hoeveelheid van iets met betrekking tot iets anders, wordt in principe lopert gebruikt, maar omdat dit onb.vnw. nooit in een zinskern kan optreden, is het gebruik ervan beperkt.1 Vergelijk:

a.Ef dur môlarresz ÿrgefûðe lopert vults.
 De drie hokken bevatten [elk] evenveel kippen.
(= gelijk aantal, kan ook slechts één kip zijn)

b.* Lopert vults melde fes ef dur môlarresz.
 ? Evenveel kippen zitten in de drie hokken.

Zin b. is ongrammaticaal omdat lopert in de kern staat. In plaats van b. is echter een specifieke constructie met lo ...lo mogelijk:

c.Lo pert vults melde fes lo ef dur môlarresz.2
 Er zitten even veel kippen in de drie hokken.
OF  In elk van de drie hokken zitten even veel kippen.

In c. worden twee "verzamelingen" vergeleken: VOB1 = "veel kippen" en VOB2 = "de drie hokken". Er is hier sprake van een distributieve vergelijking, want het aantal kippen is gelijkmatig over de drie hokken verdeeld. Er worden dus drie hokken met drie groepen van kippen vergeleken.


1Lopert wordt verder behandeld is § 144.7–11.


2In zin c. wordt expliciet uitgedrukt dat het niet alleen om een gelijk aantal kippen gaat, maar ook om véél kippen. Een variant is: Lo litel vults melde fes lo ef dur môlarresz (Er zitten even weinig kippen in de drie hokken). Het onb.vnw. lopert in zin a. drukt uitsluitend uit dat het om een gelijk aantal gaat, zonder verder uit te drukken dat het ook om een groot aantal zou gaan.

143.140

De distributieve vergelijking die in c. in de vorige paragraaf is geïllustreerd, is uitsluitend mogelijk met lo pert en lo litel. Andere add.n kennen zo'n vergelijking niet; vergelijk:

a.Lo pert canariys zôle ânt lo ef fâr vogily-cafs.
 Er vliegen even veel kanaries in de vier volières.
b.Likkô ðerunt canariys zôle ânt ef fâr vogily-cafs.
 Er vliegen even zeldzame kanaries in de vier volières.

In a. is er sprake van een distributieve lezing: het aantal kanaries is gelijkelijk verdeeld over de vier volières. In b. daarentegen is er sprake van een kwalitatieve lezing: alle kanaries zijn in gelijke mate even zeldzaam, en die vliegen in de vier volières rond (niet per se evenveel vogels in elke volière). Voor likkô, zie § 143.104.

143.141   Aangeven dat een eigenschap typerend is voor een bepaalde entiteit

Lo ... lo wordt ook gebruikt om aan te geven dat een eigenschap typerend is voor een bepaalde entiteit. Hierbij staan de beide lo-bepalingen altijd direct achter elkaar. Het gaat vaak om vaste uitdrukkingen, maar het kunnen ook spontane taaluitingen zijn, bijvoorbeeld:

lo doffiy lo zjol zo zwart als kool
lo hups lo eft hildizo hard als een bikkel; bikkelhard
(lett. "zo hard als een kiezelsteen")
Ef weinô cÿrstyne lo azino lo usynn.De wijn smaakt zo zuur als azijn.
Gress reéde piti do lo krynet lo flósIk erger me groen en geel aan hem.
(lett. "ik erger me aan hem zo jeukend als vlooien")

Zie ook § 143.79 voor het gebruik van lo in dergelijke vergelijkingen.

VERVOLG IN HOOFDSTUK 144


TOP
<< Hoofdstuk 142 | Hoofdstuk 144 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands