Grammatica van het Spokaans

<< Hoofdstuk 130 | Hoofdstuk 132 >>
13. Referentie

131. Deleties


Opbouw van dit hoofdstuk:
  1. Algemene opmerkingen over deletie
  2. Deletie van de zinskern
  3. Deletie van een basiselement
  4. Deletie van een secundair element
  5. Deletie van een verbaal element
  6. Deletie van een lidw. of lidwoordvervangend voornaamwoord
  7. Extra problemen met betrekking tot deletie

131.1

Dit hoofdstuk is onderverdeeld in de volgende afdelingen:

  1. Algemene opmerkingen over deletie (§ 131.2–7)
  2. Deletie van de zinskern (§ 131.8–26)
  3. Deletie van een basiselement (§ 131.27–47)
  4. Deletie van een secundair element (§ 131.48–57)
  5. Deletie van een verbaal element (§ 131.58–63)
  6. Deletie van een lidw. of lidwoordvervangend voornaamwoord (§ 131.63a–63b)
  7. Extra problemen met betrekking tot deletie (§ 131.64–112)

Deletie van een element vindt alleen plaats als dit element aanwezig is in een neven- of ondergeschikte zin, en corefereert met een element in de matrixzin. De matrixzin zullen we Z1 noemen, en de neven- of ondergeschikte zin met het te deleren element is Z2. Een willekeurig element in Z1 heet X1, een willekeurig element in Z2 heet X2.

131.2   ad § 131.1   A. Algemene opmerkingen over deletie

Onder deletie verstaan we het weglaten van een zinsdeel dat in de onderliggende structuur duidelijk aanwezig is. Het werkw. kette in (1) vereist syntactisch gezien een object; als in de oppervlaktestructuur een object ontbreekt, mogen we dus aannemen dat het gedeleerd is. Daarentegen kan het werkw. trempe in (2) heel goed op intransitieve wijze gebruikt worden: in de onderliggende structuur bestaat geen object en daarom is hier géén sprake van deletie maar slechts van "afwezigheid":1

(1)Gress ef rapors oltake ur kette kelt gress Ø ón ef prest.
 ik het rapport bestudeer en geef straks ik Ø aan de directeur
 Ik heb het rapport bestudeerd en ik zal het straks aan de directeur geven.

(2)Gress trempe ra riyfain Ω lóf ef brakest.
 ik lees HAB altijd Ω gedurende het ontbijt
 Ik heb de gewoonte om bij het ontbijt altijd [iets] te lezen.

1Deletie wordt in de voorbeelden in dit hoofdstuk aangegeven met "Ø", en afwezigheid wordt gemarkeerd met "Ω". Als in de Nederlandse vertalingen elementen (moeten) worden uitgedrukt die in het Spokaans gedeleerd zijn, zijn ze in de vertaling onderstreept. Een element is vet als het corefereert met het gedeleerde element.

131.3

De hoorder herkent deletie alleen als zodanig, als (i) hij uit de structuur van Z2 kan opmaken dat er een element ontbreekt dat syntactisch en semantisch niet gemist kan worden, en (ii) hij uit een context kan opmaken wat de betekenis van dit element is. Dikwijls wordt die context in een samengestelde zin gegeven, zoals in § 131.2 (1), waar sprake is van een nevenschikking. Maar de context kan ook in een gesprekssituatie gegeven zijn, zoals in (vergelijk ook § 131.8):

A:Hojelka eup enn Petriy méte ÿt?
 Wanneer heeft ze Petriy voor het laatst ontmoet?

B:Lâst mink Ø enn do zerfe velk fes ef lorerde-sÿrt.
 Verleden week heeft ze hem nog in de supermarkt gezien.

131.4

De context waarbinnen deletie begrijpelijk en dus zinvol is, is altijd te vinden in één pragmatisch domein. Dit begrip is reeds behandeld in § 130.7–10, met betrekking tot pronominalisatie. Evenals bij pronominalisatie, wordt er ook bij deletie een vorm van coreferentie vereist. In § 130.11 zijn 3 soorten van coreferentie uitgelegd: strikte, gedeeltelijke en semantische coreferentie. Deletie is alleen mogelijk bij strikte coreferentie, ofwel: een element X2 kan alleen gedeleerd worden indien dit refereert aan exact dezelfde entiteit of groep van entiteiten; dit is in § 130.11 punt 1. gesymboliseerd door: X1⇔X2. Is er sprake van gedeeltelijke of semantische coreferentie, dan is alleen pronominalisatie van X2 mogelijk.

131.5

Is er sprake van semantische coreferentie, dan is deletie van X2 niet op zijn plaats; een dergelijke deletie zal dan opgevat worden als uitdrukking van strikte coreferentie, die niet altijd even logisch is. Vergelijk de pronominalisatie in a. met de deletie in b.:

a.Zâfte plâge sener smurf1 fes eft šifer skrenn, tur gress zolle tem2 fes eft tomaror envlôp.
 Zâfte koestert zijn geld in een zilveren kistje, maar ik bewaar het (= mijn geld) in een verkreukelde envelop.

b.? Zâfte plâge sener smurf1 fes eft šifer skrenn, tur gress zolle Ø1 fes eft tomaror envlôp.
 ? Zâfte koestert zijn geld in een zilveren kistje, maar ik bewaar dat (= Zâfte's geld) in een verkreukelde envelop.

Zin b. is semantische onzin omdat de strikte coreferentie die door het gedeleerde object na zolle wordt gesuggereerd, betekent dat een bepaalde hoeveelheid geld door twee verschillende personen op twee verschillende plaatsen tegelijk bewaard wordt. Dit is fysiek onmogelijk. In a. kan het object tem aan een andere hoeveelheid geld dan die van Zâfte refereren. Dit is logisch.

131.6

De regel dat een gedeleerd element altijd een strikte coreferent moet zijn, wordt in slordige spreektaal wel geschonden, vooral als het generische uitspraken betreft waarin de corefererende elementen een algemeen karakter hebben en niet direct naar concrete entiteiten verwijzen, zoals in:

£ Petriy trempe riyfain pert detekmips, tûre gress paine kvâ Ø.1
Petriy leest altijd veel detectives, maar ik doe (= lees) ze nooit.

Strikt genomen drukt deze zin uit dat er een bepaalde verzameling detectives bestaat die altijd door Petriy gelezen worden, maar nooit door mij. In de praktijk zal deze zin echter zo begrepen worden dat Petriy als liefhebberij "detective lezen" heeft, en ik niet. Deze verwarring wordt nog in de hand gewerkt doordat in Z2 het werkw. paine is gebruikt, dat niet alleen een vervanger van trempe in Z1 kan zijn (zie § 130.11 voetnoot 3) maar ook de "drager" van het hier niet uitgedrukte object dat refereert aan de meer abstracte uitspraak "altijd veel detectives lezen" (zie § 132.123–125).


1In Z2 is het identieke werkw. door het spoor paine vervangen (zie § 132.120). Een wel zeer nonchalante variant van deze zin is:

££ Petriy trempe riyfain pert detekmips, tûre gress kvâ.
Petriy leest altijd veel detectives, maar ik nooit.

Hier is zowel het corefererende werkw. als het corefererende object gedeleerd. Zulke "uitgeklede" zinnen vallen onder de categorie van elliptische constructies: dit zijn constructies zonder duidelijk syntactisch verband tussen de nog aanwezige zinsdelen, en er zijn geen duidelijke deletieregels te geven die verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de afwezigheid van diverse zinsdelen. De spreker noemt slechts de elementen met de relevante informatie, zonder ze tot een goed geconstrueerde zin samen te voegen. De meest elementaire elliptische constructie is een "zin bestaande uit één woord", waarbij dit woord een secundair element is, zoals hols in: Tu ef rozas lardarelka? – Hols (Wanneer heb je de rozen water gegeven? – Gisteren).


131.7

Het is altijd het tweede coreferentiële element dat gedeleerd wordt, hoewel er in archaïsche poëzie ook wel voorbeelden te vinden zijn van deletie van X1 in plaats van X2. X1 en X2 zijn dan altijd zinskernen, bijvoorbeeld:

†℗ Ø Poirare nâšÿ ef mÿrt-sÿrt, ur eup munke ef brûe-derrs fesdu ef fléms.1
Ze stookt het haardvuur flink op, en [ze] hangt de brûe-ketel2 in de vlammen.

1Uit Fylaex ef een ef koffon blofer Yzlât (Sage van Fyla en het dode paard).


2Brûe: soort stamppot met groente, fruit, en vlees of vis.

131.8   ad § 131.1   B. Deletie van de zinskern

Deletie van de zinskern is de meest algemene en meest natuurlijke vorm van deletie. In sommige gevallen is deze deletie zelfs verplicht. Als we de zinskern die voor deletie in aanmerking komt K2 noemen, kunnen we de volgende zogenoemde coreferentiële verhoudingen onderscheiden (zie ook § 130.12–13 voor de uitleg van dit begrip):

  1. K2 corefereert met K1 (zinskern in Z1; § 131.9–22)
  2. K2 corefereert met B1, C1 of Z1 (niet-kern in Z1, of [deel van] inhoud van Z1; § 131.23–26)

131.9   ad § 131.8   a. K2 corefereert met K1

Als Z1 en Z2 een syntactische verbinding hebben en K2 is strikt coreferent met K1, wordt sterk de voorkeur aan deletie van K2 gegeven, zowel in de schrijftaal als in de spreektaal:

Bereng sen sôlisitera tukst ef kleter jobiy, tûre Ø kadyrelije pai ef firma.
Bereng heeft naar de nieuwe baan gesolliciteerd, maar [hij] wordt niet aangenomen door het bedrijf.

Gress sen sôlisitera tukst ef kleter jobiy, tûre Ø kadyrelije pai ef firma.
Ik heb naar de nieuwe baan gesolliciteerd, maar [ik] word niet aangenomen door het bedrijf.

Lerduex ef frinta hyra uokke ral eft sigarett, Ø uokkilóme ra sigarrs.
Lerdu's vriendin rookt nu een sigaret, terwijl zij anders altijd sigaren rookt.

Ef sygeno-fatasôr ma sértarât, Ø nert dloânilomije pai ef zecesers.
De zigeunerfamilie moet verhuizen, omdat ze niet geduld wordt door de dorpelingen.

Kirro ma sértarûs, Ø nert dloânilomije pai ef zecesers.
We moeten verhuizen, omdat we niet geduld worden door de dorpelingen.

Ef miflif cjolelije pai ef stÿrðer ur Ø tasse rifonn sener greferis.
Het raam wordt door de conciërge gesloten en [het] valt uit zijn hengsels.

Olyna arfino fesért én pijâ kursuus, brâ Ø tasso rempe ef hardlap prarte furt ef sÿrsért.
Olyna kwam geheel onder het bloed thuis, want ze was van de hoge stoep voor het stadhuis gevallen.

131.10

Is een syntactische verbinding afwezig, dan is deletie van K2 een typische spreektaalvorm:

(1)£ Kost frera gress krÿše lelmo gurt. Ø Lelperre eft kleter jobiy.
 Vanochtend heeft mijn broer me gebeld. Hij heeft een nieuwe baan.

(2)A:Ef letras meltÿra?Waar liggen de brieven?
 B:£ Ø Melde fes ef feldariy.Die liggen in de kast.

(3)A:Tu pôstât ef letra ral nurpel.Je moet de brief nu direct posten.
 B:£ Ø Pôsta ef pip!Ik heb die al gepost!

In deze voorbeelden is deletie van K2 acceptabel omdat Z2 in logisch en pragmatisch opzicht onmiddellijk aansluit op Z1. In (2) en (3) heeft spreker A reeds een corefererende K1 geproduceerd, zodat K2 door spreker B weggelaten mag worden. Als K2 níét corefereert met K1, kan K2 evenmin gedeleerd worden; vergelijk (3) met:

(3′)A:Tu pôstât ef letra ral nurpel.Je moet de brief nu direct posten.
 B:Tu pôsta ef pip quandro!Je hebt die zelf al gepost!

131.10a

Het subjectspoor ef (zie § 132.65–66) is semantisch "leeg" en heeft dus ook geen antecedent. Er kan dan evenmin sprake zijn van coreferentialiteit als ef in de matrixzin en in een bijzin voorkomt, en daarom kan het ook niet gedeleerd worden. De b-varianten zijn dan ook ongrammaticaal:

a.Ef melde tnefer den ef plurre fes Garos. ≯
b.≯ * Ef melde tnefer den Ø plurre fes Garos.
Het is vreemd dat het sneeuwt op Garos.

a.Ef melde kviksiy fara ef mónse fit cÿrâx. ≯
b.≯ * Ef melde kviksiy fara Ø mónse fit cÿrâx.
Het is gevaarlijk als het zo hevig stormt.

131.11

Deletie van K2 is verder typisch spreektaal als Z2 een relatieve bijzin is, met een betr.vnw. aan Z1 verbonden. Het betr.vnw. moet altijd een niet-kern zijn:

Yvonn zollavy ki ef omi tukst mas, eup lorerda té hols. >
> £ Yvonn zollavy ki ef omi tukst mas, Ø lorerda té hols.
Yvonn wil de taart die ze gisteren gekocht heeft tot morgen bewaren.

Aftel tu melde pip tijâ lef ki ef mimpits, tu mit tume tukst gress? >
> £ Aftel tu melde pip tijâ lef ki ef mimpits, Ø enn mit tume tukst gress?
Heb jij de boeken die je van me geleend hebt al uit?

Let op de toevoeging van de objectmarkeerder enn in het laatste voorbeeld. Deze is nodig omdat mit vanwege de def.tijd-inversie vóór het werkw. staat, en daarom als kern opgevat zou kunnen worden. Dit is uitgelegd in § 131.69.

131.12

Let op het verschil tussen deletie van een corefererende K2 als in (1b), en samentrekking van twee identieke pers.vnw.n. als in (2b):

(1)a.Gress fara lorerde ef mimpit furt do, gress meltilóme ber Hirdo. >
 b.> Gress fara lorerde ef mimpit furt do, meltilóme ber Hirdo.
 Ik koop het boek voor hem, als ik in Hirdo ben.

(2)a.Gress fara lorerde ef mimpit furt do, do meltilóme ber Hirdo. >
 b.> £ Gress fara lorerde ef mimpit furt dó meltilóme ber Hirdo.
 Ik koop het boek voor hem, als hij in Hirdo is.

Tussen (1b) en (2b) bestaat alleen een prosodisch verschil: in (1b) volgt er achter do een pauze (orthografisch uitgedrukt door een komma), en in (2b) is de vocaal in do verlengd ([do:], blijkt niet uit de officiële spelling). Zie verder § 130.52–53.

131.13

Deletie van K2 is níét mogelijk als Z2 na deletie slechts uit een predicaat met betr.vnw. zou bestaan, zoals:

Lerdu byte ki sener tubôs, do lye té. ≯
≯ * Lerdu byte ki sener tubôs, Ø lye té.
Lerdu slaat zijn vrouw, die hij bemint.

131.14

Met name in de schrijftaal wordt deletie van K2 onder coreferentie met K1 zo gewaardeerd dat men graag een passiefconstructie toepast om corefererende kernen te krijgen, zodat K2 gedeleerd kan worden (zie ook § 92.20–25): bijvoorbeeld:

(1)Ma poertere ef zomar ef liftkar pônt, mittof rupkilóme kura ef ÿfesbônos. >
> Ma poerterelije ef liftkar pônt pai ef zomar, Ø rupkilóme kura ef ÿfesbônos.
 De oude brug zal door de gemeente gerestaureerd worden omdat deze op
instorten staat.

(2)Sulf1 qugle eft strek ón Qurt2 , das Styna obezjerÿne do1/2 . >
> Sulf1 qugle eft strek ón Qurt2 , das Ø1 obezjerÿnelije pai Styna.
 Sulf1 geeft Qurt2 een klap, en hij1 wordt vervolgens door Styna uitgelachen.

In (2) heeft de passivisering als bijkomend voordeel dat de ambiguïteit in de actieve variant (refereert do nu aan "Sulf" of aan "Qurt"?) opgeheven is.

131.15

Als Z2 een werkw. met het suffix -lira bevat, dat in de plaats van een betr.vnw. of van het voegw. den treedt, dan is deletie van K2 archaïsch en/of poëtisch, en dient het in normaal taalgebruik vermeden te worden. Merk op dat K2-deletie wel acceptabel is als Z2 een performatieve zin met het voegw. den is, of een relatieve bijzin met een betr.vnw. is. Vergelijk (zie ook § 125.43):

a.Petriy reppa, den Ø tinde fesért. >
b.> †℗ Petriy reppa, Ø tindelira fesért.1
Petriy1 heeft gezegd dat hij1 thuis blijft.

a.Yvonn zollavy tukst mas ki ef omi, Ø lorerde ral té. >
b.> †℗ Yvonn zollavy tukst mas ef omi, Ø lorerdelira ral.
Yvonn wil de taart die ze nu koopt tot morgen bewaren.

Merk op dat het achterwege laten van deletie ongewenst kan zijn, omdat een uitgedrukte kern in Z2 ook een disreferente lezing kan uitlokken (refererend aan een ander dan Petriy):

Petriy1 reppa, den do1/2 tinde fesért. = Petriy1 reppa, do1/2 tindelira fesért.

Als deletie van K2 leidt tot een zin van slechts één woord (alleen de intransitieve -lira-vorm) dan is deletie hoe dan ook ongrammaticaal. Dit wordt in § 131.80 uitgelegd.


1De volgende constructie is ambigu:

Do wa'ére, zjerelira.
 i. Hij ontkent [het] glimlachend.
ii. Hij ontkent dat hij glimlacht.

Lezing i. is in modern Spokaans het meest vanzelfsprekend: zjerelira wordt beschouwd als een additief dat uitdrukt op welke wijze hij het ontkende. Lezing ii. is alleen mogelijk als we ervan uitgaan dat de zin archaïsch en/of poëtisch is, want deze lezing impliceert dat K2 is gedeleerd. In modern Spokaans kan lezing ii. weergegeven worden met: Do wa'ére, do zjerelira (Hij1 ontkent dat hij1/2 glimlacht). Maar nu hebben we met een ander soort ambiguïteit te maken, namelijk met het feit dat do in Z2 al dan niet kan corefereren met do in Z1.


131.16

Extra aandacht verdienen constructies met een ambiject. Een ambiject ontstaat door gedeeltelijke promotie van een kern in Z2 naar de objectfunctie in Z1; een ambiject is daarom zowel K2 als O1 (zie § 127.13–14), en ze komen alleen voor als Z2 een performatieve -lira-constructie is, als vervanger van het voegw. den. Deletie van een ambiject is in gesproken en geschreven taal goed mogelijk, maar de kans op ambiguïteit is groot. Vergelijk de volgende voorbeelden: in (1) wordt K2 gedeleerd, wat een archaïsch/poëtische constructie oplevert (zoals uitgelegd in § 131.15); in (2) is K2 gedeeltelijk gepromoveerd tot ambiject, en nu is deletie ervan ook in moderne schrijf- en spreektaal correct:

(1)a.Jân zjoffe, do trempelira pert detekmips. >
 b.> †℗ Jân zjoffe, Ø trempelira pert detekmips.
 Jân1 beweert dat hij1 veel detectives leest.

(2)a.Jân zjoffe do trempelira pert detekmips. >
 b.> Jân zjoffe Ø trempelira pert detekmips.1
 Jân1 beweert dat hij1 veel detectives leest.

Het verschil tussen (1b) en (2b) is minimaal: in (1b) worden duidelijk twee zinnen onderscheiden, want er is een pauze tussen Z1 en Z2 (in de geschreven taal uitgedrukt door een komma). In (2b) is zo'n pauze geheel afwezig en krijgt Z2 het karakter van een bepaling bij Z1.


1Vergelijk (2b) met:

i.Jân rafane obezjerelira ef storâs.Jân vertelt lachend het verhaal.

(2b) en i. hebben identieke oppervlaktestructuren (kern–werkw.–teg.dw.–object), maar hun onderliggende structuren vertonen de volgende verschillen:

  1. In (2b) behoort het object bij het teg.dw.; in i. behoort het object bij het werkw.
  2. In (2b) vormen teg.dw. en object samen een performatieve bijzin; in i. is het teg.dw.
    een adverbiale bepaling bij het werkw.

131.17

Ambijecten, zoals bedoeld in de vorige paragraaf, zijn heel natuurlijk als Z1 reeds ondergeschikt is in een groter verband, en Z2 kort is. Als voorbeeld kan constructie (1) dienen:

(1)? Gress pliyfone pert cafer, den Ø ðulente, den gress essare.
    ik drink veel koffie, dat [ik] voorkóm, dat ik in.slaap.val
 Ik drink veel koffie om te voorkómen dat ik in slaap val.

De twee opvolgende den-bijzinnen in (1) zijn niet fraai en daarom wordt er de voorkeur aan gegeven om een van beide den-zinnen te vervangen door een -lira-constructie. Omdat den in de betekenis van 'om te' níét door -lira vervangen kan worden (zie § 123.32–34), blijft als enige alternatief over:1

(2)Gress pliyfone pert cafer, den Ø ðulente, gress essarelira.

Nu kan het vette gress als kern bij essarelira gepromoveerd worden tot object bij ðulente. Het is dus een ambiject geworden, en kan nu gedeleerd worden:

(3)a.Gress pliyfone pert cafer, den ðulente gress essarelira. >
 b.> Gress pliyfone pert cafer, den ðulente Ø essarelira.
 Ik drink veel koffie om te voorkómen dat ik in slaap val.

In (3b) heeft essarelira syntactisch gezien het karakter van een adverbiale bepaling bij ðulente gekregen. In semantisch opzicht gaat het hier om een ondergeschikte bijzin.


1In de betekenis van 'om te' wordt den altijd gevolgd door een K2 die corefereert met K1. K2 wordt in dit geval bij voorkeur gedeleerd (zie § 131.108).

131.18   Spoorpassieven

In § 91.6 is uitgelegd dat de sporen blul en hyg in subjectloze spoorpassieven meestal in geïnverteerde toestand optreden: zij staan op de kernpositie (maar zijn géén kern) en het object of de echo volgt hierachter (en is nog steeds kern). In Standaardspokaans kennen we dus de volgende constructies (de kernen zijn onderstreept):

Blul cjolelije ef miflif.Het raam wordt gesloten.
Nert prosecuterelije blul dôe.Hij zal niet [gerechtelijk] vervolgd worden.
†℗ Hyg ef keltes lâaxermelije purfillus.De boeren werden verschrikkelijk uitgebuit.
Blul nert kettelitâ-tÿrt épe enn ef mimpit.Aan haar wordt het boek niet teruggegeven.

131.19

Omdat in sommige gevallen en in de dialecten van Liftka de inversie achterwege mag of moet blijven, is deletie van de kern in Z2 wél mogelijk (zie ook § 91.14–14e).1 Vergelijk de inversie in a. met de inversieloze variant in b. (de zinskernen zijn onderstreept):

(1)a.Blul cjolelije ef miflif ur dus blul glântrelije ófe. ≯
≯ * Blul cjolelije ef miflif ur dus blul glântrelije Ø.

 b.Δ Ef miflif cjolelije blul ur dus ef glântrelije blul. >
> Δ Ef miflif cjolelije blul ur dus Ø glântrelije blul.
 Het raam wordt gesloten en dan wordt [het] gezeemd.

(2)a.Blul noi kettelitâ dôe enn ef mimpit, tur iftam blul póbarelitâ dôe enn ef. ≯
≯ * Blul noi kettelitâ dôe enn ef mimpit, tur iftam blul póbarelitâ Ø enn ef.

 b.Δ Do noi kettelitâ blul enn ef mimpit, tur iftam do póbarelitâ blul enn ef. >
> Δ Do noi kettelitâ blul enn ef mimpit, tur iftam Ø póbarelitâ blul enn ef.
 Aan hem wordt het boek niet gegeven, maar aan hem wordt het verkocht.

De met Δ gemerkte voorbeelden zijn in sommige gevallen ook in de standaardtaal mogelijk (§ 91.14–14e). Zo is (1b) correct als antwoord op de vraag "wat gaat er straks met het raam gebeuren?" (§ 91.14a).
De ongrammaticale deletie in a. is te verklaren vanwege het "zwakke" karakter van de kern, zoals ook uitgelegd in § 92.40 en § 92.48–51. Als de inversie achterwege blijft, zoals in b., blijft de kern "sterk" en is deletie in Z2 wel mogelijk. Die "zwakheid" blijkt ook uit de passieve vorm van het pers.vnw. die bij inversie toegepast moet worden.


1In § 91.22 is uitgelegd dat inversie meestal ook in de standaardtaal achterwege blijft als de determinant cÿry in plaats van blul wordt gebruikt. Deletie van K2 is in het volgende voorbeeld dus ook correct in het Standaardspokaans:

Ef miflif cjolelije cÿry ur dus ef glântrelije cÿry. >
> Ef miflif cjolelije cÿry ur dus Ø glântrelije cÿry.
Het raam zal worden gesloten en dan zal [het] worden gezeemd.

131.20

In de volgende voorbeelden heeft een van de nevengeschikte zinnen een actieve vorm en de ander een spoorpassief. Ook nu weer kan K2 gedeleerd worden als deze corefereert met K1, en inversie achterwege blijft (de b-zinnen; de zinskernen zijn onderstreept):

(1)a.Blul póbarelije pert sest musts, tur tem melde terat mikar ki. ≯
≯ * Blul póbarelije pert sest musts, tur Ø melde terat mikar ki.

 b.Δ Sest musts póbarelije blul pert, tur tem melde terat mikar ki. >
> Δ Sest musts póbarelije blul pert, tur Ø melde terat mikar ki.
 Zulke schoenen worden veel verkocht, maar [ze] zijn erg duur.

(2)a.Sest musts melde terat mikar ki, tur blul póbarelije tiymme kiykirot pert. ≯
≯ * Sest musts melde terat mikar ki, tur blul póbarelije Ø kiykirot pert.

 b.Δ Sest musts melde terat mikar ki, tur tem póbarelije blul kiykirot pert. >
> Δ Sest musts melde terat mikar ki, tur Ø póbarelije blul kiykirot pert.
 Zulke schoenen zijn erg duur, maar [ze] worden toch veel verkocht.

Het is nu niet alleen de "zwakke" kern in de a-zinnen die deletie onmogelijk maakt, maar ook de afwezigheid van een parallelle zinsstructuur. In de b-zinnen staat zowel K1 als K2 vóór het predicaat, wat voor een parallelle constructie zorgt.1 In de a-zinnen staan K1 en K2 níét beide achter of voor het predicaat.


1In § 91.22 is uitgelegd dat inversie meestal ook in de standaardtaal achterwege blijft als de determinant cÿry in plaats van blul wordt gebruikt. Deletie van K2 is in het volgende voorbeeld dus ook correct in het Standaardspokaans:

Jân melde fes gurnus lef Elsa, ur do nert invóbelije cÿry. >
> Jân melde fes gurnus lef Elsa, ur Ø nert invóbelije cÿry.
Jân heeft ruzie met Elsa, en [hij] zal niet uitgenodigd worden.

131.21   Gedeverbaliseerde constructies

Kerndeletie is ongrammaticaal in deverbaliseringsconstructies die een performatieve den-bijzin vervangen (de kern als genitief; zie ook § 126.19):

Eup pafyte den Ø cÿrtire gress. = Eup pafyte eupex [ef] ÿcÿrtiros enn gress. ≯
≯ * Eup pafyte Ø [ef] ÿcÿrtiros enn gress.
Ze dringt aan om me te helpen.

131.22

Daarentegen is deletie van K2 heel natuurlijk in deverbaliseringsconstructies die als fundament in een voorz.bep. of als basiselement bij niet-performatieve werkw.n optreden (zulke deverbaliseringen kennen geen variant met een den-bijzin):

Gress nert lelperre ef ÿrhapûs frópjÿ gressex [ef] ÿmulkaros enn vilt efantys mas. >
> Gress nert lelperre ef ÿrhapûs frópjÿ Ø ef ÿmulkaros enn vilt efantys mas.
   ik niet heb de bezwaren vanwege Ø het oppassenDV van de kinderen morgen
Ik heb er geen bezwaar tegen om morgen op jouw kinderen te passen.

Eup ðuzye eupex [ef] ÿheltaros enn ef boerts.1 >
> Eup ðuzye Ø ef ÿheltaros enn ef boerts.
   ze doet.met.tegenzin Ø het melkenDV van de koeien
Ze melkt met tegenzin de koeien.

1Een den-bijzin in de trant van * Eup ðuzye, den eup heltare ef boerts. is bij het werkw. ðuzye geheel ongrammaticaal omdat ðuzye geen performatief werkw. is. Vergelijk ook § 130.10 punt g.

131.23   ad § 131.8   b. K2 corefereert met B1, C1 of Z1

Deletie van K2 is onmogelijk als K2 corefereert met een niet-kern in Z1 (dus met B1 of C1), of met de inhoud van (een deel van) Z1:

(1)* Hamja eft rofonos letra stinde ón ef prest, taufen Ø nert tâgare ef pošah.1
 Hamja heeft een boze brief aan de directeur geschreven, hoewel hij niets
afweet van de zaak.

(2)* Ef letra melde fes ef feldariy, tur Ø melde closs.2
 De brief ligt in de kast, maar deze zit op slot.

(3)Ef furthertel kost pâs mipiye, ur mittof melde eft tildâ eûrts. >
 > * Ef furthertel kost pâs mipiye, ur Ø melde eft tildâ eûrts.
 Vorige maand is mijn pas verlopen, en dat is een vervelende zaak.

De algemene regel is: als K2 ontbreekt bestaat er coreferentie tussen K2 en K1. Voorbeeld (1) zal dan ook zo geïnterpreteerd worden dat Hamja niets van de zaak afweet. Zin (2) krijgt de onzinnige betekenis dat de brief op slot zit, en zin (3) heeft de vreemde betekenis dat mijn pas een "vervelende zaak" is.


1Vergelijk dit voorbeeld met de gepronominaliseerde variant in § 130.14 ba.


2Vergelijk dit voorbeeld met de gepronominaliseerde variant in § 130.15 ca. zin (1).

131.24

Ook de volgende voorbeelden zijn ongrammaticaal. In (1) gaat het om deletie van een objectkern (K2) in een passieve zin, die corefereert met het object (B1) in een actieve zin. In (2) corefereert de objectkern (K2) met de entiteit in een voorz.bep. (C1):

(1)Ef prest-még kleter cômputers juste, tur efs/tem keldelije quoss pai ef creft. ≯
≯ * Ef prest-még kleter cômputers juste, tur Ø keldelije quoss pai ef creft.
 De directie heeft nieuwe computers aangeschaft, maar ze worden door het
personeel nauwelijks gebruikt.

(2)Óps zâre fes eft lûx rastobos, tur ef perke beri terftelije pai ef zomar âšÿr
meldelira ef kleter mennweg. ≯
≯ * Óps zâre fes eft lûx rastobos, tur Ø perke beri terftelije pai ef zomar âšÿr
meldelira ef kleter mennweg.
 Ze wonen in een luxe bungalow, maar deze moet door de gemeente worden
afgebroken ten gunste van een nieuwe autosnelweg.

131.25

Dat de grens tussen een ongrammaticale zin en onverzorgde spreektaal niet altijd duidelijk te trekken is, blijkt uit de volgende uitspraak van een Spokanische minister:

£ Ef ðârlo tneferdesz, zârelira fes Spooksoliy, melde gulder kaftor én hardlap terat qummertaror veldurs, kirro kimorecos pasot mit lo "gâs-ÿrômers"; blul ufegelije ment Ø.1
De meeste buitenlanders die in Spokanië wonen zijn beter betaalde en hoger opgeleide personen die we allesbehalve "gastarbeiders" kunnen noemen; dat wordt vaak vergeten.

Dat de minister het pers.vnw. mittof wegliet, waarmee hij aan de gehele voorgaande zin had moeten refereren, kan hier beschouwd worden als een elliptische vorm. Zie ook § 131.6 voetnoot 1.


1Uispraak van minister Lerdu Alorje-Palynne (economie) op de tv in 2003. Toen hij dit gezegd had, realiseerde hij zich dat de uitspraak ... blul ufegelije ment ambigu is, omdat er ook bedoeld kan worden: "ze worden vaak vergeten" (nl. die buitenlanders in Spokanië). Daarom voegde de minister eraan toe:

Mittof ufegelije ment pai stus.Dat wordt vaak [door iedereen] vergeten.

Deze toevoeging bevat expliciet het pers.vnw. mittof (met nadruk), dat alleen maar kan refereren aan de inhoud van de gehele voorafgaande uitspraak. Bovendien wilde de minister een subjectloos passief vermijden (om niet in herhaling te vallen?) en daarom gebruikt hij een vorm met een semantisch leeg subject: pai stus, letterlijk "door men".


131.26

Bekijk de volgende gesprekssituatie:

Ârnt:Kârle mittof reppanis ón tu?Waarom heeft Kârle je dat gezegd?
Bâste:Janof Ø hurtiyrât beri stinde ef rapors.Omdat ik moet opschieten met het schrijven van het rapport.

Bij dit – grammaticaal correcte – gesprekje lijkt sprake te zijn van deletie van K2 zoals in § 131.23 verboden werd. Dat het antwoord van Bâste toch correct is, komt doordat de kern gress (ik) niet gedeleerd is vanwege coreferentie met een niet-kern in de vraag van Ârnt, maar vanwege de toepassing van de regel die zegt dat in vlotte spreektaal het pers.vnw. gress wel weggelaten mag worden; zie § 131.65.

131.26a

Deletie van K2 is soms wél mogelijk als deze corefereert met een bez.vnw. in K1. Bijvoorbeeld:

(1)Kult lâg melde, den Ø riffe eft kuraclaba tupplip.
 Het is onze liefste wens om een reis om de wereld te maken.

(2)Kost miyparos nert kaine, den Ø dakre do.
 Het komt niet in me op om hem te beledigen.

Vanwege het bez.vnw. kult in (1) kunnen we begrijpen dat de gedeleerde kern kirro moet zijn. Evenzo is kost in (2) een indicatie dat de gedeleerde kern hier gress moet zijn. Zulke deleties zijn met name in de spreektaal correct als het om een redengevende bijzin gaat (in het Nederlands te vertalen met een infinitiefcomplement). Zie ook § 123.39–40.

131.27   ad § 131.1   C. Deletie van een basiselement

Deletie van een basiselement (een niet-kern) is in vrijwel alle gevallen een typisch spreektaal-verschijnsel. We kunnen hier de volgende coreferentiële verhoudingen onderscheiden:

  1. B2 corefereert met K1 (zinskern in Z1; § 131.28–36)
  2. B2 corefereert met B1 (basiselement in Z1; § 131.37–41)
  3. B2 corefereert met C1 (secundair element in Z1; § 131.42)
  4. B2 corefereert met Z1 ([deel van] Z1; § 131.43–47)

131.28   ad § 131.27   a. B2 corefereert met K1

Bij coreferentie tussen B2 en K1 is het voor de bespreking ervan handig om B2 op te splitsen in:

  1. B2 als object en echo (§ 131.29–34)
  2. B2 als subject (§ 131.35–36)

131.29   ad § 131.28   1. Deletie van een object of echo

Deletie van een object of echo in Z2 dat/die corefereert met de kern in Z1, komt voornamelijk in vlotte spreektaal voor:

£ Bereng sen sôlisitera tukst ef kleter jobiy, tur ef firma nert kadyravy Ø.
Bereng heeft naar de nieuwe baan gesolliciteerd, maar het bedrijf wil hem niet aannemen.

£ Gress reppa ón do, do geldrelira beri quardere éfti Ø.1
Ik heb hem gezegd dat hij mij niet meer mag opzoeken.

£ Ef ten sparots blaffe pert armâtatt, ur tenne óps ytende beri axe Ø.
De twee dennen benemen veel licht, en daarom zijn ze van plan om die om te hakken.

£ Aftel Eeriys zâre qubâjo tu? – Siy, tur kirro zerfe Ø pordel kvâ.
Woont Eeriys bij jullie in de buurt? – Ja, maar we zien hem bijna nooit.

£ Elsa lelperre mas ef mebartof, tûre gress kette eft pamel Ø.
Elsa is morgen jarig, maar ik geef haar geen cadeautje.

£ Eft hupster arâbe-fenta tinkerât, ur kirro cijazétaves ef pijâ ÿksanutos Ø.
Het moet een groot tuinfeest worden, en we willen de hele buurt erbij betrekken.

£ Blul ker keldelije quoss ef kleter cômputers, ef prest-még quppilóme Ø lo terat hâc ki.
De nieuwe computers worden nauwelijks gebruikt, hoewel de directie ze heel nuttig acht.

£ Leon nert quâfe eup, brâ eup ðôkette ef krem knegina lÿ groft efantoiy Ø.2
Leon mag haar niet want zij doet hem denken aan het norse kindermeisje uit zijn jeugd.

1In nog vlottere spreektaal kunnen beide do's samengetrokken worden tot (met vocaalverlenging, zie § 130.52–53): ££ Gress reppa ón geldrelira beri quardere éfti.


2Het gaat hier om de verbale uitdrukking ef ðôkette flaju ón rast (het doet iemand denken aan iets). In het Spokaans is "aan iets" het object, en "iemand" de echo. In dit voorbeeld wordt dus de echo ón do (hem = Leon) weggelaten.

131.30

Object of echo wordt niet gedeleerd als het werkw. ook zonder dit element een courante betekenis heeft, vergelijk:

(1)a.Perst mimpits melde fes groft mittus, tûre do trempe kvâ.
  Er liggen honderden boeken in zijn kamer, maar hij leest nooit.
 b.Perst mimpits melde fes groft mittus, tûre do trempe kvâ efs.
  Er liggen honderden boeken in zijn kamer, maar hij leest ze nooit.

(2)a.Janof Elsa melde slévendiy, belt merater lorertavy eft oto.
  Omdat Elsa slecht ter been is, wil haar man een auto kopen.
 b.Janof Elsa melde slévendiy, belt merater lorertavy eft oto ón eup.
  Omdat Elsa slecht ter been is, wil haar man een auto voor haar kopen.

Deletie van efs in (1b) en van ón eup in (2b) leidt tot de constructies in (1a) resp. (2a), elk met hun eigen betekenis. Deze constructies zullen nooit begrepen worden als vormen van deletie.

131.31

Sommige trans.werkw.n hebben een intrans. variant met een geheel andere betekenis. In dat geval is O2-deletie minder juist, omdat het dan lijkt of het werkw. intrans., en dus in een andere betekenis gebruikt wordt. Vergelijk:

(1)Pert flecso pai óps lorerdelije, tur óps bedarog [Ø] amiði kôbotof.1
 a.  Er is veel vuurwerk door hen gekocht, maar ze mogen het pas zondag afsteken.
 b.  Er is veel vuurwerk door hen gekocht, maar ze mogen pas zondag brandstichten.

Lezing a. is mogelijk als we bedare als trans.werkw. met de betekenis 'afsteken' opvatten, waarbij het object is gedeleerd. Lezing b. is eveneens mogelijk als bedare een intrans.werkw. met de betekenis 'brandstichten' is. De ambiguïteit van (1) kan het beste vermeden worden door in geval van betekenis a. voor pronominalisatie te kiezen:

(1′)Pert flecso pai óps lorerdelije, tur óps bedarog efs amiði kôbotof.= (1a)

1Met "[Ø]" wordt aangegeven dat er twee lezingen mogelijk zijn: (i) er is een object gedeleerd dat corefereert met K1; (ii) er is in het geheel geen object aanwezig omdat het werkw. als intrans. opgevat moet worden.

131.32

Nog een voorbeeld:

(2)Ef bjôrter zaallove, tûre ef polišo nert spuravy [Ø].
 a.  De overspannen man is verdwenen maar de politie wil [hem] niet opsporen.
 b.  De overspannen man is verdwenen maar de politie wil niet speuren.

Lezing a. is mogelijk als we spure als trans.werkw. met de betekenis 'opsporen' opvatten, waarbij het object is gedeleerd. Lezing b. is eveneens mogelijk als spure een intrans.werkw. met de betekenis 'speuren' is. De ambiguïteit van (2) kan het beste vermeden worden door in geval van betekenis a. voor pronominalisatie (2′a) of een synoniem (2′b) te kiezen:

(2′)a.Ef bjôrter zaallove, tûre ef polišo nert spuravy do.= (2a)
 b.Ef bjôrter zaallove, tûre ef polišo nert sÿrtavy ef âskân [rifo do].= (2a)

131.33

Echo's kunnen nooit gedeleerd worden bij echo-transitieve werkw.n (waarbij dus altijd een object ontbreekt):

Kryna melde eft helk, tur iftam Ôrs sen miptreske ón eup. ≯
≯ * Kryna melde eft helk, tur iftam Ôrs sen miptreske Ø.1
Kryna is een loeder, maar Ôrs slooft zich toch [voor haar] uit.

Ef yblos ur tradišos fes Renô witlyre graviym luft ef tiyns âs Liftkaecÿr lakâ,
ur tenne terat mesÿa ki melde den stus knôfose ón efs/tem. ≯
≯ * ... ur tenne terat mesÿa ki melde den stus knôfose Ø.
De zeden en tradities in Renô wijken erg af van die op de rest van Liftka, en
het is daarom heel interessant om er kennis mee te maken.

1Bij veel werkw.n kan een echo achterwege blijven in een meer generaliserende context, zoals in:

Ôrs sen miptreske riyfain.Ôrs slooft zich altijd uit.

Echter, hier is geen sprake van een "gedeleerde coreferentiële echo", maar van een "niet-uitgedrukte ofwel ongespecificeerde echo".


131.34

Echo's kunnen wel gedeleerd worden bij voltrans. werkw.n:

Kryna melde eft helk, tur iftam Ôrs kette eft la'ymôr criabent ón eup. >
> £ Kryna melde eft helk, tur iftam Ôrs kette eft la'ymôr criabent Ø.
Kryna is een loeder, maar Ôrs geeft haar toch een kostbare armband.

131.35   ad § 131.28   2. Deletie van een subject

Als X2 een subject is, hebben we uiteraard met een passieve zin te doen, want anders zou het subject een kern (dus K2) zijn. Ook deze vorm van deletie behoort tot de spreektaal:

(1)£ Mârje marianare ef pirmink, tûre gress invóbolije Ø ón ef kluntâ.
 Mârje trouwt volgende week, maar ik ben door haar niet uitgenodigd voor de receptie.

(2)£ Taufen ef Ûpk-fônts šove smurf-meneosz, ef plite-mašeccs cÿrtirelije quoss Ø lóf
ef zerfefes.
 Hoewel het Noodfonds veel geld te besteden heeft, worden de slachtoffers van de
overstroming op dit moment nauwelijks erdoor geholpen.

131.36

Er bestaat een duidelijk syntactisch verschil tussen een passieve zin waarin het subject gedeleerd is (zoals in de vorige paragraaf), en een passieve zin waarin het subject ongespecificeerd is. Vergelijk (1) en (2) hierboven met:

(1′)Mârje marianare ef pirmink, tûre blul invóbolije gróse ón ef kluntâ.
 Mârje trouwt volgende week, maar ik ben niet uitgenodigd voor de receptie.

(2′)Taufen ef Ûpk-fônts šove smurf-meneosz, blul cÿrtirelije quoss ef plite-mašeccs
lóf ef zerfefes.
 Hoewel het Noodfonds veel geld te besteden heeft, worden de slachtoffers van de
overstroming op dit moment nauwelijks geholpen.

In (1) en (2) is er sprake van een gewone subject-bevattende passiefconstructie; alleen is dat subject gedeleerd omdat het corefereert met K1. Daarentegen is Z2 in (1′) en (2′) een subjectloze passiefconstructie waarin het spoor blul moet worden toegevoegd (zie Blok 91.7). (1) en (2) zijn alleen acceptabel in vlotte spreektaal, terwijl (1′) en (2′) ook correcte schrijftaal zijn. De expliciete afwezigheid van een subject in Z2 van (1′) en (2′) wordt geïnterpreteerd als een disreferentie, zodanig dat (i) een ander dan Mârje verantwoordelijk gehouden wordt voor het feit dat ik niet uitgenodigd ben, en dat (ii) een andere instantie dan het Noodfonds voor de hulp aan de slachtoffers dient op te komen (wellicht de provinciale overheid die geld van het Noodfonds kan ontvangen).

131.37   ad § 131.27   b. B2 corefereert met B1

In vlotte spreektaal kan een basiselement in Z2 gedeleerd worden als dit corefereert met een basiselement in Z1. Hierbij gelden twee voorwaarden:

  1. De semantiek van Z1+Z2 moet zodanig zijn dat een coreferentiële lezing van K1 en B2 uitgesloten is (immers, deletie van een element in Z2 vindt in eerste instantie plaats als dit element met K1 corefereert, zie § 131.27–35).
  2. Beide basiselementen moeten dezelfde syntactische functie hebben (dus 2 objecten, zoals in (1)–(3), 2 echo's zoals in (4), of 2 subjecten zoals in (5)).

Subjecten als niet-kern komen uiteraard alleen in passiefconstructies voor. In de volgende voorbeelden is het op semantische gronden uitgesloten dat het gedeleerde element in Z2 aan K1 zou kunnen refereren; daarom mag hier coreferentie tussen B2 en B1 aangenomen worden:

(1)£ Tek naliyce quista sener ÿksaner, taufen eup fespâre Ø.
 Tek verzorgt haar buurman goed, hoewel ze hem niet mag.

(2)£ Ef zomar lââsfaltavy ef Korda-mirra, tur ef zâreldurs kirturaves beri hastre Ø tjâg dynbys.
 De gemeente wil de Kerkstraat asfalteren, maar de bewoners willen deze met dynby's1 laten plaveien.

(3)£ Aftel tu luktelira ef éttels? – Siy, ur gress pilde Ø fesdu ef horp kerru.
 Ben je de borden aan het wassen? – Ja, en ik zet ze ook in de kast.

(4)£ Bent tu knôfosât ón merater Gajener, ur dus tu šÿrtycarecû Ø, den do zaloe ef bjeltafiy qu gesvint své.
 Eerst moet je kennis maken met de heer Gajener, en dan kun je hem voorstellen om het contract zo spoedig mogelijk te tekenen/dat hij het contract zo spoedig mogelijk tekent.

(5)£ Eft liyrs chafost chafostelije pai Viyndy, ur Lerdu kettelitâ Ø enn eft hordâ mimpit.2
 Een lang lied wordt er door Viyndy gezongen, en aan Lerdu wordt door haar een mooi boek gegeven.

1Een dynby is een roze, zeshoekige klinker, waarmee veel straten in Pegrevië zijn geplaveid.


2Vergelijk (5) met:

Eft liyrs chafost chafostelije pai Viyndy, ur blul kettelitâ Lerdu enn eft hordâ mimpit.
Een lang lied wordt er door Viyndy gezongen, en aan Lerdu wordt een mooi boek gegeven.

Hier is Z2 een spoorpassieve constructie met het subjectspoor blul. De expliciete afwezigheid van een subject wordt geïnterpreteerd als een disreferentie, zodanig dat het een ander dan Viyndy is, die het boek aan Lerdu geeft. Voor deze blul-constructie, zie Blok 91.7. Zie ook § 131.36.


131.38

De volgende voorbeelden kunnen zo geïnterpreteerd worden dat er sprake is van coreferentie tussen B2 en K1 (vet). Daarom wordt een coreferentiële interpretatie van B2 met B1 (onderstreept) uitgesloten:

£ Petriy ðale riyfain Moffain ón Elsa, tur gress nert tiffe jazy Ø.
a.  Petriy roddelt altijd over Moffain tegen Elsa, maar ik ken Petriy niet eens.
b.  ≠ Petriy roddelt altijd over Moffain tegen Elsa, maar ik ken Moffain niet eens.

£ Ef quâts fûðe fojeldras; aftel tu cÿrtôxavy Ø?
a.  De kleden zitten vol vlekken; wil je die kleden weghalen?
b.  ≠ De kleden zitten vol vlekken; wil je die vlekken weghalen?

131.39

In § 131.37 is vastgesteld dat deletie van B2 alleen mogelijk is als B2 en B1 dezelfde syntactische functie hebben. Deze restrictie zorgt ervoor dat de volgende zin alleen interpretatie a. heeft, maar nooit betekenis b. kan hebben:

£ Eup ðale riyfain MoffainO ón LerduE , tur gress nert tiffe jazy ØO .1
a.  Ze roddelt altijd over Moffain tegen Lerdu, maar ik ken Moffain niet eens.
b.  ≠ Ze roddelt altijd over Moffain tegen Lerdu, maar ik ken Lerdu niet eens.

Omdat in Z2 het object is gedeleerd, moet de coreferent in Z1 eveneens het object zijn; dit is "Moffain". De echo "Lerdu" kan dus nooit de coreferent zijn.


1Vergelijk dit voorbeeld met de gepronominaliseerde variant in § 130.19 zin (1′).

131.40

Omdat een subject zonder kernfunctie een basiselement is, worden de subjectsporen blul, hyg en cÿry in een spoorpassief eveneens als basiselement beschouwd. Het is mogelijk om dat spoor in Z2 te deleren als het eveneens in Z1 voorkomt, mits Z1 en Z2 een parallelle structuur hebben. Hoewel een subjectspoor een betekenisloos element is, wordt er bij deletie net gedaan alsof beide sporen met elkaar corefereren. Bijvoorbeeld:

(1)a.Blul cjolelije ef miflif ur blul glântrelije ófe. >
 b.> Blul cjolelije ef miflif ur Ø glântrelije ófe.
 Het raam wordt gesloten en gezeemd.

(2)a.Δ Ef miflif cjolelije blul ur ef glântrelije blul. >
 b.> Δ Ef miflif cjolelije blul ur ef glântrelije Ø.
 (idem)

In (1) staat de geïnverteerde vorm (standaardtaal) en in (2) blijft de inversie achterwege (voornamelijk dialect). In beide gevallen is deletie van blul in Z2 correct.

131.41

Vergelijk nu:

(1)a.Blul ker terftelije dena sért ef pirmink, blul
  SPOOR hoewelDET wordt.afgebroken dit huis de volgende.week, SPOOR
      kafkleterilomije ófe ral. >
      wordt.opgeknapt-ONDERSCH hetPASS nu

 b.> ? Blul ker terftelije dena sért ef pirmink, Ø kafkleterilomije ófe ral.
 Dit huis wordt volgende week afgebroken, hoewel het nu wordt opgeknapt.

(2)a.Ker terftelije blul dena sért, blul kafkleterilomije ófe ral. ≯
 b.≯ * Ker terftelije blul dena sért, Ø kafkleterilomije ófe ral.
 Dit huis zal afgebroken worden, hoewel het nu wordt opgeknapt.

Blul-deletie in (1b) is voor de meeste Spokaniërs correct omdat Z1 en Z2 een parallelle structuur hebben, aangezien in beide de neutrale volgorde blul–P–OK geldt. Maar de parallelliteit geldt níét voor de syntactische structuur, want Z1 is een hoofdzin met de determinant ker (hoewel), en Z2 is een ondergeschikte bijzin met het onderschikkingssuffix -ilomije. Dat is de reden dat sommigen de blul-deletie in (1b) minder correct vinden.
In (2b) is blul-deletie sowieso ongrammaticaal omdat een parallelle structuur wat betreft de volgorde ontbreekt: in Z1 staat immers de toekomende volgorde P–blul–OK en in Z2 de neutrale volgorde blul–P–OK .1


1Zin (2b) is voor de meesten wel correct als we aannemen dat er wat betreft de woordvolgorde in Z1 en Z2 sprake is van parallelliteit, dus dat in beide zinnen de toekomende volgorde P–blul–OK geldt. In dat geval is er sprake van de volgende deletie:

a.Ker terftelije blul dena sért, kafkleterilomije blul ófe ral. >
b.> ? Ker terftelije blul dena sért, kafkleterilomije Ø ófe ral.
Dit huis zal afgebroken worden, hoewel het nu zal worden opgeknapt.

131.42   ad § 131.27   c. B2 corefereert met C1

Een basiselement in Z2 kan nooit gedeleerd worden als de coreferent een secundair element in Z1 is. Deze restrictie is een rechtstreeks gevolg van de voorwaarde die in § 131.37 is gegeven, namelijk dat beide coreferenten dezelfde syntactische functie moeten hebben. De volgende zin heeft daarom altijd interpretatie a., en nooit b.:

£ Hamja tiffe, ef letraO meldelira fes ef feldariyVB , tûre eup dare beri tuffese ØO .1
a.  Hamja weet dat de brief in de kast ligt, maar ze durft die brief niet open te maken.
b.  ≠ Hamja weet dat de brief in de kast ligt, maar ze durft die kast niet open te maken.

1Vergelijk dit voorbeeld met de gepronominaliseerde variant in § 130.15 cb. zin (7).

131.43   ad § 131.27   d. B2 corefereert met Z1

In vlotte spreektaal kan een basiselement in Z2 gedeleerd worden als dit corefereert met (een deel van) de inhoud van Z1. Hierbij geldt als voorwaarde dat de semantiek van Z1+Z2 zodanig is dat een coreferentiële lezing van K1 en B2 uitgesloten is (immers, deletie van een element in Z2 vindt in eerste instantie plaats als dit element met K1 corefereert, zie § 131.27).
Subjecten als niet-kern komen uiteraard alleen in passiefconstructies voor. In de volgende voorbeelden is het op semantische gronden uitgesloten dat het gedeleerde element in Z2 aan K1 zou kunnen refereren; daarom mag hier coreferentie tussen B2 en (een deel van) Z1 aangenomen worden:

(1)Ef pirhertel Lariyex ef pâs mipiye; tu kaftâgât do ón mittof. >
> £ Ef pirhertel Lariyex ef pâs mipiye; tu kaftâgât do Ø.
 Volgende maand is Lariy's pas verlopen; je moet hem daaraan herinneren.

(2)Cradef kycve-grûmiyls dodo fes Liftka. ŠZ-ex ef grûmiyl-ÿrôme-grup
kaine-pâtalije pai mittof. >
> £ Cradef kycve-grûmiyls dodo fes Liftka. ŠZ-ex ef grûmiyl-ÿrôme-grup
kaine-pâtalije Ø.1
 Alle hoefijzerneuzen zijn op Liftka uitgestorven. De vleermuizen-werkgroep
van ŠZ
2 is daardoor wakker geschud.

In (1) resp. (2) corefereren de gedeleerde echo ón mittof (daaraan) resp. het gedeleerde subject pai mittof (daardoor) met de gehele inhoud van Z1, want het is semantische onzin om (1) zo te interpreteren dat je Lariy alleen aan zijn pas moet herinneren, of om er bij (2) van uit te gaan dat de vleermuizen de werkgroep wakker schudden.


1Let op de vorm kaine-pâtalije: hierin is de def.tijd met -a uitgedrukt, omdat inversie (in casu: object vóór werkw.) niet mogelijk is, vanwege de deletie van dit object. Zie ook § 131.66.


2ŠZ = Šaðôr-Zollos, spreek uit: [šetse]. Het Spokanische equivalent van de Nederlandse vereniging Natuurmonumenten.

131.44

In § 131.43 (1) is de deletie van de echo in Z2 duidelijk "voelbaar" omdat het werkw. kaftâge rast ón flaju (iemand aan iets herinneren) niet graag zonder uitgedrukte echo optreedt. Een zin als: ? Elsa kaftâge gress (? Elsa herinnert mij) is duidelijk "onaf".1
In § 131.43 (2) is de deletie van het subject in Z2 syntactisch aangegeven omdat passiefconstructies met een onuitgedrukt (ongespecificeerd) subject altijd een subjectspoor bevatten (zie ook § 131.36 en § 131.37 voetnoot 2. Vergelijk (2) met:

(2′)Cradef kycve-grûmiyls dodo fes Liftka. Blul kaine-pâtalije ŠZ-ex ef
grûmiyl-ÿrôme-grup.
 Alle hoefijzerneuzen zijn op Liftka uitgestorven. De vleermuizen-werkgroep
van ŠZ is wakker geschud.

In zin (2′) wordt in het ongewisse gelaten door wie of waardoor deze werkgroep is wakker geschud.


1Daarentegen wordt een zin als Elsa invóbe gress (Elsa nodigt mij uit) wel als "compleet" gevoeld. De echo bij invóbe rast ón flaju (iemand voor iets uitnodigen) kan gemakkelijk onuitgedrukt blijven, zodat het onderscheid tussen deletie en niet-uitdrukken hier vervaagt.

131.45

Nog een voorbeeld:

a.Jôsiy ur Jules ytende beri qugle eft hupster arâbe-fenta lóf lurgkormondô. Óps paine mittof jadâk zemper. >
b.> £ Jôsiy ur Jules ytende beri qugle eft hupster arâbe-fenta lóf lurgkormondô. Óps paine Ø jadâk zemper.
Jôsiy en Jules zijn van plan om met midzomer een groot tuinfeest te geven. Ze doen dat elk jaar.

Zowel a. de mittof-variant als b. de deletie-variant is ambigu:

  1. Mittof kan aan de gehele inhoud van Z1 refereren, zodat Z2 beweert dat "Jôsiy en Jules elk jaar van plan zijn om met midzomer een tuinfeest te geven". Dit kan zo opgevat worden dat het elk jaar bij plannen blijft: er is nooit een tuinfeest.
  2. Mittof kan ook aan de basisinhoud, ontdaan van elke modaliteit, refereren, zodat Z2 beweert dat "Jôsiy en Jules elk jaar een tuinfeest met midzomer geven, en dat ook dit jaar weer zullen doen".

Zie ook § 130.32–38 voor mittof en referentie aan een hele zin of deel van de zin.
Voor veel Spokaniërs is er wat betreft deze ambiguïteit een verschil tussen a. en b. Zij vinden dat het pers.vnw. mittof een "zwakkere" coreferentie uitdrukt dan deletie van dit pers.vnw. Daarom kan mittof gemakkelijker aan een deel van Z1 refereren, terwijl deletie primair wijst op coreferentie met de gehele inhoud van Z1. De aanwezigheid van mittof lokt dus eerder lezing 2. uit, en deletie ervan leidt tot lezing 1.1


1Vrymân (1990) wijst erop dat 'een feest geven' in sommige delen van Spokanië uitgedrukt wordt met: ef paine eft fenta (i.p.v. ef qugle eft fenta). Sprekers die paine i.p.v. qugle gebruiken, zullen Z2 in a. en b. zo opvatten dat paine hier 'geven' betekent (en dus geen spoor is), zodat mittof corefereert met arâbe-fenta. Nu is lezing 1. hoe dan ook uitgesloten.

131.46

Deletie van O2 onder coreferentie met Z1 is heel gebruikelijk bij een aantal elementaire werkw.n die een bepaalde geestelijke toestand beschrijven waarin iemand met betrekking tot de inhoud van een taaluiting verkeert. De meest algemene zijn:

bléskreovertuigd zijn vanstynetoegeven, erkennen
brópiffezeker wetenterfyrebevestigen∩ontkennen
cônsiderevindentiffeweten; kennen
esperehopentisjanetoegeven, bekennen
fiypÿeer zeker van zijnunerebegrijpen; verstaan
haógebegrijpen, vattenvarevrezen
ksvifebetwijfelenvraboevermoeden
miypedenkenwa'éreontkennen
rajiytehopenxârebegrijpen, vatten

131.47

Voorbeelden:

Petriy mešane hojelka? – Gress nert tiffe Ø.
Wanneer komt Petriy? – Ik weet het niet.   ("het" = "wanneer Petriy komt")

Ef uchafmrâ melde graviy, tur Leon unere Ø.
De situatie is ernstig, maar Leon begrijpt dat.   ("dat" = "de situatie is ernstig")

Gress vraboe den kirro pónze eft purfillus tómaros, ur Yvonn vraboe kerru Ø.
Ik vermoed dat we een verschrikkelijk onweer krijgen, en Yvonn vermoedt dat ook.

Loziy tóte beri lelperre kânks. – Kirro vara Ø pip.
Loziy schijnt kanker te hebben. – Dat vreesden we al.

Zie ook § 70.40.

131.48   ad § 131.1   D. Deletie van een secundair element

De meeste secundaire elementen zijn optioneel toegevoegd aan een zinsconstructie. Als zo'n element in Z2 "corefereert met" (of liever: identiek is aan) een dergelijk element in Z1, dan is deletie van C2 weinig zinvol, omdat zo'n deletie niet onderscheiden kan worden van een simpele afwezigheid van het element. Vergelijk:

a.Jânes mirre fesdu ef fôresta jadâk tof, ur sener tubôs pónze lebetjusz tjâg ef
oto jadâk tof.
 Jânes wandelt elke dag in het bos, en zijn vrouw doet elke dag met de auto
boodschappen.

b.Jânes mirre fesdu ef fôresta jadâk tof, ur sener tubôs pónze lebetjusz tjâg ef oto.
 Jânes wandelt elke dag in het bos, en zijn vrouw doet met de auto boodschappen.

Deletie van jadâk tof in Z2 is niet te onderscheiden van gewone afwezigheid. Niets in Z2 van b. wijst erop dat er een tijdsbepaling is gedeleerd, dus nergens wordt meegedeeld dat de vrouw van Jânes elke dag boodschappen met de auto doet.1


1Als een herhaling van een secundaire bepaling als jadâk tof om stilistische redenen ongewenst is, kan deze bepaling één maal genoemd worden door deze buiten de volzin te plaatsen: Jadâk tof, Jânes mirre fesdu ef fôresta, ur sener tubôs pónze lebetjusz tjâg ef oto. Nu wordt er uitgedrukt dat zowel het "wandelen" als het "boodschappen doen" elke dag plaatsvindt. Voor deze promotie, zie § 127.10.

131.49

Er is één vorm van deletie met betrekking tot secundaire elementen, die als zodanig ook herkenbaar is, en dat is de deletie van een fundament in een voorz.bep. Zo'n deletie leidt er immers toe dat het voorz. "naakt" in de zin verschijnt, en dat is een situatie die normaliter nooit voor mag komen (in het Spokaans moet een voorz. altijd gevolgd worden door een fundament, al is het maar een betekenisloze dummy; zie hiervoor § 132.16–18). Daarom zullen we in de volgende paragrafen voornamelijk voorz.bep.n als secundaire elementen behandelen. Ter illustratie geven we hier eerst enkele voorbeelden met pronominalisatie in de voorz.bep. (C2 = fundament van voorz.bep.):

C2 corefereert met K1:

(1)Manerst hordâ pârcs melde ber Asjetto, ur kôbotoftas pert familijâs mirre ânt efs.
 Er zijn tientallen mooie parken in Asjetto, en 's zondags wandelen er vele gezinnen in.

(2)Tek melde eft lûfiy leftel, tûre gress ventavy helkara zirrot ðônosef eup.
 Tek is een leuke meid, maar ik wil niet op vakantie met haar.

(3)Ef marestjer rÿtmešane lef gyfor gratân ur latriy sluja. Tejÿ, ef husofater revuse beri chaquinde lef do kaf ef eâs ur šÿrtycare ón do den pjôle óps fes ef zalas.1
 De vazal komt met opgeheven speer en wapperende mantel aanrijden. Echter, de kasteelheer weigert met hem op de binnenplaats te spreken en stelt hem voor om in de zaal te gaan praten. (lett. "... dat ze in de zaal zullen praten")

(4)Ef trotts fes ef fansért gûfque den râste kette ef xâros rifo óps.
 De zwervers in het opvangtehuis klagen dat niemand begrip voor ze kan opbrengen.

(5)Ef kleter cômputers pai SpoDat xagdelije lâst mink, tur râste ÿrômavy na efs/tem.2
 De nieuwe computers zijn verleden week door SpoDat geïnstalleerd, maar niemand wil met ze werken.

1Passage uit Âldergeeneëx ef Yzlât (Sage van Âldergeene).


2Vergelijk § 130.13 ac.

131.50

C2 corefereert met B1/C1:

(6)Gress nert brâ kette ef smurf ón Mârje, ef nert destinerilóme furt eup.
 Ik geef het geld niet aan Mârje, omdat het niet bestemd is voor haar.

(7)Eup cônsidere Eits lo eft ieacc mâgazynn, tur ajir fôtôe melde net-katô fes ef.
 Ze vindt Eits een vulgair blad, maar er staan helemaal geen vieze foto's in.

(8)SpoDat ef kleter cômputers xagde lâst mink, tur râste ÿrômavy na efs/tem.
 SpoDat heeft de nieuwe computers verleden week geïnstalleerd, maar niemand wil met ze werken.

(9)Tek riffe riyfain lart furt sener ÿksaner, taufen eup pjôle kvâ lef do.
 Tek kookt altijd eten voor haar buurman, hoewel ze nooit met hem praat.

131.51

Het fundament van een voorz.bep. (hier met "C2" aangeduid) kan de volgende coreferentiële relaties aangaan:

  1. C2 corefereert met K1 (zinskern in Z1; § 131.52–53)
  2. C2 corefereert met B1 of C1 (basiselement of secundair element in Z1; § 131.54–56)
  3. C2 corefereert met Z1 ([deel van] Z1; § 131.57)

131.52   ad § 131.51   a. C2 corefereert met K1

Als bij voorz.bep.n alleen het corefererende deel wordt gedeleerd blijft er een "los" voorz. over. Bij (1)–(5) uit § 131.49 resulteert dat in:

(1′)†℗ Manerst hordâ pârcs melde ber Asjetto, ur kôbotoftas pert familijâs mirre
ânt Ø.

(2′)†℗ Tek melde eft lûfiy leftel, tûre gress ventavy helkara zirrot ðônosef Ø.

(3′)Ef marestjer rÿtmešane lef gyfor gratân ur latriy sluja. Tejÿ, ef husofater revuse
beri chaquinde lef Ø kaf ef eâs ur šÿrtycare ón do den pjôle óps fes ef zalas.

(4′)* Ef trotts fes ef fansért gûfque den râste kette ef xâros rifo Ø.

(5′)* Ef kleter cômputers pai SpoDat xagdelije lâst mink, tur râste ÿrômavy na Ø.

Deletie van een fundament dat corefereert met K1 (zodat een los voorz. overblijft) komt in het moderne Spokaans niet meer voor; het is zeer archaïsch (zie ook Evergreen, 1964), en marginaal ook wel poëtisch taalgebruik, zoals in (1′)–(3′). In een aantal gevallen is zo'n deletie geheel ongrammaticaal, en wel als de voorz.bep. het karakter heeft van een basiselement waarbij het voorz. als pseudo-determinant optreedt. Dit is het geval bij prepositionele werkw.n, zoals besproken in § 130.84–85. In (4′) staat het prep.werkw. kette ef xâros rifo rast (begrip hebben voor iemand); in (5′) vinden we ÿrôme na flaju (werken met iets). Bij zulke uitdrukkingen kan een voorz. evenmin "los" staan als de determinanten pai, enn en ón dat kunnen.

131.53

Als een voorz.bep. in zijn geheel wordt gedeleerd, is er geen enkele indicatie dat deze voorz.bep. er "ooit geweest is". De zinnen (1)–(5) resulteren dan in:

(1′′)Manerst hordâ pârcs melde ber Asjetto, ur kôbotoftas pert familijâs mirre Ø.
 Er zijn tientallen mooie parken in Asjetto, en 's zondags wandelen vele gezinnen.

(2′′)Tek melde eft lûfiy leftel, tûre gress ventavy helkara zirrot Ø.
 Tek is een leuke meid, maar ik wil niet op vakantie.

(3′′)Ef marestjer rÿtmešane lef gyfor gratân ur latriy sluja. Tejÿ, ef husofater revuse
beri chaquinde Ø kaf ef eâs ur šÿrtycare ón do den pjôle óps fes ef zalas.
 De vazal komt met opgeheven speer en wapperende mantel aanrijden. Echter, de
kasteelheer weigert op de binnenplaats te spreken en stelt hem voor om in de
zaal te gaan praten.

(4′′)Ef trotts fes ef fansért gûfque den râste kette ef xâros Ø.
 De zwervers in het opvangtehuis klagen dat niemand begrip kan opbrengen.

(5′′)Ef kleter cômputers pai SpoDat xagdelije lâst mink, tur râste ÿrômavy Ø.
 De nieuwe computers zijn verleden week door SpoDat geïnstalleerd, maar
niemand wil werken.

Het logische verband tussen Z1 en Z2 gaat in (1′′)–(5′′) ietwat verloren, hoewel we ons bij (4′′) nog kunnen voorstellen dat de zwervers klagen omdat niemand begrip voor die zwervers kan opbrengen. Dit komt doordat de idiomatische uitdrukking kette ef xâros (begrip opbrengen) bijna vanzelfsprekend aangevuld wordt met rifo rast (voor iemand). Hetzelfde geldt voor (3′′): hier ligt het voor de hand om aan te nemen dat de kasteelheer met de vazal weigert te spreken. Bij de andere drie zinnen is zo'n intuïtieve aanvulling (bijna) niet aanwezig.

131.54   ad § 131.51   b. C2 corefereert met B1 of C1

In § 131.52 is besproken hoe een fundament C2 marginaal gedeleerd kan worden als het corefereert met de kern in Z1. Als C2 corefereert met een niet-kern in Z1, is deletie vrijwel uitgesloten (uitzondering: zie § 131.55). Vergelijk § 131.50 (6)–(9) met:

(6′)* Gress nert brâ kette ef smurf ón Mârje, ef nert destinerilóme furt Ø.
 Ik geef het geld niet aan Mârje, omdat het niet bestemd is voor haar.

(7′)* Eup cônsidere Eits lo eft ieacc mâgazynn, tur ajir fôtôe melde net-katô fes Ø.
 Ze vindt Eits een vulgair blad, maar er staan helemaal geen vieze foto's in.

(8′)* SpoDat ef kleter cômputers xagde lâst mink, tur râste ÿrômavy na Ø.
 SpoDat heeft de nieuwe computers verleden week geïnstalleerd, maar
niemand wil met ze werken.

(9′)* Tek riffe riyfain lart furt sener ÿksaner, taufen eup pjôle kvâ lef Ø.
 Tek kookt altijd eten voor haar buurman, hoewel ze nooit met hem praat.

131.55

In vlotte/onverzorgde spreektaal komt deletie van C2 soms voor als C1 en C2 hetzelfde voorz. (met identieke betekenis) bevatten. In dat geval is het voorz. in C2 altijd vervangen door het dode voorz. âs (zie § 132.144–145). We krijgen nu een constructie waarin âs "naakt", dus zonder fundament, optreedt. Vergelijk:

a.Fara ef kôbo nÿle, dus kirro larde riyfain fes ef arâbe, tur Firm ur Tek feldre
kvâ âs ef.1
b.£ Fara ef kôbo nÿle, dus kirro larde riyfain fes ef arâbe, tur Firm ur Tek feldre
kvâ âs Ø.
Als de zon schijnt, eten wij altijd in de tuin, maar Firm en Tek zitten er nooit in.

Het gaat in zinnen als b. altijd om strikte coreferentie: er is sprake van één tuin, waarin wij wel zitten, maar Firm en Tek nooit. Bij gedeeltelijke of semantische coreferentie komt deletie van het fundament bij âs ook in de spreektaal nooit voor (zie § 130.16).


1Vergelijk § 130.15 cc. zin (9).

131.56

Als C1 en C2 een corefererend fundament en een identiek voorz. hebben, maar de voorz.s behoren tot verschillende categorieën (hebben verschillende betekenissen), dan is deletie van het fundament in C2 onmogelijk. Het gebruik van het dode voorz. âs is in dat geval eveneens ongrammaticaal (§ 132.152–153). Vergelijk:

a.Óps eft hupster mûsoll ðobiyre furt ef mebartiy belt-om, tûre ef hurons sena
destinere furt/*âs eup.
b.* Óps eft hupster mûsoll ðobiyre furt ef mebartiy belt-om1 , tûre ef hurons sena
destinere furt/âs Ø1 .
Ze zetten een groot boeket voorLOC het jarige omaatje neer, maar de bloemen waren
niet voorRL haar bestemd.

Furt (voor (locatie)) in Z1 en furt ([bestemd] voor (relatie)) in Z2 behoren tot twee verschillende categorieën,1 en daarom kan furt in Z2 niet vervangen worden door het dode voorz. âs.


1Om precies te zijn: furt in Z2 maakt deel uit van een constructie met het prepositionele werkw. prap destinere furt flaju (bestemd zijn voor iets). De vervanging van dergelijke voorz.s door âs wordt besproken in § 132.152–156.

131.57   ad § 131.51   c. C2 corefereert met Z1

Deletie van mittof (het pers.vnw. dat refereert aan [een gedeelte van] de inhoud van Z1) lijkt altijd ongrammaticaal als het voorkomt in een secundair element, vergelijk:

a.Lerduex ef tubôs kalibatse tasselira ur byte kaf forts ef pesk lo pâksz.
Lerdu melde ral itt, brâ do nert poirecû lef mittof. >
b.> * ... Lerdu melde ral itt, brâ do nert poirecû lef Ø.
Lerdu's vrouw zuipt zich te pletter en slaat geregeld de boel kort en klein. Lerdu
is nu gescheiden want daarmee kan hij niet leven.

Hier refereert mittof aan de gehele vette situatie beschreven in Z1. Merk op dat de deletie-variant b. wel correct is (althans in zeer archaïsche taal), als we ons in de voorz.bep. een gedeleerd pers.vnw. voorstellen dat corefereert met K1, dus eup (zij) corefererend met Lerduex ef tubôs. Dan wordt de betekenis: "Lerdu is nu gescheiden want met haar kan hij niet leven". Zie ook § 131.52.

131.58   ad § 131.1   E. Deletie van een verbaal element

Als P1 (= predicaat in Z1) semantisch corefereert met P2 (= predicaat in Z2), kan P2 gedeleerd worden als er een parallelle zinsstructuur bestaat. Hiermee wordt bedoeld dat Z1 en Z2 uit dezelfde soort zinskern en dezelfde soort basiselementen zijn opgebouwd, en dat ook de volgorde hiervan identiek is. In (1) heeft zowel Z1 als Z2 de structuur SK–P–O; in (2) vinden we de structuur OK–S–P:

(1)Petriy trempe eft mimpit ur Mariy Ø enn ef quiyrda.
 Petriy leest een boek en Mariy Ø de krant.

(2)Ef hupspitter pai Lerdu lorerdelije, tur ef werentenolac pai Tesse Ø.
 De motorfiets is door Lerdu gekocht, maar de kruiwagen Ø door Tesse.

Merk op dat de afwezigheid van P2 in (1) de toevoeging van de objectmarkeerder enn noodzakelijk maakt.

131.59

Door de afwezigheid van P2 kan in Z2 geen tijd uitgedrukt worden: ten eerste is er geen verbaal element waaraan een tijdssuffix gehecht kan worden; ten tweede kunnen de tijdsinversies P–SK–O en SK–O–P niet zichtbaar gemaakt worden. Daarom wordt bij deletie van P2 aangenomen dat Z1 en Z2 dezelfde tempus hebben. Vergelijk § 131.58 (1) met:

(1′)Petriy eft mimpit trempe ur Mariy enn ef quiyrda Ø.
 Petriy heeft een boek gelezen en Mariy Ø de krant.
(= Mariy heeft de krant gelezen)

(1′′)Petriy ytende beri trempe eft mimpit ur Mariy Ø enn ef quiyrda.
 Petriy is van plan om een boek te lezen en Mariy Ø de krant.
(= Mariy is van plan om de krant te lezen)

131.60

Als in een actieve Z2 een object en/of echo ontbreken, of in een passieve Z2 een subject ontbreekt, is P2-deletie typisch spreektaal:

£ Óps mirre riyfain fesdu ef dunjes, tur kirro Ø fesdu ef fôresta.
Zij wandelen altijd in de duinen, maar wij Ø in het bos.

£ Elsa pai ef insûratjen1 ustjâge2 , ur gress Ø1 Ø2 kerru.
Elsa is door de verzekeraar opgelicht, en ik ook.
(= "... en ik ben ook door hem1 opgelicht2")

In het laatste voorbeeld is zowel het subject als het predicaat in Z2 gedeleerd. In de schrijftaal moet P2 in dergelijke gevallen als een spoor uitgedrukt worden, bijvoorbeeld:

Óps mirre riyfain fesdu ef dunjes, tur kirro paine fesdu ef fôresta.
Elsa pai ef insûratjen ustjâge, ur gress idem kerru.

Zie verder § 132.120–133.

131.61

Een parallelle zinsstructuur is alleen aanwezig als Z1 en Z2 nevengeschikt zijn. Bij onderschikking is er altijd sprake van een matrixzin en een ondergeschikte zin, dus van twee verschillende zinssoorten. Nu is er geen parallelle structuur, en kan P2 ook niet gedeleerd worden (maar wel uitgedrukt worden met een spoor als idem). Vergelijk:

a.Gress verfutavy fit ef mimpitlot, âme tu idem [enn] ef kelbra.
b.* Gress verfutavy fit ef mimpitlot, âme tu Ø enn ef kelbra.
Ik wil de boekenkast wel schilderen als jij de tafel wilt schilderen.

Voor idem, zie § 132.37–42.

131.62

In § 130.39–40 is uitgelegd dat de pers.vnw.n ef en mit na een doelwerkw. of modaal hulpwerkw. kunnen refereren aan een eerder genoemd hoofdwerkw., bijvoorbeeld:

Do probare beri klate belt rifo ef nestycô, tûre do kurre ef.
Hij wil haar overtuigen van de noodzaak, maar hij kan het niet.

Als we het begrip "coreferentie" ruim opvatten kunnen we zeggen dat er in zulke zinnen sprake is van coreferentie tussen H1 (hoofdwerkw. in Z1) en H2 (hoofdwerkw. in Z2), waarbij H2 gepronominaliseerd is. Bij een aantal algemene doelwerkw.n en modale hulpwerkw.n mag H2 in de spreektaal ook gedeleerd worden, en wel bij:

affionnosehouden vankurrekunnen
bladidewensenlustezin hebben
daredurvenperkemoeten
eftarselukkenprobarewillen
hatiyarede kans krijgen  

131.63

Vergelijk de volgende voorbeelden met de gepronominaliseerde varianten in § 130.39:

(1′)* Aftel stus geldre beri uokke kusami? – Noft, stus nert geldre Ø.
 Mag men hier roken? – Nee, dat mag men niet.

(2′)£ Aftel stus kurre beri riffe ef oto? – Siy, stus kurre Ø.
 Kan men de auto maken? – Ja, dat kan men.

(3′)£ Kabra trije beri idesÿrte ef ihyt luktotomat, tûre eup eftarse Ø.
 Kabra probeert de zware wasautomaat te verplaatsen, maar het lukt haar niet.

(4′)£ Hena orefante fes ef ses jadâk tof, brâ eup affionnose jazy Ø.
 Hena zwemt elke dag in het meer, want ze houdt er zo van.

(5′)£ Gress riffe kol eft koffon cômputer? – Nert lappe-tûe kafonn mittof: tu kurre
liyche Ø.
 Hoe repareer ik een kapotte computer? – Begin daar niet aan: je kan dat toch niet.

(6′)* Jeto jola-xlâte riyfain fara prinsypp ur Olyva paine Ø kvâ.
 Jeto rijdt in principe altijd zwart [zonder een kaartje te kopen] en Olyva doet
dat nooit.

(1′) en (6′) zijn hoe dan ook ongrammaticaal, omdat de werkw.n geldre en paine niet in de opsomming in § 131.62 voorkomen.
In § 130.40 is erop gewezen dat § 130.39 (4) en (5) voor veel Spokaniërs weinig acceptabel zijn omdat ef/mit syntactisch gezien moet refereren aan een infinitief (na het hulpwerkw.), terwijl er in Z1 alleen een finiete vorm als coreferent beschikbaar is.
Bij deletie lijkt het minder uit te maken of H1 nu een infinitief dan wel finiet is, want (4′) en (5′) zijn even acceptabel als (2′) en (3′). Overigens is deletie als in (2′)–(5′) hoe dan ook minder acceptabel dan pronominalisatie als in (1)–(6) in § 130.39.
Zie ook § 110.34.

131.63a   ad § 131.1   F. Deletie van een lidw. of lidwoordvervangend voornaamwoord

In nevenschikkingen is het mogelijk op een lidw., bez.vnw., aanw.vnw. of onbep.vnw. in het rechter lid weg te laten indien de twee nevengeschikte leden een semantische overeenkomst hebben, oftewel één "mentaal beeld" vormen. Bijvoorbeeld (het gedeleerde element is voorgesteld met Ø):

(1)Gress dena mimpit ur Ø fortpit trempe pip.
 Ik heb dat boek en Ø tijdschrift al gelezen.

(2)Do nert affionnose sest omâstâys oft Ø bunmerts.
 Hij houdt niet van zulke films of Ø toneelstukken.

(3)Jân axe ef koffon bûst én Ø clajotelira ðâftyiy blef ef kul.
 Jân hakt de dode beuk en bloeiende kastanje achter de schuur om.

(4)Ef polišo eft prest ur Ø mimpiterfer vôrdre.
 De politie heeft een directeur en Ø boekhouder gearresteerd.

In (3) drukt het voegw. én een volzinsdeel uit waarbij beide bomen één mentaal beeld vormen en het daarom ook voor de hand ligt om aan te nemen dat ze beide achter de schuur staan (en niet alleen de kastanjeboom). Zie voor dit voorbeeld ook § 120.31 voetnoot 1.
In (4) wordt het mentale beeld bepaald door het feit dat de directeur en de boekhouder in één bedrijf samen fraude hebben gepleegd en ook tegelijk zijn gearresteerd. Vergelijk dit met:

(4′)Ef polišo eft skozaft ur eft pitte-zaft lelde.
 De politie heeft een zakkenroller en een fietsendief opgepakt.

In (4′) gaat het om twee mentale beelden: de zakkenroller en de fietsendief hebben beiden onafhankelijk van elkaar een misdrijf begaan, en wellicht zijn ze ook op verschillende momenten opgepakt. Daarom is het vette lidw. eft hier niet gedeleerd.

131.63b

Nog enkele voorbeelden:

(1)a.Blul ef jôl criabent ur Ø šifer tolâftÿ kuntiyrelije hols.
  De gouden armband en Ø zilveren halsketting zijn gisteren gestolen.
 b.Blul ef jôl criabent ur ef šifer tolâftÿ kuntiyrelije hols.
  De gouden armband en de zilveren halsketting zijn gisteren gestolen.

(2)a.Lerdu verfute ef argerats ur Ø ramiys lo mesâ.
  Lerdu schildert de deuren en kozijnen groen.
 b.Lerdu verfute ef argerats lo mesâ ur ef ramiys lo kolai.
  Lerdu schildert de deuren groen en de kozijnen geel.

(3)a.Lena nert trempavy groft letras ur Ø e-pôsts.
  Lena wil zijn brieven en Ø e-mails niet lezen.
 b.Lena nert trempavy groft letras ur groft e-pôsts.
  Lena wil zijn brieven en zijn e-mails niet lezen.

In (1a) gaat het om één diefstal: armband en ketting zijn tegelijkertijd verdwenen. In (1b) ligt het voor de hand om aan twee diefstallen te denken, wellicht op verschillende locaties.
In (2a) wordt één mentaal beeld gevormd door deuren plus kozijnen die allemaal groen worden. De twee verschillende kleuren in (2b) zorgen voor twee mentale beelden en verhinderen de deletie van het vette lidw. ef.
In (3b) drukt de herhaling van het bez.vnw. groft uit dat de brieven en de e-mails als twee mentale beelden worden gezien; dit legt extra nadruk op het feit dat Lena geen enkel bericht wil lezen.

131.64   ad § 131.1   G. Extra problemen met betrekking tot deletie

Onafhankelijk van het soort element dat gedeleerd wordt of de coreferentiële verhouding waarbinnen het opereert, wordt de grammaticaliteit en aard van deletie bovendien bepaald door de volgende factoren:

  1. deletie zonder dat er sprake is van coreferentie (§ 131.65)
  2. problemen bij de def.tijd (§ 131.66–71)
  3. problemen bij de toek.tijd (§ 131.72–74)
  4. elementen die nooit gedeleerd kunnen worden (§ 131.75–79)
  5. deletie in korte zinnen (§ 131.80–87)
  6. deletie van K2 na causatiefconstructies (§ 131.88)
  7. meer dan één deletie in Z2 (§ 131.89–101)
  8. verschillende soorten bijzinnen met den (§ 131.102–112)

131.65   ad § 131.64   a. Deletie zonder dat er sprake is van coreferentie

Zonder dat er sprake is van coreferentie, mag in vlotte spreektaal het pers.vnw. gress (ik) in de functie van zinskern eventueel weggelaten worden. Voorwaarde is wel dat K2-deletie niet leidt tot een interpretatie dat K2 corefereert met K1:

Gress perke nânelira fit lelmo tof! = £ Ø Perke nânelira fit lelmo tof!
Ik ben zo moe vandaag!

Den gress pónsât velk lebetjusz. = £ Den Ø pónsât velk lebetjusz.
Ik moet nog boodschappen doen.

£ Dâla ur Drys riffaves eft hupster pitte-poh lef gress, tûre Ø nert luste ef.1
Dâla en Drys willen een grote fietstocht met mij gaan maken, maar ik heb er geen zin in.

Zoals uit deze voorbeelden blijkt, blijft deze vorm van deletie niet beperkt tot Z2, maar is toepasbaar in elke zin, samengesteld of niet. Dergelijke zinnen beginnen dikwijls met het voegw. den (dat), dat hier onvertaalbaar is. Zie ook § 131.26.


1Dat de zinskern bij luste een gedeleerd gress moet zijn, wordt contextueel en semantisch bepaald. Een coreferentiële lezing, zodanig dat K2 corefereert met K1 (Dâla ur Drys) is een semantische contradictie. Vergelijk dit met het volgende voorbeeld, waarin K2 heel goed kan corefereren met K1:

Dâla ur Drys riffaves eft hupster pitte-poh lef gress, tur Ø perke beri pónze
lebetjusz velk raliy.
Dâla en Drys willen een grote fietstocht met mij gaan maken, maar ze moeten
eerst nog boodschappen gaan doen.

Hier verdringt een K1K2 lezing de typische spreektaal-lezing waarin K2 = gress.


131.66   ad § 131.64   b. Problemen bij de def.tijd

De def.tijd kan uitgedrukt worden d.m.v. inversie, zodanig dat de ordening SK–P–O verandert in SK–O–P (zie Blokken 90.8–9). Het is duidelijk dat deletie van het object (O) deze inversie maskeert, want beide ordeningen worden dan SK–P. In de volgende voorbeelden wordt getoond hoe de neut.tijd (in a.) en de def.tijd (in b.) na objectdeletie samenvallen (in c.):

(1)a.Ef ten sparots blaffe pert armâtatt, ur tenne Lerdu axe tem.
  De twee dennen benemen veel licht, en daarom hakt Lerdu ze om.
 b.Ef ten sparots blaffo pert armâtatt, ur tenne Lerdu tem axe.
  De twee dennen benamen veel licht, en daarom heeft Lerdu ze omgehakt.
 c.£ Ef ten sparots blaffe pert armâtatt, ur tenne Lerdu axe.

(2)a.Aftel tu ef éttels lukte? – Siy, ur gress pilde efs fesdu ef horp kerru.
  Heb je de borden gewassen? – Ja, en ik zet ze ook in de kast.
 b.Aftel tu ef éttels lukte? – Siy, ur gress efs pilde fesdu ef horp kerru.
  Heb je de borden gewassen? – Ja, en ik heb ze ook in de kast gezet.
 c.£ Aftel tu ef éttels lukte? – Siy, ur gress pilde fesdu ef horp kerru.

De onderstreepte Z2's in de c.-zinnen zijn vanwege de afwezigheid van een object niet in staat om een def.tijd uit te drukken, en zullen daarom in principe als een neut.tijd volgens a. geïnterpreteerd worden. Willen we de def.tijd expliciet uitdrukken, dan zal objectdeletie achterwege moeten blijven.1


1Natuurlijk is het vaak ook mogelijk om de definitieve tijd met het suffix -a uit te drukken, vergelijk (1) met: £ ..., ur tenne Lerdu axa.
Soms is uit de context op te maken dat we met een def.tijd te doen hebben, zoals in:

i.£ Ef sparots blaffo pert armâtatt, ur tenne Lerdu axe hols.
 De dennen benamen veel licht, en daarom heeft Lerdu die gisteren omgehakt.

131.67

Nog een voorbeeld: nu wordt de def.tijd gemaskeerd omdat het subject in een passieve constructie is gedeleerd. De inversie van OK–P–S naar OK–S–P wordt onzichtbaar als S verdwijnt, want alleen OK–P blijft over (zie ook Blokken 90.8–9):

a.Lerdu fespâre goe koffon vilduls, ur tenne ef sparots axelije pai do.
 Lerdu heeft een hekel aan dode bomen, en daarom worden de dennen door hem omgehakt.
b.Lerdu fespâre goe koffon vilduls, ur tenne ef sparots pai do axelije.
 Lerdu heeft een hekel aan dode bomen, en daarom zijn de dennen door hem omgehakt.
c.£ Lerdu fespâre goe koffon vilduls, ur tenne ef sparots axelije.

De def.tijd kan in c. expliciet uitgedrukt worden door de vorm axalije.

131.68

In actieve bijzinnen waarin de def.tijd met inversie is uitgedrukt, leidt deletie van de subjectkern tot een constructie met alleen het object vóór het predicaat, zoals in:

(1)a.Do ef letra trempe, ur tillefit do mittof koldre-tijâ. >
  Hij heeft de brief gelezen, en vervolgens heeft hij die weggegooid.
 b.> Do ef letra trempe, ur tillefit mittof koldre-tijâ.

(2)a.Ma krÿše do Yvonn, do belt frera cÿrtirilóme. >
  Hij zal Yvonn opbellen, omdat hij haar broer geholpen heeft.
 b.> Ma krÿše do Yvonn, belt frera cÿrtirilóme.

In (1b) is er nog een semantische indicatie dat ef letra het object bij koldre-tijâ moet zijn, en niet het subject: "brieven" gooien nu eenmaal niet [iets] weg, maar worden weggegooid. Daarom kan (1b) hetzelfde betekenen als (1a).
Echter, in (2b) leidt weglating van het subject do tot de interpretatie dat belt frera het subject bij cÿrtirilóme is, en daarom kan (2b) alleen betekenen: 'hij zal Yvonn opbellen omdat haar broer [hem] helpt.'

131.69

Om te voorkómen dat zo'n vooraangeplaatst object als subject begrepen wordt, kan het altijd gemarkeerd worden met enn. Vergelijk (1b) en (2b) met:

(1)b′.Do ef letra trempe, ur tillefit enn mittof koldre-tijâ.
(2)b′.Ma krÿše do Yvonn, enn belt frera cÿrtirilóme.

Voor het gebruik van enn, zie ook § 90.15.

131.70

Een andere manier om een vooraangeplaatst object als zodanig te markeren (en om een kern-lezing uit te sluiten) is het gebruik van een pers.vnw. 2e niveau (zie ook § 70.64):

Gress ef mimpit lorerde hols, ur Ø lelp dÿfo-trempe pip lelmo tof.
Ik heb het boek gisteren gekocht, en ik heb het vandaag al uitgelezen.

Kirro ma tinda fesért, Ø horde perkilóme beri mulkare.1
We bleven thuis, omdat we op henVR moesten passen.

Lerdu1 Jân2 krÿše lâst ér zurtarr, ur Ø1 zirrel2 cÿrtirecû nurpel.
Lerdu1 heeft Jân2 een uur geleden opgebeld, en hij1 heeft hem2 direct kunnen helpen.

1Vergelijk deze zin met de variant waarin een pers.vnw. eerste niveau wordt gebruikt:

Kirro ma tinda fesért, belt perkilóme beri mulkare.
We bleven thuis, omdat zijVR op moesten passen.

131.71

Voor veel Spokaniërs is de deletie van K2 in zinnen met een def.tijd-inversie typisch schrijftaal:

$ Ef menester melde kârytiy, janof Ø enn eft kleter šÿrtyc fespiltavy, tur ef Âtviss
enn mittof tmâtecû.
De minister is geïrriteerd omdat hij een nieuw voorstel heeft willen indienen, maar
de Adviesraad dat heeft kunnen verhinderen.

131.72   ad § 131.64   c. Problemen bij de toek.tijd

De toek.tijd kan uitgedrukt worden d.m.v. inversie, zodanig dat de ordening SK–P–O verandert in P–SK–O (Blokken 90.8–10). Het is duidelijk dat deletie van de kern (SK) deze inversie maskeert, want beide ordeningen worden dan P–O. In de volgende voorbeelden wordt getoond hoe de neut.tijd (in a.) en de toek.tijd (in b.) gemaskeerd worden na deletie van K2 (in c.):

(1)a.Petriy nert rafanavy, âl do gvârce eft lelpiru jobiy.
  Petriy wil niet vertellen of hij een andere baan aan het zoeken is.
 b.Petriy nert rafanavy, âl gvârce do eft lelpiru jobiy.
  Petriy wil niet vertellen of hij een andere baan zal gaan zoeken.
 c.Petriy nert rafanavy, âl gvârce eft lelpiru jobiy.

(2)a.Elsa nert reppavy, âl eup kettelitâ pai do enn ef smurf.
  Elsa wil niet zeggen of aan haar het geld door hem gegeven wordt.
 b.Elsa nert reppavy, âl kettelitâ eup pai do enn ef smurf.
  Elsa wil niet zeggen of aan haar het geld door hem gegeven zal worden.
 c.Elsa nert reppavy, âl kettelitâ pai do enn ef smurf.

De onderstreepte Z2's in c. missen een kern en daarom kan er geen inversie uitgedrukt worden om een toek.tijd aan te geven. Daarom zullen deze zinnen altijd als een neut.tijd geïnterpreteerd worden. Willen we de toek.tijd expliciet uitdrukken, dan zal kerndeletie achterwege moeten blijven, of we moeten de toek.tijd uitdrukken met behulp van de determinant di en het verbale suffix -u (§ 111.55), zoals in: Petriy nert rafanavy, âl di gvârcu eft lelpiru jobiy.

131.73

Deletie van K2 kan ertoe leiden dat O2 abusievelijk geïnterpreteerd wordt als een zinskern welke achter het predicaat is geplaatst; dit drukt een toek.tijd uit. Vergelijk de ambiguïteit in:

(1)Âme do krÿše gress, dus cÿrtire gress ur arfine.
 a.  Als hij me opbelt, komt hij me helpen.
 b.  Als hij me opbelt, zal ik komen helpen.

(2)Kirro levere mas horit, brâ cÿrtiraves ef ÿksanuters lef ef sértaros.1
 a.  We staan morgen vroeg op want we willen de buren helpen met de verhuizing.
 b.  We staan morgen vroeg op want de buren zullen met de verhuizing
      willen helpen.

De ambiguïteit is tot op zekere hoogte op te heffen door voor het object een pers.vnw. tweede niveau te kiezen (zoals in (1′)) of door enn toe te voegen (zoals in (2′)). In dat geval kan O2 nooit als K2 begrepen worden:

(1′)Âme do krÿše gress, dus cÿrtire tsil ur arfine.
 a.  Als hij me opbelt, komt hij me helpen.
 b.  –

(2′)Kirro levere mas horit, brâ cÿrtiraves enn ef ÿksanuters lef ef sértaros.
 a.  We staan morgen vroeg op want we willen de buren helpen met de verhuizing.
 b.  –

1Merk op dat er in het volgende voorbeeld géén sprake is van ambiguïteit, omdat het enkelvoudige ef ÿksaner (de buurman) nooit als subject begrepen kan worden in combinatie met het meervoudige suffix -aves (willen):

Kirro levere mas horit, brâ cÿrtiraves ef ÿksaner lef ef sértaros.
a.  We staan morgen vroeg op want we willen de buurman helpen met de verhuizing.
b.  –

131.74

Deletie van O2 is ongrammaticaal in zinnen waarin de toek.tijd middels inversie is uitgedrukt:

(1)* Bereng sen sôlisitera tukst ef kleter jobiy, tur nert kadyravy ef firma Ø.
 Bereng heeft naar de nieuwe baan gesolliciteerd, maar het bedrijf zal hem
niet aannemen.

(2)* Eup tiffe, quarderelira do Ø éfti.
 Ze weet dat hij haar niet meer zal opzoeken.

(3)* Ef ten sparots blaffe pert armâtatt, ur tenne axe Lerdu Ø.
 De twee dennen benemen veel licht, en daarom zal Lerdu die omhakken.

(4)* Gress fespâre kult ÿksaner, tur naliyce quista Tek Ø.
 Ik mag onze buurman niet, maar Tek zal hem goed verzorgen.

(5)* Aftel tu luktelira ef éttels? – Siy, ur pilde gress Ø fesdu ef horp kerru.
 Ben je de borden aan het wassen? – Ja, en ik zal ze ook in de kast zetten.

(6)* Ef furtmink Lariy sterdo fes eft oto-pentaler; ufege gaiy tildâ gress Ø.
 Vorige week is Lariy bij een auto-ongeluk omgekomen; ik zal dat niet
gauw vergeten.

Zinnen (1)–(6) zullen in eerste instantie geïnterpreteerd worden als zinnen in de neut.tijd waarin de subjectkern gedeleerd is, en waarin het element achter het werkw. een object is. Voor (1)–(6) gelden dan de volgende interpretaties:

(1′)"Bereng1 heeft naar de nieuwe baan gesolliciteerd, maar hij1 zal het bedrijf
niet aannemen."
(2′)"Ze1 weet dat ze1 hem niet meer bezoekt."1
(3′)"De twee dennen1 benemen veel licht, en daarom hakken ze1 Lerdu om."
(4′)a.  "Ik1 mag onze buurman niet, maar ik1 verzorg Tek goed."
b.  "Ik mag onze buurman1 niet, maar hij1 verzorgt Tek goed."
(5′)"Ben je de borden1 aan het wassen? – Ja, en ze1 zetten mij ook in de kast."
(6′)"Vorige week is Lariy1 bij een auto-ongeluk omgekomen; hij1 vergeet mij
niet gauw."

Alleen interpretatie (2′) en (4′b) hebben een acceptabele betekenis. (1′), (3′) en (5′) zijn onaanvaardbaar vanwege een verkeerde combinatie van werkw. en subject. (4′a) kan in een bepaalde context acceptabel zijn, maar omdat er zonder zo'n context een logische verbinding tussen Z1 en Z2 ontbreekt, zal de hoorder geneigd zijn om voor interpretatie (4′b) te kiezen. Ten slotte, (6′) is onnatuurlijk omdat Lariy dood is. Bovendien ontbreekt hier net zo'n logisch verband tussen Z1 en Z2 als in (4′a).


1Deze interpretatie is alleen mogelijk als (2) beschouwd wordt als een archaïsche en/of poëtische constructie, want in § 131.15 is uitgelegd dat K2-deletie in -lira-constructies in modern Spokaans ongebruikelijk is.

131.75   ad § 131.64   d. Elementen die nooit gedeleerd kunnen worden

Sommige elementen hebben een bijzondere status waardoor deletie ervan in alle gevallen onmogelijk is. Het is soms ook niet duidelijk welke syntactische functie deze elementen in de zin innemen, of concreet, zijn ze nu kern, basiselement of secundair element? Probleemgevallen zijn:

  1. wederkerende voornaamwoorden
  2. resultatieve vormen
  3. aangehechte passieve pers.vnw.n

131.76   ad § 131.75   1. Wederkerende voornaamwoorden

De wed.vnw.n sen[a], frart, efa en prap (zie Blok 72.3) worden nooit gedeleerd:

(1)Leon sen sôlisiterecû tukst eft gulder jobiy, âme do sen ejelifavy vluf. ≯
≯ * Leon sen sôlisiterecû tukst eft gulder jobiy, âme do Ø ejelifavy vluf.
 Leon kan naar een betere baan solliciteren, als hij het verder wil brengen.

(2)Kirro sena ho lukte, Ø sena râsilóme ur oimeterilóme. ≯
≯ * Kirro sena ho lukte, Ø Ø râsilóme ur oimeterilóme.
 Wij wassen ons voordat wij ons scheren en aankleden.

(3)Ef cÿrzvogos efa wâfersence fes eft zaryndelira fas, tur Ø efa sfârðe strâ. ≯
≯ * Ef cÿrzvogos efa wâfersence fes eft zaryndelira fas, tur Ø Ø sfârðe strâ.
 Het onderzoek bevindt zich in een vergevorderd stadium, maar is nog niet afgerond.

Merk op dat Z2 in (2) een nevenschikking op predicaatniveau bevat, volgens het schema: kirro sena {[râsilóme] UR [oimeterilóme]}. Zowel de kern kirro als het wed.vnw. sena valt buiten deze nevenschikking, en daarom is hier géén sprake van deletie: noch een tweede kirro noch een tweede sena is gedeleerd (zie § 120.24 en Blok 120.48 type II.c).

131.77   ad § 131.75   2. Resultatieve vormen

Objecten in de resultatieve vorm kunnen bij coreferentie niet gedeleerd worden. Het is niet van belang of die resultatieve vorm nu verplicht is bij een specifiek werkw. dan wel vanwege zijn speciale betekenis optioneel is toegevoegd. Vergelijk:

a.Cradef ðaks poire velk; tu fitrutât-mip tem/hifde/Ø nurpel.
 Alle kaarsen branden nog; je moet ze direct uitblazen.

b.Cradef ðaks poire velk; tu treskât hiyfté nurpel.
 Alle kaarsen branden nog; je moet zeRES direct doven.

In a. kan de basisvorm tem of hifde (ze) gedeleerd worden, maar in b. kan het resultatieve pers.vnw. hiyfté niet gedeleerd worden.
Het is duidelijk dat een resultatief object nooit kan worden gedeleerd als de resultatief een specifieke betekenis uitdrukt, want door deletie zou deze specifieke betekenis verloren gaan, vergelijk:

a.£ Ef gekker melde eft monet veldur, tur hols stus byto Ø.
 De onderwijzer is een geliefd mens, maar gisteren hebben ze hem geslagen.

b.Ef gekker meldo eft monet veldur, tur hols stus byto ziyrle.
 De onderwijzer was een geliefd mens, maar gisteren hebben ze hemRES doodgeslagen.

131.78   ad § 131.75   3. Aangehechte passieve pers.vnw.n.

Passieve pers.vnw.n die met een filâsto aan het werkw. zijn gehecht en als zinskern fungeren (in Imperatieven en Consideratieven, zie § 110.46–47), kunnen in Z2 niet gedeleerd worden (het is de vraag in hoeverre zulke aangehechte pers.vnw.n "echte" zinskernen zijn):

Lukte-gróse ef oto ur riffe-gróse ef pitter. ≯
≯ * Lukte-gróse ef oto ur riffe-Ø ef pitter.
Laat ik de auto wassen en [ik] de fiets repareren.

Ufire-tûe risinar oft tinde-tûe fesért! ≯
≯ * Ufire-tûe risinar oft tinde-Ø fesért!
Rij voorzichtig of blijf thuis!

Het is duidelijk dat bij deletie van K2 ook elke informatie over de Imperatief of Consideratief verloren gaat.

131.79

Als K1 bestaat uit een passief pers.vnw. dat aan het werkw. is gehecht, is deletie van K2 hoe dan ook ongrammaticaal:1

Rafane-tûe piti Petriy, den tu probare beri stinde ef letra. ≯
≯ * Rafane-tûe piti Petriy, den Ø probare beri stinde ef letra.
Vertel aan Petriy dat jij de brief wil schrijven.

Tisjane-kiyroe, den kirro tiffe ef painatjen. ≯
≯ * Tisjane-kiyroe, den Ø tiffe ef painatjen.2
Laten we toegeven, dat we de dader kennen.

Hurte-kiyroe, brâ kûf kirro ufspre ef treno! ≯
≯ * Hurte-kiyroe, brâ kûf Ø ufspre ef treno!
Laten we opschieten, want anders missen we de trein!

1Den-bijzinnen kunnen niet door een -lira-variant worden vervangen als Z1 een Imperatief of Consideratief (dus: een aangehecht passief pers.vnw.) bevat (zie § 100.76). De vraag of K2-deletie nu wel of niet mogelijk is, is hier dan ook irrelevant:

* Rafane-tûe piti Petriy, tu probarelira beri stinde ef letra.
* Rafane-tûe piti Petriy, Ø probarelira beri stinde ef letra.
Vertel aan Petriy dat jij de brief wil schrijven.

* Tisjane-kiyroe, kirro tiffelira ef painatjen.
* Tisjane-kiyroe, Ø tiffelira ef painatjen.
Laten we toegeven, dat we de dader kennen.


2Als een den-zin een bijzin van doel of reden is, moet K2 "bij voorkeur" gedeleerd worden; dit wordt in § 131.108 uitgelegd. Bij zo'n interpretatie is dit voorbeeld wel grammaticaal, en betekent dan: 'laten we het toegeven om de dader te [leren] kennen'. Deze lezing is semantisch mogelijk omdat het object bij tisjane gedeleerd mag worden (zie § 131.46).

131.80   ad § 131.64   e. Deletie in korte zinnen

Deletie van een element wordt vermeden als dat tot gevolg heeft dat Z2 uit nog maar één woord (prototypisch het werkw.) bestaat. De volgende constructies zijn daarom ongrammaticaal:

Ef 'jan zuf obezjere, do tassilóme. ≯ * Ef 'jan zuf obezjere, tassilóme.
De jongen lachte toen hij viel.

Kirro ker ÿrômûs tyr, kirro kinurilóme. ≯ * Kirro ker ÿrômûs tyr, kinurilóme.
We moeten doorwerken, hoewel we ziek zijn.

Óps reppe, óps arfinelira. ≯ * Óps reppe, arfinelira.
Ze zeggen dat ze komen.

Olyna arfino fesért én pijâ kursuus. Eup tasso. ≯
≯ * Olyna arfino fesért én pijâ kursuus. Tasso.
Olyna kwam geheel onder het bloed thuis. Ze was gevallen.

131.81

Als Z2 na deletie van K2 bestaat uit een werkw. en een nevenschikkend voegw. dan is zo'n deletie acceptabel, bijvoorbeeld:

Toje tu sen xéxe fra Ø prate.     Óf je houdt je koest óf je vertrekt.
Ef ÿrgót ef bjeltafiy zaloe ur zuf Ø poirdÿfo.
De zakenman heeft het contract ondertekend en [hij] is toen gestorven.

131.82

Nevenschikkingen vinden dikwijls plaats op een lager niveau dan dat van gehele zinnen. Constructies waarin ogenschijnlijk K2 is gedeleerd, zijn dan feitelijk nevenschikkingen van predicaten. Bijvoorbeeld:

Ef lilt-terat tof Leon zycesikelira ur zôcselira.
De godganselijke dag loopt Leon te zeuren en te jammeren.

In deze constructie vormen de twee werkw.n een nevengeschikt predicaat volgens schema (1a). Een nevenschikking op zinsniveau met deletie van K2 (zoals in schema (1b)) is hier dus niet het geval:

(1)a.ef lilt-terat tof Leon {[zycesikelira] UR [zôcselira]}
 b.ef lilt-terat tof {[Leon zycesikelira] UR [Leon zôcselira]}

Het verschil tussen nevengeschikte predicaten en nevengeschikte zinnen komt nader aan de orde in § AT.148; voor nevenschikking in het algemeen wordt verwezen naar de Hoofdstukken 120 en 121.

131.83

Bestaat Z2 uit slechts een werkw. met een onderschikkend voegw. dan is deletie van K2 alleen in vlotte spreektaal acceptabel:

Petriy ufirare fesért sener oto, taufen do yspe. >
> ?£ Petriy ufirare fesért sener oto, taufen yspe.
Petriy rijdt in zijn auto naar huis, hoewel hij dronken is.

Olyna arfino fesért én pijâ kursuus, brâ eup tasso. >
> ?£ Olyna arfino fesért én pijâ kursuus, brâ tasso.
Olyna kwam geheel onder het bloed thuis, want ze was gevallen.

131.84

Toevoeging van een korte secundaire bepaling in Z2 maakt de deletie in vlotte spreektaal altijd acceptabel, omdat Z2 nu meer dan één woord bevat:

£ Ef 'jan zuf obezjere, tassilóme bleftess.
De jongen lachte toen hij achterover viel.

£ Kirro ker ÿrômûs tyr, kinurilóme alt.
We moeten doorwerken, hoewel we nog steeds ziek zijn.

£ Olyna arfino fesért én pijâ kursuus. Tasso graviy.
Olyna kwam geheel onder het bloed thuis. Ze was ernstig gevallen.

£ Petriy ufirare fesért sener oto, taufen yspe jazy.
Petriy rijdt in zijn auto naar huis, hoewel hij toch dronken is.

131.85

Langere secundaire bepalingen, of meer dan één bepaling, maken Z2 weer een stukje langer of "zwaarder", zodat de acceptabelheid nog meer toeneemt. Nu is kerndeletie ook in de schrijftaal toegestaan (hoewel door sommigen afgekeurd):

? Ef 'jan zuf obezjere, tassilóme rempe ef mittorse.
De jongen lachte toen hij van de trap viel.

? Kirro ker ÿrômûs tyr, kinurilóme graviym er kôbotof.
We moeten doorwerken, hoewel we sinds zondag ernstig ziek zijn.

? Petriy ufirare fesért sener oto, taufen yspe har ef tork yargeloh ef pert weinôsta.
Petriy rijdt in zijn auto naar huis, hoewel hij vanwege de vele wijn nogal dronken is.

131.86

Alleen als Z2 geheel los staat van Z1, blijft kerndeletie ook bij zwaardere zinnen beperkt tot de spreektaal:

£ Olyna arfino fesért én pijâ kursuus. Tasso rempe ef mittorse.
Olyna kwam geheel onder het bloed thuis. Ze was van de trap gevallen.

131.87

Geheel acceptabel is deletie van een element alleen als Z2 behalve een werkw. ook nog een of meer basiselementen bevat. Ook zeer korte zinnen zijn dan toegestaan, bijvoorbeeld:

Ef 'jan zuf obezjere, bytilóme ef hurt.
De jongen lachte toen hij de hond sloeg.

Kirro ker ÿrômûs tyr, lelperrilóme zirrot.
We moeten doorwerken, hoewel we vakantie hebben.

Óps wa'ére, den crule ón ef sientur.
Ze ontkennen dat ze tekeergaan tegen hun moeder.

£ Olyna arfino fesért én pijâ kursuus. Piyrsto sener frera.
Olyna kwam geheel onder het bloed thuis. Ze had met haar broer gevochten.

131.88   ad § 131.64   f. Deletie van K2 na causatiefconstructies

Bij causatieve matrixconstructies kan men zich afvragen of een gedeleerde K2 nu corefereert met K1 (de Causer), dan wel met de Causee. Vergelijk (het passieve épe, en de kern eup (zij) in Z2 refereren hier beide aan de woordvoerster van de minister, die zelf mannelijk is, want anders had er menestera gestaan:

(1)Ef menester lyde-épe ef drent faledos ralpip, janof eup ðulentât spekulaša fes ef preše.
 De minister laat haar1 de pijnlijke beslissing nu al bekend maken, omdat zij1/2
speculaties in de pers moet voorkómen.

(2)Ef menester lyde-épe ef drent faledos ralpip, janof Ø ðulentât spekulaša fes ef preše.
 a.  De minister1 laat haar2 de pijnlijke beslissing nu al bekend maken, omdat hij1
    speculaties in de pers moet voorkómen.
 b.  De minister1 laat haar2 de pijnlijke beslissing nu al bekend maken, omdat zij2
    speculaties in de pers moet voorkómen.

Zin (1) is voor alle Spokaniërs ambigu, want K2 (eup) kan corefereren met de Causee épe, maar kan ook refereren aan een niet nader genoemde vrouwelijke persoon.
Zin (2) is voor de meeste Spokaniërs níét ambigu, maar desondanks kan men van mening verschillen wat de precieze betekenis is. Voor sommige taalgebruikers betekent deletie van K2 dat deze kern corefereert met K1, en dat is ef menester. Hier geldt dus interpretatie a. Andere taalgebruikers zijn echter van mening dat (2) zo geïnterpreteerd moet worden dat de gedeleerde K2 corefereert met de Causee épe, dus dat alleen betekenis b. correct is.

131.89   ad § 131.64   g. Meer dan één deletie in Z2

In Z1 kan meer dan één element aanwezig zijn dat corefereert met een element in Z2 (in Z2 is dus ook meer dan één element aanwezig). In sommige gevallen kunnen meerdere elementen in Z2 gedeleerd worden, maar Z2 wordt dan wel erg kort, en de kans op ambiguïteit wordt erg groot. Bij de deletie van meerdere elementen zal de spreker er in principe van uitgaan dat K2 is gedeleerd onder coreferentie met K1, en dat O2 resp. E2 is gedeleerd onder coreferentie met O1 resp. E1. Verder zal deletie van meerdere elementen het gemakkelijkst gaan als Z1 en Z2 een parallelle structuur hebben – of in ieder geval: als de te deleren elementen in Z2 op dezelfde posities staan als de corefererende elementen in Z1. Zo'n dubbele deletie beperkt zich over het algemeen tot de spreektaal. Voorbeelden:

(1)Elsa lelperre dur nervoss rege-helks, tur eup bôrade lendiy belt. >
> £ Elsa lelperre dur nervoss rege-helks, tur Ø bôrade lendiy Ø.
 Elsa heeft drie zenuwachtige kefbeestjes, maar ze laat die zelden uit.

(2)£ Elsa1 eft rofonos letra2 stinde, tûre Ø1 Ø2 nert dare beri pôste.
 Elsa heeft een boze brief geschreven maar ze heeft die niet durven posten.

(3)A:  Aftel tu1 luktelira ef éttels2?Ben je de borden aan het wassen?
 B:  £ Siy, ur Ø1 pilde Ø2 fesdu ef horp kerru.Ja, en ik zet ze ook in de kast.

Omdat deletie van S2 en O2 in (2) alleen correct is als Z1 en Z2 een parallelle structuur hebben, mogen we aannemen dat O2 (= Ø2) direct achter S2 (= Ø1) hoort te staan, evenals O1 (= eft rofonos letra) direct achter S1 (= Elsa) staat, dus dat er zowel in Z1 als Z2 een def.tijd wordt uitgedrukt. Moet in Z2 een neut.tijd worden uitgedrukt, dan dient O2 expliciet achter het predicaat te blijven staan; deletie van O2 is dan niet correct. Vergelijk:

(2′)a.Elsa1 eft rofonos letra2 stinde, tûre Ø1 nert dare beri pôste ef2.
 b.* Elsa1 eft rofonos letra2 stinde, tûre Ø1 nert dare beri pôste Ø2.
 Elsa heeft een boze brief geschreven maar ze durft die niet te posten.

131.90

De tendens om meer dan één element alleen bij een parallelle structuur te deleren, zorgt ervoor dat Z2 in (1) als een toek.tijd begrepen wordt:

(1)£ Terftelije blul dena sért, taufen kafkleterelije ral.
 Dit huis zal afgebroken worden, hoewel het nu opgeknapt zal worden.

Z2 in (1) kan alleen begrepen worden als de deletie-variant van (2a), niet van (2b):

(2)a.Terftelije blul1 dena sért2 , taufen kafkleterelije Ø1 Ø2 ral.
 b.* Terftelije blul1 dena sért2 , taufen Ø1 kafkleterelije Ø2 ral.

In (2a) vertonen Z1 en Z2 wat betreft de woordvolgorde een parallelle structuur (een toek.tijd-inversie); in (2b) zijn de woordvolgordes in Z1 en Z2 verschillend (zie ook § 131.41).

131.91

In de spreektaal kunnen O2 en E2 samen gedeleerd worden, waarbij P1 en P2 identiek zijn, zonder dat er van parallelle structuren sprake is:

(1)£ Rafane Lerdu ef purfillus pirâmer1 ón óps2 , brâ Yvonn rafane liyche Ø1 Ø2 .
 Lerdu zal de verschrikkelijke geschiedenis aan hen vertellen, want Yvonn vertelt
die toch niet [aan hen].

Dat O2 en E2 in Z2 gedeleerd zijn, is duidelijk. Maar op welke positie ze hadden moeten staan, ligt feitelijk niet vast. Z2 zal begrepen worden als een minst gemarkeerde constructie, oftewel een neut.tijd met O2 en E2 direct achter het predicaat. Afhankelijk van de context had (1) ook zo begrepen kunnen worden dat O2 vóór het predicaat hoort, dus een def.tijd, volgens:

(1′)£ Rafane Lerdu ef purfillus pirâmer1 ón óps2 , brâ Yvonn Ø1 rafane liyche Ø2 .
 Lerdu zal de verschrikkelijke geschiedenis aan hen vertellen, want Yvonn heeft
die toch niet [aan hen] verteld.

131.92

Voor veel Spokaniërs is een constructie waarin zowel O2 als E2 is gedeleerd (zoals in § 131.91 (1) en (1′)) niet erg natuurlijk. Zij geven de voorkeur aan een constructie waarin Z2 een element bevat dat corefereert met een deel van Z1:

(2)a.Rafane Lerdu ef purfillus pirâmer ón óps, brâ Yvonn paine liyche mittof. >
 b.> £ Rafane Lerdu ef purfillus pirâmer ón óps, brâ Yvonn paine liyche ef/Ø.
 Lerdu zal de verschrikkelijke geschiedenis aan hen vertellen, want Yvonn
doet dat toch niet.

In (2a) is in Z2 het dummy-werkw. paine gebruikt in combinatie met het object mittof dat corefereert met de onderstreepte delen in Z1. Dergelijke constructies zijn behandeld in § 132.128. Nu kan mittof in de spreektaal vervangen worden door ef of zelfs gedeleerd worden. Merk op dat (2b) en (1) in hun oppervlaktestructuur alleen verschillen in het werkw.: rafane vs. paine. Maar in de onderliggende structuur is een verschil: in (1) zijn in Z2 bij rafane het object ef purfillus pirâmer en de echo ón óps gedeleerd; in (2b) is bij paine een object gedeleerd dat aan een deel van Z1 (t.w. de onderstreepte elementen) refereert. Zie ook § 70.38–39, § 130.39–40 en § 130.43 voor het gebruik van ef in plaats van mittof.

131.93

Degenen die § 131.91 (1) onnatuurlijk vinden, en daarom de voorkeur geven aan § 131.92 (2), zullen de volgende constructie wel goedkeuren:

(3)Rafane Lerdu ef purfillus pirâmer1 ón óps2 , brâ Yvonn nert dare beri rafane Ø1 Ø2 .
 Lerdu zal de verschrikkelijke geschiedenis aan hen vertellen, want Yvonn durft die
niet [aan hen] te vertellen.

De aanwezigheid van een modaal hulpwerkw. in Z2 maakt de dubbele deletie van O2+E2 hier veel acceptabeler dan in (1). Dit komt omdat zo'n hulpwerkw. een nadere bepaling bij het hoofdwerkw. vormt en aldus de aandacht meer op het predicaat dan op O2 en E2 gelegd wordt. Of concreet bij (3): dát Yvonn het niet durft te vertellen krijgt meer nadruk dan wát ze niet durft te vertellen.

131.94

Deletie van P2 wordt liever vermeden als ook K2 reeds gedeleerd is. Vergelijk de correcte a-zin met de b-variant die hoogstens in vlotte spreektaal getolereerd wordt:

a.Do1 kette2 ef mimpit ón Elsa ur Ø1 idem2 ef CD ón Mariy.
b.£ Do1 kette2 ef mimpit ón Elsa ur Ø1 Ø2 enn ef CD ón Mariy.
Hij geeft het boek aan Elsa en de cd aan Mariy.

Voor idem, zie § 132.37–49.

131.95

Bekijk het volgende voorbeeld:

(1)Gress ef letra trempe ur tillefit koldre-tijâ.
 Ik heb de brief gelezen en daarna weggegooid.

De taaluiting in (1) kan voortvloeien uit twee verschillende onderliggende structuren:

(1′)a.   {[gress1 ef letra2 trempe] UR TILLEFIT [Ø1 Ø2 koldre-tijâ]}
 b.   gress ef letra {[trempe] UR TILLEFIT [koldre-tijâ]}

In (1′a) is sprake van twee nevengeschikte zinnen die samen een volzin vormen, waarbij K2 en O2 gedeleerd zijn. In (1′b) is sprake van twee nevengeschikte werkw.n die samen een volpredicaat vormen. Dit onderscheid is uitgelegd in § 120.17 (zin + zin) en § 120.24–25 (pred. + pred.).

131.96

Het maakt bij § 131.95 (1) niet uit welke onderliggende structuur we aannemen, want beide structuren zijn semantisch equivalent. Anders wordt het echter als er secundaire bepalingen (bijv. tijdsbepalingen) worden toegevoegd. Bijvoorbeeld:

(2)Gress ef letra trempe hols ur koldre-tijâ lelmo tof.
 Ik heb de brief gisteren gelezen en [hem] vandaag weggegooid.

In (2) refereert lelmo tof alléén aan koldre-tijâ, en refereert hols aan trempe. Er kan hier alleen sprake zijn van twee nevengeschikte zinnen waarbij K2 onder coreferentie met K1, en O2 onder coreferentie met O1, gedeleerd is. Hiervoor geldt structuurschema (2′a). Schema (2′b) is onjuist, omdat twee verschillende addit.bep.n een nevenschikking op predicaatniveau verhinderen:

(2′)a.   {[gress ef letra trempe hols] UR [Ø Ø koldre-tijâ lelmo tof]}
 b.   * {gress ef letra [trempe hols] UR [koldre-tijâ lelmo tof]}

Uit (2′b) blijkt dat de twee nevengeschikte leden trempe hols en koldre-tijâ lelmo tof geen van beide tot één niveau gerekend kunnen worden, want beide zijn een combinatie van twee aparte zinsdelen, en wel een predicaat + addit.bep. Dit is ongrammaticaal.

131.97

Bekijk nu de ambigue constructie:

(3)Gress ef letra trempe ur koldre-tijâ lelmo tof.
 a.  Ik heb de brief vandaag gelezen en [vandaag] weggegooid.
 b.  Ik heb de brief gelezen en vandaag weggegooid.

Bij (3) zijn twee analyses mogelijk:

  1. Lelmo tof refereert aan zowel trempe als koldre-tijâ, waarbij de werkw.n een volpredicaat vormen. Hier kan geen sprake zijn van K2- of O2-deletie, om het simpele feit dat er evenmin sprake is van een Z2.
  2. Lelmo tof refereert alleen aan koldre-tijâ, waarbij sprake is van twee nevengeschikte zinnen met K2- en O2-deletie. Nevenschikking op predicaatniveau is hier onmogelijk, en wel om dezelfde reden als bij (2′b) hierboven.

131.98

Voor (3a) resp. (3b) geldt:

(3′)a.   gress ef letra {[trempe] UR [koldre-tijâ]} lelmo tof
 b.   {[gress ef letra trempe] UR [Ø Ø koldre-tijâ lelmo tof]}

Dus alleen bij betekenis (3b) is er sprake van deletie. Dit impliceert dat afwezigheid van deletie altijd leidt tot interpretatie (3b), en interpretatie (3a) uitsluit:

(4)Gress ef letra trempe ur mittof koldre-tijâ lelmo tof.1
 a.  ≠ Ik heb de brief vandaag gelezen en deze [vandaag] weggegooid.
 b.  Ik heb de brief gelezen en deze vandaag weggegooid.

Expliciete uitdrukking van O2 leidt er dus toe dat de tijdsbepaling lelmo tof níét refereert aan het werkw. trempe, ofwel: het "lezen" heeft niet vandaag plaatsgevonden, maar eerder. Voor een verdere analyse van nevenschikkingen wordt verwezen naar § AT.148.


1Het is mogelijk om lelmo tof buiten de volzin-structuur van (4) te plaatsen, zodanig dat zowel het "lezen" als het "weggooien" vandaag plaatsvond:

Lelmo tof, gress ef letra trempe ur mittof koldre-tijâ.
Vandaag heb ik de brief gelezen en deze weggegooid.

Zie verder § 93.88–89 voor deze linkse dislocatie van secundaire elementen.


131.99

Ook bij passieven is deletie van twee elementen in Z2 mogelijk. De volgende voorbeelden zijn voornamelijk spreektaal en de structuur in Z2 moet zo begrepen worden dat deze parallel is aan de structuur in Z1. Dit betekent bijvoorbeeld dat zowel Z1 als Z2 een passief moet zijn en dat de volgorde van S, O, E en P in beide zinnen identiek moet zijn (dus beide zinnen hebben neut.tijd, def.tijd of toek.tijd; en beide zinnen hebben óf O óf E als zinskern). Bijvoorbeeld:

(1)£ Ef vulduls1 axelije pai Lerdu2, tûre Ø1 tijâðobiyrelije noi Ø2.
 De bomen worden door Lerdu omgehakt, maar ze worden niet opgeruimd door hem.

(2)£ Elsa1 pai Petriy2 kettelitâ enn eft hordaos riyn, taufen Ø1 Ø2 crulelitâ.
    Elsa door Petriy wordt.gegeven DtO een prachtige ring, hoewel Ø Ø te.keer.wordt.gegaan
 Aan Elsa is door Petriy een prachtige ring gegeven, hoewel hij tegen haar tekeer
is gegaan.   (lett.  "... hoewel tegen haar door hem tekeer is gegaan")

131.100

Als Z1 en Z2 verschillende tijden uitdrukken (oftewel: een verschillende constituentenvolgorde hebben), is deletie van twee elementen niet mogelijk. Marginaal kan één element gedeleerd worden, voor zover de relevante constituentenvolgorde nog zichtbaar blijft. Vergelijk (2) uit de vorige paragraaf met:

(2′)?£ Elsa1 pai Petriy2 kettelitâ enn eft hordaos riyn, taufen Ø1 crulelitâ pai do2 .
    Elsa door Petriy wordt.gegeven DtO een prachtige ring, hoewel Ø te.keer.wordt.gegaan door hem
 Aan Elsa is door Petriy een prachtige ring gegeven, hoewel hij altijd tegen haar
tekeergaat.

In Z2 van (2′) drukt de aanwezigheid van het subject pai do achter het predicaat crulelitâ expliciet uit dat het hier om een neut.tijd gaat (contrasterend met de def.tijd in Z1).

131.101

In § 131.19–20 is uitgelegd dat deletie van een object- of echo-kern in een spoorpassief met inversie ongrammaticaal is omdat O of E maar een "zwak kerngevoel" heeft. Dit geldt uiteraard ook als er twee elementen worden gedeleerd. In plaats van (1a) moet (1b) gebruikt worden:

(1)a.* Blul1 trempelije quoss ef ÿrkamÿr stindiy2 , taufen Ø1 ksvennelije oras Ø2 .
 b. Blul1 trempelije quoss ef ÿrkamÿr stindiy2 , taufen Ø1 ksvennelije oras dôe2 .
 De jonge schrijver wordt nauwelijks gelezen, hoewel hij zeer geprezen wordt.

Deletie van blul is in Z2 correct, zoals uitgelegd in § 131.40.

131.102   ad § 131.64   h. Verschillende soorten bijzinnen met den

De volgende gebruiksmogelijkheden van het voegw. den zijn relevant met betrekking tot K2-deletie:

  1. om een performatieve bijzin in te leiden (§ 131.103–107)
  2. om een bijzin van doel of reden uit te drukken (§ 131.108–110)
  3. om een bijzin in te leiden na een tussenvoegsel met een verbale afleiding van een pers.vnw. (§ 131.111–112)

In geval 1. gebruikt het Nederlands meestal het voegw. "dat"; in geval 2. kent het Nederlands een infinitiefcomplement met "om te" of "door te". Een zinskern in een den-bijzin wordt in principe nooit gedeleerd in geval 1., vaak gedeleerd in geval 2., en altijd gedeleerd in geval 3. We zullen alle gevallen nader onderzoeken.

131.103   ad § 131.102   1. Den in een performatieve bijzin

Het begrip "performatief" is behandeld in Hoofdstuk 123 over de grammaticale onderschikkingen. Als den een performatieve bijzin inluidt, is K2-deletie in principe mogelijk. In het algemeen geldt, hoe langer of "zwaarder" de bijzin is, hoe gemakkelijker de deletie gaat. Bij zeer korte bijzinnen komt K2-deletie vooral in de spreektaal voor:

Elsa reppe, den eup kinure. > £ Elsa reppe, den Ø kinure.
Elsa zegt dat ze ziek is.

Elsa rajiyte, den eup arfinecû mas. > ?$/£ Elsa rajiyte, den Ø arfinecû mas.
Elsa hoopt dat ze morgen kan komen. = Elsa hoopt morgen te kunnen komen.

Elsa cônsidere, den eup luktât ef toknufÿ na tjondor sodâ. >
> Elsa cônsidere, den Ø luktât ef toknufÿ na tjondor sodâ.
Elsa vindt dat ze de afwas met gekookte soda moet doen.

Gress nert rafanavy piti Petriy, den gress nert hozâve do. >
> Gress nert rafanavy piti Petriy, den Ø nert hozâve do.
Ik wil niet aan Petriy vertellen, dat ik hem niet geloof.

131.104

In oudere literatuur wordt deletie van K2 in een den-bijzin afgekeurd, zeker in verzorgde schrijftaal. Ook Kojen-Pôt (1977) uit zijn bezwaren tegen deze vorm van deletie. In het hedendaagse Spokaans is een dergelijk deletieverbod niet meer te handhaven, omdat de praktijk anders uitpakt. Maar in het hedendaagse Spokaans is deletie wel af te raden indien er ambiguïteit met bijzinnen van doel of reden ontstaat. Dit wordt uitgelegd in § 131.110.

131.105

Sommige werkwoorden worden gevolgd door een performatieve den-zin zonder dat het performatieve aspect duidelijk waarneembaar is. Het kan dan gaan om een plan, neiging, poging of iets dergelijks dat in iemands hoofd speelt. Bij zulke zinnen wordt herhaling van de kern in Z2 als ongrammaticaal beschouwd (b-zinnen). Bijvoorbeeld:

(1)a.Do zecofe, den Ø quardere sener kinur tlokko.   (zie ook § 81.12)
 b.* Do zecofe, den do quardere sener kinur tlokko.
 Hij is genegen zijn zieke tante te bezoeken.

(2)a.Gress trace, den Ø klate Jân.
 b.* Gress trace, den gress klate Jân.
 Ik tracht Jân te overtuigen.

(3)a.Elsa cûnðiyte den Ø sterde.
 b.* Elsa cûnðiyte den eup sterde.
 Elsa is bereid om te sterven.

131.106

Merk op dat (1)–(3) eigenlijk het midden houden tussen (i) een volledige performatieve bijzin en (ii) een zin met een doelwerkw. of modaal hulpwerkw., gevolgd door een infinitief:

 (i)Do reppe, den do quardere sener kinur tlokko.Hij zegt, dat hij zijn zieke tante
bezoekt.
 Gress zjoffe, den gress klate Jân.Ik beweer dat ik Jân overtuig.
 Elsa rupke, den eup sterde.Elsa roept dat ze sterft.

(ii)Do probare beri quardere sener kinur tlokko.Hij wil zijn zieke tante bezoeken.
 Gress trije beri klate Jân.1Ik probeer Jân te overtuigen.
 Elsa ytende beri sterde.Elsa is van plan om te sterven.

1Het werkw. trije is een doelwerkw. dat gevolgd wordt door een infinitief, gemarkeerd met beri. Dit is in § 81.25 uitgelegd. In (2) (vorige paragraaf) hangt het al dan niet slagen van mijn pogingen af van de kwaliteit van deze pogingen, níét van de vraag of Jân gemakkelijk te overtuigen is. In (ii) daarentegen hangt het al dan niet slagen van mijn pogingen af van Jâns bereidwilligheid om zich te laten overtuigen. Dit onderscheid tussen trace en trije wordt gemaakt vanuit de optiek van de spreker.

131.107

Als er achter den in § 131.105 (1)–(3) nóóit een zinskern volgt, zouden vormen als quardere, klate en sterde wel als infinitief beschouwd kunnen gaan worden, zodat den feitelijk een synoniem van beri wordt, met als gevolg dat we in de toekomst zinnen kunnen verwachten als (analoog aan (ii)): Do zecofe beri quardere sener kinur tlokko, Gress trace beri klate Jân en Elsa cûnðiyte beri sterde.
Dentôr-Kurmân heeft in een artikel (1970) de ontwikkeling van de doelwerkw.n geschetst en komt tot de conclusie dat het moderne Spokaans veel meer doelwerkw.n (dus: werkw.n die gevolgd kunnen worden door beri + infinitief) kent dan het Oudspokaans, toen zulke doelwerkw.n nog gevolgd moesten worden door een finiete bijzin (al dan niet met gedeleerde zinskern). De werkw.n zecofe, trace en cûnðiyte lijken de laatste drie werkw.n in het Spokaans te zijn, die bezig zijn om een ontwikkeling naar doelwerkw. door te maken. Dentôr-Kurmân voorspelt dat het voegw. den een volwaardig synoniem zou kunnen gaan worden van de infinitiefmarkeerder beri, maar het lijkt ook goed mogelijk dat beri een vervanger wordt van den, zodra zecofe, trace en cûnðiyte "echte" doelwerkw.n zijn geworden.

131.108   ad § 131.102   2. Den in een bijzin van doel of reden

Een bijzin van doel of reden wordt in het Nederlands prototypisch uitgedrukt met een infinitiefcomplement, beginnend met "om te". Er is altijd sprake van coreferentie tussen het subject in Z1 en het begrepen subject dat bij de infinitief hoort. Voor het Nederlands geldt dat dit begrepen subject onuitgedrukt is. Het Spokaans gebruikt daarentegen een finiete constructie waarin het subject (of algemener: de zinskern) bij voorkeur gedeleerd is. Bijvoorbeeld:

(1)Kârle tinde fesért, den Ø jizjÿe sener revertafiy kura dôlze-mûles.1
 Kârle blijft thuis om zijn scriptie over vogelbekdieren af te maken.

(2)Gress nert rafanavy [ef] piti Petriy, den Ø nert qugle nelatiy ón do.
 Ik wil het niet aan Petriy vertellen, om hem niet ongerust te maken.

(3)Ef sparots pai Lerdu azeršelije, den Ø qugle omber kaf ef xolaro.
 De dennen zijn door Lerdu geplant om schaduw te geven op het terras.

In zin (3) is een passief noodzakelijk omdat K1 (ef sparots) moet corefereren met de gedeleerde K2. Het zijn de dennen die schaduw moeten geven, en niet Lerdu. Vergelijk de onlogische betekenis van de actieve variant:

(3′)® Lerdu ef sparots azerše, den Ø qugle omber kaf ef xolaro.
 ® Lerdu heeft de dennen geplant om schaduw te geven op het terras.

1In plaats van een infinitiefcomplement kan het Nederlands ook gebruikmaken van een doel-uitdrukkend voegw. als "opdat": 'Kârle1 blijft thuis opdat hij1/2 zijn scriptie over vogelbekdieren [kan] afmaken'. Zo'n zin is echter ambigu omdat het subject in Z2 niet per se hoeft te corefereren met het subject in Z1. Bovendien is deze vertaling met "opdat" minder juist omdat het voegw. "opdat" twee goede Spokaanse equivalenten kent: het voegw. cÿrs en de determinant fes/fés; deze zijn besproken in § 122.68.

131.109

Hoewel K2-deletie de voorkeur geniet als K2 per definitie aan K1 refereert (deze coreferentie is vastgelegd in de betekenis van het matrixwerkw.), blijft zo'n deletie in de spreektaal soms achterwege als er na den niet meer dan alleen een predicaat volgt, bijvoorbeeld:

(1)Dena bunmert sen ejelifare den Ø turrene. =
= £ Dena bunmert sen ejelifare den ef turrene.
 Dit toneelstuk is bedoeld om te ontroeren.

(2)Kirro tinda, den Ø chaquinde. = £ Kirro tinda den kirro chaquinde.
 Wij bleven om te praten.

In gebieden waar frequent gebruik wordt gemaakt van clitische pers.vnw.n (Zuid-Liftka, Tigof, Lomky; zie Blok 70.51), worden zulke clitische vormen ook gebruikt in zinnen als (1) en (2), dus:1

(1′)Δ Dena bunmert sen ejelifare denûf turrene.
(2′)Δ Kirro tinda denkirr chaquinde.

1Dit gebruik van clitische vormen is beschreven in Cana (1983).

131.110

Soms kan een bijzin van doel of reden opgevat worden als een performatieve bijzin. Zie de ambiguïteit in:

(1)Elsa scemre, den Ø trekkavy ef kalómba.   (zie ook § 123.33 (1))
 a.  Elsa schreeuwt om de aandacht te willen trekken.
 b.  Elsa schreeuwt dat ze de aandacht wil trekken.

In § 123.34 zijn een aantal manieren beschrijven hoe deze ambiguïteit is op te heffen. Hieraan kan nog toegevoegd worden dat voor velen de K2-deletie een duidelijke indicatie is dat alleen betekenis a. bedoeld wordt, terwijl betekenis b. expliciet gemaakt kan worden door K2 uit te drukken:

Elsa scemre, den eup trekkavy ef kalómba.
Elsa schreeuwt dat ze de aandacht wil trekken.

131.111   ad § 131.102   3. Den na een verbale afleiding van een pers.vnw.

In § 71.14 is behandeld hoe een verbale afleiding van een pers.vnw. kan dienen als tussengevoegde verduidelijking, herhaling, samenvatting of contrast. Na dit tussenvoegsel volgt altijd een bijzin met den of -lira. In deze bijzin is de zinskern verplicht gedeleerd, bijvoorbeeld:

(1)Kost frint ur gress, ef kirrane, den Ø lye wâlkân.
 mijn vriend en ik, het zijn.wij, dat [wij] beminnen elkaar
 Mijn vriend en ik, wij houden van elkaar.

(2)Ef merater ur ef mosjeus, ef ópsene, Ø sértarelira.
 de man en de vrouw, het zijn.zij, [zij] verhuizen-datVGW
 De man en de vrouw, zij samen, gaan verhuizen.

Zie ook § 123.53.

131.112

De traditionele opvatting is dat het geverbaliseerde pers.vnw. gevolgd wordt door een syntactisch ondergeschikte bijzin. In zo'n opvatting is het gerechtvaardigd om aan te nemen dat K2 gedeleerd is, want elke bijzin wordt immers geacht een zinskern te bezitten. In meer recente literatuur (bijv. Jôntiy-Vnor (1993)) wordt de voorkeur gegeven aan een analyse die zegt dat den en -lira in zulke zinnen uitdrukking geven aan een vervolg van de matrixzin, en dat er van een bijzin geen sprake is. Voor (1) is de redenatie dan als volgt: de onderliggende constructie is:

(1′)Kost frint ur gress Ω lye wâlkân.
 Mijn vriend en ik houden van elkaar.

Op de plaats van "Ω" wordt nu een kort zinnetje met een geverbaliseerd pers.vnw. tussengevoegd, met (1′′) als gevolg:

(1′′){Kost frint ur gress, ef kirrane, lye wâlkân.}

De onderbreking die er nu tussen de kern gress en het predicaat lye is ontstaan, moet als het ware weer ongedaan gemaakt worden door het predicaat expliciet met het voorafgaande deel van de zin te verbinden. Voor deze verbinding wordt dan het voegw. den gebruikt. Er is dus geen sprake van een echte bijzin, en derhalve kan er ook niet gesteld worden dat er een K2 is gedeleerd; er is slechts sprake van het niet-uitdrukken van K2.

Merk op dat er wel meer gevallen zijn dat den een pragmatische verbinding uitdrukt zonder een "echt" voegw. te zijn dat een bijzin inleidt, zoals in:

Den gress pónsât velk lebetjusz.   (§ 131.65)
Ik moet nog boodschappen doen.

waarin den een soort verbinding legt met een niet uitgedrukt "ik ben van plan om ...".


TOP
<< Hoofdstuk 130 | Hoofdstuk 132 >>

© (2000) Rolandt Tweehuysen, Kimswerd, the Netherlands