Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

3D:: {I} »dur-dimenšonalo.

3D-kabier:: {C} 3D-printer.

:: {C} reegeit, vrw ree.

ðaâche:: {K} inhouden, behelzen.

ðaag:: {I} optilbaar, op te tillen.

Daba:: {G} (stad in Neno).

Daba-Chÿrg:: {G} (stad in Neno).

Ðabâiy:: {N} (»šarkdomenn bij Daba-Chÿrg; district Neno); .

Ðaba-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Daba-Chÿrg); .

Daba-lirrotiy:: {W} .

Daba-plep:: {W} .

dabe:: {C} schar (vis) (L. Limanda limanda).

Dabe-mirra:: {W} .

dâbiy:: {I; [mv=enk]} (dl= Tjemp/Plefô/Munt); »dâmbiy.

ðâbre:: {mv} »ðâbro.

ðâbro:: {C; mv= ðâbre} monnik; ef ðâbre: (Erg) de monniken en nonnen (alg: de geestelijken); (RK) de monniken (slechts mnl).

Ðâbro-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Hajequû); .

Ðâbro-korda:: {G} (dorp; gemeente Hajequû).

ðâbro-lett:: {C} "monnikspannenkoek" (warme knapperige opgerolde pannenkoek gevuld met jam of stroop; specialiteit uit Xea en Potasÿrt).

Ðâbro-mirra:: {G} (dorp; gemeente Hajequû).

Ðâbro-pât:: {W} .

Ðâbro-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Mitâ); .

Ðâbro-pôhatos:: {W} .

Ðâbro-seerts:: {Nmv} "Monnikshuizen" (bekende rij huizen in Hajofese); ; (DOM 54).

Ðâbro-terf:: {W} .

Ðâbro-vjadûk:: {N} (viaduct; gemeente Agramo); .

Da Costa:: {F}.

dacu:: {C} kwab; lob.

Dadôcs-riygâ-fôresta:: {G} (bos; gemeente Trendon); .

Dadôcs-riygâ-pât:: {W} .

Dadôcs-riygâ-weg:: {W} .

da'e:: {I} vluchtig, snel verdampbaar.

Daeefft-helmy:: {G} (grot; gemeente Ula); .

ðâene:: {K} laten wapperen, wapperen met, zwaaien met.

ðâft:: {C} kastanje.

Dâfty:: {F}.

Ðâfty:: {G} (dorp; gemeente Pla, district Bloi).

Ðâfty-hove:: {N}

  1. (museumkasteel met restaurant, gedeeltelijk bewoond; gemeente Pla, district Bloi); ; (DOM 134-135).
  2. (prestigieus restaurant in gelijknamig kasteel op 2e etage); .

Ðâfty-hove-mirra:: {W} .

ðâftyiy:: {C; rs= ðâftyte} kastanjeboom.

Ðâftyiy-ef-Mâlf:: {G} (dorp; gemeente Feuni).

Ðâftyiy-mirra:: {W} .

Ðâftyiy-weg:: {W} .

Ðâfty-mirra:: {W} .

Ðâftys:: {N} (»wegsÿrt langs autoweg M57; gemeente Lift); .

ðâftyte:: {rs} »ðâftyiy.

Ðâfve-mirra:: {W} .

Ðafyla:: {G} (beek; gemeente Šutâ); .

ðâge:: {K} plassen (urine lozen).

ðâgel:: {C} plas (urinelozing).

ðâgos:: {C} het plassen (urinelozen).

Ðâgtame:: {G} (dorp; gemeente Blort).

Dajâs-kanol:: {G} (kanaal tussen Vendÿne-kanaal en de Kjoep-monding); .

dajer:: {A; mv=enk} sereenheid, soberheid.

dajiy:: {I; [mv=enk]} sereen (in rust).

dajyng:: {I} sfeervol.

dâk:: {C} beslag (v paard); bekleding (v voorwerp).

ðak:: {C} kaars.

ðak-armtâ:: {C} kaarslicht.

ðâkele:: {K} uitoefenen (bedrijf, baan).

ðâkelos:: {C} uitoefening (v bedrijf).

Dâkiyk-kah:: {W} .

Dâkiyk-port:: {N} (een vd havens v Mollefin); .

dakk::

  1. {I} geraakt, beledigd.
  2. {gst} »dakre.

ðak-kronâm:: {C} kandelaar, blaker.

ðâklaje:: {I} praktisch (niet theoretisch).

ðâklen:: {C} praktijk (v dokter, criminele praktijken ed).

ðâklen-koles:: {C} (alg) "praktijkschool" [school voor] lager beroepsonderwijs.

Ðâklen-Koles:: {N} (»ðâklen-koles, gezien als Spok onderwijsinstituut); .

ðâklen-riffe:: {K} in de praktijk brengen.

ðâklen-riffos:: {A} het in de praktijk brengen; praktische uitvoering.

ðâklen-sért:: {C} "praktijkhuis" (pand waar enkele artsen en aanverwante beroepen (zoals fysiotherapeut) gezamenlijk hun praktijk uitoefenen).

dakrare:: {E} beledigd zijn.

dakre:: {K; gst= dakk} beledigen.

dakros:: {A} belediging.

dâl:: {C} (lett) barrière; ef fjojae cradef ~ses (rs!), den ...: alle zeilen bijzetten om ... (alle krachten inspannen, alle obstakels wegnemen).

Dâl:: {J}.

ðal:: {C} roddelpraat.

Dâla:: {M}.

Dalariy-pônt:: {N} (brug over de Kjoep; gemeente Hoggebim); .

ðale:: {K} ~ flj/rst ón rst: roddelen over iets/iemand tegen iemand; Mariy ~ Petriy ón Elsa: Mariy roddelt tegen Elsa over Petriy.

Dâldest:: {N} (wijngaard; gemeente Lijercâ-sÿrt); .

dalet:: {C} dialect.

Dalet-chaquinders fes Spooksoliy:: {N} (boektitel); .

daletiy:: {I} dialectisch.

dalja:: {C} dahlia.

dâlme::

  1. {K} aanhalen, citeren.
  2. {E} zich afvragen.

dâlmos:: {C} aanhaling, citaat.

dâlnese:: {I} in/naar het buitenland; uitheems; in den vreemde.

dalokest:: {III} buitenom (om de buitenzijde).

dalomip:: {VZ} (plaats) uit, buiten; ef sért melde ~ ef sÿrt-ulâns: het huis staat buiten de stadsmuren.

ðalos:: {C} geroddel.

dalotoje::

  1. {III} buiten; do feldre ~: hij zit buiten; do farte ~: hij loopt buiten [rond] (beweging binnen bep grenzen).
  2. {VZ}
    1. (beweging binnen bep grenzen) buiten, uit; do farte ~ ef sért: hij loopt buiten het huis [rond];
    2. (tijd) buiten; ~ dena iyra: buiten deze periode.

dalotoje-•:: {PX} buitenlands; ~-spiryts: buitenlandse sterke drank.

dalotoje-menester:: {C} minister van buitenlandse zaken.

Dalotoje-mittors:: {W} .

Dalotoje-Pacôs Heegt-mirra:: {W} .

Dalotoje-plep:: {W} .

Dalotoje-Port-weg:: {W} .

Dalotoje-siyclo:: {W} .

Dalotoje-Tiyns:: {N} (afk= DT) [ministerie van] buitenlandse zaken.

ðalpit:: {C} roddelblad; (= »ðale + »mimpit).

ðalpjôl:: {C} roddelpraat.

Dalpšo:: |dapšo| {G} (dorp; gemeente Minâ-zutter).

Dalpšo-pât:: |dapšo-| {W} .

Dalton-laboratorym:: {N} (laboratorium in Amahagge); .

dâm:: {C} fust, vat (vrnl voor drank); mip ef labora ~: van de oude stempel.

Dâm:: {G} (rivier van Ziffon-gebergte naar Hildi-inham); ; (DOM 118/126-127).

damaef:: {C} iemand met pit, doorzetter.

damâf:: {vdw} »dama'ife.

damaif:: {gst} »dama'ife.

dama'ife:: {K; gst= damaif; vdw= damâf} onderhevig zijn aan; (fig) het slachtoffer zijn van; de dupe zijn van; vatbaar zijn voor; ef kleter lacsplan ~ velk nâs-zerfôsta: het nieuwe wetsontwerp is nog vatbaar voor wijzigingen.

damaiy:: {I; [mv=enk]} verregaand; ver gaand; ~te (rs!): te ver gaand; kâ râviy melde ~te: die opmerking gaat te ver.

Dâmarr:: {G} (natuurreservaat bij Trunschen, waar de Dâm doorheen stroomt); ; (DOM 125-126).

Dâm-âskân:: {W} .

dâmbiy:: {I; [mv=enk]} (Erg) levenslustig.

dâmena:: {C} (Erg) gebed, overpeinzing; ef kette ~ ón flj: iets overpeinzen.

dâmennt:: {C} gepeins; ef gre ânt ef ~: in gepeins verzonken zijn.

dâmenntâ:: {C} (overpeinzings- en meditatieperiode, vrnl voorafgaand aan een Reelâ-verkiezing).

dâmenntelst•:: {wst} »dâmenntelstje.

dâmenntelstje:: {U; gst= dâmentell; wst= dâmenntelst•} peinzen.

dâmentell:: {gst} »dâmenntelstje.

Dâm-greel-weg:: {W} .

ðâmm:: {I} duf, muf.

Ðamô:: {G} (stad in Jelafo).

Damôc:: {F}.

Damôc & Teefyre-Blûmt:: {N} (afk= D&TB) (voormalige bank te Trendon; .

Ðâmpi:: {G} (beek; gemeente Hajofese); .

Ðâmpi-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hajofese); .

Ðâmpi-mirra:: {W} .

dâm-poi:: {I} getapt, uit het vat (bier, wijn; in tegenstelling tot in flessen).

dâmsa:: {C} damhert (L. Dama dama).

Dâm-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Keunee); .

Dan:: {afk} »Danyl.

Ðân:: {J}.

Ðana:: {M} Diana.

Dânda:: {M}.

dândeljon:: {C} paardebloem (L. Taraxacum officinale); ef réze ja ef ~s: een potje vrijen.

Dândeljon:: {N} "Paardebloem" (Bergparel-B&B in Acaratsa); .

Dândeljon-mirra:: {W} .

Dândeljon-plep:: {W} .

Dândeljon-weg:: {W} .

Dânder-mirra:: {W} .

Dânder-seert:: {N} (boerderij; gemeente Sinto-Hanâ); .

Dâne:: {J} Daan.

Dâne Mender-Laji-mirra:: {W} .

danen:: {I; =vt v tarô 1} dichterbij; do zâre ~ dus gress: hij woont dichterbij dan ik; gress armtju'ecce eft ~ kruttater: ik geef de voorkeur aan een dichterbij gelegen kruidenier/meer in de buurt; ef durtef zurtarr ur ~: drie uur of minder; ef âktef sért ur ~: acht huizen of minder; Lerdu rinne ef erg-serstef herco ur ~: Lerdu verdient twintig herco of minder; nert A ur ~ fes B: niet zozeer A, als wel B; veeleer B dan A; Lerdu nert melde eft artiys ur ~ fes eft veldur lef kâgos: Lerdu is niet zozeer een artiest als wel een fantasievol persoon; (het gebruik v danen als vz wordt niet als correct Spok beschouwd, zoals:) do zâre ~ ef garrent dus gress (beter: do zâre vluf tarô ef garrent dus gress): hij woont dichter bij het station dan ik; »lilepiy; »tarô.

dânke:: {U} bonzen.

dânkos:: {C} gebons.

Dânliy-pât:: {W} .

ðânn:: {C} gong.

danše:: {U; vdw= dânsen} dansen; óps ~ kaf otlôgt musiyc: ze dansen op wilde muziek.

dânsen:: {vdw} »danše.

danše-sért:: {C} dancing, discotheek.

danšos:: {C} dans.

dânta:: {C} vonkenregen.

Dânta XL:: {N} (tandpastamerk); .

Danyl:: {N} (afk= Dan) (bijbel) Daniël.

Dapozes:: {F}.

daqu:: {I} (lett) rondom, in het rond.

daqujess:: {C} schaal, wijzerplaat (rond, met verdeling in uren, kilometers ed); »daqu; »jesme.

DAR:: {afk} »Dreutosriff ber Areo.

ðar:: {C} (arch/dl= Centraal-Berref) jongen, knaap.

dare:: {K} ~ [beri/den]: durven, aandurven; do nert ~ beri gûfque: hij durft niet te klagen, hij durft het niet aan om te klagen; do ~ jazy dena ÿrôm: hij durft dit werk wel aan.

dârg:: {S} (dl= Tjemp/Plefô) stevige maaltijdsoep (met uien en/of wortelen en/of bonen en/of prei); ; (DOM 84).

Ðark:: {G} (stad in Ziyp).

Darkhouse Company:: {N} (filmproductiemaatschappij, in Conityje); .

ðârlo:: {I; =ot v pert 1} [het] meest; ef ~ veldurs: de meeste mensen; gress trempe pert tur do trempe ~: ik lees veel maar hij leest het meest; »pert.

ðârlotiy:: {C} hoeveelheid; eft ~ rifo pleko: een hoeveelheid zand.

ðarmiy:: {C} [berg]dal.

Ðarmiy-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Xeno); .

ðarmiy-lék:: {S} daslook (L. Allium ursinum).

Ðarmiy-mirra:: {W} .

Dârn:: {J}.

dârnel:: {S} raaigras (vrnl in samenstellingen als Enelandes-~ = Engels raaigras, of Teujan-~ = kweek).

Daro Gabanos:: {N} (transportbedrijf, in Noniy); .

Darola-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Xariy); .

Darola-lirrotiy:: {W} .

Darola-mirra:: {W} .

Darola-siyclo:: {W} .

daros:: {C} durf.

Daros ur Huch:: {N} (afk= DUH) "Durf en Overwinning"

  1. (naam ve harmonie in Tulÿnn); .
  2. (naam ve amateurtoneelgezelschap in Vega); .

Darôx:: {N} (eenvoudig, stijlvol pension in Drufpôl); .

dârte:: {U} ijlen (in koorts).

dârter:: {U} (lett) iemand die ijlt van de koorts; (fig) iemand die wartaal uitslaat; warhoofd.

dârtos:: {C} geijl.

dârtyg:: {C} sandaal.

Darynðiy:: {G} (beek; gemeente Mena); .

das::

  1. {VG} (positieve voorwaarde) maar dan, en dan; tu pratog lelmo luppor, ~ tintât fesért mas: je mag vanavond uit, maar dan moet je morgen thuisblijven; (sequentieel) en dan, en vervolgens; Tonja qugle eft strek ón Qurt, ~ Styna obezjerÿne do: Tonja geeft Qurt een klap, en vervolgens lacht Styna hem uit; (en vervolgens; niet echt als "doel") eup putto ef malodée na dÿfo, ~ eup sterdo mintof eft paqur kinâ-zirdos: ze hield het componeren voor gezien, om vervolgens na een lang ziekbed te sterven (das als dt heeft deze sequentiële interpretatie echter NIET!); ~ ... fit: maar dan wel ....
  2. {DT} (positieve voorwaarde) maar dan, en dan; tu ~ pratog lelmo luppor, tu perkilóme beri tinde fesért mas: je mag vanavond uit, maar dan moet je morgen thuisblijven; Lerdu ~ lorertecû teâk mikar kôtagjes, do pert smurf perkilóme beri feszolle: als Lerdu zo'n dure villa kan kopen, dan moet hij wel veel geld gespaard hebben.
  3. {III} (arch/poe) »dus 1.

Ðašâ:: {G} (stad in Ales).

Dâslo:: {F}.

dâsnû::

  1. {VG} (negatieve voorwaarde) maar dan niet, en dan niet; (evtl nert in bijzin) gress kette 10 ón tu kaf tim aðiyk, ~ [nert] wempe-tûe!: ik geef je voor de laatste keer 10 en zeur dan niet meer.
  2. {DT} (negatieve voorwaarde) maar dan niet, en dan niet; (evtl nert in bijzin) gress ~ kette 10 ón tu kaf tim aðiyk, tu [nert] gelderilóme beri wempe: ik geef je voor de laatste keer 10 , maar dan mag je niet meer zeuren.

Dâstajy-âskân:: {W} .

Dâstajy-Opper:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Amahagge); .

Dâstajy-seerts:: {W} (buurtschap); .

Dâstajy-Wefot:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Amahagge); .

DAT:: {afk} »Depârtemen furt Dalotoje-Tiyns.

datas:: {Cmv} data (gegevens).

datôc:: {I; =mt v horit 1} [het] minst vroeg; Petriy ur gress levere riyfain horit, tur gress levere ~: Petriy en ik staan altijd vroeg op, maar ik het minst vroeg; »horit.

Datriy:: {F}.

dâts:: {C; mv= ~e} dadel (vrucht); »todâtsÿ.

dâtse:: {mv} »dâts.

dâtse-vildul:: {C} dadelpalm.

datumas:: {C; mv= datumâse} datum; kaf ef ~ (vz-uitdr) (afk= ked): de dato; ked 030490: dd 3 april 1990.

datumâse:: {mv} »datumas.

datumas-kleter:: {I} recent (vd laatste datum).

datumere:: |..ÿje| {K} dateren, van een datum voorzien.

Daufenbach-mirra:: {W} .

David:: {J}.

David Cohen uLG:: {N} "David Cohen & Co" (groot makelaarskantoor te Amahagge); .

Daviyt:: {J}.

dâxa:: {C} (klassieke dichtvorm met 4 coupletten v elk 4 strofes).

dazâf::

  1. {S} (soort chocolademelk; kinderdrankje).
  2. {I} duizelingwekkend, daverend.

dazen:: {I} verward (spreken, praten).

dazen-mux:: {C} wartaal.

dazenne:: {C} [feest]gedruis; rumoer.

Dazy:: {M}.

ðâzyhinne:: {E} ef ~, den ...: het valt niet te ontkennen dat ...; toegegeven moet worden dat ...; (den kan NIET door een •lira-constructie vervangen worden).

Dâzzertyl:: {J} (Peg).

DB-TV:: {afk} »doffiy-blakker-televišo.

DBŸ-lacs:: {afk} »Dreutos-burâg-ÿrôniyka-lacs.

DC:: {afk} »Dreumân Cômpanðo.

DD:: {I} »dur-dimenšonalo.

DD-kabier:: {C} 3D-printer.

de:: {C} (naam vd letter D).

De:: (Ned lw; Fra vz: zie lemma's hieronder).

De Atlantische talen:: {N} (boektitel); .

De la Bouillère:: {F}.

De Labouillaire ur Steefj:: |Spok: sté; Peg: stéf/stéƒ| {F}.

de Noord:: {F} (Ned).

de Peñafort:: {F} (Spa).

Ðeâcla-mirra:: {W} .

Dead prepositions alive:: {N} (tijdschriftartikel); .

Dead tense or death tense:: {N} (tijdschriftartikel); .

Debando:: {F}.

Ðebantiy:: {G} (stad in Ales).

Ðebânto:: {F}.

ðebbe:: {I} »iðebbe.

Debussy:: {F}.

dec:: {C} dek (v schip).

decadiy:: {C} decennium.

decadiysot:: |dekadisot| {I} decennialang.

decaniy:: {C} deken, decaan.

decann:: {C} (RK) deken, priester.

decc:: {S} aanslag, condens.

decce::

  1. {K} doen beslaan; ef huma luktôsta ~ ef wÿjos: het vochtige wasgoed doet de ruiten beslaan.
  2. {Upr} beslaan, aanslaan (vocht op ruiten ed).

dec-kloitt:: {C; mv= ..-klôt} zwabber, scheepsjongen.

dec-klôt:: {mv} »dec-kloitt.

dec-lados:: {C} deklading, deklast.

declarašo:: {C} [belasting]aangifte; ; »deklarašo.

declare:: {K} (alg) verklaren; (belasting) aangifte doen.

declarelira:: {I} in ieder geval; in alle gevallen; ~, gress sen nert vone ef: hoe dan ook, ik ben het er niet mee eens.

declaros:: {A} verklaring; ef qugle eft ~: een statement geven.

decort:: {SC; mv= ~eo; rsmv= ~ett} visioen.

decorteo:: {mv} »decort.

decortett:: {rsmv} »decort.

decs:: {C} deksel (alg); klep (in motor).

decs-strek:: {C} klepstoter (in motor).

decto:: {afk} »defekšo-cÿrefe-todreutÿ.

deðâliy:: {I; [mv=enk]} olijk, guitig, ondeugend, [vrolijk] spottend.

ðédam:: {III} achteruit (fig: verslechterend).

ðédamarte::

  1. {U} achteruitgaan (fig: verslechteren).
  2. {SC} achteruitgang (fig: verslechtering).

dedde:: {U} babbelen.

deddos:: {C} [babbel]praatje.

ðée:: {K} (alg) drukken, duwen; (fig) aanzetten, opjagen; ~ bleftess: (fig) achteruitstellen, opzijzetten; ~ sumâ {Upr}: aandrukken tegen, aanduwen tegen.

ðée-cnô:: {C} drukknoop, drukker (aan kleding); drukknop, drukschakelaar.

ðée-ðônos:: {K} samendrukken.

Deefcvâf:: {W} (buurtschap); .

Deelff:: {F}.

ðéelira:: {I} dringend; eft ~ naxyfolos: een dringend advies.

Deelm-weg:: |dém-| {W} .

ðeér:: {C} proces (alg, behalve rechtszaak).

ðéer:: {C} streber, eerzuchtig mens.

Ðeerbâl-terf:: {W} .

Deerma-plep:: {W} .

Deerma-weg:: {W} .

Ðeersiy:: {G} (dorp; gemeente Iji).

Ðeer-weg:: {W} .

ðée-rÿte:: {C} (afk= ðr) (Spok eenheid voor druk: 1 ðée-rÿte = 1ðr = 1r/:tr = 1 rÿte/ins² = 0,205 g/cm²); .

Deeter::

  1. {F}.
  2. {G} (voormalig dorp).

Deeter-pârc:: {N} (sportcomplex; gemeente Hirdo); .

Deeter-plep:: {W} .

Deeter-tômp:: {N} (graf; gemeente Moze-Lâpranâ); .

def:: {C} bloemengeur.

DeF:: {afk} »Demokratiy-Farte.

defekšo:: {S} afval (restmateriaal: officieel).

defekšo-cÿrefe-todreutÿ:: {C} (afk= decto) afvalverbrandingsinstallatie (AVI).

defekšo-cÿrefos:: {S} afvalverbranding.

deff:: {I} doof.

ðeff:: {SC} berusting, gelatenheid.

ðéff:: {gst} »ðéfje.

deffer:: {C} dove, doof persoon.

deffiy:: {C} doofheid.

definiere:: |..ÿje| {K} definiëren.

definišo:: {C} definitie.

definiteff:: {I} (alg) definitief; (taalk) Spok verleden/voltooide tijd (uitgedrukt met tempus-sx »•a of »•o, of met woordvolgorde SOV).

ðéfje:: {K; gst= ðéff} verslappen, verminderen (aandacht).

ðéfjos:: {A} verslapping, vermindering (aandacht).

defô:: {C} plaag (ziekte).

défoe:: {I} (fig) eindeloos.

defôliya:: {C; rs= defôliyte} (Erg) vrw plaaggeest (vooral de met name genoemde Vyriy, Cana en Lâc; altijd in deze volgorde genoemd!); óps preltiyses ef ~s!: ze kunnen de tyfus/kanker krijgen! (vulg).

Defôliya-siyclo:: {W} .

defôliye:: {K} kwellen, plagen.

defôliyos:: {A} kwelling, het plagen.

defôliyte:: {rs} »defôliya.

deft:: {C} (pej) wijf, onaangenaam vrouwmens.

DEG:: {afk} »Distrycciy Energiy Glûfiy.

Degas-mirra:: {W} .

degenereratjen:: {C} dégénéré; gedegenereerd persoon.

degenerere:: |..ÿje| {U} degenereren.

DEG-Gara:: {N} (voormalige garage in Amahagge); .

DEG-Medi:: {N} (groepspraktijk in Amahagge); .

degradašo:: {C} degradatie.

degradere:: |..ÿje| {K} degraderen.

ðé-gre-fest:: {C} bajonetsluiting.

ðé-gre-lelder:: {C} bajonetfitting (voor gloeilamp).

Degroot:: {F}.

DEG-seert:: {N} (gebouw met sportfaciliteiten in Amahagge); .

déhâr:: {C} zegepraal, triomf.

déhâr-ârc:: {C} triomfboog.

déhâre:: {E} zegevieren; overwinnen.

déhâriy:: {I} (lett) zegevierend, triomfantelijk.

déhâros:: {A} zegepraal.

de-jet:: (= ðet = djet = d-jet) {C} (naam vd letter Ď in dit woordenboek en verder in het Spokanisch Archief geschreven als ð/Ð); »jet.

Dejiygfu:: {G} (dorp; gemeente Xâ ja ef Prusots).

deka•:: {PX} deca• (in het Spok zijn de deka-vormen (en ook desi•, senti• ed) gebruikelijk zodra een maat of gewicht hiermee met een kleiner, geheel getal uitgedrukt kan worden; (bijv) 2 dekalitriy = 20 liter; 21 litriy (en niet: 2,1 dekalitriy) = 21 liter; »deka-.

dekagrâma:: {C} (afk= dkg) decagram, 10 gram.

dekalitriy:: {C} (afk= dkl) decaliter, 10 liter.

dekameter:: {C} (afk= dkm) decameter, 10 meter.

dekeniy:: {C} rechter (persoon die recht spreekt; ook abstract: rechtszaak); ef fesjikate ef ~: de rechter inschakelen (een rechtszaak beginnen).

dekeniy-tôp:: {C} (hoge hoed zoals rechters die dragen); ; (DOM 117).

dekir:: {S} kreupelhout.

dekir-vycc:: {S} vogelwikke (plant) (L. Vicia cracca).

Dekir-vycc-mirra:: {W} .

deklarašo:: {C} declaratie (lijst v ingrediënten en andere karakteristieken die op etiketten v voedingsmiddelen moeten worden vermeld; de wetgever heeft bedacht dat deklarašo in deze specifieke betekenis met een k geschreven moet worden); »declarašo.

deklarašo-utykett:: {C} declaratie-etiket (etiket op voedingsmiddelen waarop de verplichte voedingsdeclaratie vermeld staat; vaak een apart etiket aan de achterzijde van een pak of fles, maar eventueel ook op het hoofdetiket zelf; »deklarašo.

deklinašo:: {C} (taalk) verbuiging.

deklinere:: |..ÿje| {K} (taalk) verbuigen.

ðekmâc:: {I} officieel; van hogerhand; formeel.

ðele:: {U} (alg, behalve v personen) trillen, vibreren; (mbt personen) klappertanden.

delfenn:: {C} dolfijn (L. Delphinus delphis); martel ~: bruinvis (Phocoena phocoena).

delft-blotter:: |delf-| {I} Delftsblauw [aardewerk].

delg:: {C} dolk.

delg-lofa:: {C/S} schermhavikskruid (L. Hieracium umbellatum).

Delka-weg:: {W} .

Delle:: {W} .

delpe:: {K} begraven (alg); (bij doden alleen als het om een illegale/criminele handeling gaat; vgl. »terrafane); do ef lekk ~ fes ef arâbe: hij heeft het lijk in de tuin begraven.

delpe-fes:: {K} ingraven.

delper:: {C} (alg) kuil; (dl= Plefô) tinmijn (dagbouw in Azÿ-gebergte).

delperrere:: {K} graven.

delperreros:: {C} het graven.

Delper-weg:: {W} .

delpos:: {C} begraving; dat wat begraven is.

delpos-fes:: {C} ingraving.

Delst:: {F}.

delta:: {C} delta.

Delta-plep:: {W} .

demandiy:: {C} [huwelijks]aanzoek.

demarrine:: {K} fokken.

demarriner:: {C} fokstier.

demarrinos:: {C} fok, het fokken.

demarriyn:: {C} fokkerij.

demokrašo:: {C} democratie.

Demokrater:: {C} Democraat (in Amerika).

demokratise:: {I} democratisch.

Demokratise Zampôr-Ûn:: {N} (afk= DZ) "Democratische Volksunie" (politieke partij); .

demokratisere:: |..ÿje| {K} democratiseren.

demokratiseros:: {C} democratisering.

Demokratiy-Farte:: {N} (afk= DeF) "Vooruitgang van de Democratie" (politieke partij); .

Demon:: {N} (internationale internetprovider); .

demonise:: {I} demonisch.

demonstrašo:: {C} demonstratie.

demonstrere:: |..ÿje| {U} ~ fes/mip: demonstreren voor/tegen.

demonstrerer:: {C} demonstrant.

den::

  1. {BT} (tijdsbepaling) als, wanneer, dat; ef tof, ~ do prate: de dag als/wanneer hij vertrekt; fes ef mink, ~ eup pónzo lef 60 zempers, belt merater sterdo: in de week dat ze 60 werd, stierf haar man.

  2. {VG} dat; gress nute, ~ do arfine: ik hoor dat hij komt; (soms wordt een bijzin met den vertaald door een infinitief-complement) do rajiyte, ~ [do] arfine mas: hij hoopt morgen te komen; hij hoopt dat hij morgen kan komen; (leidt indirecte rede in als performatief ww achteraan staat) ~ do pratât mas, Petriy blompe: hij vertrekt morgen, beweert Petriy; (vgl) Petriy blompe, do pratât mas: Petriy beweert, dat hij morgen vertrekt; (den blijft in spr soms achterwege in korte zinnetjes) gress quistare, tu prate: ik vind het goed dat je vertrekt; (spr: inleidend bij korte zinnetjes) ~ gress pónsât velk lebetjusz: ik moet nog boodschappen doen. »•lira.

dena:: {AW; enk-concr/semc} (neutraal) die, dat, deze, dit; bô ÿc, lelmo bûst ur ~ peple: die eik [daarginds], deze beuk [hier] en die/deze populier [in het midden]; ~ kost oto: deze/die auto van mij.

ðenc:: {C} teil, tobbe, vat; ~ [lef trôchâs]: (pop) vehikel, gammel voertuig.

ðenciy:: {I} verlopen, verliederlijkt.

denðon:: {C} galm, weerkaatsing.

denðone:: {U} galmen (weerkaatsen).

denerami:: {VG} (positieve voorwaarde) in/voor het geval dat; ralputte-tûe ef ké, ~ gress nert melde fesért!: neem de sleutel mee voor het geval ik niet thuis ben!.

den Haan:: {F} (Ned).

Denis:: {J} Dennis.

denise:: {C} Deens (taal).

denjen:: {C} kerker; (daar vele archaïsche woorden op het gebied vd krijgs- en bouwkunde op het sx »•ân eindigen, komt ook de variant denjân voor; het gebruik v deze hypercorrecte vorm is af te raden); »dônjen.

Denmarka:: {Cef} Deense vrouw.

denmarko:: {IIef} Deens bv.

Denmarko:: {G} Denemarken.

Denmarko-mirra:: {W} .

Denmarky:: {Cef} Deen.

denme:: {E; gst= denn} hagelen.

denmos:: {S} hagel; ef plurre ~ (dl= Liftka/Brÿr): het hagelt.

Denmos:: {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Vlel); .

denn::

  1. {III} pas dán, eerst dán; (in een bijzin neemt denn de plaats in vh vg den, zodat denn het karakter v vg krijgt) do zjoffe, ~ do arfinecû (en niet: do zjoffe, den do arfinecû denn): hij beweert dat hij pas dán kan komen; »den.
  2. {gst} »denme.

Denper:: {G} Dnjepr.

Denper-mirra:: {W} .

Denper-weg:: {W} .

dens:: {BT} (tijdsbepaling in mv; arch) als, wanneer, dat; mics terrats, ~ do prate: alle dagen als/dat hij vertrekt; »den.

Dentôr:: {F}.

Denys:: {J} Dennis.

Denysa::

  1. {M} Denise.
  2. {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Zar); .

ðéor-fes-molarriy:: {I} verstoord (kijken).

ðéos:: {C} (alg) druk, duw; (fig) aanzetting, opjaging; (in auto) gaspedaal.

ðép:: {C} zweer, ontstoken plek.

depârtemen:: {C} departement, ministerie (minister met zijn naaste medewerkers en de kantoren met alle ambtenaren; vgl »menestery; »Depârtemen).

Depârtemen:: {N} Departement, Ministerie (overheidsinstantie met een minister aan het hoofd); .

depârtemena:: {I} departementaal, ministerieel.

Depârtemena Preše-harbos:: {N} (afk= DPH) "Ministeriële Persdienst" (vgl Rijksvoorlichtingsdienst, maar dan alleen mbt de ministeries; in Hirdo); .

Depârtemen furt Agrariša, Môpeh ur Ebezze:: {N} (afk= AME) (ministerie); .

Depârtemen furt Agrariša ur Môpeh:: {N} (afk= AUM) (voormalig ministerie); .

Depârtemen furt Dalotoje-Tiyns:: {N} (afk= DAT) (ministerie); .

Depârtemen furt Ekonomiy, Weelfa'ecos ur Tegnolôiy:: {N} (afk= EWT) (ministerie); .

Depârtemen furt Entraferos ur Rekreašo:: {N} (afk= EUR) (ministerie); .

Depârtemen furt Fesdu-Tiyns:: {N} (afk= FET) (voormalig ministerie); .

Depârtemen furt Fesdu-Tiyns ur Lydos-nâs-vobaros:: {N} (afk= FEL) (ministerie); .

Depârtemen furt Generâl Tiyns:: {N} (afk= GET) (voormalig ministerie); .

Depârtemen furt Generâl Tiyns ur Cômunikašo:: {N} (afk= GTC) (ministerie); .

Depârtemen furt Helten, Ubara-menah ur Cônsumeratjen-tiyns:: {N} (afk= HUC) (ministerie); .

Depârtemen furt Infrastrukturiy ur Šarkiffos:: {N} (afk= IŠA) (ministerie); .

Depârtemen furt Kolestiy, Tibân ur Kûra:: {N} (afk= KTK) (ministerie); .

Depârtemen furt Milju ur Šaðôr:: {N} (afk= MUŠ) (ministerie); .

Depârtemen furt Šark ur Knurfel:: {N} (afk= ŠUK) (voormalig ministerie); .

Depârtemen furt Sošalo-tiyns, Ÿrôm ur Efantoiy:: {N} (afk= SŸE) (ministerie); .

Depârtemen furt Tibân ur Kûra:: {N} (afk= TUK) (voormalig ministerie); .

Depârtemen furt Ubara ur Ôc-zutos:: {N} (afk= UUZ) (voormalig ministerie); .

ðépe:: {U} zweren, ontstoken zijn.

deportašo:: {C} deportatie, wegvoering.

deportere:: |..ÿje| {K} deporteren, wegvoeren (ook dieren naar het slachthuis).

deputt:: {C} afgevaardigde.

dequ:: {C} mitrailleur; »dreutequutû.

ðér:: {S} leder, leer (gelooide huid).

ðéra:: {I} lederen, van leder gemaakt; ef musts melde ~: de schoenen zijn van leer.

Derain-mirra:: {W} .

derângere:: |..ÿje| {U} (fig) scheef, fout, de verkeerde kant opgaan (v persoon).

ðér-chént:: {C} miterus ~: (naar juchtleer ruikende paddenstoel op bergweiden: L. Camarophyllus russocoriaceus).

Dercs::

  1. {F}.
  2. {G} (dorp; gemeente Oofo).

Dercs-nûrcus:: {N} (autoveer op de Krappa); .

Dercs-weg:: {W} .

Dercs-zeces:: {G} (dorp; gemeente Oofo).

Dercx:: {N} (herberg bij Hajofese); .

Dercx-dâl:: {G} (bergrug; gemeente Hajofese); .

Dercx-wuma-poh:: {W} .

Derebâtje:: {G} (stad op Garos).

ðériygt:: {C} punaise.

derjiy:: {I; mv=enk} deerlijk, jammerlijk; ~ [melde] ón dena mimpit: [dat is] zonde voor dat boek.

Derjiy ón dena miyna-câne:: {N} (titel toneelstuk); .

Derjôna-nûrcus-weg:: {W} .

ðérlot:: {C} wijnzak (v leder).

dérma:: {C} klaproos (in Spok vrnl ruige klaproos: L. Papaver argemone); presÿr ~: gewone klaproos (L. P- rhoeas).

dermatolôche:: {C} dermatoloog, huidarts.

dermatologise:: {I} dermatologisch.

dermatolôiy:: {C} dermatologie.

Dermehhy:: {F}.

Ðermsûra:: {N} (Bergparel-pension in Quandepâ); .

derr:: {C} (pop) schat[je], liefje.

Ðerrce:: {F}.

Ðerriy:: {F}.

derrs::

  1. {C} ketel.
  2. {Cef} baksteen (voorwerp).
  3. {Sef} baksteen (materiaal).
  4. {I} bakstenen, van baksteen gemaakt.

derrs-drôm:: {C} pauk.

Derrs-mirra:: {W} .

Derrs-weg:: {W} .

derser:: {C} warmwaterkan; eft pûl ~: een stomme trut.

ðerunt:: {I} zeldzaam, sporadisch.

Deruter:: {F}.

derviy:: {I; =ot v tildâ} [het] slechtst, meest slecht; óps nert melde ef ~n šôts, ...: zij zijn niet de minsten ...; »tildâ.

ðéryf:: {C} lederen riem, strook, ceintuur; (= »ðér + »ryf).

des:: {afk} »desembry.

ðesate:: {K} [af]stijgen (ve paard); óps ~ sener blofs: ze stijgen van hun paard [af].

Descartes:: {F}.

desembry:: {Cef} (afk= ds of des) december.

deshertel:: {C} (arch) december.

desi•:: {PX} deci•; »deka•.

design:: |Eng. / (spr) desÿnn| (de Spok uitspraak wordt als onverzorgd beschouwd, maar steeds meer gebruikt door mensen uit creatieve beroepen die zelf met design bezig zijn)

  1. {S} design.
  2. {I} design.
»desÿnn.

desigrâma:: {C} (afk= dg) decigram.

desilitriy:: {C} (afk= dl) deciliter.

desimaliy:: {C} decimaal (zn).

desimalo:: {I} decimaal (bv).

desimeter:: {C} (afk= dm) decimeter.

Ðesse:: {J}.

ðést:: {I} taai.

dester:: {C} (alg) woestijn; (dl= Centraal-Berref) door regen of storm verwoest korenveld.

dester-karé:: {C} "schip van de woestijn", kameel.

dester-ljÿniy:: {C} (lett) oase.

Dester-plep:: {W} .

destinašo:: {C} bestemming, reisdoel.

destinere:: |..ÿje|

  1. {K} bestemmen.
  2. {Upr} ~ furt: bestemd zijn voor.

destineror:: {I} ~ furt: bestemd voor.

destineros:: {C} bestemming (alg).

desÿnn:: {C} ontwerp; »design.

desÿnne:: {K} ontwerpen.

ðet:: {C} »de-jet.

detecterr:: {C} detector.

detekmip:: {C} detective (boek).

detekteff:: {C} detective (persoon).

determinent:: {C} determinant.

Determinents ur furtplašas:: {N} (tijdschriftartikel); .

Determinents ur yplemerers:: {N} (tijdschriftartikel); .

dett:: {C} praatje (vaak niet geheel waar); quista ~s: mooie praatjes.

ðette:: {K}

  1. aantrappen (met de voet aanstampen).
  2. (dl= Cheetuc) verklikken, verraden.

detÿle:: {K} detailleren; [gedetailleerd] omschrijven.

detÿll:: {C} detail.

detÿll-ferbiy:: {I} gedifferentieerd.

detÿlos:: {C} detaillering; [gedetailleerde] omschrijving.

deût:: {I} bits, vinnig.

DEV:: {afk} »Devendos-depârtemen.

devendos:: {C} afweer, noodweer, verdediging, defensie.

Devendos-depârtemen:: {N} (afk= DEV) (ministerie); .

devendos-menester:: minister van defensie {C}.

devenseff:: {I} verdedigend, defensief.

déverân:: {C} (alg) donjon (grootste toren ve kasteel); (in Zuid-Spok: losse uitkijkpost in de buurt ve kasteel); »•ân.

Deverbalizing of subordinate clauses:: {N} (tijdschriftartikel); .

devijate::

  1. {K} omleggen, omleiden (v weg/route).
  2. {U} ~ rifo: (lett/fig) afwijken van.
  3. {C} [weg]omlegging.

devijatos::

  1. {C} het [tijdelijk] omleggen van een weg/route.
  2. {A} afwijking.

Devjâ:: {M}.

Dewyt:: {F}.

dezze:: {U} fluisteren (met trillende stembanden).

dezzos:: {C} gefluister (met trillende stembanden).

dg:: {afk} »desigrâma.

DH:: {afk} »dres-harbos.

di:: {DT} (vormt toek tijd, al dan niet met een speciale woordvolgorde of ww-sx'n) gress ~ trempu ef mimpit: ik zal het boek lezen; do ~ déhâre!: hij zal zegevieren!; do reppa, den do ~ trempui ef mimpit: hij zei dat hij het boek zou lezen (dat heeft hij dus ook gedaan).

dia:: {C; rs= ~t} dia, lantaarnplaatje.

diagnoses:: {mv} »diagnoss.

diagnoss:: {C; mv= diagnoses} diagnose.

dialektolôiy:: {C} dialectologie.

dia-megg:: {C} diavoorstelling.

diametra:: {C} (alg) diameter; »dyjametra.

diat:: {rs} »dia.

diatat:: {C} diaprojector, toverlantaarn.

diatonise:: {I} diatonisch.

Dibâ:: {afk} »Distrycciy Bibliotekke ur Ârgeff.

Dicorona:: {F}.

didas:: {C} gymschoen, gympie.

dide:: {K} genoegen nemen met.

Diederik:: {J} (Ned).

Diego-Garsiy:: {G} Diego Garcia.

diesel:: |dissel| {C} dieselmotor.

ðiess:: {I} ontspannen, rustig.

diet:: {rs} »diô.

Diez:: {F}.

Diezyrgh:: {N} (uitgeverij in Gasky); .

diffiyk:: {I} moeilijk; ef melde ~ beri [riffe eft quergos lef ef kindis]: het is moeilijk om [een afspraak met de koning te maken]; ef melde fes eft ~ stânt: het moeilijk hebben.

diffiyksel:: {C} moeilijkheid.

diftôngašo:: {C} diftongering.

diftôngere:: |..ÿje| {K} ~ [helkara]: diftongeren [tot].

Diga.côm:: {N} (fabrikant v computerchips en andere digitale componenten, te Ies); .

digi:: {I} (spr) digitaal; (vaak in samenstellingen:) eft ~-curs: een digitale cursus.

Digi:: {N} (maandblad voor computers, software, netwerken ed); .

digi-fesende:: {K} inloggen.

Digifôrma:: {N} (computerwinkel in Conityje); .

digi-mipende:: {K} uitloggen.

digitala:: {I} digitaal.

digitalisere:: |..ÿje| {K} digitaliseren.

dijode:: (= diode) {C} diode.

Dika Kabi:: {N} (voormalige uitgeverij in Blort); ; (DOM 212).

diktaterr:: {C} dictator.

diktaterÿ:: {I} dictatoriaal.

diktaturiy:: {C} dictatuur.

dila:: {S} dille (L. Anethum graveolens).

Dill:: {G} (rivier van Azÿ-gebergte naar de Ÿp); .

diller:: {C} drugsdealer.

Dilliscop:: {F} (Eng).

diluvve:: {C} zondvloed.

dimenšo:: {C} dimensie.

dimenšonalo:: {I} dimensionaal.

dina:: {N} (merk v benzine, diesel- en smeerolie); .

dinelo:: {C} diner, avondeten; fes ~: aan het diner; óps melde fes ~: ze zitten aan het diner.

DInIS:: {afk} »Distrykalo Industriela Informašo-sentrym.

diô:: {SC; rs= diet} god; luft ~!: in godsnaam!; kost ~!: jeetje!, o mijn god! (verbazing, opgewondenheid).

Diô:: {N} God; fes ~ex ef zôr: onder Gods hoede.

diode:: {C} »dijode.

Diôe:: {F}.

diôi:: {SC; rs= diót} godin (Erg).

diôi-bamico:: {C} venusspiegel (plant) (L. Specularia).

Diôi-ðôrcel:: {W} .

Diôi-jakâm:: {G} (vlakte in district Renô); .

Diôi-môjôl:: {N} (molen in gemeente Halepoai); .

Diôi-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Diôi-plep:: {W} .

Diôi-sÿrt:: {G} (dorp; gemeente Harâfloja-Ÿrtuhaj).

diôiyba:: {SC} godheid.

Diôiyer:: {F}.

diô-lelde:: {!} godverdomme! (vrnl bij boosheid).

diô-probaros:: {A} ef jabince lef ~: oogluikend toestaan.

Diô-prusot:: {G} (dorp; gemeente Hier).

diô-quanka:: {C} vóórnaam; alle vóórnamen van iemand tezamen.

diót:: {rs} »diôi.

diôte:: {I} goddelijk.

diótea:: {I} goddeloos.

diô-vlukk:: {C} godslastering.

DIP:: {afk} »Distrykalo Instituša furt Poire-jakâm Šéntriyos.

diplomašo:: {C} diplomatie.

diplomata:: {C; mv= ~s} diplomate.

diplomatiyc:: {I} diplomatiek.

diplomato:: {C} diplomaat.

Diplomato-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

diplomm:: {C} diploma.

diplommer:: {C} gediplomeerde, iemand die een [bepaald] diploma behaald heeft.

dira:: {DT} (positieve voorwaarde; bijzin in de toek tijd, uitgedrukt met di; dira mag ook weggelaten worden) als, indien, mits; tu [dira] pónze eft zlef, quandro tu di âlpilóme bent eft kredek: je krijgt een paard, mits/indien je eerst zelf een stal bouwt.

Dirâc-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Sa Crono); .

Dirâc-weg:: {W} .

direcc:: {I} direct, rechtstreeks.

direcc-sompiy:: {I} rechtlijnig (fig).

directeff:: {SC} richtlijn (juridisch: bindend voorschrift).

direkter:: {C} hoofdcommissaris (v politie).

Dirr:: {F/J}.

dirt:: {S} vuil, smerigheid.

dirtare:: {K} vervuilen, bevuilen (sterker dan dirte).

dirtaros:: {C} vervuiling, bevuiling.

dirte:: {K} verontreinigen (minder sterk dan dirtare).

dirter:: {C} vuiligheid.

dirtiy::

  1. {Cef} verontreiniging (dat wat verontreinigt).
  2. {I} vuil, smerig.

dirtos:: {C} verontreiniging (wat verontreinigd is).

disc:: {C} schijf.

discônto:: {C} disconto.

disimilašo:: {SC} dissimilatie.

disjungašo:: {C} afscheiding, het afscheiden.

disjunger:: {C} afscheiding (iets dat ergens v afgescheiden is).

disjungere:: |..ÿje| {K} afscheiden, afzonderen.

disjungos:: {C} afscheiding (iets dat twee dingen v elkaar scheidt, zoals een hek of schot).

disko:: {C} disco[theek].

diskrepanšo:: {C} discrepantie.

diskriminašo:: {C} discriminatie.

diskriminere:: |..ÿje| {K} discrimineren.

diskušo:: {C} discussie; ef ðobiyre flj lo ~: iets ter discussie stellen; ef rate ef ~: de discussie voeren.

diskutere:: |..ÿje| {E} discussiëren, discuteren; ~ rifo flj: discussiëren over iets.

dislosta:: {SC} »dislostra.

dislostiy:: {I} »dislostriy.

dislostra:: {SC} waan.

dislostriy:: {I} in een waan verkerend; een idee-fixe hebbend.

dismyse:: {K; vdw= dismyst} ontslaan.

dismysos:: {C} ontslag.

dismyst:: {vdw} »dismyse.

disputt:: {C} dispuut.

dist:: {Iid} goedaardig||kwaadaardig; eft ~ pak âfry ef cubu: een goedaardige kerel; eft ~ fitrutos lef poir: een goedaardig gezwel; eft ~ hurt lef nucer ynts: een kwaadaardige hond; eft ~ fitrutot (rs!): een kwaadaardig gezwel; eft ~ pakke (rs!): een kwaadaardige kerel.

Dista:: {M}.

distânt:: {C} afstand; lóf eft ~ rifo 300m: over een afstand van 300 m; fes eft ~ rifo 4km: op 4 km afstand; ef wencate flj furt ~: (lett/fig) iets op een afstand houden.

distingašo:: {C} onderscheid; ef ~ rifonn A helkara B: het onderscheid tussen A en B.

distingere:: |..ÿje| {K} onderscheiden.

distingeror:: {I} onderscheidend; specifiek.

distribuere:: |..ÿje| {K} verdelen, distribueren.

distribušo:: {C} verdeling, distributie.

distributerr:: {C} verdeler (in automotor).

districa:: {C} streek, gebied.

Districa Empecho BC:: {N} (voetbalclub in Empecho); .

districa-zâre:: {U} buiten, op het platteland wonen.

distrycc:: {C} district, provincie (in Spok: de 5 grootste »mennilesets ("hoofdeilanden") zijn onderverdeeld in elk 2 of meer districten).

Distrycc-fini-Nutter:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Šeftaliy); .

Distrycc-fini-Zutter:: {N} (tankstation langs de M8; gemeente Šeftaliy); .

distrycciy:: {I} districtaal (betr een Spok district; met nadruk op het gebied).

Distrycciy Bibliotekke ur Ârgeff:: {N} (afk= Dibâ) "Districtale Bibliotheek en Archieven" (gloednieuw gebouwencomplex in Bôrâ); ; (DOM 73-74).

Distrycciy Energiy Glûfiy:: {N} (afk= DEG) "Districtaal Energie Bedrijf" (voormalig energiebedrijf in het district Jelafo); .

Distrycciy Ool-kafchošos:: {N} (afk= DOK) "Districtale Olie-winning" (petrochemische industrie in Vlament); .

distrycc-korsamen:: {C} "districtsrechtbank"; .

Distrycc-korsamen:: {N} (»distrycc-korsamen, gezien als Spok instantie).

Distrycc-lirrotiy:: {W} .

Distrycc-seert:: {N} "Districtshuis" (gebouw waar het Districtsbestuur is gehuisvest); .

Distrycc-weg:: {W} .

distrykalo:: {I} (alg) regionaal; (met nadruk op bestuur ve Spok distrycc) districtaal; ef lokalo én ~ politiycs (mv: twee soorten politiek): de lokale en districtale politiek.

Distrykalo Fôresta:: {G} (bos; gemeenten Kurriy en Lammafin); .

Distrykalo Industriela Informašo-sentrym:: {N} (afk= DInIS) "Regionaal Industrieel Informatiecentrum" (museum in Knolbol); .

Distrykalo Instituša furt Poire-jakâm Šéntriyos:: {N} (afk= DIP) "Districtaal Instituut voor Milieu-inspectie" (instantie in Milbo); .

ditša:: {C} sloot.

dius:: {C} op[een]stapeling; stapel; houtvoorraad voor 1 winter (om te stoken).

diuse:: {K} opstapelen.

diusos:: {C} opstapeling, het opstapelen.

divân:: {C; mv= ~a} divan.

divâna:: {mv} »divân.

divers:: {II} diverse.

Ðivvâs:: {G} (dorp; gemeente Kros).

Ðivve-jakâm:: {G} (vlakte op zuidpunt v Plefô); ; (DOM 103).

Ðivve-knurfel:: {G} (beek door de Ðivve-jakâm); .

Ðivve-Kylbâ:: {G} (»ûpk-areû in district Plefô).

Ðivve-Opper:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Tulÿnn); .

Ðivve-Wefot:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Tulÿnn); .

diy:: {C} (arch) echtgenoot, echtgenote, andere partner; »cÿrlo-diy; »tlokko-diy.

ðiyc:: {C} deuk; gress lelperre eft ~: ik heb een knorrende maag.

ðiycsû:: {C} (lett) deuk; (fig) inbreuk.

ðiycynare:: {K} saboteren.

ðiycynarer:: {C} saboteur.

ðiycynaros:: {C} sabotage.

ðiycyne:: {K} inbreuk maken op.

ðiycynos:: {A} het inbreuk maken op.

Diyfiy:: {J}.

Diyfy:: {J}.

ðiygt:: {mv} »ðyg.

Diykarât-plep:: {W} .

Diylt:: {J}.

diym:: {I} mat, wazig.

diym-glaza::

  1. {Sef} matglas.
  2. {I} matglazen, van matglas gemaakt.

diymÿjo:: {C} matglazen ruit.

Diyn:: {G} (dorp; gemeente Hâcÿr).

Diync:: {F}.

Diyncsa-mirra:: {W} .

diynden:: {S} (spr) gebeier.

diyndenne:: {U} beieren.

diyndennos:: {C} gebeier.

Diyndijaka:: {W} (straatnaam/buurtschap); .

Diyn-fôresta:: {G} (bos; gemeente Hâcÿr); .

ðiynk:: {C} stengel, steel.

ðiynkbâl:: {C} magere griet; lange slungel (zowel mnl als vrw).

ðiynk-krono:: {I} kaarsrecht.

Ðiynk-plep:: {W} .

Diyns:: {M}.

Diynta:: {M}.

ðiynts:: {C} kapje, hoedje (zonder rand).

diyrâ:: {DT} (negatieve voorwaarde; bijzin in de toek tijd, uitgedrukt met di; evtl nert in bijzin) tenzij, indien niet; gress ~ rÿte, ef [nert] di bidalilóme: ik rijd paard, tenzij het regent/indien het niet regent.

diyslôste:: {I} »diyslôstre.

diyslôstre:: {I} ontgoocheld, ontnuchterd.

diyst:: {III} aaneen, aan elkaar.

Ðiyst:: {G} (riviertje; gemeente Tejho-Klea); .

diyst-clošor:: {I} aaneengesloten.

Diysterhynne:: {G} (voormalig eilandje voor de kust bij Lift); .

Diysterhynne TC:: {N} (rederij, hoofdkantoor in Lift); .

Diyster-lirrotiy:: {W} .

Ðiyst-mesâ:: {G} (bos; gemeenten Seertzeekoles en Tejho-Klea); .

diystym:: {C} graafschap.

diyvre:: {C} kruipende of blauwe muurpeper (alleen in Spok) (L. Sedum repens).

Diyvre:: {N} (sinds 1992 de nieuwe naam vh »Flipflorlurfel te Lift, thans een Grand Café); ; (DOM 136).

Diyx:: {J} Dick.

Ðiyzze:: {F/J/M}.

Dizjeft-pât:: {W} .

djakiy:: {C} diaken.

djamanta:: {I} diamanten, van diamant gemaakt; met diamanten bezet.

djamantiy:: {S} diamant (materiaal).

Djamantiy-lirrotiy:: {W} .

Djamantiy-mirra:: {W} .

djamantiyn:: {C} diamant (steen); diamanten voorwerp.

djamantiy-ôtosmatjen:: {C} diamantslijper.

Djeñga:: {M} (Gar).

Djeršâcje:: |ðeršâkje| {F}.

djet:: |ðet| {C} »de-jet.

d-jet:: {C} »de-jet.

djibutiy:: {IIef; mv=enk} Djiboutiaans (bv).

Djibutiy:: {G} Djibouti.

Djibutiyna:: {Cef} Djiboutiaanse vrouw.

Djibutiyny:: {Cef} Djiboutiaan.

Djoeten-pârc:: {W} .

DK:: {afk} »Doffiy Kolini.

d.k.b.:: {afk} (= dotoje kost »blûmtiffos).

dkg:: {afk} »dekagrâma.

dkl:: {afk} »dekalitriy.

dkm:: {afk} »dekameter.

dl:: {afk} »desilitriy.

DL:: {afk} »dollar.

dlâc:: {I} ongemanierd, lomp.

Dlajjevÿ:: {F}.

dlave:: {U} verspríngen (niet in 1 lijn liggen; ook v datum).

dlavos:: {C} versprínging.

Dleebro:: {F}.

dlett:: {III} afgelopen, voorbij; ef kormondô meldelira ~ = ef ~ meldelira kormondô: de voorbije/afgelopen zomer.

dloânafiy:: {C} "gedoogbrief" (schriftelijke toestemming gericht aan het »distrycc-korsamen, zoals de Spok wet eist als iemands "particuliere rechten" door overheids-toedoen geschonden [zouden kunnen] worden).

dloâne:: {K} dulden, gedogen.

dloânos:: {A} het dulden, gedoging.

dlofatjen:: {C} kassier.

dlofatjena:: {C} caissière.

dlofe:: {K} opzijschuiven, opzijzetten; kirro ~cos éfti ef lu'ettos: we kunnen niet meer van de overeenkomst af.

dlofer:: {C} telraam.

dlofos:: {C} het opzijschuiven, het opzijzetten.

dlynâ:: {III; vt= dotriy; ot= sfûntâ; vk= stârt; mt= pojâ} niet graag, ongaarne; met tegenzin; liever niet.

Dlÿst::

  1. {F}.
  2. {N} (railvervoerbedrijf in Minde en Gralkrich); .

dm:: {afk} »desimeter.

DM:: {afk} »dÿfo-mux.

ÐM:: {afk} »ðÿmÿrômiy-mipzâlbinasos.

ÐM-eren:: {afk} »ðÿmÿrômiy-mipzâlbinasos-eren.

ð.n.f.:: {afk} (= ðônos na »fort).

DNM:: {afk} »dÿfo-nalalôvos-mannatjen.

do::

  1. {C} do (muzieknoot).
  2. {PV; 1niv-3enk-mnl} hij, hem; ~ zerfe Petriy: hij ziet Petriy; Petriy zerfe ~: Petriy ziet hem; ~ Elsa = Elsa ur ~: Elsa en hij; flifados ~: hij die aardig is; obezjerelira ~: hij die lacht; (als soort add bij familietitel) ef ~ frera rifo Elsa: hij, de broer van Elsa; (pluralis majestatis) Do Huron Herco Loefe 4, Kindis rifo Spooksoliy: Wij Huron Herco Loefe IV, Koning van Spokanië; (poe: bij uitdrukkingen voor "regen") ~ bidale: het regent; ~ tiyste: het hoost; »•ex.

:: {PV} (arch); »dôe.

ðô::

  1. {S} dauw; ef ropjare ~: het dauwt, er hangt dauw.
  2. {III} erop af; ef melde ~ kaf flj: afkomen op iets; pijâ ~: recht toe recht aan; do zerfe ~ ef lense: hij kijkt recht in de lens.
  3. {VZ} (richting) op ... af; do arfine ~ gress: hij komt op mij af.

ðô•:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »ðô 3; »ðô-.

Doa:: {M}.

doa•:: {PX.c > c} zwart.

Doaboert-terf:: {W} .

doacÿrpep:: {S} zwarte peper.

doakerly:: {C} zwartrok (scheldnaam voor RK geestelijke).

doalÿnt-hâme:: {C} zwartstreeptjiftjaf (komt vrnl op Vlociys en Rurf voor) (L. Phylloscopus striata).

Doaplinker Lostô:: {N} (voetbalclub in Lostô); .

doascvÿze:: {U} zwartwerken (zonder belasting te betalen).

doascvÿzos:: {C} zwart werk (zonder belasting te betalen).

doatustûr:: {S} (donker roggebrood in vierkante vorm, vaak met stroop, uit Zuidoost-Jelafo); .

ðobiyre:: {K} plaatsen; [neer]zetten (hoger dan breed/lang); do ~ ef prûla tygtja ef krur: hij zet de bezem tegen de muur (vgl »pilde); ef ~ rst jag: iemand in het ongelijk stellen; ef ~ A lo B: A voorstellen als B; ef ~ flj lo diskušo: iets ter discussie stellen; ef ~ ef kloppa lo tradam: de klok vooruitzetten (als deze achter loopt); ef ~ rst kaf eft wâriy: iemand een standje geven; ef ~ flj fes ef gros: iets aan de praat krijgen; »la'ycâ; »ponto.

ðobiyre-fes:: {K} inladen (v lading); do ~ ef sviba: hij laadt de koffer in.

ðobiyre-mip:: {K} uitladen (v lading); do ~ ef sviba: hij laadt de koffer uit.

ðobiyror:: {I} gevestigd (al lang bestaand).

ðobiyros:: {C} staanplaats; het neerzetten; plaatsing; (vrnl chemisch) neerslag, afzetting.

ðobiyros-fes:: {C} inlading, het inladen (v lading).

ðobiyros-mip:: {C} uitlading, het uitladen (v lading).

ðobo:: {I} verkeerd.

ðoboe:: {E; vdw= ~r} verkeerd zijn; het verkeerd hebben; gÿrs ~ kusami: u bent hier verkeerd (tegen iemand die op een verkeerd adres aanbelt); tu ~ ef šôts: dat heb je bij het verkeerde eind; (tdw: geeft speciale constructie) do farte-hups nert ~lira, do di mešanu kiygt jazy: al loopt hij hard, hij zal toch te laat komen; ef bidale nert ~lira, quardere kirro ef fenta jazy: al regent het, we zullen zeker naar het feest gaan; kirro melde ~lira familas, felisitere kirro do kiykirot: al zijn we geen familie, we zullen hem toch feliciteren.

ðoboer:: {vdw} »ðoboe.

ðoboos:: {A} het verkeerd-zijn; het verkeerde, dat wat er verkeerd is.

dóc:: {C} pen (stevige vogelveer).

Dôccajiyt :: {W} (stadswijk in Amahagge); .

dôchâmp:: {C} raar mens, vreemd type.

ðóciy:: {I; [mv=enk]} gemeen (vals; gevaarlijk); ef knyfo melde ~ sgârf: het mes is gemeen scherp.

Dock-Wood:: |Eng.| {N} (new-age restaurant in Amahagge); .

ðoðaðo:: {C} (vlugge Spok volksdans waarbij de vrouwen snel ronddraaien).

dode:: {U} uitsterven.

Doder-sÿrt:: {G} (dorp; gemeente Xemân).

Doder-sÿrt-weg:: {W} .

dodor:: {I} (lett) uitgestorven, niet meer bestaand.

dodos:: {C} uitsterving.

Doe:: {G} (stad in Ziyp).

dôe:: {PV} (passieve afleiding v do 2) hij, hem; blul vâpjelije ~: hij wordt geplaagd; (indirecte imperatief) trempe-~ ef mimpit: laat hij het boek [eens] lezen; (causatief) gress trempe-~ ef mimpit: ik laat hem het boek lezen; ik geef hem het boek te lezen; »do; »•ex.

Doec:: {N} (7-Up-achtige frisdrank v fabrikant Steelâ in Lammafin); ; (DOM 93).

Doec-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Sinto-Groje en Ozaneto a/e Prek); .

Doec-nûrcus:: {N} (voetveer op de Firani); .

Doec-sluše:: {N} (schutsluis in het Amahagge-kanaal; gemeenten Sinto-Groje en Tejho-Klea); .

doere:: {U} (verbale afleiding v do 2) ef ~: hij is het, dat is hij; ef zâft ~: hij is de dief; kost ~lira frera: hij, mijn broer; ef ~, té cÿrtiravy iftam: HIJ wil wel helpen; kost doeror nurp: hij, mijn vroegere baas; (algemene bewering) ef nert ~ beri nie sest qundrés: hij is er niet voor om zulke karweitjes op te knappen; (arch: met object) ef ~ sener frinta: hij met/en zijn vriendin; »do.

doétare:: {U} afsterven (langzaam sterven: v bos ed).

doétaros:: {C} het afsterven (zn).

doéte:: {E} sterven, heengaan; do doéto tjâg kânks: hij is aan kanker gestorven.

doéte-âp:: {I} sterfelijk.

doételira::

  1. {tdw} stervende; ef paine ~: op sterven liggen.
  2. {I} schurftig, goor, smerig.

doét'kurre:: {I} nert ~: onsterfelijk.

doétos:: {C} sterfte.

Doezâde-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeenten Laloje en Tuniy); .

dôf:: {C} voedster, haas (vrw); poes (vrw).

dófa:: {C} dreun, opdonder.

dófa-kette:: {K} ~ rst: iemand een dreun verkopen, een opdonder geven.

ðoféne:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets afleren.

doffâr:: {C} braam[bes] (vrucht); »todoffârÿ.

doffâr-flyddere:: {C} braamspinner (L. Thyatira batis).

doffârs-lyotû:: {C} bramenstruik.

doffer:: {C} (euf) zwarte (neger).

doffiy::

  1. {C} (pej) zwarte (neger).
  2. {S} zwartsel (poeder om kachels zwart te maken); zwarte schoensmeer.
  3. {I} zwart.

Doffiy-agru:: {G} (bergtop in Ziffon-gebergte; 1126 m hoog); .

doffiybâ:: {C} zwarte bes.

Doffiy-Berga:: {N} (bewoond kasteel; gemeente Amentôlestu); .

Doffiy-Berga-mirra:: {W} .

doffiy-blakker-televišo:: {C} (afk= DB-TV) zwart-wittelevisie.

doffiyen:: {C} zwart; zwarte kleur; rouwkleding; zwarte kleding; eup farte fes ~s: ze is in de rouw; ze gaat in het zwart gekleed.

Doffiy Fôresta:: {G} (bos; gemeente Plekotex); .

doffiy-helk:: {C} zwarte mees (L. Parus ater).

Doffiy-hove:: {N} (kasteelruïne; gemeente Sinto-Colostiy); .

Doffiy-hove-mirra:: {W} .

Doffiy Kolini:: {N} (afk= DK) "Zwarte Steen" (Spok Grondwet, genoemd naar de zwarte steen waarop Koning Mazu Côhale in 1521 de voorloper vd huidige grondwet liet beitelen); .

Doffiy-mirs:: {F}.

Doffiyn Dûfts:: {N} "Zwarte Duivels" (studentenrestaurant in Hirdo); .

Doffiyn Dunjes::

  1. {G} (duingebied; gemeenten Jedenfals en Plekotex); .
  2. {N} (crematorium bij Plekotex); .

Doffiy Plep:: {W} .

Doffiy Prûgt:: {N} (wonderlijk monument, of is het alleen een kunstwerk?; gemeente Troebasÿrt); .

doffiy-radiše:: {C} rammenas.

Doffiy Uza:: {N} "Zwarte Kruis" (Bergparel-hotel in Granô); .

doffiy-vélp:: {C} grote mantelmeeuw (L. Larus marinus).

Doffiy-weg:: {W} .

doffiy-zjol:: {S} antraciet.

Ðofiympû-mirra:: {W} .

Ðofiyry-mirra:: {W} .

Ðôfšâ-weg:: {W} .

ðofšiy:: {I; [mv=enk]} zo gauw mogelijk; pijlsnel.

ðôft:: {C} (spr) tiet, borst.

doggybag:: {N} (commerciële radio- en tv-omroep); .

dôghurt:: {C} bloedhond.

ðôgiffe:: {U} opstappen (weggaan).

dôgma:: {SC} dogma.

ðôhenn:: {III} af-en-aan (rijden); mintof ef treno-moplariy ef kinânolacs ufirfire ~: na het treinongeluk rijden de ziekenauto's af en aan.

ðôiy:: {I} (fig) treffend, raak geschoten.

dojelpe:: {K} ophijsen.

dojelpos:: {C} het ophijsen; dat wat opgehesen wordt, hijslast.

dok::

  1. {C} dok (voor schepen).
  2. (doker) {I} (arch/dl= Zuid-Berref) donker (geen licht).

DOK:: {afk} »Distrycciy Ool-kafchošos.

Dôk:: {F}.

doka:: {III} (spr) natuurlijk, vanzelfsprekend; »pirandoka.

dokast:: {C} dokwerker.

doker:: {I} »dok 2.

Doker:: {N} (belangenbehartiger voor bioscoopexploitanten; in Benû); .

dokerat:: {C} bioscoop.

ðôkette:: {K} ~ ón: herinneren aan (doen denken aan); dena kloppa ~ eft korda-taris ón gress: die klok doet mij denken aan een kerktoren.

ðô-ketter:: {C} vrouwenmantel (plant) (L. Alchemilla vulgaris).

dókiy:: {C} roedel (herten ed).

ðôkôltos:: {C} toevloed.

dokumentâs:: |..tas| {mv} »dokumentos.

dokumentašo:: {C} documentatie (vastleggen v feiten).

dokumentos:: {C; mv= dokumentâs} document, akte, verklaring, officieel schrijven.

dokumentos-buros:: {C} archiefbrand (in Spok een veel voorkomend verschijnsel; vaak werden archieven moedwillig in brand gestoken door fanatieke Erg aanhangers die vinden dat het verleden niet bewaard mag worden); ; (DOM 33).

dokverf:: {C} stam (mensen).

dokverfe:: {K} afstammen van/uit.

dokverfer:: {C} afstammeling.

dokverfos:: {C} afstamming.

Dola:: {M}.

ðôlate:: {S} sparrengroen.

ðôle:: {C} spar[renboom] (L. Abies); blakker ~: zilverspar (L. A- alba); blotter ~: (Spok variant vd zilverspar: L. A- spocanica); presÿr ~: fijnspar (L. Picea abies).

Ðôle-jacâm-Nutter:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Kurriy); .

Ðôle-jacâm-Zutter:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Kurriy); .

Ðôle-mirra:: {W} .

ðoliych:: {I} eventueel.

dollar:: {C} (afk= DL of $) dollar; eft ~-amain-jeji: een bankbiljet van tien dollar.

dôlmen:: {C} hunebed, dolmen.

Dôlmen-mirra:: {W} .

Dôlty:: {F/J}.

dolys:: {C} (kleedruimte in Erg kerk).

dolysta:: {C} (alg benaming voor een Erg ritueel).

dôlze:: {C} wilde eend (L. Anas platyrhynchos).

Dôlze Bôm:: {F}.

Dôlze-knurfel:: {G} (nette naam voor »Dôlze-pee).

dôlze-mûle:: {C} vogelbekdier.

Dôlze-pee:: {G} (modderige waterstroom in Ergânt-moeras); ; (DOM 147).

Dôlze-plep:: {W} .

dóm:: {I} sloom, suf; (spr) aangeschoten, dronken.

ðomâg:: {III} jammer.

Domel:: {F}.

ðô-meldor:: {vdw} afgekomen (op); do ierquare ef ~ ÿvânas kaf ef soza: hij verjaagt de wespen die op de worst zijn afgekomen; »ðô.

domenn:: {C} landgoed, domein, bosgebied (staatseigendom).

domenner:: {C} eigenaar ve landgoed (met name ve »šarkdomenn).

domenneren:: {C} feodaal stelsel (zoals in Spok heerste).

Domenner-knurfel:: {G} (beek door het landgoed Tenta-jakâm); .

Domenner-pât:: {W} .

Domenn-weg:: {W} .

Dominica:: {G} Dominica.

dominicer:: {C} dominicaan (mnl lid v RK kloosterorde).

Dominicer:: {Cef} Dominicaan (uit de Dominicaanse Republiek).

dominicera:: {C} dominicanes (vrw lid v RK kloosterorde).

Dominicera:: {Cef; mv= ~s} Dominicaanse vrouw.

Dominicer-wâlka:: {C} Dominicaner orde; .

dominiciy:: {IIef; mv=enk} Dominicaans (bv: uit de Dominicaanse Republiek).

Dominiciy Republicâ:: {Gef} Dominicaanse Republiek.

Dominico:: {J} (Ita).

domino:: {C} domino[spel].

dominomerr:: {C} dominospeler.

dominomerre:: {U} domineren, domino spelen.

dominomert:: {C} dominospel (alle stenen bij elkaar).

dominotiyn:: {C} dominosteen.

domiy:: {C} dom[kerk].

Domiy-lirrotiy:: {W} .

Domiy-plep:: {W} .

Domiy rifo ef Quista Cubus:: {N} (domkerk in Tosiy); .

ðômk:: {C} (trommel op 1 poot, voor religieuze treurmuziek, vooral op Oost-Berref); .

ðômpe:: {U} duikelen, tuimelen.

ðômper:: {C} duikeling, tuimeling.

ðômpos:: {C} geduikel, getuimel.

Ðomytara-rônter:: {W} .

Ðomytara-weg:: {W} .

don:: {afk} »donatof.

dôn:: {C} heer (v gegoede stand).

Dona:: {G} Donau.

Dona-mirra:: {W} .

donašo:: {C} donatie.

donaterr:: {C} donateur.

donatof:: {Cef} (afk= dt of don) donderdag.

Dona-weg:: {W} .

dônde:: {U} brallen, schreeuwen (met harde stem je mening verkondigen).

Dônder:: {F}.

dôndiy:: {I} brallend, schreeuwerig.

doner:: {C} donor (iemand die orgaan, weefsel ed afstaat); voor de Wet op orgaandonatie, zie .

Doner:: {N} Donar (Germaanse god).

Dongen:: {F}.

Ðônha:: |ðônha/ðônja| {G} (dorp; gemeente Foteuso).

Ðônha-belt:: |ðônha-/ðônja-| {G} (dorp; gemeente Foteuso); (DOM 52/53).

Ðônhe-lofa:: |ðônhe-/ðônje-| {S} gewone veldsla (L. Valerianella locusta).

Ðônherivo:: |ðônhe../ðônje..| {G} (dorp; gemeente Ziffon-belt).

Ðônhe-ses:: |ðônhe-/ðônje-| {G} (stuwmeer in het Ziffon-gebergte, oorspronkelijk een natuurlijk meer); .

Ðônhe-ses-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Foteuso); .

dônjen:: {C} torenkamer; (daar vele archaïsche woorden op het gebied vd krijgs- en bouwkunde op het sx •ân eindigen, komt ook de variant dônjân voor; het gebruik v deze hypercorrecte vorm is af te raden); »•ân; »denjen.

donne:: {K} dragen, ophebben, omhebben (sjaal, hoofddeksel ed; NIET kleding om het lichaam, zoals jas, rok, broek ed); (arch/jur) voeren (v vlag).

Dônne:: {G} (vruchtbare heuvels in het stroomgebied vd Trendon, ten noordwesten v Hirdo); .

Dônne-âskân:: {W} .

Dônne-pât:: {W} .

Dônne-poentel-Opper:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Tenkô); .

Dônne-poentel-Wefot:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Tenkô); .

donnos:: {C} het dragen, het ophebben, het omhebben (v sjaal, hoofddeksel ed; NIET kleding om het lichaam, zoals jas, rok, broek ed); (arch/jur) het voeren, voering (v vlag).

ðônopros:: {C} samenleving, maatschappij.

ðônos:: {III} samen (met elkaar; in elkaars gezelschap; als één geheel beschouwd); tegelijk (op hetzelfde moment); ef ten sours arfine-fes ~: de twee zusters komen samen/tegelijk binnen; ef gâsz arfine-fes ~: de gasten komen tegelijk/samen binnen; »wâlkân e; »hédân e.

ðônosamare:: {K} ~ [mip]: samenstellen [uit].

ðônosamarer:: {C} samensteller.

ðônosamariy:: {I} samengesteld.

ðônosamaros:: {C} (lett) samenstelling, iets wat samengesteld is; compilatie.

ðônosame:: {C} (fig) samenstel, combinatie.

ðônos-ðobiyre:: {K} combineren.

ðônos-ðobiyros:: {A} combinatie.

ðônose:: {K} samenvatten.

ðônosef:: {VZ/VG} (betrekking) tegelijk met, samen met; gress vende ~ Petriy helkara zirrot: ik ga samen met Petriy op vakantie (in elkaars gezelschap); Mariy ~ Petriy riffe eft mintepot promirret: Mariy maakt samen met Petriy een lange wandeling; (= »ðônos + »lef); »ðônosfortiy.

ðônoseldos:: {C} samenzijn (zn); eft kittianer ~: een gezellig onderonsje; (= »ðônos + »meldos).

ðônos-folte:: {K} opvouwen, samenvouwen.

ðônos-foltos:: {C} het opvouwen, het samenvouwen.

ðônosfortiy:: {VZ2n} (tijd) tegelijk met, gelijktijdig met; gress vende ~ Petriy helkara zirrot: ik ga gelijktijdig met Petriy op vakantie (dus NIET in elkaars gezelschap); »ðônosef.

ðônosiy:: {I} bijeen, bij elkaar.

ðônosmiype:: {K} associëren.

ðônosmiypos:: {A} associatie.

ðônosos:: {C} samenvatting, wat samengevat is.

ðônos-riffe:: {K} (alg) construeren; (v krant) opmaken.

ðônos-riffos:: {C} (alg) constructie; (v krant) opmaak.

ðônos-rófto:: {C} coalitie.

ðônosrôme:: {K} meewerken met, samenwerken met.

ðônosrômos:: (= »ðônos + »ÿrômos)

  1. {C} (lett) samenwerking, het samenwerken, het gemeenschappelijk met elkaar werken.
  2. {A} samenloop (v omstandigheden); (fig) samenwerking (onderlinge invloed).

ðônos-rupke:: {K} bijeenroepen.

ðônos-rupkos:: {C} bijeenroeping.

ðônos-šefce:: {K} opstropen (mouwen).

ðônos-šefcos:: {C} opstroping, het opstropen.

ðônos-slape:: {U} copuleren.

ðônos-trekke:: {U} (fig) samenspannen, onder één hoedje spelen.

ðônos-trekkos:: {A} (fig) samenspanning.

ðônos-ÿrôm:: {C} samenwerk[ing]; lef ~ rifo/tukst (vz-uitdr): in samenwerking met.

ðônos-zâros:: {C} samenwonen (zn).

ðont:: {C} keukenmeisje.

donut:: {C} donut (rond baksel (zoet brood) met een gat erin).

ðop:: {C} hak (v schoen).

ðôpaine:: {K} verlagen (belasting, loon ed).

ðôpainos:: {A} verlaging (belasting, loon ed).

ðôpâre:: {K} strijken (zeil, sloep).

ðôpârka:: {C} sloep.

ðôpâros:: {C} het strijken (v zeil, sloep).

ðôpecc:: {C} kosten (zn); ef ksvenne ef ~ rifo flj: iets bekostigen.

ðôpecce:: {K} een koop beslissen; zeggen dat je met de koop akkoord gaat.

ðôpecc-ksvennos:: {A} bekostiging.

ðôr:: {I} dor.

ðorae:: {U} verschrompelen, rimpelig worden.

Ðoraor teldos:: {N} (titel toneelstuk); .

Ðorâs:: {G} (stad in Jelafo).

Dôrcâ:: {F}.

ðôrce:: {K} kruisen.

ðôrcel:: {C} kruising, kruispunt, viersprong (v wegen).

Ðôrcel-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Harâfloja-Ÿrtuhaj); .

ðôrcos:: {C} kruising, het kruisen (alg).

Dordogne:: |dôrdonn| {G} Dordogne (Franse rivier).

Dordogne-mirra:: |dôrdonn-| {W} .

Dordogne-weg:: |dôrdonn-| {W} .

Doregt-quntiyst:: {G} (ondergrondse waterloop; verbinding met de Ziffon); .

dorémy::

  1. {Cef} toonladder.
  2. {I} (iro) muzikaal; eft ~ efanty: een muzikaal wonderkind.

ðormt:: {I; =vk v tildâ} minder slecht; Petriy zjoffe, âlkool meldelira ~ dus tobacc: Petriy beweert dat alcohol minder slecht is dan tabak; »tildâ.

Dorotea:: {M}.

Dorothania:: {M}.

Dorothea:: {M} (Ned).

Dorothy:: {M} (Eng).

dort:: {C} steenbolk (vis) (L. Trisopterus luscus).

Dorteje:: {M} Dorothea.

Dôryto:: {J}.

Ðôs:: {F/J}.

dose:: {C} dosis.

dose-qurte:: {K} doseren (bepaalde dosis vaststellen/geven).

dótân:: {SC} zege; »•ân.

ðôte:: {I} bedauwd, dauwig.

Doterwille:: {F} (Ned).

ðôtinde:: {U} uitblijven (niet komen); verhinderd zijn (niet kunnen komen); ef kjôndor gulderôsta ~: de aangekondigde verbeteringen blijven uit.

ðotoch:: {C} [gewone] oorworm (L. Forficula auricularia).

dotoje:: {VZ} (betrekking) buiten, afgezien van, behoudens; rst ~ rifo ef politiyc-siyclos: iemand van buiten de politiek; ef tildâ wónzol ~ ef, eft olla mirros meldo: afgezien van het slechte weer was het een fijne wandeling; ~ kost blûmtiffos (afk= d.k.b.): buiten mijn medeweten; ~ ef âl ...: nog daargelaten of...; ef pilde flj ~ ef: iets daarlaten; iets buiten beschouwing laten; (eig gereduceerde vorm v dalotoje 2); »dalotoje.

dotriy:: {III; =vt v dlynâ} met meer tegenzin; meer ongaarne; Elsa quardere dlynâ ef ynt-medikiy, tur gress paine ~ ef: Elsa gaat niet graag naar de tandarts, maar ik nog minder; »dlynâ.

dott:: {I} (lett/fig) uitgestorven, geheel en al verlaten.

ðôtvoke:: {K} zich onderscheiden van (in positieve zin anders zijn dan).

ðôtvoke-carakterr:: {SC} signatuur (specifiek kenmerk); eft quiyrda lef câtoliyc ~: een krant van katholieke signatuur.

ðôtvokos:: {C} onderscheiding (prijs).

douba:: {C/S} mist, nevel.

douba-grulôt:: {C} mistbank.

Douba-seert:: {N} (voormalige galerie in Amahagge); .

doube:: {E} misten; ef ~ graviy: er hangt een dikke mist.

doubiy:: {I} mistig, nevelig.

Double negation in Spocanian:: {N} (tijdschriftartikel); .

Dourain:: {N} (kasteelruïne; gemeente Piroes); .

dóvârda:: {C; mv= ~s} ezelin.

dóvârda-lappos:: {C} nuk, gril, rare kuur.

ðôvende:: {U} uitgaan (jas, sokken).

ðô-vendos:: {C} toeloop (v mensen).

Dovjanâ:: {M}.

dôx:: {C} opwachting, plechtig bezoek; ef paine ef ~: zijn opwachting maken.

Dôxa-weg:: {W} .

dôxe:: {K} verwachten; stus nert ~ teâk ocÿrma frópjÿ eft diplomato: zulk gedrag verwacht men niet van een diplomaat; gress ~ do fes belt fort: ik verwacht hem spoedig.

dôxor:: {vdw} verwacht; langverwacht.

dôxos:: {A} verwachting.

Doyen:: {F} (Fra).

ðo'yte:: {C} (lett/fig) puinhoop.

doytô:: {C} [wam]buis, kiel.

DPH:: {afk} »Depârtemena Preše-harbos.

DQ:: {afk} »dreutequutû.

ðr:: {afk} »ðée-rÿte.

Dr.:: {afk} »dramo.

dra::

  1. {I} weldra, aanstonds, zo[dadelijk]; gress arfine ~: ik kom zo.
  2. {VG} (natijdigheid) zodra [als]; tu tumog ef mimpit tukst gress, ~ gress enn ef trempe: je mag het boek van me lenen, zodra ik het gelezen heb.

drabone:: {K} betrappen (inbreker); ef ~ rst fes ef flecs: iemand op heterdaad betrappen; ef gekker ~ eup luft ef ÿjepsaros: de leraar betrapt haar bij het spieken.

drabonos:: {C} het betrappen.

draca:: {C} draak, monster.

Draca:: {N} "Draak" (monster dat in het Ozÿ-ses schijnt te wonen; tevens naam vh kunstwerk dat Fôns Domel-Fla'ecc in dit meer heeft gemaakt (1995)).

draca-kroff:: {C} libel (met [enigszins] plomp lichaam); blotter ~: platbuik (libel) (L. Libellula depressa).

dracc:: {C} bakbeest.

drâf:: {C} (alg) vizier (v harnas); (arch/poe/dl= Peg) gezicht; voorkant van het hoofd.

Drâfottsa-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Kwâgseert); .

drâfte:: {U} (dl= Peg) harnas/uniform/rijkostuum aantrekken ("het vizier/gezicht bedekken", dwz een specifieke uitrusting aandoen die uit losse onderdelen bestaat: jas, broek, laarzen, pet, helm, kuras, ed); eup ~, putte ef kylk ur farte helkara ef kredek: ze trekt haar rijkostuum aan, pakt het rijzweepje en loopt naar de paardenstal; »•te; »tece.

drâfy:: {C} rouwmantel (vlinder) (L. Nymphalis antiopa).

dragatjen:: {C} boodschapper; (sprkw) eft ~ nert ripje sener néng furt ef: het is niet om over naar huis te schrijven; »ripje.

dragg:: {gst} »dragje.

dragje:: {K; gst= dragg} brengen.

dragjos:: {C} dat wat gebracht moet worden; (fig) boodschap, dat wat gezegd moet worden; ef ~ ÿrðaage: de boodschap is duidelijk.

Drâgmân:: {F}.

drâgna:: {C} vreugdevuur; furt ef ~!: godzijdank!.

Drâgna-Blufk:: {N} "Vreugdevuurweide" (Bergparel-hotel in Crobela); .

Drâgna-fôresta:: {G} (bos; gemeente Acaratsa); .

Drâgna-môbâriy:: {N} (monument; gemeente Lift); .

Drâgna-plep:: {W} .

Drâgna-temp:: {G} (heuvelrug; gemeenten Acaratsa en Pânâ); .

Drâgna-temp-weg:: {W} .

drâgt:: {I} drassig.

drah:: {C} weeë geur.

Draheff:: {F}.

draiy:: {VG} (gelijktijdigheid) zodra [als]; kirro pónze gurnus, ~ kirro finne rifo politiycs: we krijgen ruzie, zodra we over politiek beginnen.

Drajam:: {G} (waterval in de Onôs; gemeente Plafotô); .

Drajiyn:: {J}.

drâk:: {C} groei; het uitkomen van een knop.

draka:: »drakâ.

Draka:: {N} "Waag" (waaggebouw en gildehuis in Hirdo); (DOM 208); »Ef Draka 3.

drakâ:: {C} (= draka) waag[gebouw].

Drakâ:: {N} "Waag" (museum in Amahagge); .

Draka-lirrotiy:: {W} .

Draka-mirra:: {W} .

Drakâ-mirra:: {W} .

drakamuter:: {A; mv=enk} zwaarmoedigheid, droefgeestigheid.

drakamutiy:: {I} zwaarmoedig, droefgeestig.

drakare:: {K} (lett) [af]wegen.

drakare-pônt:: {C} weegbrug.

drakaros:: {C} (lett) [af]weging, het wegen.

drakâs:: {C} gewicht, zwaarte; spesifiyc ~ (afk= SD): soortelijk gewicht (SG).

drakâsiy:: {I} zwaarwegend, gewichtig.

drakâ-tiyn:: {C} grote weegschaal, balans (met arm en 2 schalen).

Drakâ-tiyn:: {N} Weegschaal (sterrenbeeld).

drake:: {U} ~ lo: wegen (bepaald gewicht hebben); do ~ lo 62kg: hij weegt 62 kg.

draker:: {C} weegschaal (alg).

drakiy:: {Iid} licht||zwaar; eft plariy ~ mul: een lichte last; ef kolini melde graviy ~: de steen is zwaar; melde lelmos kolinis ~n?: hoeveel wegen deze stenen?; eft ~ surdare-karé: een licht bootje; eft ~ merater lef zefa tifvents: een zware kerel.

dramatise:: {I} dramatisch (vrnl fig).

dramm:: {C} drama (in theater).

Dramm-mirra:: {W} .

dramo:: {C} (afk= Dr.) (een aan een universiteit verbonden persoon die een wetenschappelijk werk heeft gepubliceerd, dat door een commissie als "standaard-werk" aangemerkt is; (let op: Dr. is in Spok GEEN doctorstitel!); »prifjiof.

drâmp:: {I} achterlijk (stom).

Drâmp-pât:: {W} .

Drântik-plâkomÿ:: {N} (verkeerstunnel; gemeente Knolbol); .

Drapâle-plep:: {W} .

drâs:: |dras/drâs| {mv} »dro.

drâsiy:: {I; [mv=enk]} drassig.

drat:: {C} [metaal]draad.

drâtjô:: {C} vlaskam, repel.

Drâtjô:: {N} (pension bij het Plafotô-meer; gemeente Plercô); .

Drâtjô-fôresta:: {G} (bos; gemeente Plercô); .

Drâtjô-weg:: {W} .

drave:: {K} tekenen (op papier).

drave-film:: {C} tekenfilm.

drave-kûra:: {C/S} tekenkunst.

draver:: {K} tekenaar.

Draver-mirra:: {W} .

dravos:: {C} tekening (op papier).

dravostjaga:: {C/S} tekengerei, tekengereedschap.

Dreegt:: {G} (kanaal tussen Trendon-kanaal en plaats Monny); ; (DOM 130-131).

Dreegta:: {G} (dorp; gemeente Ameronne); (DOM 130).

Dreegta-nûrcus:: {N} (autoveer op de Dreegt); .

Dreegt-kah:: {W} .

Dreekiyr-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Sinto-Groje); .

Dreekiyr-weg:: {W} .

Dreelfa:: {G} (rivierarm; gemeenten Balier en Cÿrôis); .

Dreelf-ûcs:: {G} (dorp; gemeente Balier).

Dreemp:: {F}.

Dreem-terf:: {W} .

Dreepala-hôspitalo:: {N} (ziekenhuis in Hirdo); .

Dreepala-weg:: {W} .

Dreest:: {J}.

Dreezaliy-blufk:: {W} .

Dreezaliy-pavelonn:: {N} (restaurant in Hoggebim); .

drém:: {C} droom.

Dremân-mirra:: {W} .

dréme:: {K} dromen.

dréme-zerfos:: {A} droomgezicht.

drém-tjef:: {C} droombeeld.

drénp:: {C} ventilatieluik (zoals op Liftka in veel huizen boven de ramen aangebracht, waarbij de ramen zelf niet open kunnen; de luiken scharnieren veelal aan de bovenkant en worden opengetrokken met een touw dat over katrolletjes door de muur – meestal vlak onder de dakrand – naar binnen gaat).

drent:: {I} (lett) gevoelig, pijnlijk.

drentare:: {U} pijnlijk worden (fig).

drente:: {U} pijnlijk zijn (fig).

drentô:: {C} (lett) gevoel, tastzin.

drentule:: {U} drentelen.

drentulos:: {C} gedrentel.

Dreosta-weg:: {W} .

dres:: {II} eigen, zelf; (spr) flj melde ~: iets is voor jezelf bestemd; »ðÿr.

dres-•:: {PX} zelf•, eigen•; •vermogen (waartoe iets/men in staat is); »dres-...

dresa:: {C} individu, persoon.

dres-cijazut:: {I} hoog in het hoofd hebbend, laatdunkend, hoogmoedig.

dres-cijazutiy:: {A; mv=enk} hoogmoed; (sprkw) ef ~ melde futtof ef overcho: hoogmoed komt voor de val.

dres-cryre:: {K} [doen] bevriezen; ef knurfel sena ~: het water bevriest.

dres-cryros:: {C} bevriezing.

dres-cÿrézos:: {A} zelfverwijt.

dres-dama'ife:: {K} verfoeien.

dres-dama'ifos:: {A} verfoeiing.

dres-ðobiyr:: {C} laadvermogen.

drése:: {U} aan [komen] stormen.

dres-envanos:: {A} prestige; lef ~: prestigieus.

dres-frenvuter:: {A; mv=enk} onverenigbaarheid.

dres-frenvutiy:: {I} onverenigbaar.

dres-gyf:: {C} hijsvermogen.

dres-harbos:: {C} (afk= DH) zelfbediening.

dres-jÿzoošos:: {C} voorraad voor eigen gebruik.

dres-kafquennos:: {A} zelfverloochening.

dres-keldos:: {A} furt ~: voor eigen gebruik.

dres-kette:: {K} beslag leggen op; in beslag nemen.

dres-kettos:: {C} inbeslagneming.

dres-lebet:: {C} monopolie (in de handel).

dres-léfs:: {C} (lett/fig) draagwijdte.

dres-lytt:: {C} zelfbestuur.

dres-mebar:: {I} aangeboren.

dres-miype:: {K} constateren.

dres-miypos:: {C} constatering.

dres-moi:: {I} selfsupporting.

dres-nalalôf:: {I} zelfbevestigend.

dres-oaro:: {I} consequent.

dres-put:: {I} tolerant, verdraagzaam.

dres-putte:: {K} accepteren.

dres-putte-âp:: {I} acceptabel.

dres-puttos:: {A} acceptatie.

dres-quanka:: {C} eigennaam.

dres-reppos:: {C} alleenspraak, monoloog.

dres-sgôns:: {I} ideaal (bv).

dressôiy:: {C; rs= dressóte} dressoir (meubel); toonbank (in winkel).

dressóte:: {rs} »dressôiy.

dres-šovos:: {C} uittreksel, extract.

dres-splônje:: {K; gst= ..-splônt} doordrijven (mening, wil).

dres-splônjos:: {C} doordrijving, het doordrijven (v mening, wil).

dres-splônt:: {gst} »dres-splônje.

dres-tif:: {I} eigenwijs, eigenzinnig (denken dat je alles weet).

dres-tjef:: {C} zelfbeeld.

dres-ÿglyner:: {A; mv=enk} onzelfzuchtigheid.

dres-ÿglyniy:: {I} onzelfzuchtig.

dres-ÿrðe:: {K} in eigen beheer uitgeven (zonder tussenkomst ve uitgever).

dres-ÿrðiy:: fara ~: in eigen beheer (zelf een boek ed uitgeven).

dres-ÿtin:: {C} draagvermogen.

dres-zârer:: {C} autochtoon.

dres-zefân:: {I} barmhartig.

dres-zovert:: {I} zelfgenoegzaam.

Dreumân:: {G} (stad in Ales).

dreumânater:: {C} reder (v schepen).

Dreumânater-Fesququlâ:: {N} "Redersgenootschap" (belangenbehartiger en sociëteit voor reders; in Bôrâ); .

Dreumân-belt:: {G} (dorp; gemeente Xâ).

Dreumân Cômpanðo:: {N} (afk= DC) (railvervoerbedrijf in Dreumân); .

dreumâne:: {K} (alg) vaartuig/voertuig/machine vaar-/rij-/draaiklaar maken; optuigen (schip); inspannen (paard); dekken (tafel); opmaken (bed); opstarten (computer).

dreumâner:: {C} machinist.

dreumânos:: {C} (alg) het vaar-/rij-/draaiklaar maken; (v leger) mobilisatie.

dreut:: {C} instrument, werktuig; (pop) muziekinstrument.

dreutequutû:: {C} (afk= DQ) mitrailleur; »dequ.

dreuteren:: {C} nijverheid.

dreutiy:: {I} (lett) machinaal, door middel van een machine.

dreutos:: {C} machine, motor.

dreutos-abôlg:: {C} brommobiel (jur: klein autootje dat niet sneller kan/mag rijden dan 45 km/u en in veel opzichten gelijkgesteld wordt aan een bromfiets); .

Dreutos-burâg-ÿrôniyke-lacs:: {N} (afk= DBŸ-lacs) "Wet op de Rantsoenering van Motorbrandstoffen" (Spok wet, in 1988 afgeschaft); .

dreutosriff:: {C} machinefabriek.

Dreutosriff ber Areo:: {N} (afk= DAR) (machinefabriek in Areo); .

dreutos-ufira:: {C} gemotoriseerd voertuig (jur: voertuig met een motor dat niet sneller kan/mag rijden dan 30, 40 of 45 km/u); .

dreutrif:: {C} instrumentenmaker; (pop) muziekinstrumentenmaker, -bouwer.

dreutukér:: {C} landbouwmachine.

Drien:: {G} (dorp; gemeente Kjeja).

Drifâ:: {W} .

driycah:: {C} refrein (in een traditioneel Spok vers).

Driyft:: {W} .

Driym:: {G} (beek; gemeenten Fjer en Plercô); .

Driysty:: {N} (restaurant langs de M33/M35, gemeente Korif); .

Driysty-pât:: {W} .

dro:: {C; mv= drâs} halo (kring om maan); wolk/nevelsliert (beschenen door de volle maan).

Droâmhille:: {G} (dorp; gemeente Kurriy).

drôbe:: {U} pruttelen (koken).

Drôber:: {G} (riviertje in het Blizerû-moeras); .

Drôber-nûrcus:: {N} (voetveer op de Drôber); .

Drôc:: {G} (eilandje in Pûlpoem-meer, in Hirdo); .

Droemâ:: {F}.

Droemâne:: {F}.

Droemote::

  1. {F}.
  2. {G} (beek; gemeente Zekon); .

Droemote-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Hâutûnsch, Mena en Zekon); .

Droemote-fôresta-weg:: {W} .

Droemote-mirra:: {W} .

Droet-bajuftô:: {N} "Forellenbeek" (Bergparel-B&B in Crobela); .

Droet-mirra:: {W} .

Droet-mirra-sluše:: {N} (schutsluis in het Trendon-kanaal; gemeente Trondom); .

drôg::

  1. {C} teelt, het telen.
  2. {I} betrokken (v hemel).

drôge:: {K} telen, verwekken, voortbrengen.

Drôge-šark:: {G} (beschermd natuurgebied; gemeente Slofaro); .

Drôge-Šark-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Slofaro); .

drôgos:: {C} teelt (wat geteeld is); voortbrenging, voortbrengsel.

Droja:: {J}.

Drolust:: {G} (beek; gemeente Zekon); .

drôm:: {C}

  1. (alg) trom[mel] (muziekinstrument);
  2. (pop) auto-ongeluk; »drôme.

Dromâna:: {F}.

drôme:: {U} tekeergaan (natuurgeweld, machine).

dromedarr:: {C} dromedaris.

drômerr:: {C} tamboer, trommelslager.

Drômote:: {F/J/M}.

Drômp-ðôrcel:: {W} .

drôm-pinkos:: {S} tromgeroffel.

dróne:: {U} (pop/spr) verzuipen (verdrinken: ihb v dieren).

Drôntjy:: {F}.

Drôntoliy-fôresta:: {G} (bos; gemeente Šeftaliy); .

drôpp:: {C} gepruttel (koken).

dróst:: {I} laaiend (vuur, enthousiasme ed).

drot:: {SC} visioen; onwerkelijke droom.

drót:: {C} forel (L. Salmo trutta).

drote:: {K} dromen, zich verbeelden.

drue::

  1. {U} ~ fara: klinken als.
  2. {E} klinken (geluid).

drufâ:: {I} (dl= Tjemp) droevig.

druff:: {I} droevig, droef, bedroefd.

druffiy:: {A; mv=enk} droefheid, droefenis.

druff-uberor:: {I} aangedaan, ontroerd.

Drufpôl:: {G} (dorp; gemeente Krea, district Ziyp); (DOM 156).

drûft:: {C} zolderkast ([grote] kast of kleine bergruimte op zolder).

druge:: {C} narcotica, verdovende middelen.

druos:: {C} klank, het klinken.

drup:: {C} druppel.

drur:: {C} munt[stuk]; penning; ef melde strâ eft k'mawet ~: hiervan is nog niets terechtgekomen (verwezenlijkt); .

drurater:: {C} penningmeester.

drure:: {K} [aan]munten.

drureren:: {C} muntstelsel (systeem vd indeling v munten en bankbiljetten; in Spok bestaat sinds 1969 een tientallig stelsel waarbij 1 »herco = 100 »tóftos; ; (DOM 192-193).

drur-klóta:: {C} munteenheid.

Drusa:: {M}.

Drusa Plafo'es-mirra:: {W} .

dryche:: {U} dreunen, denderen (zwaar voorwerp, trein).

drychos:: {C} gedreun, gedender.

dryk:: {C} salontafel, bijzettafel (met korte poten).

Dryna-plep:: {W} .

drynet:: {vdw} »drynje.

drynje:: {K; gst= drynt; vdw= drynet} (Erg) wijden, heiligen.

drynjos:: {C} wijding, heiliging.

drynt:: {gst} »drynje.

Drys:: {J} Dries.

Drysa:: {F/M}.

Dryst:: {F}.

Drysta-âskân:: {W} .

Drysta-pât:: {W} .

Drysto:: {J}.

Drysto-mirra:: {W} .

Drysto-môjôl:: {W} (buurtschap); .

Drystotall:: {G} (dorp; gemeente Plekotex).

ds:: {afk} »desembry.

dt:: {afk} »donatof.

DT:: {afk} »Dalotoje-Tiyns.

D&TB:: {afk} »Damôc & Teefyre-Blûmt.

•dû:: {SX.vz} (gereduceerde vorm v do) (dl= Zuid-Liftka/Tigof/Lomky) (bijv) óndû = ón do: aan hem; 'karadû = helkara do: naar hem [toe]; »do 2.

ðûann:: {C} douane, tol.

ðûanner:: {C} douanebeambte.

ðûannsért:: {C} douanekantoor.

ðûann-xuriymos:: {Cenk} douanebepalingen.

ðûann-zollos:: {C} douanedepot.

ðubiy:: {C} (lett/fig) omweg.

Ðubiy:: {G} (stad in Munt).

Ðubiy-Ubama:: {N} (station).

dubla:: {Cef} afschrift.

dubla:: {I} dubbel.

dublae:: {K} verdubbelen.

Dubla-mirra:: {W} .

dublaos:: {C} verdubbeling.

Dubla Wiger-plep:: {W} .

Dubonnet:: {F}.

ducc:: {S} textiel.

ducce:: {K} afdoen, afvegen (met een vochtige doek).

dûccle:: {K; gst= dûcel; wst= dûcl•} schenden; overtreden; ef inéchosz efa ~: de rechten worden geschonden.

dûcclos:: {A} schending; schennis; overtreding.

Ducc-oftian:: {W} (stadswijk in Zest); .

Ducc-plep:: {W} .

dûcel:: {gst} »dûccle.

dûcl•:: {wst} »dûccle.

Ðucÿr:: {F}.

duet:: {SC} plicht.

duet-feskettos:: {A} plichtsbesef.

duetiy:: {I} •plichtig; (alleen in samenstellingen) (bijv) koles-~: leerplichtig.

duett:: {C} duet.

Dufanô:: {W} .

duff:: {I} suf, sloom.

dufja:: {C; mv= dûfts} duivel; (fig) pest, ellende; ef vende kaf ef ~: storm lopen, zeer druk bezocht worden; ef kasole rifo ef ~: het is te gek om los te lopen; do ouma ef ~ rifo dena šark: hij is de pest van dit land ontvlucht.

dufja-efanty:: {C} plôf ~: stofzaad (L. Monotropa hypopithys).

Dufjaex ef Giyrt:: {N} (titel dichtwerk; titel muziekdrama); .

dufja-ferdu:: {C} "duivelsstoel" (middeleeuws folterwerktuig: stoel met ijzeren pinnen die uit zitting en rugleuning steken); ef feldre kaf ef ~: in de aap gelogeerd zijn.

dufja-helt:: {S} wolfsmelk (plant) (L. Euphorbia).

Dufja-kôl:: {G} (bergpas in Ÿrcô-gebergte; 834 m hoog); ; (DOM 177).

Dufja-kôl-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel tussen Hier en Âpô); .

Dufja-taris:: {N} (toren; gemeente Âpô); ; (DOM 177).

dufja-tjokâs:: {C} gevlekte scheerling (L. Conium maculatum).

dufja-tlôc:: {C} satansboleet (L. Boletus satanas); »tlôc.

Dufja-woedenn:: {G} "Duivelskloof" (diepe kloof in het Ÿrcô-gebergte); ; (DOM 173-175).

Dufja-woedenn-plep:: {W} .

Ðûft:: {F}.

dûfts:: {mv} »dufja.

dûg:: {I} lij, van de wind af, uit de wind.

dûgter:: {C} [wind]stilte; ef ~ futtof ef bresk: stilte voor de storm (ook fig).

dûgtiy:: {I} windstil.

Dugÿr-Xeermiynstiy:: {G} (dorp; gemeente Grlabô); (DOM 130-131).

duh:: {C} (fig) gebaar.

DUH:: {afk} »Daros ur Huch.

duh-ketter:: {C} "uitslover" (overdreven hulpvaardig en attent persoon, alleen om bij onbekenden een goede indruk te maken).

Duhoux:: {F}.

Duji:: {G} (stad in Plefô).

Duji-covent:: {N} (RK klooster; gemeente Duji); .

dujiy:: {I; [mv=enk]} ontgonnen (maar nog niet bewerkt: land, akker).

•dul:: {SX > c} (gereduceerde vorm v vildul) •boom; (bijv) kriystâdul: kerstboom; mesâdul: altijd groene boom; »vildul.

Dulenne:: {F}.

ðulent:: {I} preventief.

ðulente:: {K} voorkómen; tegengaan.

ðulentos:: {A} voorkóming; het tegengaan.

dullintân:: {Crs} vesting, verdedigingswerk; (in Peg) vestingstad (stad met vesting of omringd door wallen); »•ân.

Ðûlt:: {W} .

Ðulû:: {F/M}.

ðume:: {C} duim (vinger).

dûmkene:: {U} klapperen (v luiken ed).

ðumm:: {C} duim (lengtemaat; in Spok echter ongebruikelijk: 1 ðumm = 1,32 cm).

dunje:: {C} duin.

Dunje:: {F}.

dunje-Eunnes-huron:: {C} echt duizendguldenkruid (L. Centaurium erythraea).

Dunje-fôresta:: {G} (bos; gemeente Troebasÿrt); .

dunje-huron:: {C} pinksterbloem (in duinvalleien) (L. Cardamine palustris).

dunje-knôzorâ:: {C} duinsalomonszegel (L. Polygonatum odoratum).

Dunje-moziy:: {W} .

dunje-nurp:: {C} duintop.

Dunje-pât:: {W} .

Dunje-pola:: {W} .

Dunjes-hove:: {N} (bewoond museumkasteel; gemeente Wena); .

Dunjes-hove-mirra:: {W} .

Dunjes-Zerfos:: {N} (onbewoond museumkasteel; gemeente Floran); .

Dunjes-Zerfos-mirra:: {W} .

dunje-temp:: {C} duinenrug.

dunje-tolabâÿ:: {C} duindoorn[struik] (L. Hippophaë rhamnoides); »to•ÿ.

Dunje-tolabâÿ-pât:: {W} .

Dunje-tolabâÿ-wik:: {N} (badstrand; gemeente Rolane); .

dunje-trott:: {C} bruin blauwtje (vlinder) (L. Aricia agestis).

dunje-vjoly:: {C} zandviooltje (L. Viola rupestris).

Dunje-weg:: {W} .

Dunkeld-large:: |..ldl..| {C} Dunkeldlariks (L. Larix x eurolepsis).

dûns:: {I} verwijfd, vrouwelijk (man).

duo:: {C; rs= duóte} duo.

duogrÿðe:: {C} tandem, tweepersoons fiets.

duóte:: {rs} »duo.

duplikât:: {C} duplicaat.

duplisere:: |..ÿje| {K} dupliceren.

dupliseros:: {C} duplicatie.

Ðûply:: {G} Dublin.

Dupont:: {F}.

dupylfa:: {C} stijgbeugel.

dur:: {TW} drie; ~ tu: jullie drieën (om expliciet aan te geven dat tu meervoudig is).

Dura:: {M} (eig "het derde kind").

Durain:: {F}.

duranty:: {C} drieling; (= »dur + »•anty).

dur-dimenšonalo:: {I} driedimensionaal.

Dur-distryccs-lirrotiy:: {W} .

dureka:: {C} triangel.

Dureka-teatriy:: {N} (toneelgezelschap uit Mollefin); .

dur-kanasiy:: {I} in VIERvoud (met 3 kopieën); driedelig.

Dur-keldusz-mirra:: {W} .

dur-kerna-dinelo:: {C} driegangendiner.

durlaf:: {C} driehoek.

Durlaf-pârc:: {W} .

durlofa:: {C} klaver (vrnl in de samenstelling hâp-~ = hopklaver); drieblad; »hâp-durlofa; »clamiða-durlofa.

durloiniy-noftate-rels:: {C} driewegwissel.

dur-marâsiy:: {I} driekleurig, met drie kleuren.

Dur meters ninker melde quista zjentiy hardlap:: {N} "Drie meter laag is hoog genoeg" (soort strijdlied voor hoogtevreeslijders die jaarlijks rondom de Volaj-toren dansen); ; (DOM 79).

Ðûrmiy:: {F}.

durnerfiy-miyr:: {C/S} drienerfmuur (L. Moehringia trinervia).

durplex:: |ks| {S} triplex (hout).

Durponto:: {G} (dorp; gemeente Piroes).

dursa:: {TW} dertig (rekenkundig).

dursas:: {ZV; mv; gnp= ~er; gnz= ~ÿr; rs= dursat} zij drieën, met hun drieën, alle drie; kirro ~: wij [met zijn] drieën; lef kirro ~: met ons drieën.

dursaser:: {gnp} »dursas.

dursasÿr:: {gnz} »dursas.

dursat:: {rs} »dursas.

Durseerts:: {W} (buurtschap); .

ðurt:: {C} (Erg) reliekschrijn.

Dur-tarisz-lirrotiy:: {W} .

durtefar:: {III} voor de derde keer.

Durtef Fabrokiy-mirra:: {W} .

Durtef Fabrokiy-weg:: {W} .

Durtef Kveer-weg:: {W} .

Durtef Pogalo-mirra:: {W} .

Durtef Pola-ovap:: {W} .

durtefs:: {Cmv} derden (zn).

Durtef Siyclo:: {W} .

Durtef Siyclo-mirra:: {W} .

Durtef Stay-mirra:: {W} .

durtefsÿrtiy:: {I} tertiair.

Durtef Unkiyst:: {W} .

durtel:: {C} kwartaal; drie maanden; (= »dur + »hertel).

ðurt-gerta:: {C} "schrijnbewaarster" (non die de sleutel ve reliekschrijn bewaart en verantwoordelijk is voor de kostbaarheden in een Erg kerk; met name deze non in de Kerrfewyne-kerk te Lostô).

durtimiy:: {C} drievoud.

Durÿsvergu:: |drÿsvergu| {G} (dorp; gemeente Conityje).

Durÿsvergu-pât:: |drÿsvergu-| {W} .

dus::

  1. {III} dan, zo, wel, toch; hm, tja (geen duidelijk "ja" of "nee"); arfine-tûe ~!: kom dan toch!; aftel tu merfe ~? – we ~...: lieg je soms? – tja... (wat zal ik zeggen...); (spr: inleiding v hoofdzin, als bijzin vooraan staat) fara ef bidale, ~ kirro tinde fesért: als het regent dan blijven we thuis; ~ den: alsof (vergeet niet dat ..., stel je voor dat ...); ~ den do tiffui iftam: alsof hij het wel zou weten; ~ den tu tiffe ef!: alsof je het niet weet!; (beleefdheid in vraag aan goede bekende) aftel tu lelperre eft pen furt gress ~?: heb je even een pen voor me?; helkara ~ ur lilepiy: nog geruime tijd (gerekend vanaf nu); ~ kiykirot: dan toch (uiteindelijk); ef hâftera ~ kiykirot: het is dan toch gebeurd; »fit.
  2. {VG} (vergelijking) dan; do melde hupster terat ~ gress: hij is groter dan ik; gress melde hupster oiba ~ tu: ik ben minder groot dan jij; do dakre graviy terat hópsat ~ tsil = do dakre graviy terat eup ~ do gress: hij beledigt haar erger dan mij (dan hij mij beledigt); (vgl) do dakre graviy terat eup/hópsat ~ gress: hij beledigt haar erger dan ik [haar beledig]; (vergelijking) als; dur tims hupster terat ~: drie keer zo groot als; ten tims vluf ~: twee keer zo veel als; »oiba; »terat.

ðus:: {C} (dl= Tigof) voorraad brandhout; »dius.

dusa:: {III} dan (refereert aan eerder genoemde tijdsbepaling); do bôrade sener hâst riyfain kest bloirâ fâr zurt, tur dena belp ðâgavy kvâ ~: hij laat zijn hond altijd om precies vier uur uit, maar dan wil dat beest nooit plassen.

dussÿrtiy:: {I} secundair.

Dut:: {afk} »Duteronomim.

Duteronomim:: {N} (afk= Dut) (bijbel) Deuteronomium.

duva:: {C} tortelduif (L. Streptopelia turtur).

Ðuvelme:: {N} (een vd oudste cafés in Gÿrô); .

Ðuvelme-mirra:: {W} .

Ðuvelme-plep:: {W} .

Ðuvelme-tobergÿ:: {G} (deel v Kulano-gebergte op Centraal-Liftka); .

ðuzy:: {C} afvoer; afwatering.

ðuzye:: {K}

  1. afvoeren (v water ed);
  2. ~ flj: (dl= Bloi/Noord-Ziyp) iets met tegenzin doen; eup ~ ef ÿheltaros enn ef boerts: ze melkt met tegenzin de koeien.

ðuzyer:: {C} afvoerpijp (water ed).

ðuzyos:: {C} afvoer, het afvoeren (v water ed).

dvâf:: {C} (alg) knul, jongen; (dl= Tigof/Lomky) stalknecht.

dvâfâ:: {C} slabbetje (kindertaal); (pej) poot, nicht, homofiel.

dvagcvyste:: {K} vermorsen, verspillen.

dvagcvystos:: {C} vermorsing, verspilling.

dvagfâsto:: {C; mv= ..fâstôe; rsmv= ~tt} slabbetje.

dvagfâstôe:: {mv} »dvagfâsto.

dvagfâstott:: {rsmv} »dvagfâsto.

dvagg::

  1. {Cef} gemors, het morsen.
  2. {I} morsig, onzindelijk.

dvagge:: {U} morsen.

dvaggos:: {C} dat wat gemorst is; ef ~ melde kusamat ef molarriy-éttel: de gemorste pap ligt naast het bord.

Dvakeûne-fôresta:: {G} (bos; gemeenten Kles en Trus); .

dvâren:: {I} nederig.

dvârle:: {U; gst= dvârr} dwarrelen.

dvârlos:: {C} gedwarrel.

dvârr:: {gst} »dvârle.

dvârt:: {I} sjofel.

dvârt-neit:: {C} kleine watersalamander (L. Triturus vulgaris).

dvébe:: {U} zwaaien, zwieren.

dvébe-kest:: {K} omslaan (sjaal, mantel).

Dvenzât-lirrotiy:: {W} .

Dvenzât-plep:: {W} .

Dvenzât-port:: {N} (een vd havens v Mollefin); .

dvépp:: {C} zwaai, zwier; gezwaai, gezwier.

Dverrelt:: {G} (dorp; gemeente Balison).

Dvoets-pât:: {W} .

dvóts:: {C} tra, open plek in bos.

Dwârfjeñg:: {F} (Gar).

dÿ:: {C} dij[been].

ðy:: {III} weliswaar.

Dyder:: {J} Diederik.

dydiy:: {S} dons, fijne veren.

dydiy-sako:: {C} dekbed (donzen deken).

dyek:: {C/S} wier, alg[en].

Dyek-fonis:: {G} (inham; gemeente Moleije); .

Dyek-nes:: {G} (landtong; gemeente Moleije); .

Dyek-terf:: {W} .

dÿfe::

  1. {U} ~ [beri]: stoppen, ophouden; Yvonn ~ beri ÿrôme kest 5 zurt: Yvonn houdt om 5 uur op met werken.
  2. {Upr} eindigen, aflopen, ten einde zijn.
  3. {K} (perfectief) afmaken, beëindigen (met nadruk op de "voltooiing"); Petriy ~ sener ÿrôm kest 5 zurt: Petriy maakt/heeft om 5 uur zijn werk af; »croifte.
  4. {E} uitgaan (kaars, kantoor, school).

dÿfei:: {C; rs= dÿfétt} staking.

dÿfer:: {C} nagerecht, dessert, toetje.

dÿfétt:: {rs} »dÿfei.

dÿfiare:: {U} vervallen (wissel, termijn).

dÿfiaros:: {A} het vervallen-zijn (v wissel, termijn).

dÿfiatjen:: {C} (pej) staker (zoals de werkgever hem noemt; »dÿfier.

dÿfiatjen-kafóster:: »dÿfiatjen-kafóstrer.

dÿfiatjen-kafóstrer:: {C} onderkruiper (degene die het werk ve staker doet).

dÿfie:: {U} staken.

dÿfier:: {C} staker (zoals hij zichzelf noemt; »dÿfiatjen.

dÿfiiy:: {I} (alg) vervallen, afgeschaft; (v termijn) verstreken.

dÿflÿnt:: {C} finish, eindstreep; ef šâste ef ~: de eindstreep halen (lett/fig).

dyfmliy:: {S} gewone dopheide (L. Erica tetralix).

dÿfo:: {C} einde, slot; uiteinde; uiterste; ~ melde!: het is afgelopen/uit!; eft ~ tinkere armt ...: er komt een einde aan...; eft tupplip ðÿm ~: een eindeloze reis; fara ~: ten slotte; tot besluit; do cônsiderere ef lo ~: hij houdt het voor gezien; lóf ef ~: aan het einde (gedurende korte tijd als iets afloopt); »finne.

dÿfo-col:: {C; mv= ..-côle} einddoel.

dÿfo-côle:: {mv} »dÿfo-col.

dÿfo-jérstos:: {C} colofon (in boek).

dyfôlg:: {I} fier, trots, groots.

dÿfo-mux:: {C} (afk= DM) naschrift, PS.

dÿfo-nalalôvos:: {A} testament; .

dÿfo-nalalôvos-mannatjen:: {C} (afk= DNM) executeur testamentair.

dÿfo-nute:: {K} uithoren, tot het einde toe horen.

dÿfo-ponto:: {C} eindpunt.

dÿfos::

  1. {C} [uit]einde (laatste deel v iets langwerpigs).
  2. {A} afloop, einde; mintof ef ~ kura (vz-uitdr): na afloop van.

dÿfosmurfiy:: {I} failliet; ef armtkimore rst/flj lo ~: iemand/iets failliet verklaren; ef tasse fes ~: failliet gaan.

dÿfosmurfos:: {C} faillissement.

dÿ-fótos:: {C} lies.

dÿfo-trempe:: {K} uitlezen, tot het einde toe lezen.

dÿfo-vendelira:: {I} terminaal.

dÿfo-zerfe:: {K} uitzien, tot het einde toe zien.

dÿfygcâ:: {I} uiteindelijk; ultiem.

ðyg:: {C; mv= ðiygt} dop, stop (om fles/bad ed af te sluiten).

ðyg-liskos:: {C; mv= ~z} flacon, stopfles.

dÿ-hós:: {C} lieslaars.

dyja:: {III} doorheen.

dyjaba'efros:: {C} doorsnede.

dyjametra:: {C} middellijn (meetkundig; »diametra.

dyjastrâle:: {K} doorlichten (met röntgenstralen).

dyjastrâlos:: {C} doorlichting (met röntgenstralen).

dyjazerfiy:: {I} (lett) doorzichtig, transparant.

ðyje:: {C} som gelds.

Dÿkgraaf:: {F}.

dykse:: {C} pleegmoeder; schoonmoeder; stiefmoeder (elke vrouw die als moeder fungeert maar niet de natuurlijke moeder is).

dykse-liftientur:: {C} "stiefgrootmoeder"; (zie hiervoor »ratle).

dÿl:: {III} praktisch (zo goed als); do meldo ~ koffon: hij was praktisch dood; fes ~ cradef hôspitalos: in praktisch alle ziekenhuizen.

ðÿm::

  1. {I} eindeloos; ~ mâscelira (tdw): tot vervelens toe.
  2. {VZ/VG} (betrekking) zonder; do nert poirecû ~ mimpits: zonder boeken kan hij niet leven; (ðÿm als vg) Mariy ~ Petriy arfine mas: Mariy komt morgen zonder Petriy; ~ hâc: ijdel, nutteloos; ~ moris: in principe; ~ kûf: überhaupt; ~ târ: (fig) gesmeerd, op rolletjes, voor de wind; Petriy melde ~ kinur: Petriy is helemaal niet ziek (als reactie op iemands abusievelijke veronderstelling dat Petriy ziek zou zijn); (ðÿm kan veelal vervangen worden door »šâm, behalve in idiomatische uitdrukkingen).

ðÿm•:: {PXimpr} (geeft antoniem, absentie of ontkenning) on•, •loos; (bijv) falÿs/ðÿmfalÿs: geweten (zn)/gewetenloos; (samenstellingen met het px ðÿm• worden in het algemeen als pegrevismen beschouwd; gebruik liever ne• of net-•; alleen de samenstellingen in de hieronder volgende lemma's zijn correct Spok); »ðÿm-; »šâm•.

ðÿmcecÿrosiy:: {I} zonder (te) aarzelen.

Ðÿmdoffiy:: {F}.

ðÿmenvlôpiy:: {I} onomwonden, onverbloemd.

ðÿmfâgoiy:: {I} onsamenhangend.

ðÿmfalÿs:: {I} gewetenloos.

ðÿmfiniiy:: {I} onbegrensd.

ðÿmiypy:: {I} fantasieloos.

Ðÿm Seerts:: {W} .

ðÿmspâkiy:: {I} onbemiddeld.

ðÿmyjéfiy:: {I; [mv=enk]} belangeloos, onbaatzuchtig.

ðÿmÿrômelde:: {C} werkloosheid.

ðÿmÿrômiy:: {I} werkloos.

ðÿmÿrômiy-mipzâlbinasos:: {C} (afk= ÐM) werkloosheidsuitkering.

ðÿmÿrômiy-mipzâlbinasos-eren:: {C} (afk= ÐM-eren) stelsel van werkloosheidsuitkeringen; »•eren.

ðÿmÿrômm:: {C} werkloze (persoon).

dyn:: {I} bezweet.

dyna:: {C; mv= ~s} klein meisje, meiske lief (aanstellerige aanspreekvorm, bijv door een oma tegen haar kleindochter); »dyne.

dynamise:: {I} dynamisch.

dynamo:: {C} dynamo.

Dynamo-weg:: {W} .

dynamyto:: {S} dynamiet.

dynby:: {C} (bep soort roze straatklinker, zeshoekig v vorm, vrnl voor straten in Peg steden).

dyne:: {C} kleuter (zowel mnl als vrw); »dyna.

dyne-koles:: {C} kleuterschool.

dyne-koleser:: {C} kleuterschoolleerling.

ðÿniare:: {K} prijsgeven.

ðÿniaros:: {C} prijsgeving.

ðÿny:: {C} prijs (wat iets kost); fes folarra ~: voor welke prijs.

ðÿny-kette:: {K} prijzen, de prijs vermelden.

ðÿny-nivo:: {C} prijspeil.

ðÿr::

  1. {I} eigenmachtig, eigenhandig.
  2. {II} eigen, zelf; »dres.

ðÿrfortiy:: {I} eigentijds, modern, contemporain.

ðÿriff:: {I} eigengemaakt.

ðÿrm:: {C} welvaart, voorspoed.

Ðÿrm-farte-môbâriy:: {N} "Voorspoedsmonument" (monument; gemeente Trendon); .

ðÿrm'kô:: {I} welvarend.

Ðÿrpainn:: {F}.

Dÿrpseert:: {N} (kasteelruïne; gemeente Hajofese); .

Dÿrpze:: |dÿrbze| {G} (dorp; gemeente Gaquggee).

Dÿrpze-sentraliy:: |dÿrbze-| {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Hajofese); .

Dÿrpze-ses:: |dÿrbze-| {G} (stuwmeer in district Ziyp); ; (DOM 58).

ðÿr-respecc:: {SC} zelfrespect.

Dyrrn:: {J} (Peg).

Dyrrne:: {J} (Peg).

dÿrše:: {U} (fig) vaststaan, definitief zijn; ef ~!: dat is zo!.

dÿršen:: {I} vaststaand, definitief, onoverkomelijk; eft ~ cicÿralos: een definitief besluit.

ðÿr-tôsp:: {Aid} »tôsp.

ðÿr-tôspiy:: {Iid} »tôspiy.

ðÿr-trustos:: {A} zelfvertrouwen.

ðÿr-tûrgiy:: {I} maat• (v kleding); ~ helbi: maatkleding; ~ kolestiy: maat-onderwijs (bijzonder onderwijs voor mensen met een handicap); .

dyry:: {C} (ca 8 m lange en 1 dm brede reep stof, meestal damast, die op kunstige wijze om lichaam en hoofd ve Erg geestelijke gewikkeld wordt om de »sist bijeen te houden).

Dÿserhille-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Tren); .

Dÿserhille-lofipana:: {N} (paleis; gemeente Lassos); .

ðyss:: {Iid} jong||oud; eft ~ merater: een jonge man die er ouder uitziet/een oude man die er jonger uitziet; eft liftkar én ~ merater: een oude man die er jonger uitziet; plariy ~: jong; ÿrkamÿr ~: heel erg jong, piepjong; graviy ~: oud; eft ~ mosjeus lóf zempers: een oude vrouw, een vrouw op leeftijd; ef baby melde 4 hertels ~: de baby is 4 maanden oud; wélfa'ece hift ~ zempers eft quiyrâšos rifo stat lóf hurtos bent tukst dus: als ze ouder worden, zullen ze gezag leren aanvaarden.

Dysse::

  1. {F/J}.
  2. {N} (bekende restaurantketen); .

Ðysse-Lerdu-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Menscherr); .

Dysse ur Mârle:: {N} (restaurant in Bôrâ); .

Dysta:: {M}.

Dysze-fôresta-weg:: {W} .

dÿtânt:: {C} schapenvacht (geprepareerd).

Dÿtânt-weg:: {W} .

Ðyvojel:: {J}.

dyzze:: {S} geruis, gesuis.

DZ:: {afk} »Demokratise Zampôr-Ûn.

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO