Woordenboek
Spokaans-Nederlands | Nederlands-Spokaans

Spokaans—Nederlands     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

 

Nederlands—Spokaans     A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
 

Ga direct naar Feslosos ...

Ga naar alles hierna


4S:: {afk} |fârés| »Sentrala Spooksoliy Strâle Systemm.

F:: {afk} »fôt.

fa:: {mv} »fe.

F.A.:: {afk} (= fes »avyro).

:: {C} fa (muzieknoot).

faana:: {C} fauna.

Faana:: {N} "Fauna" (Bergparel-hotel in Crobela); .

FaBe:: {afk} »Fabrokaliyto-benc.

fabel:: {C} fabel.

faboh:: {C} bies (versieringsrand).

Fabonier:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 178-179).

fabrikašo:: {C} fabricage.

fabrikast:: {C} fabrieksarbeider.

fabrisere:: |..ÿje| {K} fabriceren.

fabriserer:: {C} fabrikant.

fabriseros:: {C} fabrikaat, makelij; fes tildâ ~: van slecht fabrikaat; fes ef frakas ~: van Franse makelij.

fabritiyn:: {C} fabrikaat.

fabriyk:: {C} fabriek; werkplaats.

Fabriyk-koern:: {W} .

fabro-efanty:: {C} arbeiderskind (kind uit een arbeidersmilieu).

fabrokaliyto:: {C} industrie[gebied] (met meerdere bedrijven).

Fabrokaliyto-benc:: {N} (afk= FaBe) "Industriebank" (bank te Bôrâ); .

Fabrokaliyto-plep:: {W} .

Fabrokaliyto-weg:: {W} .

fabrokiy:: {C} fabriek.

Fabrokiy-blufk:: {W} .

Fabrokiy-mirra:: {W} .

Fabrokiy-sÿrt:: {W} .

Fabrokiy-weg:: {W} .

fabrošark:: {C} industrieland, geïndustrialiseerd land.

fabrosÿr:: {C} fabrieksstad, industriestad.

Fach:: |facc| {G} (stad in Bloi); (DOM 148).

Facola-weg:: {W} .

fado:: {C/S; mv= fadôe} fado (Portugees lied).

fadôe:: {mv} »fado.

Fâðyrvef-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Logono); .

faelgare:: {K} bezwijken voor.

faelge:: {U} bezwijken.

faelgest::

  1. {Aef} bezwijking, het bezwijken.
  2. {I} bezweken.

fafine:: {K} ef ~ eft wâriy: eraf komen met een standje; ef ~ ef travÿ: met de schrik vrijkomen.

Fâga:: {F/M}.

fâgare:: {U} samenhangen; één geheel vormen.

Fâgee:: {F}.

fâgo:: {C} verband, samenhang; eft ~ yargeloh: een verband/samenhang tussen; ef riffe eft ~ yargeloh: een link/verband leggen tussen; fes ef hupster terat ~: binnen/in een groter verband.

fâgoe::

  1. {K} samenhangen met.
  2. {Upr} ~ ón: verband houden met.

fâgoiy:: {I} samenhangend.

fâgôtexa:: {C} dienst (trein, bus ed); verbinding (trein, telefoon ed).

fâgótiy:: {I} coherent.

fa'i:: {S; rs= faitt} vee.

Fa'i-aros:: {W} .

Fa'i-blufk-weg:: {W} .

fa'ileldâ:: {C} veeteelt.

fa'i-medikiy:: {C} veearts.

faine:: {I} vol vee, met [veel] vee; eft ~ blufk: een weiland vol vee.

Fa'i-pât:: {W} .

fa'i-râc:: {C; mv= ..-rec} veerooster.

Fa'i-râc-pât:: {W} .

fa'i-rec:: {mv} »fa'i-râc.

fa'i-stovy:: {C} veemarkt.

Fa'i-stovy:: {N} (restaurant in Tarina); .

Fait:: {M}.

faitiyn:: {C} stuk vee.

faitt:: {rs} »fa'i.

fa'i-vycc:: {S} voederwikke (plant) (L. Vicia sativa).

Fa'i-vycc-plep:: {W} .

faja:: {C} franjepoot (vogel) (L. Phalaropus); ligt ~: rosse franjepoot (L. P- fulicarius); zutter ~: grauwe franjepoot (L. P- lobatus).

fâjâf:: {I} zoet (reuk).

Fâjas:: {F}.

Fajiyn:: {J}.

Fajjite:: {M}.

Fakliy:: {G} (riviertje van Racôn-meren naar Klinnÿr-delta); .

Fakliy-clamiða:: {G} (moeras aan zuidrand v Ÿrofly-meer); .

Fakliy-rende:: {W} .

fâkom:: {C} bruut, gemene vent.

fâkomm:: {I} gemeen, min, laag.

fâkomm-cartôlk:: {C} aardappelbovist (paddenstoel) (L. Scleroderma citrinum).

fâkomm-champenôn:: {C} carbolchampignon (L. Agaricus xanthoderma).

fâkomme:: {U} gemeen zijn.

fâkomm-koibrer:: {C} giftige satijnzwam (L. Entoloma sinuatum).

fâkomm-missis:: {C; mv= ~a} gewone krulzoom (giftige paddenstoel) (L. Paxillus involutus).

fâkomm-missisa:: {mv} »fâkomm-missis.

fâkommos::

  1. {C} gemene streek.
  2. {A} het gemeen-zijn.

fâkomm-perselle:: {S} hondspeterselie (L. Aethusa cynapium).

fâkomm-slaja:: {S} gifsla (L. Lactuca virosa).

fakultiy:: {C} faculteit (vrnl op universiteit).

fal:: {I}

  1. vaal, zeer bleek.
  2. (arch/poe) angstvallig; »faller.

fâl:: {C; mv= fele} geval, feit; ef melde ef ~: het geval zijn; pana nert melde ef ~ lóf ef zerfefes: dit is op dit moment niet het geval; ja fele: van geval tot geval; per geval.

Fala:: {F/J}.

Fâlbe-plep:: {W} .

fale::

  1. {Cef} »falep 1.
  2. {I} »falep 2.
  3. {U} vaal zijn, zeer bleek zijn.

fâle::

  1. {K} falen, ontbreken.
  2. {C} gebrek, leemte.

Falebo:: {G} (stad in Plefô).

Falebo-krum:: {C} "Falebo-boog" (verbindingsboog tussen de autowegen M33 en M2, waarvan de aanbesteding en aanleg vanwege fraude en corruptie veel aandacht in de media heeft gekregen); .

Falebo Togrumÿ-fabrokiy:: {N} "Falebo Snoepwarenfabriek"; .

falecs:: {C} holle boomstam.

falede::

  1. {K} beslissen; kirro ~, den kirro arfine = kirro ~ kirroex larfinos: we beslissen om te komen.
  2. {U} ~ armt: beslissen over, besluiten over; beschikken op (een verzoek ed).

faledos:: {C} beslissing, het beslissen.

falep::

  1. (= fale) {Cef} onvruchtbare grond/bodem; onvruchtbaar stuk grond.
  2. (= fale) {I} onvruchtbaar; bleek; »fal 1.

fâlesót:: {I} (lett) gebrekkig.

Falessa-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Ðebantiy); .

Falessa-covent-mirra:: {W} .

Falessa-covent-weg:: {W} .

falétt:: {C} beslissing (onherroepelijk); ef putte eft ~: een beslissing nemen; ef ~ monslenpe ne'âma piti kirro, den prate: er blijft voor ons niet veel anders over dan te vertrekken; er blijft niet veel anders over dan dat we vertrekken; (piti eist hier pv 1niv).

faliyno:: {C} wandaad.

Falja:: {M}.

Falja Kômba:: {N} (titel toneelstuk); .

Fâlklanda:: {Cef} Falklandse vrouw.

fâlklandes:: {IIef} Falklands (bv).

Fâlklandes:: {G} Falklandeilanden.

Fâlklando:: {Cef} Falklander.

Fall:: {G} (dorp; gemeente Piroes).

fallare:: {K} ~ flj: struikelen over iets.

falle:: {E} struikelen; ~ kura flje: struikelen over iets.

faller:: {I} angstvallig.

fallos:: {C} gestruikel, struikelpartij; ef farte fes ~: in de problemen zitten.

Fall-Zverosta:: {N} (station).

Fâlm-pârc:: {W} .

fâlmpare:: {K} kneuzen.

fâlmparos:: {C} kneuzing.

fâlmpe:: {K} (lett) uitknijpen (tube); (fig) afkammen, neerhalen (kritiek leveren).

fâlmpos:: {C} afkamming, neerhaling.

fâlmpošo:: {I} doornat, drijfnat.

Falo:: {F}.

Falônyniy:: {F}.

falos:: {C} het vaal-zijn, vaalheid.

fâlos:: {A} het in gebreke blijven.

falot:: {C; mv= falôte} (arch) volksfeest, feestelijke jaarmarkt.

falôte:: {mv} »falot.

fâlsafiy:: {C} valsheid in geschrifte.

fâlse:: {K} vervalsen.

fâlsifiere:: |..ÿje| {K} falsificeren (de valsheid/onjuistheid aantonen).

fâlsiy:: {I} vervalst.

fâlsos:: {C} vervalsing.

Fâlsta:: {F/M}.

fâlste:: {U} overslaan (v stem); met falsetstem praten/zingen.

fâlstos:: {C} falsetstem.

Faly:: {J/M}.

Faly Mahôgge:: {F}.

Falynne:: {M}.

falÿs:: {C} geweten; fes ten ~z: onder vier ogen.

Falyssa:: {F/M}.

Falyssa-plâkomÿ:: {N} (autotunnel onder het Amahagge-kanaal in Amahagge); .

Falyt:: {J} (Peg).

Fama:: {M}.

fâmašen:: {C} »fârmašen.

fâmasuticiys:: {Cmv} »fârmasuticiys.

fâmasy:: {C} »fârmasy.

fame:: {K} (lett) omvatten, omsluiten.

famelira:: {I} volslagen, volledig; alom, overal, rondom.

fameqummert:: {I} volmaakt (v uiterlijk); volkomen geschapen.

fameqummertiy:: {A; mv=enk} volmaaktheid.

Fameto-belt:: {G} (dorp; gemeente Fameto-Toliy).

Fameto-Toliy:: {G} (stad in Munt).

famila:: {C} familielid; do melde ~ armt gress: hij is familie van mij; óps melde ~s armt do: zij zijn familie van hem.

familaa:: {C} vrw familielid.

familijâ:: {C} gezin.

familijâ-quanka:: {C} achternaam (in Spok: de meestal dubbele achternaam, gedragen door de ouders en hun kinderen); »fatasôr-quanka; .

famiyn:: {C} hongersnood.

Famon:: {G} (stad in Jelafo).

famos:: {C} omvatting, omsluiting.

fâmpe:: {K} (fig) [voort]vloeien uit.

famyl:: {C} gezinslid.

famyliy:: {C} (arch/plechtig) familie.

fân:: {VZ} (betrekking) [bestemd] voor, aan; dena pamel melde ~ tu: dit cadeautje is voor jou; eft riffô ~ mimðer: een bron van ellende; ~siyn: voor mezelf, voor zichzelf (enz); gress lelperravy eft fittas ~siyn quandro: ik wil een middagje voor mezelf hebben; óps wencate ef kôbotofs ~siyn: ze houden de zondagen voor zichzelf.

Fanáj:: {F}.

fanare:: {K} het hoofd bieden aan (trotseren).

fanatiyc:: {I} fanatiek.

fânche:: {K} aanspreken, aanklampen.

Fandare:: {F}.

Fandare-lirrotiy:: {W} .

Fandare-mirra:: {W} .

Fandare-oftian:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

Fandrik:: {J}.

fane:: {K} (fig) opvangen.

fâne:: {I} zonder schuilmogelijkheid; eft ~ jakâm: een kaal veld waar men niet kan schuilen; »fen.

Faniy-dunjes-weg:: {W} .

Faniy-fonis:: {G} (inham in oostkust v Ben bij Riysbo); .

Fanoos:: {M}.

fanos:: {A} opvang.

Fanos furt Ideseeretters een Qukiy-venders:: {N} (afk= FIQ) "Opvang voor Daklozen en Verslaafden" (landelijk opererende stichting, hoofdkantoor in Liyrotyka); .

fanreg:: {C} vaandrig, kornet; .

fansért:: {C} opvangcentrum, opvangtehuis (voor zwervers, verslaafden ed).

Fân Spooksoliy nert ef exit mintof Brexit:: {N} (titel ve rapport); .

Fantin:: {F/M}.

Fantin-siyclo:: {W} .

'fanty:: {C} kindje lief, mijn kind (aanspreekvorm); »efanty.

'fantymip:: {C} (pop) kinderboek; »efanty-mimpit.

fanûme:: {K} do ~ ef pyrf: wat hij doet is ongeoorloofd.

Faôs:: {J}.

Faôstiyf:: {N} (voormalige boerderij; gemeente Lor); .

Faôstiyf-mirra:: {W} .

Fâpsiy:: {J}.

fâpt:: {I} onafhankelijk; vrij[staand] (huis); vrij (beroep).

faqulah:: {C} gehemelte (in mond).

fâr:: {TW} vier (4).

fara::

  1. {VZ} (betrekking) [zo]als, gelijk aan; eft krûgt ~ kelbrafâsto: een vod als (in de functie van) tafelkleed; Mariy chaquinde ~ eft politiycera: Mariy praat als [een] politicus (ze IS politicus en in die hoedanigheid spreekt ze; ~ perdÿr/dur: ten tweede/derde (enz); ~ reppos: zoals gezegd; »lo; »fitfara.
  2. {BT} (tijdsbepaling) als, wanneer, dat; ef tof, ~ do prate: de dag als/wanneer/dat hij vertrekt.
  3. {VG} (gelijktijdigheid) als, wanneer; gress nert ÿrômecû, ~ do pjôle: ik kan niet werken als hij praat; plôji ~: telkens als, iedere keer als; ef telefonos rupke, plôji ~ gress feldre fes ef wik: de telefoon gaat iedere keer als ik in bad zit.
  4. {DT} (gelijktijdigheid)
    1. (duratief: met dt ra in bijzin) als, wanneer, zolang; gress nert ~ ÿrômecû, do pjôlilóme ra: ik kan niet werken als hij praat (algemeen);
    2. (momentaan: met dt ek in bijzin) zolang; gress nert ~ ÿrômecû, do pjôlilóme ek: ik kan niet werken zolang hij praat (geldt voor een concreet moment).

fâranty:: {C} vierling; (= »fâr + »•anty).

faras:: {BT} (tijdsbepaling in mv; arch) als, wanneer, dat; mics terrats, ~ do prate: alle dagen als/dat hij vertrekt; »fara.

Fârdes-lirrotiy:: {W} .

Faremoe:: {G} (stad in Jelafo).

Fârees:: {afk} »Fâr-S.

Fârfâf:: {G} (dorp; gemeente Šeftaliy).

Fârfâfiy-âskân:: {W} .

Fârfâf-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Šeftaliy); .

fârfug:: {C} viervoetig dier.

Fârga-korda:: {N} (Erg kerk bij Manes-Fârg; gemeente Klalbâ); .

fârgrup:: {C} kwartet[spel] (kaartspel).

fârgrupmerre:: {U} kwartetten, kwartet spelen.

fârgrupmert:: {C} kwartetspel.

fârhent:: {C} quatre-mains.

fâr-herteliy:: {I} viermaandelijks; elke vier maanden.

Fariniy:: {G} (dorp; gemeente Polefi-Jariâlo).

Fariniy-âskân:: {W} .

Fariniy-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Xalâs); .

Fariniy-weg:: {W} .

fârklan:: {C; mv= ..klâne} quad (motorfiets/bromfiets op 4 wielen).

fârklâne:: {mv} »fârklan.

fârlaf:: {C} vierhoek; viersprong.

fârmakologise:: {I} farmacologisch.

Fârmakologise Museem:: {N} (museum te Hirdo); ; (DOM 208).

fârmašen:: {C} apotheker; apotheek.

fârmasuticiys:: {Cmv} farmaceutica, geneesmiddelen.

fârmasy:: {C} farmacie, leer van de geneesmiddelen.

Fârmirras:: {G} (dorp; gemeente Lostô).

fâroer:: {IIef} Faeröers (bv).

Fâroer:: {G} de Faeröer.

Fâroera:: {Cef} Faeröerse vrouw.

fâroerise:: {C} Faeröers (taal).

Fâroero:: {Cef} Faeröerder.

faroft:: {VG} (vergelijking) alsof; do farte, ~ do yspe: hij loopt alsof hij dronken is (maar hij is niet dronken).

farr:: {C} beurs (tentoonstelling ed).

Farr-plep:: {W} .

Fâr-S:: {afk} »Sentrala Spooksoliy Strâle Systemm.

fârsa:: {TW} veertig (rekenkundig).

Fârseerts:: {G} (dorp; gemeente Acabra); (DOM 122).

fartarvende:: {U} voorbijlopen.

fartatt:: {I} begaanbaar.

fartâzjet:: {I} doorlopend, aanhoudend, constant, voortdurend, onophoudelijk.

farte::

  1. {K} lopen, afleggen, gaan (v afstand, weg); gress ef pijâ mirra ~: ik heb de hele weg gelopen; ef distânt, té kettelira ~: de afstand die te lopen is.
  2. {U}
    1. lopen, gaan (alg); werken (machine); do chafoste ur ~: hij loopt te zingen; ef raðo nert ~: de radio doet het niet; Pask ~: het is Pasen; ef kôbotof ~: het is zondag; ~ fes ronter: rondlopen; ef teroristiys ~ velk jola fes ronter: de terroristen lopen nog vrij rond; tu ~ kol?: hoe maak je het?, hoe gaat het [met je]?; ef kinet ~ tildâ/gulder: het gaat slecht/beter met de patiënt;
    2. (met armt) ef ... ~ armt ef, den: het valt te ..., dat; ef nalalôve nert ~ armt ef, den do enn ef nota kafte: het valt niet vast te stellen of hij de rekening betaald heeft; ef cÿraele jazy ~ armt ef, den do paina: het valt wel te bewijzen dat hij het gedaan heeft; ef dôxe ~ armt ef: het valt te verwachten, zoiets kan men verwachten; do eft penitenky pónze; panÿr dôxe dira ~ armt ef, stus di ufirilóme hupse: hij heeft een boete gekregen; dat valt te verwachten als je te hard rijdt; ... panÿr ÿrpune nert dira ~ armt ef, stus di ufirilóme hupse: ... daaraan valt niet te ontkomen, als je te hard rijdt;
    3. (met ander vz) do ~ âst kost šÿrtyc: hij gaat tegen mijn voorstel in; ef ~ dalotoje gress: het is mij ontgaan, ik ben het vergeten; ef ~ fes XXens: in het XX gekleed gaan (XX=kleur); eup ~ fes doffiyens/mindaens/blakkerens: ze gaat in het zwart/rood/wit gekleed (enz); ef ~ fes ronter: rondlopen; ef teroristiy ~ jola fes ronter: de terrorist loopt vrij rond; ef ~ furt knurfel/kôre: water/brandhout [gaan] halen; ef ~ krÿmiy gress, den do merfe = doex ÿmerfos ~ krÿmiy gress: het komt me voor dat hij liegt (..lira ipv den is hier onmogelijk); ef ~ luft: aangaan (betreffen); mittof nert ~ luft gress: dat gaat mij niet aan; ef ~ roffottô: schelen, verschil maken; 10 euro ~ roffottô: dat scheelt 10 euro; ef ~ roffottô noi pert: erg veel scheelt het niet; ef ~ werôx rst/flj: (fig) tegemoet komen aan iemand/iets.

•-farte:: {SX.c > c} vooruitgang van; ontwikkeling van; (bijv) ef tegniyc-farte: de vooruitgang van de techniek; ef veldur-farte: de evolutie van de mens.

farte-armt:: {U} oplopen, stijgen (temperatuur, stemming); tot een climax komen.

farte-cor:: {K} omverlopen.

farte-ðô:: {K} aflopen (v weg; door stad).

Fârteekôšeðy:: {F}.

farte-fes::

  1. {K} (spr) binnenlopen; do ~ ef mittus: hij loopt de kamer in; hij komt de kamer binnen lopen.
  2. {U} binnenlopen, aan komen wippen.

Fârtef Kveer-weg:: {W} .

Fârtef Pogalo-mirra:: {W} .

Fârtef Pola-ovap:: {W} .

Fârtef Unkiyst:: {W} .

farte-hups:: {U} hollen, hardlopen.

farte-kaf:: {K} (lett) oplopen, omhooglopen naar.

farte-kestenn:: {K} omverlopen.

fartelira:: {I} geliefd, veelgevraagd, populair.

farte-minkÿr:: {K} (lett) [achter]nalopen; (fig) bijbenen.

farte-mip:: {K} uitlopen (tot het einde toe lopen); do farte-mip pijâ ef mirra: hij loopt de straat geheel uit.

fartere:: {U} gaan, lopen (v gebeurtenissen ed); ef ~ tildâ: het loopt slecht af; het gaat slecht.

Fârtes-mirra:: {W} .

fartetat:: {C} looplamp.

farte-tijâ:: {E} weglopen.

farte-tÿrt:: {U} (lett) teruglopen.

farte-vrôk:: {SC} loop, gang; wijze van lopen.

farte-zléf:: {U} buiten adem raken.

farte-zurreros:: {C} levensduur (hoe lang iets meegaat).

Farth:: {F}.

Farthing:: {F} (Eng).

Farth & Rusen:: {N} (grote fabriek voor pap-, zuivel- en graanproducten, te Milbo); .

Farth-weg:: {W} .

fârtimiy:: {C} viervoud.

fartirare:: {K} afleggen, doorlópen (v weg of traject: lett/fig).

fartmešane:: {U} komen aanlopen, eraan komen.

fâr-tofiy:: {I} vierdaags (vier dagen durend).

fartole:: {K} (fig: veel bezoeken) plat lopen; ef entrafers ~ ef sÿrt: de toeristen lopen de stad plat; (= »farte + »ole).

fartos:: {C} het lopen; loop (v rivier); verloop, gang van zaken; cursus.

Fartos:: {G} (beek; gemeenten Ðark en Zekon); .

fartos-armt:: {C} stijging (temperatuur, stemming); het tot een climax komen.

fartos-cor:: {C} dooddoener, nietszeggend argument.

fartos-fes:: {C} het binnenlopen; receptie; "open house".

fartos-hups:: {C} gehol, geren.

fartos-minkÿr:: {C} achtervolging (te voet).

fartos-tÿrt:: {C} terugkeer.

fâr-zemperiy:: {I} vierjaars (vier jaren durend); vierjarig (vier jaar oud).

fas:: {C} fase, stadium.

Fâs:: {F}.

F.A.S.:: {afk} »Feslosos furt Akalbinâk-Stÿrðos.

fâsahe:: {C} (dl= Liftka) gevel, façade; »fâsatt.

fâšâm::

  1. {Aef} gunst.
  2. {I} gunstig.

fâsanta:: {C} fazant (L. Phasianus colchicus).

Fâsanta-mirra:: {W} .

Fâsanta-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Šeftaliy); .

fâsantatiyse:: {C/S} fazant (als voedsel op tafel).

Fâsanta-vender:: {W} .

fâsantiyse:: {C/S} (spr) fazant (als voedsel op tafel); »fâsantatiyse.

fâšatjen:: {C} begunstiger.

fâsatt:: {C} gevel, façade.

fâsatt-plâciy:: {C} gevelsteen.

fasett:: {C} facet.

fâše:: {K} begunstigen.

fasesmiy:: {C} fascisme.

fâshâc:: {C} werkterrein (alle betekenissen).

fâšon:: {C} mode (vrnl kleding) âfry ef ~: in de mode; vluf âfriye ef ~: uit de mode.

fâšon-bloos:: {C} modeshow.

fasonn:: {SC} fatsoen.

fâšos:: {A} begunstiging.

•fâsto:: {SX > c; mv= •fâstôe; rsmv= ~tt} •stof, •kleed, •doek, •textiel; (bijv) kelbrafâsto: tafelkleed; pazzofâsto: grondzeil; xobinifâsto: tentdoek, [stevig] doek; lap.

•fâstôe:: {mv} »•fâsto.

•fâstott:: {rs} »•fâsto.

fatâl:: {SC} noodlot.

fatasôr:: {C} familie.

fatasôr-quanka:: {C} familienaam (in Spok: een vd namen ve meestal dubbele achternaam, zoals in de familie v hetzij de man, hetzij de vrouw, wordt doorgegeven); »familijâ-quanka; .

fatlone:: {E} stekelige opmerkingen maken.

fatlonos:: {C} stekelige opmerking.

fatôða:: {C} experiment, probeersel; dat wat uitgeprobeerd wordt.

fatôða-zurt:: {III} na enige tijd.

fatôðiy:: {I} doortastend (persoon).

fatte:: {K} markeren; van een merkteken voorzien.

fatter:: {C} markeerder.

fattos:: {C} merkteken, markering.

fa'uke:: {K} verdelgen (ongedierte, onkruid).

Fausto:: {J} (Spa).

fâx:: {C; mv= ~es of regelm.} (afk= fx of fx.) fax.

Fâx-eka:: {G} (dorp; gemeente Vel).

fâxes:: {mv} »fâx.

Fâx-gre-môjôl:: {N} (molen aan de rivier Krappa; gemeente Quua); .

Fâx-pônt:: {N} (brug bij Fâx-eka over de Krappa); .

fâx-zâlbinase:: {K} per fax verzenden.

fb:: {afk} »februy.

f.b.f.:: {afk} (= fes belt »fort).

f.c.z.:: {afk} (= fes ef »cijazut zerfe helkara).

Fdángeftr:: {F} (Gar).

fe::

  1. {U; gst= ~t} schuilen onder een boom.
  2. {C; mv= fa} oor; ef hanntele lef deff ~ ur bliynt eit: zonder na te denken/roekeloos/onverantwoord handelen; ef lelperre eft ~ ump flj: oren naar iets hebben; gress nert uberecû ef luft ef fa: ik kan er geen touw aan vastknopen; ef arfine helkara groft ~, den/..lira: het komt hem ter ore, dat ....

Fea-helmy:: {G} (grot; gemeente Sa Crono); .

feb:: {afk} »februy.

febbe:: {C} koorts.

febbexéxâm:: {S} moederkruid (L. Tanacetum parthenium).

februhertel:: {C} (arch) februari.

februte:: {rs} »februy.

februy:: {Cef; rs= februte} (afk= fb of feb) februari.

fe-byt:: {C} oorvijg.

fécaliy:: {I} fecaal.

fecc:: {S} (soort Spaanse peper).

féces:: {S} fecaliën.

Fecyrre:: {J}.

FED:: {afk} »Feslosos furt Ef Dadôcs-zollos.

federašo:: {C} federatie.

fedre:: {C} veer (v vogel); stus gissecû ef ~s: het is doodstil.

fedre-âspers:: {C} pluimasperge (kamerplant) (L. Asparagus plumosus).

fedre-belps:: {Cmv} pluimvee.

fedre-krutt:: {C/S} plônsor ~: aarvederkruid (L. Myriophyllum spicatum).

Feelix::

  1. {J} Felix.
  2. {N} (boektitel); .

Feelix-Nutter:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Kurriy); .

Feelix-Zutter:: {N} (tankstation langs de M33; gemeente Kurriy); .

Feenn:: {F}.

Feennklarbÿr:: {G} (dorp; gemeente Gret).

Feeršâf:: {G} (dorp; gemeente Sinto-Hanâ).

Feertupiyre:: {F}.

f.e.g.:: {afk} (= fes ef »gisa).

fegg:: {I} veeg; netelig; bijna dood.

fék:: {C} klootzak, kluns, klungel.

fe-kâla:: {C} oorbel, oorhanger.

fe-kelg:: {C} oorschelp.

FEL:: {afk} »Depârtemen furt Fesdu-Tiyns ur Lydos-nâs-vobaros.

félclare:: {K} ~ pai: voorafgegaan worden door; volgen op; ef wuxos-furt ~ pai eft dia-megg: de lezing wordt voorafgegaan door een diavoorstelling = de lezing volgt op een diavoorstelling.

félcle:: {K; gst= félt} voorafgaan aan.

félclos:: {A} het voorafgaan; âfry ef ~ (afk= â/f): dienovereenkomstig.

feld•:: {wst} »feldre.

feldariy:: {C} kast.

Feldariy::

  1. {F}.
  2. {N} (Bergparel-hotel in Xâ ja ef Prusots); .

feldariye:: »feldarye.

feldariy-krur:: {C} wandmeubel (hele kamerwand bedekkend).

feldarye:: (feldariye) {K} verbergen.

felðe:: {OV} (vaak ironisch/onverschillig/minachtend)

  1. {enk} zoveel als een, zoiets als een; (spr) of zo; gress nert affionnose ~ merfos: ik houd niet van zoiets als een leugen (maar je liegt); (hypothese) ~ stûdent tisjane, té paine dena eksâm: elke student die dit examen doet, zal zakken (maar het moet nog blijken of dit zo is); (spr: voorzichtige suggestie) dus tu arfinecû tjâg ~ treno: dan kun je met de trein komen of zo; (spr: onverschilligheid) do painelira kluft? – do trempelira ~ mimpit: wat is hij aan het doen? – hij leest een boek of zo;
  2. (= feltes) {stoff} zoveel als, zoiets als; dena mÿrt melde mip ~ canazâ: deze schoorsteen is van zoiets als marmer (maar het ziet er eerder uit als geschilderd hout); (spr) Elsa pliyfone kluft? – eup pliyfone ~ helt: wat drinkt Elsa? – ze drinkt melk of zo; »feltes.

feldre:: {U; gst= felt; wst= feld•} zitten, gezeten zijn; (fig) zetelen, gevestigd zijn (v instantie, kantoor); ef FYSP, ~lira ber Gÿrô: de FYSP, gevestigd/zetelend in Gÿrô; armt dena glûfiy ef melde mesÿa den ~lira ber Hirdo: voor dit bedrijf is het interessant om in Hirdo gevestigd te zijn; (fig) ef nert ~ jelp furt flj: niet zitten te wachten op iets (fig); ~-tûe: ga zitten.

feldrelira:: {tdw} »feldre.

feldre-tiyn:: {C} zitvlak (met nadruk op zitten).

feldriy:: {I} zittend (leven).

feldros:: {C} het zitten.

feldu:: {C} (arch) stoel, zetel; »ferdu.

Feldy-ef-Vetera:: {G} (dorp; gemeente Kanea).

fele:: {mv} »fâl.

féle:: {U} zich voortbewegen; rijden.

felec:: {gst} »flectre.

felec-kura:: {gst} »flectre-kura.

Felex:: {J} Felix.

felisitašo:: {C} felicitatie, gelukwens.

felisitere:: {K} feliciteren, gelukwensen.

FelixFôrs:: {N} (airconditionings- en luchtbehandelingsapparatuur, te Korif); .

Felnâk-môjôl:: {N} (molen aan de rivier Giyl; gemeente Flepiyi); .

félos:: {C} voortbeweging.

felt::

  1. {C} zitting (v stoel).
  2. {gst} »feldre.

félt:: {gst} »félcle.

feltegtâ:: {C} bank (eenvoudig, zonder leuningen); (= »feldre + »nregtâ 1).

feltes:: {OV} (vaak ironisch/onverschillig/minachtend)

  1. {mv} zoveel als [de], zoiets als [de]; (spr) of zo; ef melde ~ sparots: dat zijn zoiets als dennenbomen (lijken op dennenbomen); óps larde ~ huldus: ze eten zoiets als kersen; ze eten kersen of zo (onverschilligheid over wat het precies is: het lijken kersen/ze noemen het kersen, maar zijn eigenlijk pruimen); (spr: voorzichtige suggestie) dus tu arfinecû ðônosef ~ efantys: dan kun je samen met de kinderen komen of zo; ~ cradef ...: welke ... dan ook; ~ cradef terrats: welke dag dan ook; het doet er niet toe wanneer;
  2. {stoff} »felðe b.

feltsat:: {C} zitplaats.

felzirde:: {U} hangen (half zitten half liggen); do ~ kura ef bankres: hij hangt op de bank.

fema:: {C; mv= ~s} dame (v gegoede stand).

Femina:: {N}

  1. (feministisch maandblad); .
  2. (uitgeverij in Hirdo); .

feminesmiy:: {C} feminisme.

feministise:: {I} feministisch.

Femspo:: {N} (landelijke feministische beweging); .

fen:: {C} boom waaronder men kan schuilen.

Fen::

  1. {J}.
  2. {G} (stad in Tjemp).

fences:: {mv} »fenx.

fendriy:: {I; mv=enk} vlot, kittig; niet tutterig.

fendy:: {S} watereppe (plant) (L. Sium); hardlap ~: kleine watereppe (L. S- erectum); svenk ~: grote watereppe (L. S- latifolium); qurrediy ~: waterscheerling (L. Cicuta virosa).

fenelc:: {C/S} venkel (L. Foeniculum vulgare).

feng:: {I} paraat, gereed, bij de hand.

feninner:: {C} feestmaal[tijd]; (= »fenta + »finner).

Fennyst-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Âpô); .

Fennyst-woedenn:: {G} (kloof in noordwestelijke uitloper v Ÿrcô-gebergte); ; (DOM 175).

Fennyst-woedenn-plep:: {W} .

Fens:: {F}.

fenta:: {C} feest[je]; fes ef ~: op het feest; ef qugle eft ~: een feest geven; (sprkw) ef ~ nert la'yce ef weinô: het sop is de kool niet waard.

Fenta-blufk:: {W} .

Fenta-kôl:: {G} (bergpas in Cÿrofly/Kulano-gebergte; 1055 m hoog, hoogste pas in Spok die met een auto bereikbaar is); .

Fenta-meeg:: {N} "Feestraad" (instelling in Amahagge); .

fentatof:: {C} feestdag (nationaal Spok, waarop niet gewerkt wordt).

Fenta-weg:: {W} .

fente:: {U} feest vieren.

fenteste:: {K} behalen; met inspanning verwerven; ef ~ eft huch: een overwinning behalen.

fentestos:: {A} dat wat met inspanning verkregen is.

fente-terrats:: {mv} »fente-tof.

fente-tof:: {C; mv= ..-terrats} feestelijke dag, feestdag (in privé-sfeer).

fentiy:: {C} kerk[gebouw] (Erg kerk in Peg).

Fentiy-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Leeserf); .

fentiyfina:: {C; mv= ~s} (vrw lid vd Erg kloosterorde »Sinto-Fentiyf-wâlka).

fentiyfinas:: {mv} »fentiyfina.

fentiyfino:: {C} (mnl lid vd Erg kloosterorde »Sinto-Fentiyf-wâlka).

Fentiy-fÿtafiy Dur:: {N} (kroniek uit 1423; een afschrift uit ca. 1580 wordt bewaard in het Fentiy-klooster in Leeserf); .

Fentiy-Husof:: {N} (»šarkdomenn bij Manes-Toniys; district Litii); .

Fentiy-Leeserf:: {G} (dorp; gemeente Leeserf).

Fentiy-Leeserf-weg:: {W} .

Fentiy-seert:: {N} (bewoond kasteel op šarkdomenn Leeserf-Lassos); .

Fentiy-seert-mirra:: {W} .

Fentiy-ses:: {G} (stuwmeer in district Litii); .

Fentiy-ses-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Leeserf); .

Fentiy-Trus-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Trus); .

fento:: {I} feestelijk.

fentômhûls:: {C} feestkleding, feestelijk gewaad; (= »fenta + »ômhûls).

fenx:: |X| {C; mv= fences} [wind]vlaag.

fenx-ÿc:: |X| {C} windeik (klein soort eikenboom) (L. Quercus maritima).

feqr:: {afk} (= fes ef »quanka rifo).

fer:: {C} worm; blotter ~: blauwe regenworm (L. Octolasium cyaneum); mindefit ~: rode regenworm (L. Lumbricus rubellus).

fera:: {I} fier, trots, groots.

féra:: {I} fel; eft ~ buros: een felle brand.

Ferâgta-helmy:: {G} (grot; gemeente Quobenta); .

Ferâgt-clamiða:: {G} (moeras rond samenloop v Ÿrlaâgchÿ en Kjoep); .

Ferâgt-nûrcus:: {N} (voetveer op de Kjoep); .

Ferâgt-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Quobenta); .

féra-mesâ:: {I} felgroen.

Ferašâ:: {G} (eilandje in Pûlpoem-meer, in Hirdo); .

ferbiy:: {I} afwisselend.

ferbjare:: {K} (fig) schakeren.

ferbjaros:: {A} schakering.

ferbje:: {K; gst= ferp} afwisselen.

ferbjos:: {A} afwisseling.

Fercen:: {F}.

Fercen-korda:: {N} (Erg kerk tussen Tunlâf en Tunfaniy; gemeente Riysbo); .

Fercen-mirra:: {W} .

fer-delperreratjen:: {C} pierensteker (iemand die beroepshalve wormen voor vis-aas opgraaft).

Ferden:: {F}.

ferdu:: {C} stoel; ef feldre kaf ef quista/tildâ ~: het goed/slecht hebben; (oorspr feldu); »feldre.

Ferdu:: {F}.

ferdublef:: {C} stoelleuning; rug van een stoel.

ferdu-lippio:: {C; mv/rsmv= ~nes; rs= ..-lippót} stoelpoot.

ferdu-lippiones:: {mv/rsmv} »ferdu-lippio.

ferdu-lippót:: {rs} »ferdu-lippio.

Ferdu-plep:: {W} .

Ferdwine:: {F}.

fére:: {K} blakeren; fel schijnen op.

ferflappa:: {C} ballpoint, balpen.

ferhertel:: {C} (arch) februari.

feri::

  1. {Sef} ijzer.
  2. {I} ijzeren, van ijzer.

Feri-pônt-weg:: {W} .

ferk:: {I} afgezaagd; weinig origineel.

Ferken Heles:: {F}.

Ferky-krur:: {G} (50-70 m hoge loodrechte rotswand in Kina); .

Ferky-krur-weg:: {W} .

Fermelle-mirra:: {W} .

Fermenn:: {F}.

Fermen-plep:: {W} .

fermiy:: {I; [mv=enk]} ongepast.

Fermylen:: {F}.

Fernent::

  1. {J} Ferdinand.
  2. {N} (naam v steenkolenmijn; gemeente Tufiepo); .

féros:: {C} blakering; fel schijnsel.

ferp:: {gst} »ferbje.

Ferrðiy:: {G} (dorp; gemeente Kûrânien).

Ferrðiy-belt:: {G} (dorp; gemeente Kûrânien).

ferre:: {C/S} varen (plant); varens.

Ferrs:: {F}.

Ferry:: {N} (restaurant bij het veerhaventje v Mâclajoh); .

ferrÿ:: {C} stal; ef chânege ef ~ miskofas: er geen donder/moer om geven; eup chânege ef ~ miskofas frópjÿ sener efantys: ze geeft geen donder om haar kinderen; ze laat haar kinderen stikken.

ferrÿ-kette:: {K} op stal zetten.

Ferrÿ-mirra:: {W} .

ferrÿtat:: {C} stallantaarn.

Ferrÿtat-rônter:: {W} .

Ferrÿtat-weg:: {W} .

fers:: {C} graspol; kluitje aarde.

•fers:: {SX > c} •deur (anders dan ve huis of gebouw); (bijv) kulfers: schuurdeur; slušefers: sluisdeur.

férsa:: {C} (dl= Noord-Ales) dutje.

Fertola-museem:: {N} (museum bij Alertobiy); .

ferviyf:: {C} (soort reukloos lelietje-der-dalen) (L. Convallaria inodora).

Ferwen:: {J} (Peg).

fer-zâror:: {I} wormstekig.

fes::

  1. {VZ}
    1. (plaats) in, binnen; (soms) op; do sÿrte ef hurons ~ ef vasa: hij zet de bloemen in de vaas; ~ eft ileset: op een eiland; ~ ef koles/mirra: op school/straat; ~ ef grâg: in [het water van] de gracht; (vgl) kaf ef [Aschen-]grâg: op de [Aschen-]grâg; ~ ef lirrotiy: op het plein; ~ eft foto/dravos/pracâ/fiyrk-wós: op een foto/tekening/bladzijde/website; do melde kolester ~ ef universitiy: hij is docent aan de universiteit; (bij straatnamen) ~ ef Koles-mirra/Korda-plep: in de Schoolstraat/Kerklaan;
    2. (afstand) na, op; ~ 300m: na/op 300 m (op een plek die 300 m verderop ligt);
    3. (tijd) in; ~ 1820/2012/2033: in 1820/2012/2033 (zowel vroeger, nu als in de toekomst); ~ [ef] ogust: in augustus (eerstvolgende maand augustus; afgelopen maand augustus); (vgl) ogustas: [elk jaar] in augustus); Hirdo ~ 120386: Hirdo, 12 maart 1986 (datering op brief); ~ eft kortarr/zurtarr: in een kwartier/uur (zo lang als een kwartier/uur duurt); tu fartecû helkara ef garrent ~ eft kortarr: je kan in een kwartier naar het station lopen; ef derviy ialef ~ 10 zempers: de slechtste oogst in 10 jaar; (bij dagen) op; ~ eft lunatof: op een maandag (enz);
    4. (betrekking) gress nuta ~ Cônsu, ...: ik heb op/bij Cônsu gehoord, ... (bij radio- of tv-programma); eft trut ~ blotter wola: een trui van blauwe wol; ~ ef finn: aan het begin; do vende riyfain ~ eft ÿršar: hij loopt altijd met een hoed op; (mbt verandering in hoeveelheid) eft tâx-kafpainos ~ 5%: een belastingverhoging van 5%; eft zympÿos ~ 600 olimannas: een vermindering van 600 inwoners; eft querdâ ~ 23: een verschil van 23 ; ~ ef flândoro/hardlapiy (enz): in de lengte/hoogte.
  2. (= fés) {DT}
    1. (doel) opdat, om te; do ~ riffe eft feldariy, do kurrilóme beri simaje sener mimpits: hij maakt een kast opdat hij zijn boeken kan opbergen/teneinde zijn boeken op te bergen; kirro ~ pliyfone, kirro ysparilóme: we drinken om dronken te worden;
    2. (gevolg) zodat, waardoor; ef ~ bidale, gress nert affionnosilóme beri bôrade ef myl: het regent, zodat ik geen zin heb om de hond uit te laten; ~ ..., X-lira: zó ..., dat X; ef bidale ~ hups, gress nert affionnoselira beri bôrade ef myl: het regent zó hard, dat ik geen zin heb om de hond uit te laten; do melde ~ hupster, groft nurp flâpselira ân: hij is zó groot, dat hij overal zijn hoofd stoot.

fes•:: {PX.ww > ww} (nieuwe ww'n); »fes; »fes-.

fés:: {DT} »fes 2.

fesaderme:: {E} op adem komen; uitblazen.

FeSaHe:: {afk} »Feslosos furt Sailelira Herita.

fesâlbe:: |fesÂlbe| {K} overrompelen; ef ~ quista: dat treft goed.

fes-âlbe:: |fEsâlbe| {K} (lett) inbouwen.

fesâlbos:: |fesÂlbos| {A} overrompeling.

fes-âlbos:: |fEsâlbos| {C} inbouw.

fesaquonda:: {I} internationaal (waarbij Spok betrokken is: Spok en andere landen); ef ~ côstišerpses rifo Spooksoliy: de internationale belangen van Spokanië.

fešarcess:: {I} binnenlands; (= »fes + »šarcess).

fesare:: {U} (fig) samenvallen.

fesarfine:: {U} ~ lef: bevallen van (een kind).

fesarfinos::

  1. {C} bevalling (v kind).
  2. {A} ef ~z: de lotgevallen (avonturen).

fešark:: {C} binnenland; (= »fes + »šark).

fesaros:: {A} samenvalling, het samenvallen.

fesaxe:: {K} drillen, streng dresseren.

fesaxos:: {C} drilling, strenge dressuur.

fesbarite:: {K} voorstaan, voor de verbeelding staan; gress ~ ef moplariy velk: het ongeluk heugt me nog.

fesbindelira:: {I} restrictief (v beleid).

fesbindos:: {A} restrictie.

fesblaffe:: {K} innen (geld).

fesblaffos:: {C} inning.

fesblôfos:: {A} inzinking, instorting (geestelijk).

fesbône:: {U} (lett) instorten.

fesbônos:: {C} (lett) instorting.

Fesbônos-mirra:: {W} .

fescašoe:: {K; gst= ..cašot} autoriseren (machtigen, erkennen).

fescašot:: {gst} »fescašoe.

fesceke:: {U/K} inzetten (muziek, lied).

fescente:: {K} ef ~ [ef joiy/hâng/..] lef flj/rst: [plezier/vreugde/..] beleven aan iets/iemand.

feschebae:: |fechebae| {K} intrekken bij; gaan wonen bij (de persoon met wie men zojuist getrouwd is); eup ~ eft kratoer smyl: ze is met een visser getrouwd en gaat nu met hem in een hutje wonen.

fescÿrbatt:: {C} accommodatie.

fesðée:: |..stj..| {K} (lett) afdrukken.

fesðéos:: |..stj..| {C} (lett) indruk, afdruk.

fesðôrce:: |..stj..|

  1. {K} gelegen komen, te pas komen; vilt quarderos nert ~ gress: jouw bezoek komt mij niet gelegen/komt mij slecht uit.
  2. {Kpr} zich laten welgevallen.

fesdotoje:: {I} binnenste buiten; ef pjôle ~: (iro) jokken.

fesdôxe:: {K} (schr) tegemoetzien; kirro ~ sponûtiym gert qualostiy: wij zien uw offerte met belangstelling tegemoet.

fesdragg:: {gst} »fesdragje.

fesdragje:: {K; gst= ..dragg} herhalen.

fesdragjer:: {C} dat wat herhaald wordt/moet worden.

fesdragjos:: {C} herhaling.

fesdrése:: {K} ~ lef: verrassen op (iets ONaangenaams).

fesdrésos:: {C} onaangename verrassing.

fesdrôme:: {K} ~ rst: tekeergaan tegen iemand, uitvaren tegen iemand.

fesdrômos:: {C} uitvaring, woede-uitbarsting.

fesdu::

  1. {III} [naar] binnen; do farte ~: hij loopt naar binnen; (vgl) do farte ânt: hij loopt binnen [rond]; do melde ~: hij is binnen; »ânt.
  2. {VZ} (richting) in, naar binnen; do farte ~ ef sért: hij loopt het huis in/binnen; do melde ~ ef šôts: hij is op de hoogte [van de situatie/zaak].

fesducupp:: {VZ} (richting) dwars door [heen], in en uit; ef xleg vende ~ ef krur: de kogel gaat dwars door de muur; do farte ~ ef mittus: hij loopt de kamer in en uit.

fesdu-flartolar:: {C} binnenhuisarchitect.

fesduloinor:: {I} introvert.

fesdumotrikiy:: {I} binnensmonds.

Fesdu Ovap-port:: {W} .

Fesdure-city:: {N} (winkelcentrum in Amahagge); .

Fesdure-hôspitalo:: {N} (ziekenhuis in Amahagge); .

Fesdure-lirrotiy:: {W} .

fesdu-šark:: {C} binnenland (inwendige deel ve land, ver van de kusten); (meestal in het mv) ef fesdu-šarks: de binnenlanden.

fesdušarkiy::

  1. {I} binnenslands.
  2. {VZ} (plaats) binnenslands; ~ ef entrafer-areûs: in de toeristengebieden binnenslands; in de binnenlandse toeristengebieden.

fesdusért-frenvu:: {C} inhuis-type (boerderijtype waarbij het woongedeelte als een apart huisje in een groot bouwwerk is opgenomen).

fesdusértiy::

  1. {I} binnenshuis; eft ~ kul: een inpandige schuur.
  2. {VZ} (plaats) binnenshuis; ef boerts melde ~ ef ferrÿ: de koeien staan in de stal binnenshuis/die in het huis gelegen is.

Fesdu-siyclo:: {W} .

Fesdu-Tiyns:: {N} (afk= FT) [Ministerie van] Binnenlandse Zaken.

Feseert!:: {N} (boektitel); .

Fes Ef Covents:: {W} .

Fes Ef Fôrestâ:: {F}.

Fes Ef Forestas:: {W} .

Fes ef Jakâms:: {W} .

Fes Ef Knurfel:: {F}.

Fes Ef Pârc:: {F}.

Fes Ef Sÿrts:: {F}.

Fes Ef Umyns:: {F}.

fesencâter:: {I} (afkeurenswaardige variant v »feswencâter).

fesencâtiy:: {I} (afkeurenswaardige variant v »feswencâtiy).

fesende:: {K} binnengaan, gaan in; ef smurf, ~lira kirnem: het geld dat bij u binnenkomt (dat u ontvangt); (= »fes• + »vende).

fesenn::

  1. {VR; gnp= ~er; gnz= ~ÿr} waarheen?, waar naar toe?, naar wie?; óps vende ~?: waar gaan ze naar toe?, naar wie gaan ze toe?; Petriy linne, óps ventûs ~: Petriy vraagt waar ze heen gaan/naar wie ze toe gaan; kirro vende ~er sért?: naar wiens huis gaan we heen?; kirro njebope ~ÿr port?: naar de haven van welke plaats varen we? (lett: "naar wat zijn haven").
  2. {VG; gnp= ~er; gnz= ~ÿr} (richting) waarheen, waar naar toe, naar wie; gress nert tiffe, ~ óps vende: ik weet niet waar ze naar toe gaan; gress nert tiffe, ~ÿr port kirro njebope: ik weet niet naar welke haven we varen (naar de haven van welke plaats).

fesenner:: {gnp} »fesenn.

fesennÿr:: {gnz} »fesenn.

fesért:: {I} thuis; in huis; naar huis; do melde ~: hij is thuis; do vende ~: hij gaat naar huis; ef tinde ~: thuisblijven.

fesértelde:: {C} heimwee; (= »fes + »sért + »melde).

fesértindos:: {C} huiselijkheid; (= »fes + »sért + »tindos).

fesértobare:: {U} ~ luft: heimwee hebben naar.

fesértos:: {C} thuiskomst.

fesfartatjen:: {C} immigrant.

fesfarte::

  1. {U} immigreren.
  2. {Upr} ~ kaf: zich inzetten voor.

fesfartos::

  1. {C} immigratie.
  2. {A} inzet, toewijding.

fe-sfég:: |-svég| {C} oorlel.

fesfiy:: {C} ingang (v kamer, gebouw); (taalk) voorvoegsel, prefix.

fesfóme:: {K} doorsníjden; ef arânka ~ ef jakâm: de spoorlijn doorsnijdt de vlakte.

Fesfôrest:: {G} (dorp; gemeente Jelâ).

Fesfôresta:: {G} (dorp; gemeente Zelzakiy).

Fesfôresta-museem:: {N} (museum in Zelzakiy); .

Fesfôrest-Dâm:: {G} (dorp; gemeente Kneno).

fesfort:: {III} intussen, onderwijl.

fesgabane:: {K} opbrengen (arrestant, schip).

fesgabanos:: {C} opbrenging (v arrestant, schip).

feshajime::

  1. {K} ~ fes: baseren op, gronden op.
  2. {Upr} ~ fes: gebaseerd zijn op.

feshajimos:: {A} basering.

feshustae:: {K} honen, smaden.

feshustaos:: {A} gehoon, smaad.

fesitÿr:: {gst} »fesitÿrre.

fesitÿrre:: {K; gst= ..itÿr} ~ [beri/den]: nalaten (iets niet doen).

fesjacie:: {K} (fig) overheersen, overweldigen.

fesjacios:: {A} (fig) overweldiging.

fesjaciy:: {I} overweldigend.

fes-jaletâx:: {C} inkomstenbelasting; .

fes-jalos:: {C} inkomen (zn), inkomsten; fes-jalôsta: inkomsten.

fes-jalos-riffô:: {C; mv= ..-riffós} bron van inkomsten.

fes-jalos-riffós:: {mv} »fes-jalos-riffô.

fesjikate:: {K} (fig) inschakelen; ef ~ ef dekeniy: de rechter inschakelen (een rechtszaak beginnen).

fesjikatos:: {A} (fig) inschakeling.

Fesk:: {F}.

feskafte:: {K} aflossen (schuld).

feskaftos:: {A} aflossing (v schuld).

feskâmpae:: {K} voldoen aan.

feskâmpaos:: {C} voldoening, genoegdoening.

feskettare:: {K} verwelkomen.

feskettaros:: {C} verwelkoming.

feskette:: {K}

  1. inleveren.
  2. beseffen.

feskettos::

  1. {C} inlevering.
  2. {A} besef.

Fesk-mirra:: {W} .

feskoffe:: {K} (fig) aangeven (bijzonderheid ed); ef frart ~ den .../..lira: het staat aangegeven dat ....

feskoffos::

  1. {C} het aangeven.
  2. {A} (fig) opbiechting, biecht.

fes-koles:: {C} internaat (gesloten instelling).

Fes-koles furt Jo lef Môntyelira Hôfruosz:: {N} (afk= FJomhô) "Internaat voor Moeilijk Opvoedbare Jongeren"; .

feskôlt:: {I} doordríngend.

feskôlte:: {K} dóórdringen, dringen door (water ed).

feskôlte-âp:: {I} nert ~: ondoordringbaar.

feskôltos:: {C} dóórdringing.

feskrur:: {C} binnenmuur, binnenwand.

fesksenpe::

  1. {E} zich misdragen.
  2. {U} huishouden; tekeergaan (storm ed).

feskvâle:: {K} kwellen, pijn doen.

feskvâlos:: {C} kwelling; iets wat pijn doet.

feslate:: {K} bespieden.

feslater:: {C} bespieder.

feslate-ronter:: {K} verspieden.

feslatos:: {C} bespieding.

feslelde:: {K} inwinnen (inlichtingen).

fesleldos:: {C} inwinning (v inlichtingen).

fesloiniy:: {I} binnenwaarts.

feslose:: {K} instellen.

feslosos:: {C} instantie, instelling, stichting, organisatie; gelegenheid (indien een eigennaam begint met de kwalificatie Feslosos [furt] ..., gaat het om een "stichting" in juridische zin, zoals bijv Feslosos furt Baniylôsta (Stichting voor Fobieën).

Feslosos Chucern Tulÿnn:: {N} "Stichting Ondergronds Tulÿnn" (komt op voor de belangen vd nabestaanden vd mijnramp in 2012); .

Feslosos Ef Wagenrifs:: {N} "Stichting De Wagenmakers" (organiseert alle evenementen in de »Kindisiy Wagenrifâs; in Hirdo); .

Feslosos Ennderur-poerteros:: {N} "Stichting Restauratie Ennderur-kerk" (in Sinto-Leraquen); .

Feslosos furt Akalbinâk-Stÿrðos:: {N} (afk= F.A.S.) "Stichting voor het Beheer van Bezienswaardigheden" (in Tsjech); .

Feslosos furt Baniylôsta:: {N} "Stichting voor Fobieën" (belangenbehartiger voor mensen met een fobie; in Papije); ; (DOM 78-79).

Feslosos furt Dunjes-Zerfosex ef Frints:: {N} "Stichting Vrienden van Dunjes-Zerfos" (strijdt voor het behoud vh museumkasteel »Dunjes-Zerfos; in Floran); .

Feslosos furt Ef Dadôcs-zollos:: {N} (afk= FED) "Stichting voor het Behoud van Ef Dadôcs" (strijdt voor het behoud vh moerasgebied »Ef Dadôcs; in Trendon); .

Feslosos furt ef Frints rifo ef Tâmp-echuh-kipt:: {N} "Stichting Vrienden van het Stoomgemaal" (in Minde); .

Feslosos furt ef Frofâler-rutracciyex ef Kafðobiyros:: {N} "Stichting ter Bevordering van de Mobiliteit van Gehandicapten" (in Hoggebim); .

Feslosos furt ef Mindeoeg Tâmp-gabanos:: {N} (afk= FMT) "Stichting voor het Stoomvervoer in Minde" (exploiteert toeristische stoomtram in Minde); .

Feslosos furt ef Moios rifo Undôxiyn én Ÿrkamÿr Miperters:: {N} (afk= MUŸM) "Stichting voor de Ondersteuning van Veelbelovend en Jong Talent" (in Blort); .

Feslosos furt ef Pegrefiy-krodanaros:: {N} (afk= FPK) "Stichting ter Bevordering van het Pegrevische schrift" (in Zest); .

Feslosos furt ef Tentef-lângâr-kolestiyecÿr kafðobiyros:: {N} (afk= FTLKK) "Stichting voor de Bevordering van het Tweede-taalonderwijs" (in Amahagge); .

Feslosos furt ef Xâxos rifo Spooksoliy Herita:: {N} (afk= XâxHer) "Stichting voor de Instandhouding van Spokanisch Erfgoed" (in Xea); .

Feslosos furt Helten-tolinnosÿs:: {N} (afk= FHT) "Stichting voor Gezondheidsvraagstukken" (in Ies); .

Feslosos furt Industriela Herita-zollos:: {N} (afk= FIHZ) "Stichting voor het Behoud van Industrieel Erfgoed" (in Trondom); .

Feslosos furt Kokecur-kafðobiyros:: {N} "Stichting ter Bevordering van de Kookkunst" (in Gÿrô); .

Feslosos furt Liftkar Elek-fradâsz:: {N} (afk= FLEF) "Stichting voor Oude Elektrische Locomotieven" (in Gaquggee); .

Feslosos furt Mipšarcess-stûdent-cÿrtiyr:: {N} (afk= FMSC) "Stichting voor Hulp aan Buitenlandse Studenten" (in Hirdo); .

Feslosos furt Saile-kâmpos-vlazzos:: {N} (afk= FSKV) "Stichting Zeilkamp-organisatie" (in Tsjech); .

Feslosos furt Sailelira Herita:: {N} (afk= FeSaHe) "Stichting voor Zeilend Erfgoed" (in Tosiy); .

Feslosos furt Tneferdos-Quistos:: {N} (afk= FTQ) "Stichting voor Vreemdelingenwelzijn" (bekommert zich om het lot v mensen die "illegaal" in Spok zijn; in Zest); .

Feslosos furt Yrnula-prodûks ur âs Slojetiyn Poirestâs:: {N} (afk= FYSP) "Stichting Nijverheidsproducten en Ambachtelijke Levensmiddelen" (in Gÿrô); .

Feslosos Olmes Tja Henna-Plas Mert:: {N} (stichting die de belangen v museumkastelen behartigt; vernoemd naar een voormalige landgoedeigenaar; in Xolestajo; .

Feslosos Tumt furt Aniâ:: {N} (afk= TfA) "Stichting Platteland voor Vermaak" (hierbij zijn boerenbedrijven aangesloten die bed & breakfast aanbieden; in Frezzet); .

feslupse:: {K} improviseren (alg, GEEN toneel ed).

feslupsos:: {A} improvisatie (alg, GEEN toneel ed).

feslydare:: {Upr} ~ pai: zich laten leiden door.

fesmannafiy:: {C} schriftelijke volmacht.

fesmanne:: {Kid} ~ kaf: danken aan||wijten aan; gress ~ dena diplomm quista kaf sener gisa: ik heb dit diploma aan mijn ijver te danken; do ~ dena moplariy tildâ kaf sener nerisinariy: hij heeft dat ongeluk aan zijn onvoorzichtigheid te wijten; ef moplariy frart ~ kaf ef zâgnesen lef šâftros: het ongeluk is aan de gladheid te wijten.

fesmannos:: {A} volmacht; kaf eft ~: bij volmacht.

fesmikkelše:: {K} doorzetten, volhouden.

fesmikkelšos:: {A} doorzetting, volharding, het volhouden.

fesmite:: {K} omkopen.

fesmite-smurf:: {S} steekpenning[en].

fesmitos::

  1. {C} omkoperij, omkoping.
  2. {A} corruptie.

fesmiype:: {K} herdenken.

Fesmiype-tostoriyÿ furt Prifjiof Lerdu Beelmânt-Fesk:: {N} (publicatie); .

fesmiypos:: {C} herdenking.

Fesmiypos-knurfelstiy:: {N} "Herdenkingsfontein" (fontein in Husta); .

fesmiypterrat:: {C} herdenkingsdag; herdenkingsplechtigheid.

fesmonche:: {K; gst= ..mont} overreden.

fesmonchos:: {A} overreding.

fesmont:: {gst} »fesmonche.

fesnivelder:: {C} (taalk) tussenwerpsel.

fesnivie:: {K; gst= ..nivit} inlassen, tussenvoegen.

fesnivios:: {C} inlassing, tussenvoeging.

fesnivit:: {gst} »fesnivie.

fesnjebopiy:: {C} binnenscheepvaart.

fesnotos:: {C} factuur, rekening.

fesoaros:: {A} discipline; krijgstucht.

fesoume:: {Upr} ~ luft: zich overgeven aan.

fesovap:: {C} binnenkant, binnenzijde.

fespaine:: {K} ~ flj ón rst: iemand iets toedienen/ingeven (medicijn/voedsel).

fespâre:: |fespÂre| {K} hekel hebben aan; niet mogen.

fes-pâre:: |fEspâre| {K} inhalen, binnenhalen; innemen.

fespâros:: |fespÂros| {A} hekel.

fes-pâros:: |fEspâros| {C} inhaling, binnenhaling; inneming.

fespépe:: {K} grieven; (= »fes + »spépe).

fespépos:: {C} grief.

fesperkoše:: {K} aanstellen, benoemen.

fesperkošos:: {A} aanstelling, benoeming; fes ef ~: in dienst (werkend op een kantoor, bij een bedrijf ed).

fespilde:: {K} indienen.

fespildos:: {A} indiening.

fespilt:: {I} uitgemaakt, beslist, onbetwistbaar.

fesprabare:: {K} onderrichten, instrueren.

fesprabaros:: {C} onderricht, instructie.

fesputtâs:: {C} aannemingsbedrijf.

fesputtatjen:: {C} aannemer (v bouwwerk).

fesputte:: {K} aannemen (v bouwwerk).

fesputtos:: {C} aanneming (v bouwwerk).

fesqugg:: {gst} »fesqugle.

fesqugle:: {K; gst= ..qugg} inboezemen, ingeven; gress nert tiffe, kluft fesquglo ón do frópjÿ ef ÿpainos enn fitaju: ik weet niet wat hem ingaf zoiets te doen.

fesqummerte:: {K} boetseren.

fesquondare:: {K} UITvoeren, EXporteren.

fesquondaros:: {C} UITvoer, EXport.

fesququlâ:: {C} genootschap.

Fesququlâ âst ef Ciulotos:: {N} "Genootschap tegen Bijgeloof"; ; (DOM 87).

fesqurstox:: {I} moedeloos.

fesqurstoxe:: {K} insluiten; ontmoedigen.

fesqurstoxos::

  1. {C} insluiting.
  2. {A} ontmoediging.

fesquÿe:: {U; gst= ..quÿt} aanblijven (niet weggaan).

fesquÿt:: {gst} »fesquÿe.

f.e.s.r.:: {afk} (= fes ef »sÿrt rifo).

fesrafane:: {K} voorlichten.

fesrafanos:: {C} voorlichting.

Fesrâhe:: {F}.

fesrepp::

  1. {Cef} verloofde (mnl).
  2. {I} veelbelovend, rooskleurig.

fesreppa:: {C} verloofde (vrw).

fesreppe::

  1. {K} ~ ón: beloven aan.
  2. {U} ~ lef: zich verloven met.

fesreppemit:: {C} trouwzaal, trouwvertrek (in grotere Erg kerk).

fesreppos::

  1. {C} verloving.
  2. {A} belofte.

fesrigt:: {C} entree[prijs], toegangsprijs; recht van toegang.

fesrumpstjô:: |fesrumstô| {C} binnenruimte.

fesrupke:: {K} waarschuwen.

fesrupker:: {C} klokkenluider (iemand die misstanden openbaar maakt).

fesrupkos:: {C} waarschuwing.

fesšampâe:: {U} ~ tygtja: afwisselen met.

fesšampâos:: {C} afwisseling.

fesses:: {III} in elkaar, inéén.

fes-sókare:: {K} impregneren.

fesstinde:: {K} inschrijven (club, cursus ed); gress sen fesstinda furt eft cômputer-fartos: ik heb me ingeschreven voor/op een computercursus.

fesstindos:: {C} inschrijving (club, cursus ed); ef lelperre eft ~ luft: ingeschreven staan bij.

fesstjecos:: {C} interieur.

fesstrôle:: {U} aangaan (vuur, licht).

fesstune:: {K} uitstaan, verdragen, dulden.

fessÿrtatt:: {I} verstelbaar.

fessÿrte:: {K} verstellen.

fessÿrtos:: {C}

  1. verstelling, het verstellen.
  2. plaatsruimte.

Fes Sÿrts:: {F}.

fest:: {I}

  1. vast (niet los); ef argerat gre ~: de deur klemt; kirro melda ~ fes ef ototo: we zaten in de file vast; ef melde ~ armt flj: (fig) samenhangen met iets; met iets in verband staan;
  2. niet uit het hoofd; niet van buiten (van een papiertje); do nert wuxe-furt ef poitiyn lo ~: hij draagt het gedicht uit zijn hoofd (van buiten) voor;
  3. aangesloten (vaste telefoon- of internetverbinding); eup melde ~ fes ef internet: ze heeft internet; kirro nert melde ~ fes ef telefonos: we hebben geen [vaste] telefoon[aansluiting];
  4. ongewijzigd, onveranderd.

festamðe:: {K} ~ [fes]: inbedden [in].

festare:: {Upr} blijven steken (lett); ef oto sen ~ fes ef râfs: de auto blijft in de modder steken.

festasse:: {K} besmetten, infecteren (ziekte).

festasser:: {A; mv=enk} besmettelijkheid.

festassiy:: {I} besmettelijk (ziekte).

festassos:: {C} besmetting, infectie.

festass-zrâg:: {vdw} »festass-zrame.

festass-zrame:: {K; vdw= ..-zrâg} ontsmetten.

festass-zramos:: {C} ontsmetting.

feste::

  1. {K} aan-/vastbinden, aan-/vasthechten (lett); vastleggen (op film, geluidsdrager, in dossier ed); opnemen (v muziek); aansluiten (op telefoonnet, internet); verplichten; ef ~ flj lo côntraktuela: iets contractueel vastleggen.
  2. {Upr} vastgelegd liggen/worden (op film, geluidsdrager, in dossier ed); opgesteld zijn (v tekst); ef moplariy sen ~ na ef video-camera: het ongeluk ligt/is met de videocamera vastgelegd; ef bjeltafiy sen ~ fes ef quanka rifo kost tubôs: het contract is opgesteld ten name van mijn vrouw.

festejône:: {K} verstrikken.

festejônos:: {C} verstrikking.

feste-mimpit:: {C} (pop) draaiboek.

festencate:: {K} stilhouden, stoppen; (= »fest + »wencate).

fester:: {I} binnenste; innerlijk; (binnen een organisatie ed) intern; ef ~ tiyns: (zn) binnenste, ingewanden, inwendige mens.

Fester Jakâm-plep:: {W} .

Fester Rônter:: {W} .

festfrint:: {C} boezemvriend.

festfrinta:: {C; mv= ~s} boezemvriendin.

fest-giffe:: {K} (lett) opstellen, arrangeren (op een bepaalde wijze neerzetten); schikken (bloemen ed).

fest-giffos:: {C} opstelling, arrangering (lett); schikking (bloemen ed).

festint:: {I} inmiddels.

festjerpe:: {U} flauwvallen.

festjerpe-kors:: {C} iemand die vaak flauwvalt en/of zich vaak aanstelt.

festjerpos:: {C} het flauwvallen; flauwte.

festlénos:: {C} formule, geijkte uitdrukking.

festloine:: {K} ~ kaf: vestigen op (blik, aandacht).

festmer:: {C} remise (bij schaken); onoplosbaar (probleem).

festnese:: {I} naar/in het binnenland; inheems.

Festo:: {J}.

festrekke:: {K} inhouden (v pas, adem, snelheid).

Festruna:: {G} (stad in Bloi).

Festruna-siyclo:: {W} .

festšark:: {C} vasteland, continent.

festsolft:: {C} cadans, ritmische beweging.

feststenter:: |festen..| {A; mv=enk} stabiliteit.

feststentiy:: |festen..| {I} stabiel.

fest-tûrgiy:: {I} confectie• (kleding); ~ helbi: confectie[kleding]; ~ kolestiy: "confectie-onderwijs" (gestandaardiseerde onderwijsvorm die in principe voor elke ingezetene in Spok geldt); .

festuberelira:: {I} onweerstaanbaar.

festûrg:: {C} inhoudsmaat.

festûrgiy:: {I} in die mate, zo veel, zo erg; ~ [fitfara]: dermate [dat], dusdanig [dat], in die mate [dat]; do nert melde ~ politiyc-cijaziy: hij is niet in die mate (zo erg) politiek geëngageerd (bijv vergeleken bij iemand anders).

fest-verestâ:: {C} beroepsleger.

fe-stylf:: {I} onhoorbaar.

fest-yplemeriy:: {I} onlosmakelijk verbonden; inherent.

fesubere:: {K} opnemen, tot zich nemen; opnemen (v geld bij bank).

fesuberos:: {C} opname (v geld, bij bank).

fesuberos:: {A} opneming, totzichneming.

fesucjyfe:: {U} inhalig zijn.

fesucjyfos:: {A} inhaligheid.

fesuff:: {gst} »fesufne.

fesufire:: {K} binnen-/inrijden.

fesufne:: {K; gst= ..uff} beoefenen.

fesufnos:: {C} beoefening.

Fes Umyns:: {F}.

fesveve:: {K} ~ tjâg: (fig) doorspekken met, larderen met.

fesveviy:: {I} verweven; ef glûfiys melde ~n jÿrs cômeršela armt wâlkân: de bedrijven zijn commercieel innig met elkaar verweven.

fesvevor:: {I} ~ tjâg: doorspekt met, gelardeerd met.

feswencâter:: |fesencâter| {A} onverwoestbaarheid.

feswencâtiy:: |fesencâtiy| {I} onverwoestbaar.

fesxijera:: {C} "binnenkust" (de kusten langs de grote zeestraten tussen de Spok eilanden, dus alles wat geen oceaan is).

fesÿrôme:: {K} (geestelijk) bewerken, beïnvloeden.

fesÿrs:: {C} innerlijk.

feszâlbinasos:: |fesâ..| {C} inzending (wat ingezonden is).

feszâmpe:: |fesâ..| {K} bevolken; voorzien van mensen.

feszâmpos:: |fesâ..| {C} het bevolken; het voorzien van mensen.

feszloffos:: |feslo..| {A} voorbehoud.

feszolle:: |feso..| {K} sparen (geld); ~ frópjÿ flj: sparen voor iets (om het te kunnen kopen).

feszolle-benc:: |feso..| {C} spaarbank.

feszolle-nota:: |feso..| {C} spaarrekening (bij bank); smurf fes eft ~: geld op een spaarrekening.

feszoller:: |feso..| {C} spaarder.

feszolle-register:: |feso..| {C} spaarbankboekje.

feszollos:: |feso..| {C} het sparen.

fet::

  1. {VG} (vergelijking; arch) dan; (alleen bij vk) gress melde hupster oiba ~ tu: ik ben minder groot dan jij; »dus 2.
  2. {gst} »fe.

FET:: {afk} »Depârtemen furt Fesdu-Tiyns.

FET TC:: {N} (uitgeverij in Tsjech); .

fetôce:: {E} ~ fes: toespelingen maken op.

fetôcos:: {C} toespeling[en].

fett:: {mv} »fÿt.

fette:: {E} aanzetten (vet maken).

fetu:: {C} tapijt.

Fetu:: {G} (rivier van Cjoefen-gebergte naar de Krappa); .

Fetu-arâbes:: {W} (buurtschap); .

fetuer:: {C} stoffeerder.

Fetuer-mirra:: {W} .

Fetu-grâx:: {W} .

Fetu-kah:: {W} ; (DOM 66).

Fetu-klarbÿr:: {W} ; (DOM 66).

Fetu-mirra:: {W} ; (DOM 66).

Fetu-pleko-covent:: {N} (Erg klooster; gemeente Blort); .

fetus:: {C} foetus.

Fetu-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Blort); .

feûle:: {K} smeren (olie op assen ed).

feûleren:: {C} smeersysteem.

feûlol:: {S} smeerolie.

feûlos:: {S} smeersel (olie en vet).

feûlos-tiyt:: {I} zoetsappig.

feûlÿ:: {C} smering, smeersysteem.

Feuni:: {G}

  1. (stad in Jelafo).
  2. (vuurtoren); ; (DOM 186).

Feuni-blufk:: {N} (tankstation langs de M7; gemeente Feuni); .

Feuni-vallinrân-môbâriy:: {N} "Monument voor de Slag bij Feuni" (monument; gemeente Feuni); .

Feuni-vallinrân-weg:: {W} .

Feutâm:: {G} (stad in Jelafo).

Feuty-belt:: {G} (dorp; gemeente Côs).

Feuty-lofipana:: {N} (Peg paleis bij Sinto-Feuty); .

Fexa:: {G} (stad in Munt).

fexâe:: {K} verguizen.

fexâos:: {A} verguizing.

f/f:: {afk} (= fara »fÿt).

f.f.:: {afk} (= fara »fÿt).

FFSA:: {afk} »Foundation for Foreign Students' Aid.

FHT:: {afk} »Feslosos furt Helten-tolinnosÿs.

fianites:: {I} ef melde ~: met mensen van hogere stand omgaan; in betere kringen verkeren; eft mynall melde eft ~ blof âst eft rót: een mynall is een paard van hogere afkomst dan een trekpaard; (sprkw) tu chaquinde mip ~: de beste stuurlui staan aan wal.

fianites-oaroamiy:: {I} salonfähig (taboe doorbreken; sociaal acceptabel).

ficc:: {C} kreng, kadaver (dierenlijk); dode bloem/plant/boom (alles wat dood is, behalve een mens).

Ficrynne::

  1. {G} (dorp; gemeente Toneija).
  2. {N} (Bergparel-hotel in Ðorâs); .

Ficrynne-Kents:: {G} (voormalige Erg commune; gemeente Matarija); .

Ficrynne-korda:: {N} (Erg kerk bij Post); .

Ficrynne-plep:: {W} .

Ficus carica:: {N} (studentensociëteit in Hirdo); .

Fidela:: {J}.

fidjiy:: {IIef; mv=enk} Fijisch (bv).

Fidjiy:: {G} Fiji.

Fidjiyna:: {Cef} Fijische vrouw.

Fidjiyny:: {Cef} Fijiër.

Fietrich:: {J}.

Fietso:: {G} (stad in Ales).

Figepiy-weg:: {W} .

figuro:: {C} figuur.

FIHZ:: {afk} »Feslosos furt Industriela Herita-zollos.

Fijaker:: {J} Fiaker.

fijanta:: {S} (dl= Noord-Jelafo); »fijânta.

fijânta:: {S} vlees (om te eten); (sprkw) ~ ðÿm râns melde eft ðiynk šâm frâns: (bij vlees hoort een goede saus).

fijânta-fa'i:: {S; rs= ..-faitt} vleesvee (vee bestemd om te eten).

Fijanta-kah:: {W} ; (DOM 66).

fijânta-kerna:: {C} vleesgerecht.

Fijanta-mirra:: {W} .

fijânta-toba'efrosÿ:: {C} vleessnijstel (mes en vork om vlees mee te snijden, echter NIET om mee te eten).

Fijânta-trijos:: {N} "Vleeskeuring" (voormalige keuringsdienst voor vlees, vleeswaren en vis; in Gralkrich); .

Fijânta-weg:: {W} .

fijânta-xizje-siyclo:: {C} vleesverwerkende industrie (v slachthuis tot vleeswarenfabrieken).

fijânter:: {C} carnivoor, vleeseter (dier); iemand die erg van vlees houdt.

fijântiy:: {I} vlezig; op vlees lijkend.

Fijosiy:: {F}.

Fijosiy-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Amejo); .

fikšo:: {C/S} fictie.

fikteff:: {I} fictief.

Fil:: {afk} »Filemôn.

filadelfiy:: {C/S} boerenjasmijn[struik] (L. Philadelphus coronarius).

Filadelfiy-mirra:: {W} .

filago:: {S} Duits viltkruid (L. Filago vulgaris).

filâsto:: {C} verbindingsstreepje (-) (in Spok scheidbaar samengestelde woorden, zoals in fijânta-kerna).

Filemôn:: {N} (afk= Fil) (bijbel) Filemon.

Files:: {F}.

Files-plep:: {W} .

Filipers:: {N} (afk= Fip) (bijbel) Filippenzen.

Filiapia:: {G} (stad in Munt).

Filipina:: {Cef} Filipijnse vrouw.

Filipino:: {Cef} Filipijn (bewoner).

filipynn:: {IIef} Filipijns (bv).

Filipynn:: {G} de Filipijnen.

film:: {C} (nog te belichten) film.

Film & Plata:: {N} "Film & Plaat" (beheert alle rechten mbt muziekuitvoeringen en registraties v film en muziek; in Aschen); .

filmrif:: {C} filmmaker, cineast.

filolôche:: {C} filoloog.

filologise:: {I} filologisch.

filolôiy:: {C} filologie.

filosofa:: {C} filosofie.

filosofise:: {I} filosofisch.

filosofiy:: {C} filosoof.

filter:: {C} filter.

Fimastry:: {F}.

fimbrâ:: {S} franje.

fimbrâiy:: {I} vol franje; van franje gemaakt.

fimbrâ-missis:: {C; mv= ~a} franjezwam (L. Thelephora); frot ~: gewone franjezwam (L. T- terrestris); nort ~: stinkende franjezwam (L. T- palmata).

fimbrâ-missisa:: {mv} »fimbrâ-missis.

fimbrâtiy:: {S} franjemos (L. Ptilidium); (ihb gewoon franjemos (L. P- ciliare) of boom-franjemos (L. P- pulcherrimum)).

fimmpte:: |finnte| »fimpt.

fimpt:: |fint| {PV; 2niv-2enk-fam; rs= fimmpte (arch) of fiympte} jou, je; gress nert unere ~: ik versta jou/je niet; óps fiympte afânole: ze hebben jou achtergelaten.

FIN:: {afk} »Finanšos-depârtemen.

Financial Service for Foreigners in Spocania:: {N} (afk= FSFS) (financiële dienstverlening, te Amahagge); .

finanšela:: {I} financieel.

finanšeros:: {C} financiering.

finanšos:: {Cmv} financiën.

finanšos-menester:: {C} minister van financiën.

Finanšos-depârtemen:: {N} (afk= FIN) (ministerie); .

fine:: {U} ontstaan, verschijnen.

fini:: {C} grens; tukst eft qurtiy ~: tot op zekere hoogte; in enige mate.

Fini-fôresta:: {G} (bos; gemeente Toleo); .

Fini-fôresta-pât:: {W} .

Fini-kôl:: {G} (bergpas in Kulano-gebergte; 988 m hoog); .

Fini-korda:: {N} (Erg kerk; gemeente Amejo); .

Fini-korda-weg:: {W} .

fini-lÿnt:: {C} fes ef ~s: (fig) binnen de perken.

Fini-mirra:: {W} .

Fini-môbâriy:: {N} (monument; gemeente Treek); .

Fini-oftian:: {W} (buurtschap); .

Fini-pât:: {W} .

Fini-Pašos:: {W} (buurtschap); .

Fini-plep:: {W} .

Fini-rônter:: {W} .

Fini-vjadûk:: {N} (spoorwegviaduct; gemeenten Aboris-Sinto-Jenu en Sinto-Oaji-Quzo); .

Fini-weg:: {W} .

fini-zykrÿntôm:: {C} grenspolitie.

finjâr:: {C} wijnberg, wijngaard.

Finjâr:: {N} (herberg bij Sinto-Hafegge); .

Finjâr-arâbe:: {N} (begraafplaats; gemeente Sinto-Hafegge); .

finjâr-lék:: {S} kraailook (plant) (L. Allium vineale).

finjâr-limaciy:: {S} wijngaardslak (L. Helix pomatia).

Finjâr-pât:: {W} .

Finjâr-plep:: {W} .

Finlanda:: {Cef} Finse vrouw.

finlandes:: {IIef} Fins (bv).

Finlandes:: {G} Finland.

Finlandes-mirra:: {W} .

Finlando:: {Cef} Fin.

finlant:: {C} Fins (taal).

finn:: {C} begin; fes ef ~: aan het begin.

finnatjen:: {C} beginneling; nieuweling, aankomeling.

finne::

  1. {K} aanzetten (motor); aanmaken (licht, vuur); eup sen finno eft ÿmarianos lef do: zij ging een huwelijk met hem aan.
  2. {Upr} aanslaan (motor); aangaan (licht, vuur).
  3. {E} ~ [beri/den]: beginnen, aanvangen; gaan; do ~ beri sompe eft zrazos-querdo: hij gaat een omscholingscursus volgen; ef clûma finno beri vereste: de menigte begon te/ging juichen; ef tof ~: de dag breekt aan; do ~ riyfain rifo politiycs: hij begint altijd over politiek [te spreken]; (met tdw) eup arkettelira, ur ~: ze gaat huilen.
  4. {U} ~ [lef]: beginnen [met]; aanbreken (v dag); (spr) starten (v motor); ef wufta ~ lef eft r: het woord begint met een r; ef moter nert finnavy: de motor wil niet starten; ~lira lef (vz-uitdr) (afk= f/l): met ingang van.
  5. {C} begin, aanvang; fara ~: om te beginnen, in eerste instantie; in het begin; in den beginne (bijbel); rifo ~ lef dÿfo: van [het] begin tot [het] eind.

finne-bures:: {S} (spr) aanmaakhout.

finne-cÿrot:: {Sef} aanmaakhout.

finnelira:: »finne 4.

finner:: {C} beginner (alg); starter (v auto); voorgerecht.

finnos:: {A} begin, aanvang.

finntiyn:: {SC} beginsel, element.

finntiyniy:: {I} elementair.

finos:: {A} het ontstaan, het verschijnen.

finsta:: {I} »finstra.

finstae:: {K} »finstrae.

finstaiy:: {A} »finstraiy.

finstaos:: {C} »finstraos.

finsto:: {C} »finstro.

finstra:: {I} duister, zeer donker.

finstrae:: {K} (lett) verduisteren.

finstraiy:: {A} (alleen in:) fes ~: in het donker.

finstraos:: {C} (lett) verduistering.

finstro:: {C} duisternis.

fi'onâst:: {C} gerucht.

fi'onatjen:: {C} reporter, verslaggever.

fi'one:: {K} verslaan, verslag geven/uitbrengen.

fionn:: {C} vriendelijke bejegening.

fi'onos:: {C} verslag, reportage; ef megge eft ~ kura: verslag uitbrengen over.

Fip:: {afk} »Filipers.

FIQ:: {afk} »Fanos furt Ideseerettos een Qukiy-venders.

Firani::

  1. {F}.
  2. {G} (rivier van Cÿrofly-gebergte naar Aflif-straat); .
  3. {N} (station).

Firani-delta:: {G}

  1. (moerasdelta en kustwater langs zuidkust v Jelafo bij Haÿe, monding vd Firani); .
  2. (militair oefengebied); .

Firani-delta-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Ðamô); .

Firani-gôrg:: {G} (ravijn in het Kulano-gebergte); .

Firani-mirra:: {W} ; (DOM 66).

Firani-notte:: {C} gewone hennepnetel (L. Galeopsis tetrahit).

Firani-plep:: {W} .

Firani-pônt:: {G} (dorp; gemeente Quandepâ).

Firani-rivo-weg:: {W} .

Firani-ses:: {G} (stuwmeer in district Jelafo); .

Firani-ses-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Jajes); .

Firani-wâljÿ-pât:: {W} .

Firani-zerfos:: {N} (camping; gemeente Ozaneto a/e Prek); .

fire:: {U} janken, kermen.

Fire:: |Eng.| {N} (grand café op Mikkon in Hirdo); .

Firm:: {J}.

firma:: {C; mv= firmâe; rsmv= ~tt} firma, bedrijf, zaak.

firmâe:: {mv} »firma.

firmatt:: {rsmv} »firma.

firos:: {C} gejank, gekerm.

Firos:: {F}.

fisa:: {C} vis (ntr).

Fisa::

  1. {F}.
  2. {N} (restaurant in Eratiyft); .

fisae:: {U} vissen.

Fisa-fonis:: {G} (inham in Kjûpur-kust op de grens v Plefô en Bloi bij Meer); .

fisa-harber:: {C} haft (eendagsvlieg) (L. Ephemera danica).

Fisa-kah:: {W} .

Fisa-mirra:: {W} .

Fisa-museem:: {N} (oudheidkundig museum in Zest); .

Fisa-pât:: {W} .

Fisas:: {N} Vissen (sterrenbeeld).

Fisaseert::

  1. {G} (dorp; gemeente Meer).
  2. {N} (herberg bij Fexa); .

Fisater:: {F}.

Fisa-terf:: {W} .

fisa-tlôc:: {C} "vissenboleet" (giftige boleet met geschubde hoed) (L. Boletus piscatorius); »tlôc.

Fisa-weg:: {W} .

Fisa-wuma::

  1. {G} (bos bij Tanbÿr); .
  2. {N} (openluchtbioscoop; gemeente Tanbÿr); .

Fisa-wuma Opper:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Tanbÿr); .

Fisa-wuma Wefot:: {N} (tankstation langs de M2; gemeente Tanbÿr); .

fiseronam:: {I; =vt v kiygt}

  1. later (meer over tijd); Welm levere kiygt tur gress levere ~ dus do: Welm staat laat op maar ik sta later op dan hij;
  2. later; in de toekomst; belt Lerdu tinkeravy ~ eft umynast: de kleine Lerdu wil later mijnwerker worden; »kiygt.

fiskalo:: {I} fiscaal.

fišo:: {C} bunzing (L. Mustela putorius).

fistôrare:: {U} ~ tukst: (fig) overschakelen op.

fistôraros:: {A} (fig) overschakeling, verandering.

fistôre:: {U} (alg) uitstappen; (pop) ophouden, stoppen; stopgezet worden, ophouden te bestaan; ef supsiðiy fistôra: de subsidie is stopgezet; ef ~ cupp flj: ergens onderuit komen (je eraan onttrekken).

fistôros:: {C} uitstap, het uitstappen.

fit:: {III} zo; alzo; welnu; tja; aftel tu vende rala? – ~, miype kluft...: ga je mee? – tja, wat zal ik zeggen... (aarzeling); gress feldre ~!: zo, ik zit!, hèhè, ik zit! (na vermoeiende wandeling); Elsa nert melde ~ hupster: Elsa is niet zo groot; do melde jazy eft ~ iftšormt hânc: hij is toch zo'n vervelende vent; ~ tu painât ef: zo moet je het doen (op deze manier); gress nert tiffa, ef meldolira pip ~ kiygt: ik wist niet dat het al zó laat was; ef melde ~: het is zo (het is waar); dus ~: (voorafgaand aan nadere specificatie) zo; do ÿrômo hups fes ef arâbe; dus ~ do enn ef kles moje kerru: hij heeft hard in de tuin gewerkt; zo heeft hij ook het gras gemaaid; kerru ~: bovendien; verder nog; ur ~ (poe; benadrukt een retorische vraag); ur ~, aftel mittof ÿrzeéts lelperre velk veliyter ÿdrentôs?: [en] hebben deze barbaren nog menselijke gevoelens?; ~ ... den: zo ... om te; do melde ~ pûl, den bure ef ÿrliriys: hij is zo stom om zijn vingers te branden; ~ pert ... fitfara: dermate ... dat; ef karé sen wencate ~ pert kusamat ef qurs, fitfara ef câpytenn tiffe éfti ÿr do melde: het schip ligt dermate uit de koers dat de kapitein niet meer weet waar hij is; [pijâ] noi ~ ..., fitfara ...: [helemaal] niet zo ..., als ...; do melde pijâ noi ~ flifados, fitfara tu miype: hij is helemaal niet zo aardig, als jij denkt; (berusting, toegeving) wel; gress verfutavy ~ ef kelbra: ik wil de tafel wel schilderen; (indien dat niet het geval is) noi ~: zoniet; stus dôxe hordaos wónzol, tur noi ~, dus ef arâbe-fenta sen nert wencate: er wordt prachtig weer verwacht, maar zo niet, dan gaat het tuinfeest niet door; ur ~: en wel (nadere mededeling); gÿrs prÿmât furt eft fôrmeler, ur ~ futtof 5 jul: u moet een formulier aanvragen, en wel vóór 5 juli; »gopirus.

fitabry:: {VG} (gelijktijdigheid) zolang; gress nert ÿrômecû, ~ do pjôle: ik kan niet werken zolang hij praat (geldt voor een concreet moment).

fitacÿr:: {gnz} »fitaju.

fitajje:: {rs} »fitaju.

fitaju:: {ZV; enk; gnz= fitacÿr; rs= fitajje} (vaak geringschattend/nietig) zoiets, iets dergelijks; gress zerfo kvâ hupster ~: ik heb nog nooit zoiets groots gezien; kirro nert unere fitacÿr hâc: we begrijpen het nut van zoiets niet; fitacÿr wa'éros melde jûxûxiy: de ontkenning van zoiets is reuzeflauw; het is reuzeflauw om zoiets te ontkennen; we, tu olelira jazy fitajje?: en moet je zoiets doodslaan? (reactie tegen een kind dat een onschuldig beestje aan het doodslaan is); ~ rast: zo iemand; een dergelijk persoon.

fitajute:: {U} nietig zijn, onbeduidend zijn.

fitajutiy:: {Aef; mv=enk} nietigheid, kleinigheid.

fitét:: {I} terughoudend.

fitéte:: {K} (lett) omstrengelen, inspinnen; (fig) in vervoering brengen.

fitétos::

  1. {C} (lett) omstrengeling, inspinning; (poe) [innige] omhelzing.
  2. {A} (fig) vervoering.

fitfara::

  1. {VZ} (betrekking) [zo]als, gelijk aan, naar; dena storâs melde ~ eft liftkar yzlât: dit verhaal is naar (gebaseerd op) een oude sage; ~ mittof fenta, kirro nert vende 'kara ef: wat dat feest betreft, we gaan er niet heen; »fara.
  2. {VG} (vergelijking) [zo]als, gelijk aan; gress paine ef, ~ gress oske: ik doe het zoals ik [het] gewend ben; gress nert affionnose, ~ do merfe: ik houd er niet van, zoals hij liegt; do lelperre mittofs šâfts, ~ do póbarât sener sért: hij heeft zulke schulden dat hij zijn huis moet verkopen; ef nert vende ~ gress probare beri vendelira: het gaat niet zoals ik wil [dat het gaat]; do umpocÿrme tukst eup, ~ do probare beri umpocÿrmelira: hij bejegent haar zoals hij haar wil bejegenen (zoals hij dat wil); (infinitiefcomplement krijgt •lira) Lerdu nert melde fit ielba, ~ do probare beri meldelira: Lerdu is niet zo rijk als hij wil zijn; ~ painelira [âfry]: het een en ander [volgens] (dat wat hier besproken is); noi ~: anders dan; Petriy pliyfone pert bjerr – noi ~ Elsa: Petriy drinkt – anders dan Elsa – veel bier.

fitpert:: {I} zoveel; (met name in sprkw:) ~ tiyns ~ miyparosz: zoveel hoofden zoveel zinnen.

fitrut:: {I} gezwollen, opgeblazen.

fitrutatjen:: {C} blaasbalg.

fitrute:: {U} blazen.

fitrute-armt:: {K} aanblazen.

fitrute-kaf:: {K} opblazen.

fitrute-kaf-kyl:: {C} opblaaspop; (iro) wethouder die niet veel te doen heeft, maar alleen aangesteld is omdat voor elke gemeente een minimum aantal wethouders is vastgesteld (afhankelijk van het inwonertal).

fitrute-mip:: {K} uitblazen (v kaars).

fitrutos:: {C} gezwel, abces.

fitrutiysse:: {mv} »fitrutyss.

fitrutyss:: {C; mv= ..tiysse} blaasinstrument; (= »fitrute + »tyss).

fitsec:: {I} baldadig.

fittas:: {C} middag (11-17 uur); lelmo ~: vanmiddag, hedenmiddag (11-17 uur: die nog komen moet, of reeds aan de gang is); lâst ~: vanmiddag, afgelopen middag (11-17 uur); fes ~!: goedemiddag! (bij komen: officieel 11-17 uur); aftel tu zerfaves kult hitt furt ef ~?: komen jullie [vanmiddag] lunchen?.

fittasas:: {III} 's middags (11-17 uur: zo goed als elke middag); riyfain ~: elke middag (11-17 uur).

fittas-stâgos:: {C} matinee.

fitte:: {U} aaneensluiten, aansluiten, passen.

fittel:: {?} wat zegt u?; (oorspr afk v »fit »elleria).

fittof:: {VG} (gevolg) zodat, met als gevolg dat, waardoor; ef bidale, ~ gress nert affionnose beri bôrade ef myl: het regent, zodat ik geen zin heb om de hond uit te laten.

fittos:: {C} aaneensluiting, aansluiting, het passend-zijn.

fitus:: {VG} (vergelijking) dan [dat]; als (met een bijzin); do uokke vluf, ~ ef melde helt armt do: hij rookt meer dan [dat] gezond voor hem is; ef tareff melde ef dubla tiyn ~ do enn ef smurfe: het tarief is twee keer zoveel als hij afgesproken heeft.

f/iw:: {afk} (= fes »ideóna).

fixe:: {K} vastmaken; ef ~ fes ef merros: op het spel zetten; belt kûltâ sen fixo zléf dena jôl riyn: haar blik bleef hangen aan die gouden ring.

fixe-furt:: {K} voordoen, voorbinden (servet, schort).

fixe-ponto:: {C} aanhechtingspunt; aanknopingspunt (lett/fig).

fixor:: {I} gefixeerd; ~ âksent: gefixeerd accent.

fiy:: {III; mv=enk} eens, 's, maar; paine gress ef ~: ik zal 't eens doen; trempe-tûe ~: lees dit eens; ~, vende-tûe!: ga nou maar!.

fiyfi:: {S} veenmos (L. Sphagnum).

Fiylðec-mirra:: {W} .

Fiylniy-fonis:: {G} (inham bij Lasy); .

fiylst:: {I} onvoldoende (kwaliteit, beneden de verwachting).

fiylster:: {C} onvoldoende (zn), slecht cijfer (voor proefwerk ed).

Fiyltâ:: {N} (zweefvliegterrein; gemeente Sinto-Christâs); .

Fiyltâ-dunjes:: {G} (duingebied; gemeenten Acherque, Halaresto en Sinto-Christâs); .

Fiyltâ-pleko:: {N} (recreatiepark; gemeente Sinto-Christâs); .

Fiyltâ-wuma:: {G} (bos; gemeenten Acherque en Sinto-Christâs); .

fiymbre:: {U; gst= fiymet} rafelen.

fiymbros:: {C} gerafel, het rafelen; rafeling, rafelrand.

fiymet:: {gst} »fiymbre.

fiymót:: {rs} »fiymoû.

fiymoû::

  1. {Aef; rs= fiymót} vanzelfsprekendheid.
  2. {I} vanzelfsprekend.

fiympte:: |fiynte|; »fimpt.

fiymtiyn:: {C} rafel.

Fiyndiy:: {F}.

fiyniye:: {I} grenzeloos, onmetelijk.

Fiynta:: {N} (verfmerk); .

fiynte::

  1. {K} ponsen (gaatje[s] in iets maken).
  2. {U} vervallen, in verval geraken, tot ruïne worden.

fiynte-bjelt:: {C} ponsband.

fiynte-fjatôniy:: {C} ponskaart.

fiyntos:: {A} verval.

Fiyntre:: {N} (lasapparatenfabriek in Amahagge); .

fiyper:: {vdw} »fiypÿe.

fiypÿe:: {K; vdw= fiyper} zeker zijn van; zekerheid hebben met betrekking tot; groft šâftros, fiyper pai gress: zijn schuld waar ik zeker van ben; groft fiyper šâftros: zijn schuld waar men/iedereen zeker van is.

fiyreâ:: {C; rs= ~t} [glooiende] berm.

fiyreâ-dufja-helt:: {S} kroontjeskruid (L. Euphorbia helioscopia).

fiyreâ-eiter:: {C} hooibeestje (vlinder) (L. Coenonympha pamphilus).

fiyreât:: {rs} »fiyreâ.

fiyrk:: {C} net (alg: weefsel met mazen).

Fiyrkiy-weg:: {W} .

fiyrkos:: {C} net (v telefoon/spoorwegen ed).

fiyrk-wós:: {C; mv= ~a} website; fes eft ~: op een website.

fiyrk-wósa:: {mv} »fiyrk-wós.

Fiyroen:: {G} (riviertje vanuit de Kôlâk naar Rurf-strett); .

Fiyroen-pônt-pât:: {W} .

fiys:: {C} schroef[je].

fiysdaro:: {I} veelzeggend; veelbetekenend.

fiysdatt:: {I} verkieselijk.

fiysde:: {K} uitkiezen.

fiysdos:: {C} bloemlezing.

fiyse:: {K} schroeven.

fiyse-ðiygt:: {mv} »fiyse-ðyg.

fiyse-ðyg:: {C; mv= ..-ðiygt} schroefdop.

fiys-gros:: {C} schroevendraaier.

fiys-ké:: {C} moersleutel, schroefsleutel.

Fiysloses Piühhaces riëƒ iyf Halâf-lofpaëne:: {N} "Stichting Vrienden van het Halâf-paleis" (onderhoudt dit paleis en organiseert de evenementen erin); .

fiysor:: {I} (pop) stiekem.

fiys-ostâf:: »fiys-ostrâf.

fiys-ostrâf:: schroefveer.

fiys-ta'olos:: {C} schroefdraad.

fiyt::

  1. {Aef} pracht, luister.
  2. {I} prachtig, luisterrijk, groots; ~ én ojic: prachtig (nadrukkelijker dan alleen fiyt of alleen ojic).

fiytet:: {gst} »fiytje.

fiytje:: {K; gst= fiytt of fiytet} (arch) uitkiezen; »fiysde; »halefiytje.

fiytjos:: {C} (arch) bloemlezing; »fiysdos; »halefiytje.

fiytsiy:: {C} (koud, taai pannenkoekje, gevuld met kruidige pastei v slakken en kalfshersenen).

fiytt:: {gst} »fiytje.

Fjâmpiy-arâbe:: {N} (begraafplaats; gemeente Seertzeekoles); .

Fjâmpiy-weg:: {W} .

Fjâmpiy-wuma:: {G} (bos bij Seertzeekoles); .

fjândara:: {C} meelbes (boom) (L. Sorbus aria).

Fjândara-mirra:: {W} .

fjapiyle:: {U} uitlopen, uitvloeien (v verf, make-up).

fjapiylos::

  1. {C} het uitlopen, het uitvloeien (v verf).
  2. {S} uitgelopen verf.

fjâre:: {K} verzengen.

fjâros:: {C} verzengende hitte.

fjâs:: {C} slag, harde klap.

fjâs-fan:: {C} buffer.

fjâslot:: {C} slaghoedje.

fjatôn::

  1. {C} kartonnen doos.
  2. {S} karton (materiaal).

fjatôna:: {I} kartonnen, van karton gemaakt.

fjatôniy:: {C} [brief]kaart; kaart (klein formaat).

fjatôniyn:: {C} stuk karton.

Fjatôn-mirra:: {W} .

Fjeeros-weg:: {W} .

fjeg:: {C} (Erg) ritueel.

fjegas:: {C} Ergynne-kerk (fjegas wordt gebruikt als expliciet een Erg kerk genoemd wordt; als misverstanden zijn uitgesloten kan ook het algemene korda = "kerk" gebruikt worden).

Fjegas-dunjes:: {G} (duingebied; gemeenten Lor en Xubenuke); .

Fjenn:: {J}.

Fjenne:: {J}.

fjer::

  1. {Sef} (dl= Liftka) ijzer.
  2. {I} (dl= Liftka) ijzeren, van ijzer.

Fjer:: {G} (stad in Plefô); (DOM 100).

fjére:: {K} karnen.

Fjer-korda:: {N} (RK kerkje in Fjer); .

fjérlot:: {C} karnton.

Fjerma:: {F}.

fjéros::

  1. {C} gekarn, het karnen.
  2. {S} karnemelk.

fjéros-slôbâ:: {S} (een soort havermoutpap op basis v karnemelk).

Fjeso::

  1. {G} (stad in Ziyp).
  2. {N} (luchthaven; gemeente Fjeso); .

Fjeso-jakâm-Opper:: {N} (tankstation langs de M70; gemeente Fjeso); .

Fjeso-jakâm-Wefot:: {N} (tankstation langs de M70; gemeente Fjeso); .

Fjeso-siyclo:: {W} .

Fjex-môjôl:: {N} (molen in gemeente Moleije); .

Fjex-motela:: {N} (motel; gemeente Grejala); .

fjojabure:: {U} afbranden (tot de grond toe).

fjojae:: {Krs; gst= fjojat; vdw= fjojât} slechten; met de grond gelijk maken.

fjojat:: {gst} »fjojae.

fjojât:: {vdw} »fjojae.

fjoje:: {K; gst= fjot} rollen (v deeg, gras).

fjoji:: {I} vlak (zonder heuvels of bergen); »bergo.

FJomhô:: {afk} »Fes-koles furt Jo lef Môntyelira Hôfruosz.

fjóper:: {C} kwast (aan muts); pluim; plumeau.

fjôrt:: {C} fjord.

fjot:: {gst} »fjoje.

fjurdâff:: {C} (soort kievit, met groene borst) (L. Vanellus smaragdus).

Fjurdâff-weg:: {W} .

Fjux:: {J/M}.

f/jw:: {afk} (= fes »jag-wóna).

fjy:: {C} illustratie; beeld (vooral op TV of film); lo ef ~, sompelira ... (vz-uitdr): naar het voorbeeld van ....

fjy-kette:: {K} illustreren (fig).

fjy-kûra:: {C} beeldende kunst.

fjy-pirâmer:: {C} stripverhaal.

fjypy:: {C} stripverhaal (kindertaal).

Fjyta-tôlest:: {G} (bergplateau; gemeente Amentôlestu); .

fjy-tecše:: {C} beeldende tekst; suggestief geschreven tekst (niets aan de verbeelding overlatend).

fjytiyn:: {C} beeltenis.

f/K:: {afk} (= futtof »Kriyst).

f.k.:: {afk} (= »fôlge ).

f.k.a.:: {afk} (= fes »kvâmpos armt).

f.k.f.:: {afk} (= fes »kiygt fort).

f/l:: {afk} (= finnelira lef); »finne.

Fl.:: {afk} »flartolar.

flâ:: {C} vlag; gress wufe ef ~, fara ef trufôe: ik mag doodvallen (mijn kop eraf) als het waar is.

Flaâf:: {J}.

flacÿr:: {I} bijzonder, apart, speciaal.

flacÿrami:: {III} in bijzondere gevallen, in een bijzonder geval.

flacÿr-bamico:: {C} breedbladig klokje (plant) (L. Campanula latifolia).

flacÿrko:: {C} bijzonderheid.

Flacÿr Quÿos:: {N} (afk= FlaQu) "Bijzondere Reserve" (oproerpolitie, vgl ME); .

flacÿrtiyn:: {C} specialiteit.

flâdre:: {U; gst= flâtt} fladderen; (fig) verrekken, in zijn sop gaarkoken.

Fla'ecc:: {F}.

Flaf:: {F}.

Flafâ::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Plefô).

Flafoen:: {F}.

Flâgpe ur Frâk ja Gasky:: {N} (»šarkdomenn bij Gasky; district Neze); .

Flâ-gratyliy-weg:: {W} .

Flajâc:: {J}.

flaju:: {ZV; enk; gnz= ~cÿr; rs= ~e} iets; kaftare-tûe! tu feldre kaf ~!: pas op! je zit op iets/ergens op!; alt ~ = âlte flâjû: nog altijd iets.

flâjû:: {ZV; enk; gnz= ~cÿr; rs= ~te} niets, niet iets (in spr evtl met extra ontkenning nert); gress [nert] reppo ~: ik zei niets; do sen [nert] interesere armt ~: hij interesseert zich voor niets/nergens voor; kurame ~, stus di tjestrofilóme flajue: niets zal er overblijven als men iets verwoest; pryltiy ur ~: niets dan narigheid; ef melde noi furt ~, den gress ...: het is niet voor niets dat ik ... (géén lira-constructie!); (samen met ontkenning soms ook:) iets; âlte ~ = alt flaju: nog altijd iets; do amennâe kvâ ~: hij heeft nooit IETS in de gaten.

flajucÿr:: {gnz} »flaju.

flâjûcÿr:: {gnz} »flâjû.

flajue:: {rs} »flaju.

flâjûiy:: {Aef; mv=enk} het niets; vacuüm.

flâjûte:: {rs} »flâjû.

flâjûter:: {C} futiliteit, nietigheid, kleinigheid.

flâjûtiy:: {I} futiel, nietig.

flâkâ:: {C} (bepaald soort grijze baksteen, vrnl in Peg; klei komt langs de Firani vandaan); (sprkw) ef ~s zirde kir: er is te veel dak op het huis (er zijn ongewenste toehoorders, we kunnen niet vrijuit spreken).

Flâkâ-mirra:: {W} .

Flâkâ-weg:: {W} .

Flâ-lacs ur Veemân-ôc:: {N} (afk= FlâVee) "Vlag- en Wimpelwet" (Spok wet); .

flam:: {I} »flame.

flame:: {I} ergens; ~ kusami: hier ergens; ef meltât ~ kusama: het moet daar ergens zijn; blul invóbelije dôe éfti ~: hij wordt nergens meer uitgenodigd.

flâme:: {I} nergens.

flamete:: {K} achterhalen (na zoeken); traceren; ef polišo ef zâft ~: de politie heeft de dief achterhaald.

flaming:: {C} flamingo.

flâmp:: {C} teug.

flândoro:: {C} lengte; eft ~ rifo 3m: een lengte van 3 m; 3 m lang; trâjen lef querdo ~s: balken van verschillende lengte; eft trajiy âfry 3m ~: een balk van 3 m lang, met een lengte van 3 m.

flânel:: {S} flanel.

flâneliy:: {I} flanellen, van flanel gemaakt.

flâng:: {C} flens (v wiel).

Flâp:: {G} (district op eiland Tigof).

flapirus:: {I} stil, zonder geluid.

flappa:: {C} vulpen.

Flâp-quiyrda:: {N} (regionale ochtendkrant op Tigof); .

flâpse:: {U} zich stoten; kost ére ennef ~: ik stoot mijn elleboog.

FlaQu:: {afk} »Flacÿr Quÿos.

Flares:: {G} (dorp; gemeente Bravone).

flaros:: {S} huid, vel.

flaros-qurt:: {C} likdoorn, eksteroog.

Flârt:: {F}.

flartolar:: {C} (afk= Fl.) ingenieur; architect.

Flâs:: {F}.

Flâs Comâf:: {F}.

Flâs Comâf-Klajes-pônt:: {N} (lange verkeersbrug in weg 48, over de Zolecc; gemeente Ðorâs); .

Flâs Comâf-mirra:: {W} .

Flâs-Comâf-plep:: {W} .

Flash:: {N} (grand café in Asjetto); .

flâspe:: {U} slurpen.

flâspos:: {C} geslurp.

flaste:: {E} doorbreken (dijk, zon, tand).

flastos:: {C} (fig/lett) doorbraak, het doorbreken.

Flatôp:: {G} (dorp; gemeente Mûninû).

Flatôp-Côfiygt:: {G} (dorp; gemeente Halest-Meen).

Flatôp Renkâ:: {N} (Bergparel-hotel in Lufia); .

flâts:: {C} wind[je], veest.

flâtse:: {U} een wind laten.

flâtsos:: {S} (spr) (voedsel waarvan veel winden gelaten worden: bonen ed).

flâtt:: {gst} »flâdre.

FlâVee:: {afk} »Flâ-lacs ur Veemân-ôc.

flâx::

  1. {S} vlas (L. Linum).
  2. {I} slecht, ondeugdelijk.

Flâx:: {N}::

  1. (lucifermerk); .
  2. (bedrijvenpand in Amahagge); .

Flâxa-seert:: {N} "Flâxa-huis" (museum in Amahagge); .

Flâxa-taris:: {C} (bep soort toren met 3 of 4 kantelen, heraldisch symbool).

Flâx-dunje:: {N} (molen op Râsterhynne; gemeente Aâstiy); .

flâxiy:: {I} vlassig, vlasachtig (v haar).

flâx-ool:: {S} lijnolie.

Flâx-terf:: {W} .

flâzorâ:: {C} vlaggenstok.

fle::

  1. {K; gst= ~t} afwijzen, verwerpen.
  2. {U; gst= ~t} klimmen.

fle-ardekir:: {C} klimplant.

flebotom:: {C} lancet.

flecfutsie:: {U} kromtrekken.

flechâ:: {C} (dezelfde vogel als de klavior); »flechâ-ur-klavior.

flechâ-ur-klavior:: {C; mv= ~s-ur-~s} "moerasfuut" (fuut-achtige moerasvogel, zonder kuif; sinds bekend is dat de flechâ en de klavior één en dezelfde vogel zijn, is deze dubbele naam gebruikelijk) (L. Podiceps clavius).

flecs:: {C/S} vuur; ef drabone rst fes ef ~: iemand op heterdaad betrappen; nÿf ~z: verboden een open vuur aan te leggen (in bossen ed).

Flecs:: {N} (uitgeverij in Hirdo); .

flecs-draka:: {C} vlammenwerper.

flecse::

  1. {K} (alg) stoken; vuur geven; in brand steken; [af]vuren; (licht, vuur) aansteken, ontsteken; (lucifer) aanschrappen; (fig) aanvuren, ophitsen; do ~ hups ef warmohit: hij stookt de kachel hard op; do nert flecsavy gress: hij wil mij geen vuurtje geven; ef ~ eft grerefjéns: een revolver afvuren.
  2. {Upr} aangaan, ontvlammen (licht, vuur); vlam vatten.

flecs-efanty:: {C} "vuurkindje" (blokje hout of klein houtblok om op een kwijnend haardvuur te werpen als dit weer moet gaan branden).

flecsileset:: {C} lichteiland.

flecsiy:: {I} (lett) vurig, vol vuur.

flecs-kûplô:: {C} brandsingel (in bos).

Flecs-kûplô-weg:: {W} .

flecs-larder:: {C} vuurvreter.

flecs-large:: {C} goudlariks (L. Larix kaempferi).

Flecs-lirrotiy:: {W} .

Flecs-merater:: {N} "Vuurman" (Bergparel-hotel in Fietso); .

Flecs-mirra:: {W} .

flecso:: {C/S} vuurwerk.

flecso-larder:: {C} vuurwerkvreter (met name de variété-artiest Karmi, met zijn beroemde act); ; (DOM 98-99).

Flecso-plep:: {W} .

flecsos:: {C} (v wapen) het [af]vuren; (v vuur) het stoken; het aan-/ontsteken (v lucifer) het aanschrappen; (fig) aanvuring, ophitsing.

flecs-pâpšérr:: {C} knikkende distel (L. Carduus nutans); (verbastering v flectre-pâpšérr).

Flecs-pât:: {W} .

Flecs-plep:: {W} .

flecs-pyl:: {C} vuurpijl.

Flecs-reks:: {N} "Vuurserie" (serie tenderlocomotieven, gebouwd tussen 1936-1942); .

Flecs-seert:: {W} (buurtschap); .

Flecs-terf:: {W} .

flecsule:: {U} vuurspuwen; (= »flecs + »csule).

flecs-wâp:: {C} vuurwapen.

flecsÿrot:: {C} lucifer.

flecsÿrotlot:: {C} (alg) lucifersdoosje; (pop) klein autootje.

flecs-zôler:: {C} vuurvlieg, vuurkever (L. Pyrophorus noctilucus); hupster ~: grote vuurvlinder (L. Lycaena dispar).

flect:: {C} beugel.

flect•:: {wst} »flectre.

flectare:: {K} (lett) verbuigen.

flectaros:: {C} (lett) verbuiging.

flect•-kura:: {wst} »flectre-kura.

flectre:: {K; gst= felec; wst= flect•} buigen.

flectre-kura:: {U; gst= felec-kura; wst= flect•-kura} overbuigen.

flectren:: {I} buigbaar.

flectriy:: {I} krom.

flectros::

  1. {C} buiging, bocht.
  2. {A} neiging.

Fleemt:: {F}.

Fleer:: {G} (dorp; gemeente Tuûn).

Fleer-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Tuûn); .

FLEF:: {afk} »Feslosos furt Liftkar Elek-fradâsz.

Flefe:: {G} (dorp; gemeente Letrenott).

Flefumy:: {G} (dorp; gemeente Post).

flegmatise:: {I} flegmatisch.

fle-hyg:: {C} rugstreeppad (L. Bufo calamita).

Flem:: {G} (stad in Jelafo).

flém:: {C} vlam; ef melde armt ~s: in brand staan; »slit 2.

Flemeuni:: {G} (stad in Tjemp).

Flemeuni-nûrcus:: {N} (autoveer op de Môras); .

flémiy:: {I} vlammig.

flemla:: {C} vork.

flém-nurp:: {C} wilde weit (plant) (L. Melampyrum arvense).

flemp:: {Aef} willekeur[igheid].

flemp:: {I} willekeurig.

Flenazjekk:: {G} (district op eiland Brÿr).

Flenazjekk-flâ:: {C} purperlichtmot (L. Pyrausta purpuralis).

Flenazjekk-weg:: {W} .

Flens::

  1. {G} (dorp; gemeente Hurterg).
  2. {N} (rangeerterrein bij Hurterg); .

Flento:: {G} (stad in Tjemp).

Flepiyi::

  1. {G} (stad in Flenazjekk).
  2. {N} (vuurtoren; gemeente Flepiyi); .

flepsa:: {I} regeringsloos; met afgezette regering.

flepsatos:: {C} staatsgreep.

flepse:: {K} afzetten (koning, regering); uit ambt zetten (ambtenaar).

fler:: {C} (arch) [trek]tocht.

flér:: {C} hagedis; ÿtinelira ~: levendbarende hagedis (L. Lacerta vivipara).

Flerc:: {F}.

Flerdâ:: {W} .

Flerka:: {N} (fabriek v paraplu's, parasols en zonneschermen, te Noniy); .

Flermiys-mirra:: {W} .

flerrt::

  1. {C; mv= flertes} zolder; fes ef ~: op [de] zolder.
  2. {C; mv= regelm.} (pop) dancing, disco, bar, kroeg ("tent").

flerrt-sért:: {C} bovenhuis.

flertes:: {mv} »flerrt 1.

Flesst:: {N} (mnl personificatie vd Redding en Veiligheid); .

Flesstka:: {C/N} (iro/pop) reddingsboot; »moplariy-karé.

Flesst-mirra:: {W} .

flest:: {C} flesje.

flet:: {gst} »fle.

fletatt:: {I} verwerpelijk.

fleter:: {C} klimplant (vrnl in samenstellingen als moziy-~ = bosrank, of avyro-~ = rankende helmbloem).

Fleufiy:: {F}.

Fleur:: {M} (Ned).

f.l.h.:: {afk} (= fes »loin helkara).

Flicset:: {N} (fabriek v tandartsuitrusting in Men); .

flifader:: {C} aardigheid, grap.

flifados:: {I} aardig, vriendelijk; ef melde ~ armt rst: vriendelijk zijn tegen iemand.

Flipa:: {G} (stad in Ziyp).

flipef:: {C} schouwspel, theater (spel).

flipefiy:: {I} theatraal.

flipflor:: {C} schouwburg, theater (gebouw); (= »flipef + »floôr).

Flipflor:: {N} (verkorte naam voor diverse schouwburgen overal in Spok); .

Flipflor-lirrotiy:: {W} .

Flipflorlurfel:: {N} "Schouwburgrestaurant" (bekend restaurant in Lift, heet sinds 1992 »Diyvre); (DOM 136).

Flipflor-lurfel:: {N} "Schouwburg-restaurant" (in Korif, heet sinds 2005 »Teatriy-lurfel); (DOM 96).

Flipflor-mirra:: {W} .

Flippa-mirra:: {W} .

flippiy:: {C} drukte, bedrijvigheid.

Flivoti:: {G} (stad in Jelafo).

Flivoti-nûrcus:: {N} (autoveer op de Ubâfta-Firani); .

Flixomo:: {G} (dorp; gemeente Trejasu); (DOM 103/162).

Flixomo-belt:: {G} (dorp; gemeente Trejasu).

fliycâtat:: {C} knipperlicht.

fliyce:: {U} knipperen (vrnl v licht).

fliycos:: {C} geknipper, knippering (vrnl v licht).

fliynke:: {U} klinken, luiden (v woorden/stem).

fliynkiy:: {I} sonoor, welluidend.

fliynkos:: {C} klank; het klinken, het luiden.

fliynkyrre:: {C} boomleeuwerik (L. Lullula arborea).

Flo:: {G} (stad in Plefô).

flô:: {C; mv= flós} vlo.

flô-bent:: {C} vlooienband[je] (voor hond/kat).

Floepa-lirrotiy:: {W} .

Flôf:: {J}.

Flofari:: {F}.

Flofariy:: {F}.

Flofarri:: {F}.

Flofarri-teatriy:: {N} (theater in Husta); .

Flofas:: {F}.

Flôfe:: {J}.

Flôftiy-agru:: {G} (bergtop in Crona-gebergte; 983 m hoog); .

flôg:: {gst} »flôgcpe.

flôgc•:: {wst} »flôgcpe.

flôgcpe:: |..gp..| {K; gst= flôg; wst= flôgc•} vermanen.

flôgcpos:: |..gp..| {C} vermaning.

flôgt:: {I} (dl= vrnl Tjemp) oud, antiek.

Flôkije-lirrotiy:: {W} .

Flôkije-mirra:: {W} .

floma:: {C} patiënt (iemand die behandeld wordt).

Floma:: {G} (stad in Munt).

Flomarûs:: {F}.

Flomarûs-kah:: {W} .

Flomarus-mirra:: {W} .

Flomarûs-pônt:: {N} (stenen brug in Hirdo over de Trendon, naar Mikkon); ; (DOM 25).

Flomarûs-terf:: {W} .

flomatjen:: {C} genezer (iemand die op paranormale wijze een ander kan genezen); kolai ~: (plant) wondklaver (L. Anthyllis vulneraria).

flome:: {K} genezen, beter maken (met medicijnen).

flome-kursuus-fôltser:: {C} medicinale bloedzuiger (L. Hirudo medicinalis).

flomos:: {C} genezing, het beter-maken.

flômp:: {C} zwengel (v pomp ed).

flômpo:: {C} (bep balspel met 3 ballen en 3 partijen v 6 personen).

Flomy::

  1. {F}.
  2. {G} (stad in Munt).

Flomy-mirra:: {W} .

flône:: {K} uitpakken.

flônk:: {C} slungel.

flônka:: {I} slungelig.

flônos:: {C} het uitpakken.

floôr:: (= flor) {C} vloer.

floôr-caribos:: (= flor-caribos) {C} vloerbedekking.

floôr-lânt:: {C} »flor-lânt.

flor:: {C} »floôr.

Flor:: {F}.

flora:: {C} flora.

Flora:: {N} "Flora" (Bergparel-hotel in Crobela); .

Floran:: {G} (stad in Ben).

Flora-nôticas rifo Berref:: {N} (boektitel); .

Flora-ÿksanutos:: {W} (stadswijk in Hirdo); .

flor-caribos:: {C} »floôr-caribos.

Flore:: {J} Floor, Florus.

Florez:: {F}.

Florino:: {G} Florence.

Florino-lirrotiy:: {W} .

flor-lânt:: (= floôr-lânt) {C} plint (langs de vloer).

Floroekân-vjadûk:: {N} (viaduct in de M6; gemeenten Totiarofe-Lerescô en Trents); .

florta:: {C} ezel (mnl).

Flortof:: {J}.

flos:: {A} afwijzing, verwerping.

flôs:: {C} sliert (nat of vet).

flós:: {mv} »flô.

Flôs-helmy:: {G} (grot; gemeente Nustiy); .

flotarûs:: {I} huilerig.

flôte:: {C} vloot (schepen).

flô-terder:: {C} muggenzifter.

flovustatt:: {I} herkenbaar.

flovuste:: {K} herkennen.

flovuste-blâtiy:: {C} herkenningsteken.

flovustos::

  1. {C} herkenningsteken.
  2. {A} herkenning.

Flôxa-weg:: {W} .

Floy:: {N} (populaire frisdrank voor jongeren); .

f/l.r.:: {afk} (= fes ef »lurgiy rifo).

flûfe:: {U} snel afdalen (langs helling); neerstorten (vliegtuig); kelderen (snel in waarde verminderen); ef fôrmlers ~ kura 10 prosent: de aandelen kelderen met 10 procent.

flûfos:: {C} snelle afdaling (langs helling); neerstorting (vliegtuig).

flûjet:: {C} ram, konijn (mnl).

flûmpe-ÿrg:: {K} volproppen.

fluor:: {S} fluor.

fluora:: {I} fluorhoudend, met fluor.

fluoresere:: |..ÿje| {U} fluoresceren.

fluoritt:: {S} fluoride.

flûpake:: {K} aanporren, aanstoten.

Flusst:: {J}.

Flustiy:: {G} (dorp; gemeente Lapejufe).

fluta:: {C} vloed, hoog water.

flutaiy:: {C; rs= flutate} vloedgolf.

flutate:: {rs} »flutaiy.

flute:: {U} vloeien.

flutos:: {C} vloeiing.

Flutt:: {F}.

f.l.w.:: {afk} (= fes lelpiru »wuftas).

flyddere:: {C} vlinder.

flyddere-ardekir:: {C} vlinderstruik (L. Buddleja davidii).

Flyddere-fôresta::

  1. {W} .
  2. {G} (bos; gemeente Amahagge); .

flyde:: {U} pingelen (bij voetbal).

Flygh:: {F}.

flygiy:: {C} (poe) insect.

flÿlse:: {K} opslorpen.

flÿlsos:: {C} opslorping; geslorp.

Flyness:: {N} (zuivelfabriek en grootste fabrikant v consumptie-ijs, te Amahagge); .

flynse:: {U} briesen.

flynser:: {C} gebries.

Flÿrach-wuma:: {G} (bosgebied in district Ales); .

flyrre:: {K} ~ tjâg: besmeuren met.

flyrror:: {I} ~ tjâg: besmeurd met.

f.m.r.:: {afk} (= fes ef »mennirre rifo).

FMSC:: {afk} »Feslosos furt Mipšarcess-stûdent-cÿrtiyr.

FMT:: {afk} »Feslosos furt ef Mindeoeg Tâmp-gabanos.

f.n.l.:: {afk} (= fes noi »litel).

f.o.:: {afk} (= fara »oxoddos).

fôc:: {I} »ifôc.

fôce:: {E} »ifôce.

fôcos:: {A} »ifôcos.

focus:: {C} focus, brandpunt (vrnl fig); fes ~: in de focus (fig); ef lelperre flj fes ~: focussen op, gefocust zijn op iets; ef sporter lef ef nel-fentestos fes ~: de op het scoren gefocuste sporter; »fokus.

Focus:: {N}

  1. (behartigt de belangen vd ondernemingen die congresfaciliteiten aanbieden, in Quober); .
  2. (garage in Fach); ; (DOM 148).

fofel:: {I} denkbeeldig.

fofele:: {K} verzinnen, fantaseren; fingeren.

fofeler:: {C} fantast.

fofelos:: {C} verzinsel.

fojel:: {I} ragfijn.

fojeldra:: {C} vlek; eft ~ armt flj: een vlek in/op iets.

fôjeldrâe:: {I} (lett) vlekkeloos, zonder vlekken.

fojeldriy:: {I} (lett) vlekkerig, bevlekt.

fokus:: {C} brandpunt (vrnl lett); »focus.

fokus-kliqu:: {C} brandglas.

folâ:: {C} handelaar; eft ~ fes mipšarcess weinôsta: een handelaar in buitenlandse wijnen; (in samenstellingen ook) handel: mimpitfolâ: boekhandel; sectâfolâ: wijnhandel ed.

folarkluft::

  1. {VR} wat voor [een]?; ~ frenvu rifo mimpit melde ef?: wat voor een soort boek is dat?; gress linne, do trempât ~ mimpit: ik vraag wat voor boek hij leest; ~ roli-belps melde mittof?: wat zijn dat voor insecten?.
  2. {VG} wat voor [een]; gress nert tiffe, ~ merater farte kusama: ik weet niet, wat daar voor een man loopt; gress nert tiffe, ~ mimpit do trempe enn ef = (arch/schr) gress nert tiffe, ~ do trempe enn ef mimpit: ik weet niet wat voor een boek hij leest.

folarra::

  1. {VR} welk?; óps ~ vildul axe?: welke boom hebben ze omgehakt?; gress linne, óps ~ vildul axûs: ik vraag welke boom ze omgehakt hebben; tu lelperre ~ fort?: wanneer heb je de tijd?; ~ ÿrmentos: op welk moment dan ook.
  2. {VG} welk; gress nert tiffe, ~ oto melde ef groftiy: ik weet niet welke auto de zijne is; gress nert tiffe, ~ mimpits tu enn ef trempe = (arch/schr) gress nert tiffe, ~ tu enn ef mimpits trempe: ik weet niet welke boeken je gelezen hebt.

folate:: {U} in een bos wonen.

folater:: {C} bosbewoner.

Folates:: {G} (stad in Munt).

Fôlcwine:: |fôlkvine|

  1. {F/J/M} (Peg).
  2. {N} (Bergparel-B&B in Zjobabergo (Afacha)); .

Fôlcwyne:: |fôlkvine| {F}.

Folef:: {F}.

Folestâja-plep:: {W} .

fôlgafiy:: {C} feuilleton, vervolgverhaal.

fôlge:: {K} volgen uit; opvolgen; ~ kâ (afk= f.k.): namelijk; (reden, verklaring) do melde jôl-ielba, ~ kâ do melde eft notarrs: hij is schatrijk, want hij is namelijk een notaris.

fôlge-lâs:: {C} nasmaak.

fôlgelira:: {I} achterelkaar; opeenvolgend; achtereenvolgend.

fôlgos:: {A} opvolging; opeenvolging (alg); verloop (v personeel); doorstroming (beleid bij woonruimteverdeling).

fôlgté:: {C} opvolger.

fôliy:: {C} folly (raar bouwwerk).

Fôllû:: {F}.

follus:: {C} vader; ef ~z: de vaders (slechts mnl).

folluser:: {I} vaderlijk.

Folluser Korda:: {N} (RK kerk in Amahagge); .

follus-mâlp:: {C} schoonvader; stiefvader (indien de natuurlijke vader nog leeft); ef follusz-mâlp: de schoonvaders, de stiefvaders (slechts mnl).

fols:: {C} pater (RK; gereduceerde vorm v »follus).

Fôls:: {G} (dorp; gemeente Xalf).

Fôlsa::

  1. {J}.
  2. {G} (beek; gemeente Tosiy); .

Fôlshynne::

  1. {G} (eilandje aan de Zverosta-kust); ; (DOM 159).
  2. {W} .
  3. {N} (camping; gemeente Balison); .

Fôlska:: {N} (autoveer); .

Fôls-Vender:: {W} .

foltare:: {K} kreukelen.

foltaros:: {C} kreukel.

folte:: {K} vouwen.

folte-âp:: {I} opvouwbaar.

folte-fes:: {K} inklappen; invouwen.

folte-kest:: {K} omvouwen.

folte-mip:: {K} uitklappen; uitvouwen.

folte-preip:: {K} opklappen; opvouwen.

folte-tûgt:: {K} neerklappen; neervouwen.

foltos:: {C} vouw; vouwblad, folder.

fôltsanty:: {C} zuigeling; (= »fôltse + »•anty).

fôltsare:: {K} zogen.

fôltsbasc:: {C} astma.

fôltse:: {U} zuigen (alg); tochten (gierend geluid door een kier).

fôltse-fes:: {K} verkroppen.

fôlts-helt:: {S} zog, moedermelk.

fôltsknok:: {C} speenvarken.

fôltsos:: {C} gezuig, zuiging.

Folyca:: {F/J/M}.

fóm:: {C} groef (in boomschors, grammofoonplaat ed).

fómiy:: {I} gegroefd (boomschors ed).

fomm::

  1. {S} schuimrubber, schuimplastic, styropor.
  2. {gst} »fomre.

fommiy:: {I} van schuimrubber/schuimplastic/styropor gemaakt.

fommtiyn:: {C} stuk/brok schuimrubber, schuimplastic, styropor.

Fômp:: {F}.

Fômp-Arjen-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Slofaro); .

fômpe:: {K} ~ piti: afstaan aan.

fomre:: {K; gst= fomm} vervormen.

fomros:: {C} vervorming; misvorming.

Fonâtiy-âskân:: {W} .

Fonâtiy-wuma:: {G} (bos; gemeente Mollefin); .

fónðâ:: {C} (dl= Liftka) appeltaart, appelgebak.

fonetise:: {I} fonetisch.

fóni:: {I} open (zonder omheining of beschutting: v tuin, water, vlakte ed).

fonis:: {C} inham, [smalle] baai.

Fonis:: {N} (voormalige popgroep); .

Fonis-Dÿfoka:: {N}

  1. (veerdienst); .
  2. (autoveer); .

fonise:: {K} ~ kaf/fes/luft/kusamat: terechtkomen/belanden op/in/bij/naast etc.

Fonis-flipflor:: (belangrijkste theater in Hoggebim); .

Fonishagge-pât:: {W} .

Fonishagge-weg:: {W} .

Fonishagge-wuma:: {G} (bos; gemeenten Amahagge en Fonistâ); .

Fonis-Jakâmseert:: {G} (dorp; gemeente Gret).

Fonis-kiyk:: {W} .

Fonis-lirrotiy:: {W} .

Fonis-mirra:: {W} .

Fonis-nânkos:: {N} (stadsstrand bij Tanbÿr); .

Fonis-nes-weg:: {W} .

Fonis-Nutterka:: {N}

  1. (veerdienst); .
  2. (veerboot); .

Fonis-ovap:: {G} (natuurreservaat; gemeente Kros); .

Fonis-pât:: {W} .

Fonis-plep:: {W} .

Fonis-pola:: {W} .

Fonis-preše:: {N} (uitgeverij in Hoggebim); .

Fonis-rôrra:: {N} "Inham-galerie" (galerie in Hoggebim); .

Fonistâ:: {G} (stad in Ales).

Fonis-Vender:: {G} (dorp; gemeente Trejasu).

Fonis-weg:: {W} .

Fônk:: {G} (stad in Ziyp); (DOM 161).

Fônkiy:: {N} (onbewoond vervallen kasteel; gemeente Fônk); .

Fônkiy-fonis:: {G} (inham in zuidkust v Ziyp tussen Fônk en Berezze (Zverosta-kust)); .

Fônkiy-fonis-weg:: {W} .

fonna:: {I} banaal.

fonolôche:: {C} fonoloog.

fonologise:: {I} fonologisch.

fonolôiy:: {C} fonologie.

fónopa:: {C} samenraapsel.

fónopare:: {U} aankomen, in gewicht toenemen.

fónope:: {K} samenrapen, bijeengraaien.

fónopiy:: {I} samengeraapt, wanordelijk bijeengegraaid; eft ~ tebbel: stelletje schorem; louche groepje mensen.

Fonôs:: {N} (merknaam v provider voor mobiele telefonie); .

Fôns:: {J} Fons.

Fonsegg:: {F}.

Fônst:: {J} Fons.

fónt:: {C} salade (gerecht met diverse rauwe groentes).

Fontaigny-kanol:: {G} (kanaal tussen Kjoep en Hazâcki-kanaal); .

Fontaine:: {F} (Fra).

fônts:: {C; mv= ~es} fonds (alg; ook organisatie die geld ter beschikking stelt).

fôntses:: {mv} »fônts.

foole:: {K} kiezen uit, keuze maken uit.

foolos:: {A} keus; âfry ~: naar keuze; eft ~ na flj: een keuze in iets.

Foon:: {N} (keten v telefoonwinkels); .

Fop:: {F}.

Foqunðiy-kôl:: {G} (bergpas in Girdes-gebergte; 421 m hoog); .

Foqunðiy-kôl-weg:: {W} .

forân:: {C} veldtocht; lange wandeltocht; »•ân.

forântiy:: {C} snuivende wroetneus (v varken of miereneter).

fôrd•:: {wst} »fôrdre.

fôrdare:: {K} vorderingen maken met; aanleren.

fôrdaros:: {A} vordering.

Fordo:: {F}.

Fordo-plep:: {W} .

Fordo-pônt:: {N} (brug in Hirdo over de Trendon); .

Fordo-seert:: {N} (koninklijk paleis in Hirdo); .

fôrdre:: {K; gst= fôrt; wst= fôrd•; vdw= fôrts} vorderen; opvragen; opeisen.

fôrdros:: {C} [op]vordering; opeising; opvraag.

foref:: {C} fabel (oorspr Spok).

fôren:: {C} forens.

fôresta:: {C} bos, woud.

Fôrestâ:: {F}.

Fôresta Ef Qundras:: {G} (bos; gemeente Tolâm); .

Fôresta-lirrotiy:: {W} .

Fôresta-mirra:: {W} .

Fôresta-nûrcus:: {N} (voetveer op de Krappa); .

Fôresta-pât:: {W} .

Fôresta-plep:: {W} .

Fôresta rifo Dysze:: {G} (bos; gemeente Liyrotyka); .

Fôresta rifo ef Cubus:: {G} (bos; gemeenten Lenano en Nutterkoles); .

Fôresta rifo Kiynes:: {G} (bos; gemeente Jedenfals); .

Fôresta rifo Peyx:: {G} (groot bosgebied; gemeenten Ðašâ, Polefi-Jariâlo, Šatoliy en Xeno); .

Fôresta rifo Quonn:: {G} (bos; gemeenten Lelko en Totiarofe-Lerescô); .

Fôrestas ur Wumaa:: {N} (afk= Fuwu) "Bossen en Wouden" (beheert bos- en heidegebieden; vgl Staatsbosbeheer; hoofdkantoor in Oofo); .

Fôresta-seert-mirra:: {W} .

Fôresta-seert-plep:: {W} .

fôrestatjen:: {C} bosarbeider.

fôresta-tork:: {C} "bosschouw" (geregelde controle/bezichtiging v bossen, door eigenaar of overheidsinstanties).

Fôresta-weg:: {W} .

fôrmaji:: {C}

  1. vormgeving.
  2. mal, gietvorm; voorwerp dat in zo'n mal verkregen is.

Fôrmaji-museem:: {N} "Museum voor Industriële Vormgeving" (in Trondom; opgericht in 1956 en voortgekomen uit een werkplaats voor kunstnijverheid); ; (DOM 105).

fôrmalitiy:: {C} formaliteit.

fôrmeler:: {C} formulier.

fôrmler:: {C} aandeel (geld); effect.

fôrmlerater:: {C} aandeelhouder.

fôrmler-clobjiyt:: {C} aandelenpakket (alle aandelen die iemand bezit en door een bank als eenheid beheerd worden).

fôrmulere:: |..ÿje| {K} formuleren.

fôrmuliy:: {C} formule.

fors:: {C} kikvors, kikker; presÿr ~: bruine kikker (L. Rana temporaria); zâm lo eft svimelira ~: kersvers; pôr lo eft ~ kaf ef clamiða: arm als Job; straatarm.

fôrs:: {C}

  1. stroomversnelling; ef tasse fes eft ~: (fig) in een stroomversnelling raken.
  2. [de ervaring van] frisse lucht en helder licht; ef kette ~ ón flj: iets luchten (beddengoed, kamer); ef brÿdâ sen kette ~: het laken hangt te luchten; ef funse furt ~: naar adem snakken.

forsâm:: {I} dringend, spoedeisend.

Forsa-mirra:: {W} .

Forsater:: {F}.

forse:: {E} [aan]dringen.

forse-armt:: {K} aandringen.

forse-kaf:: {U} opdringen (menigte).

forsere:: |..ÿje| {K} (lett) forceren, openbreken; (fig) doordrijven.

forseros::

  1. {C} (lett) het forceren, het openbreken.
  2. {A} (fig) het doordrijven.

forse-tijâ:: {K} verdringen.

fôrsiy:: {I} fris (zuurstofrijke lucht; niet bedompt).

Fors-maclu::

  1. {G} (bosmeertje bij Tenkô); .
  2. {N} (herberg bij Tenkô); .

fors-nucer:: {I} spiernaakt.

fors-ort:: {C/S} kikkerbeet (waterplant) (L. Hydrocharis morsus-ranae).

forsos::

  1. {C} gedrang, het dringen.
  2. {A} (fig) drang.

forsos-armt:: {A} aandrang.

forsos-kaf:: {C} het opdringen (v menigte).

forsos-tijâ:: {A} verdringing, het verdringen.

Fors-ses:: {G} (meertje bij Ÿrbas); .

fort:: {C} »tinkere

  1. tijd; tu lelperre folarra ~, den cÿrtire gress?: wanneer heb je de tijd om me te helpen?; ðônos na ~ (afk= ð.n.f.): tegelijkertijd; ef miptrekke ~s: de tijd rekken; lÿ vendaror ~s: gedateerd;
  2. (met vz fes) fes ~: op tijd; ef melde fes ~: tijd hebben (de gelegenheid hebben om iets te doen); mas gress melde fes ~ den cÿrtire tu: morgen heb ik tijd om je te helpen; fes ef ~e (rs!): destijds; fes belt ~ (afk= f.b.f.): spoedig; binnen zeer afzienbare tijd; fes kiygt ~ (afk= f.k.f.): [in] de laatste tijd; fes 10 zempers ~: in 10 jaar tijd; érpâf fes ~ (afk= é.f.f.): zo nu en dan; fes wâlc ~ (afk= f.w.f.): uiterlijk, op zijn laatst; armt 1 ogust fes wâlc ~ = fes 1 ogust wâlc ~: uiterlijk [op] 1 augustus; fes ef ~ rifo flj (vz-uitdr) = fes flajucÿr ~: ten tijde van iets;
  3. (met vz kaf) kaf ~s: geregeld, regelmatig (met vaste tussenpozen terugkerend); do byte kaf ~s ef pesk lo pâksz: hij slaat geregeld de boel kort en klein;
  4. (met vz kurof) kurof belt ~: in een kort tijdsbestek;
  5. (met vz lóf) lóf liyrs ~s: gedurende lange tijd;
  6. (met vz mintof) mintof ~: te laat (onherroepelijk); ef mešane mintof ~: zich verlaten; te laat komen; mintof ef ~ lóf [gopirus minks] (vz-uitdr): na verloop van [enkele weken].

fôrt::

  1. {C} fort; nederzetting.
  2. {gst} »fordre.

Fôrt-•:: {PXimpr} (voor plaatsnamen v oorspr oude forten, ontstaan tussen 1520 en 1600); (bijv) Fôrt-Peeter; Fôrt-Iserhent.

Fôrt-Albert:: {G} (dorp; gemeente Hirdo).

fortâme:: {I} tijdig, op tijd.

fortarfinita:: {III} binnen afzienbare tijd.

fortarr:: {C} lâst ~: een tijd/poos geleden.

fortasse:: {Upr} zich [tevergeefs] haasten.

fortassere:: {U} de tijd hebben (en zich dus niet hoeven haasten).

Fôrt-Deeter:: {G} (dorp; gemeente Hirdo).

Fôrt-Deeter-pât:: {W} .

fort-edite:: {K} bijwerken, up-to-date maken (v gegevens, archief, encyclopedie ed).

Fôrt-Freerk:: {G} (dorp; gemeente Gret); (DOM 169).

Fôrt-Freerk-plep:: {W} .

Fortgeswint:: {F}.

Fôrt-Iserhent:: {G} (dorp; gemeente Aschen).

fortiyn:: {C} tijdperk.

Fôrt-Kârle-Kents:: {G} (Erg commune; gemeente Hajofese); .

Fôrt-Lâerftâf:: {G} (dorp; gemeente Mollefin).

Fôrt-mirra:: {W} .

fort-mitachos:: {C} tijdopname (foto).

fortos:: {I} tijdelijk; bent ~: de eerste tijd.

Fôrt-Peeter:: {G} (dorp; gemeente Gralkrich).

Fôrt-Peeter-Ulruf:: {N} (station).

Fôrt-Peeter-weg:: {W} .

fortpit:: {C} tijdschrift, blad.

Fortpit furt historise mux-tibân:: {N} (tijdschrift voor historische taalkunde; verschijnt 5 tot 7 keer per jaar); .

fortpont:: {C} tijdstip.

Fôrt-pônt:: {N} (brug over de Krappa); .

fort-ralaer:: {C} tijdgenoot.

fort-ramâ:: {C} dienstregeling.

fôrts:: {vdw} »fôrdre.

Fôrts-helmy:: {G} (grot; gemeente Ozaneto a/e Prek); .

Fôrt-Thyrra-Fercen:: {G} (dorp; gemeente Bora-Fercen).

Fort ur âspecc:: {N} (tijdschriftartikel); .

fort-wehaver:: {C} zonnewijzer (trad Spok, in fallusvorm; fallus verwijst naar Pelres (god v Rust en Evenwicht) die verliefd is op Vilauta (godin vd Tijd)).

forum:: {C} forum.

Forum furt Veldur-rigts:: {N} "Forum voor Mensenrechten" (onafhankelijke organisatie; in Hirdo); .

fôsfor:: {S} fosfor.

fôsforiy:: {I} fosforhoudend, met fosfor.

fosie-métos:: (= fosies-métos) {C} ouderavond (op school).

fosiers:: {Cmv} (arch/dl= Centraal-Berref); »fosies.

fosiers-mâlp:: {Cmv} (arch/dl= Centraal-Berref); »fosies-mâlp.

fosies:: {Cmv} ouders.

fosies-hintare-jabincos:: {A} ontheffing uit het ouderlijk gezag.

fosies-mâlp:: {Cmv} schoonouders.

fosies-métos:: (= fosie-métos) {C} ouderavond (op school).

fosies-pôr:: {SC} ouderlijk gezag (vroeger: ouderlijke macht).

fosiiy:: {I} ouderlijk (vd ouders).

fošiy:: {VZ1n} (betrekking) op gezag van; gress amifftûre ef ~ do: ik neem het op gezag van hem aan.

Fôskamo-ager:: {N} (badstrand; gemeente Mikentall); .

Fôskamo-dunjes:: {G} (duingebied; gemeenten Mikentall en Polefi); .

Fôskamo-mesâ:: {G} (bos; gemeente Polefi); .

fost:: {C; mv= ~en} samenscholing; ef qugle ~: samenscholen.

fóst:: {S} [bijen]was; boenwas.

Fôstara:: {M}.

fóst-ðak:: |fós-| {C} waskaars.

foste:: {E} samenscholen.

fosten:: {mv} »fost.

Fôster:: {F}.

fóst-veldur-sért:: {C} wassenbeeldenmuseum.

Fôsty:: {F}.

Fôsty-Nâg-mirra:: {W} .

fôsyll:: {C} fossiel (zn).

fôsylliy:: {I} fossiel (bv).

fôsyll-sypress:: {C; mv/rsmv= ~es} metasequoia, watercipres (L. Metasequoia glyptostroboides).

fôsyll-sypresses:: {mv/rsmv} »fôsyll-sypress.

fot:: {I} fout (bv).

fôt:: {C} (afk= F) (Spok lengtemaat: 1 fôt = 1F = 250,7551 m); .

fóte:: {K} plooien, rimpelen.

fóte-âp:: {I} (lett) plooibaar.

fotel:: {C} fout, abuis (zn); na ~: per abuis, abusievelijk.

fotelare:: {U} [een hoop] fouten maken; [grote] vergissingen begaan; falen.

fotelbaniyl:: {I} faalangst, bang om fouten te maken.

fotele:: {U} één fout maken, één vergissing begaan.

Fotelmÿ-plep:: {W} .

fotes:: {I} ef melde ~: (met [een ander soort] mensen omgaan; zijn blik verruimen door contact te hebben met andere maatschappelijke en sociale structuren); eft ~ sošala ÿrômer: (een maatschappelijk werker met veel tact en inzicht om met mensen uit alle lagen vd bevolking om te gaan).

fotesté:: {SC} verdraagzaamheid (vrnl jegens mensen met afwijkende culturele of sociale patronen of v ander ras); ef poire na ~: van de wind leven.

Foteuso:: {G} (stad in Munt).

foto:: {C; mv= fotôe of fôtôe; rsmv= ~tt of fôtott} foto.

Fotoafiy:: {N} (gerenommeerd maandblad over fotografie en digitale beeldverwerking); .

fotôe:: {mv} »foto.

fôtôe:: {mv} »foto.

fotografijâ:: {C} fotografie.

fotografise:: {I} fotografisch.

fotografos:: {C; mv= ~z} fotograaf.

Foto-museem:: {N} "Foto-museum" (museum in Amahagge); .

fotoriff:: {C} fototoestel.

fótos:: {C} plooi, rimpel; ef léeja menkerate lÿ fótôsta: het gordijn hangt in/met plooien.

fotott:: {rsmv} »foto.

fôtott:: {rsmv} »foto.

fott:: {I} laf[hartig].

fotter:: {C} lafaard.

fotull:: {C} fauteuil, armstoel.

Foundation for Foreign Students' Aid:: {N} (afk= FFSA) "Stichting voor Hulp aan Buitenlandse Studenten" (in Hirdo); .

Fourni:: {N} (meubelfabriek, te Zar); .

Fôx-knurftas:: {G} (waterval in de Firani; gemeente Ðebantiy); .

f/p:: {afk} (= fara »prinsypp).

FP:: {afk} »frÿcc-plata.

f.p.g.:: {afk} (= fes pip »guldâ).

FPK:: {afk} »Feslosos furt ef Pegrefiy-krodanaros.

f/pp:: {afk} (= fes pelat »proba).

f.p.r.:: {afk} (= fes ef »perke rifo).

f.p.s.:: {afk} (= fes pip »serten).

FQ:: {N} (uitgeverij in Asjetto); .

F.Q.:: {afk} (= fara »quiste).

fr.:: {afk} »frópjÿ.

fra:: {VG} »toje.

Frabbeza-mirra:: {W} .

Frâck:: {F}.

fradâs:: {C} locomotief; tractor (landbouwvoertuig); .

Fradâs-lirrotiy:: {W} .

Fradâs-mirra:: {W} .

Fradâs-plep:: {W} .

fradâs-póntel:: {C} depot (onderhouds- en stallingsplaats voor locomotieven).

frade:: {K} [voort]trekken (trekkend voortbewegen).

Fraftiô::

  1. {F}.
  2. {N} (fabriek voor spoorwegmaterieel, in Hildi); .

frâgyll:: {I} breekbaar.

Fraja::

  1. {M}.
  2. {G} (stad in Ales).

frajare::

  1. {K} ongevoelig maken voor.
  2. {Upr} zich dekken; bescherming zoeken.

fraje:: {K; gst= frat} immuun zijn voor; ongevoelig zijn voor.

fraji::

  1. {III} hetzelfde (net zo als iemand/iets anders); ef melde ~ [své]: hetzelfde/dezelfde zijn [als]; ef léejas fes ef lardanomit melde mesâ ur ef tiyns fes ef salonn melde ~: de gordijnen in de eetkamer zijn groen en die in de salon zijn hetzelfde (dus ook groen); hift ôjÿts melde ~: hun smaak is hetzelfde (de smaak vd ene persoon is gelijk aan de smaak vd andere persoon); Lerduex ef ôjÿt melde ~ své Lisaex ef tiyn: Lerdu's smaak is hetzelfde als Lisa's smaak; óps zâre fes eft ~ meldelira keldus: ze wonen in een zelfde soort boerderij; »ÿrlikkô; »monta; »alt.
  2. {!} insgelijks! (als antwoord op een groet of wens).

frajjaare:: {U} hardlopen, rennen (sneller dan frajjae).

frajjae:: {U} draven, snel lopen (minder snel dan frajjaare).

frajjaos:: {C} wedren, hardloopwedstrijd (v mensen).

frajje:: {U; gst= frajja} (arch/poe) »frajjae.

frâk:: {C} overjas.

Frâk:: {G} (stad in Neze).

Frakana:: {Cef} Française.

frakânda:: {C} Frans (taal).

Frakann:: {Cef} Fransman.

frakas:: {IIef} Frans (bv).

Frakas:: {G} Frankrijk.

Frakas-blufk:: {N}

  1. (golfterrein; gemeente Plafotô); .
  2. (pension bij het Plafotô-meer; gemeente Nust); .

Frakas Gujana:: {Gef} Frans Guyana.

Frakas-mirra:: {W} .

Frakas Polynesiy:: {Gef} Frans Polynesië.

Frakas-tjokâs:: {C/S} stokbrood.

frâke:: {K} inslaan (v ruit).

Fraker:: {F}.

Frâkiy:: {F}.

Frâkkeny:: {F}.

Frâkkeny Rifo Flâgpe:: {F}.

frâkos:: {C} het inslaan (v ruit).

frâkossa:: {C} ingeslagen ruit.

frâl:: {I} fraai, mooi.

fralâ:: {S} (donker, compact roggebrood uit Alerita); .

Fram:: {G} (stad in Plefô).

frâmbosiy:: {C} framboos (vrucht); »tofrâmbosiyÿ.

Frâmbosiy-mirra:: {W} .

Frâmenn:: {F}.

Frâmpenne-agru:: {G} (bergtop in Girdes-gebergte; 915 m hoog); .

frân:: {VG} »tôje.

frânc:: {I} openhartig.

François:: {J} (Fra).

Frandera:: {J}.

frâns:: {C} (alg) veldbloem; (ihb) korenbloem (L. Centaurea cyanus).

Frânsa:: {M} Fransje.

Fransen:: {F} (Ned).

Frânser:: {J} Frans.

frânsisker:: {C} franciscaan (mnl lid v RK kloosterorde).

frânsiskera:: {C} franciscanes (vrw lid v RK kloosterorde).

Frânsisker-wâlka:: {C} Franciscaner orde; .

Fransto:: {F}.

Frâns-weg:: {W} .

Fraôf-Horo-gÿrt:: {N} (replica v oude ophaalbrug, over de Ibest; gemeente Akom); .

Frâpox-pât:: {W} .

Frârmiy:: {F}.

Frârmiy Prodûks:: {N} (vliegtuigfabriek in Ypiy); .

frart:: {WN; 3enk-concr} zich; ef sért ~ wâfersence kusamat ef fabriyk: het huis bevindt zich naast de fabriek; »sen.

frartiy:: {Cef; mv=enk} (nominalisatie v frart) selfsupporting; uit zichzelf; wat het zelf doet; Spooksoliy melde ef ~: Spokanië is een selfsupporting land/kan voor zichzelf zorgen; ef oto finne beri ufire lo ef ~: de auto begint uit zichzelf te rijden.

fras:: {C} klootzak, hufter.

Fras:: {F}.

Frastâ-keldus:: {N} (voormalige boerderij; gemeente Puty); .

frat:: {gst} »fraje.

Fratâp:: {N} (textielfabriek in Fraja); .

frate:: {K} ~ ón rst: iemand overtuigen van; gress ~ ef môntyos ón tu: ik overtuig jou van het probleem.

frater::

  1. {C} (RK) broeder, kloosterling.
  2. {A; mv=enk} ongevoeligheid.

fratiy:: {I; [mv=enk]} ongevoelig.

Fratrjy:: {F}.

Fratrjý:: {F}.

Fraveff:: {F}.

frecenšo:: {C} frequentie.

frecent:: {I} (schr) frequent.

Frecÿr:: {F}.

Fredâ::

  1. {F}.
  2. {J} Fred.

Frederickson:: {F} (Eng).

Frederik:: {F}.

Frederiksson:: {F}.

Freeg::

  1. {G} (dorp; gemeente Kruuno).
  2. {N} (discotheek in Amahagge); .

Freeg-belt:: {G} (dorp; gemeente Kruuno).

Freeg-blufk:: {W} .

Freeg-blufk-mirra:: {W} .

Freegh:: {F}.

Freeg-mirra:: {W} .

Freeg-seert:: {N} (landhuis in Amahagge); .

Freek:: {F}.

Freeltiyna-plep:: {W} .

Freema:: {J}.

Free Press:: {N} (uitgeverij in Amahagge); .

Freerikater:: {F}.

Freerk:: {J} Frederik.

fréfte:: {U} slepen (glijden).

fréfte-blô:: {C} sleepschoen.

freg:: {I} mul; zandachtig.

freg-âlminde:: {K; vdw= ..-pâlminde} opschudden (v kussen).

freg-pâlminde:: {vdw} »freg-âlminde.

Freks:: {F}.

Frelðiy-mirra:: {W} .

freme:: {U} geeuwen (uit verveling).

Fremta-pônt:: {N} (voormalige brug in Hirdo over de Trendon); .

frense:: {U} grijnzen.

frense-armt:: {K} aangrijnzen.

frensnurp:: {C} "grijnskop" (gebeeldhouwde kop, ingemetseld naast een deurpost om boze geesten te verjagen); ; (DOM 172).

frenvu:: {C} soort, aard, type; categorie; gesteldheid; dena ~ rifo veldurs: dit soort mensen; eft zampôrquiyr ~: een populair genre; fes fortos ~: van tijdelijke aard; rifo ~s ur vrôks, den ...: van dien aard dat ...; fes ef ~: op zichzelf (los v iets anders beschouwd); dena feldariy melde fit hordâ fes ef ~: op zich is deze kast wel mooi; fara ~ rifo (vz-uitdr): bij wijze van; bij manier van; fara ~ rifo muxe: bij wijze van spreken.

frenvuiy:: {I} veelsoortig; »pertfrenvutiy.

frenvu-kettos:: {A} typering; het onderbrengen in een categorie.

frenvute:: {K} sorteren.

frenvuter:: {C} lidwoord (in Spok ef, eft en goe).

frenvutiy:: {C} sortering (dat wat gesorteerd is).

frenvutos:: {C} sortering, het sorteren.

Frenzy:: {N} (theatertje in Knolbol); ; (DOM 98).

frera:: {C} broer; ef ~s: de broers; de broer[s] en zuster[s]; Freras (afk= Frs): gebroeders.

Frera:: {N} "Broer" (koosnaam voor broer, gebruikt als eigennaam); »frera.

frera-mâlp:: {C} zwager; ef freras-mâlp: de zwagers; de zwager[s] en schoonzuster[s].

Freras Lestomary-mirra:: {W} .

Frera ur Sour:: {Gmv} (twee meertjes in de Kolai-dunjes); .

Frerk:: {J} Frederik.

fres::

  1. {S} vezels (mv).
  2. {I} (dl= Tigof/Lomky) gaar (v aardappels).

fresiy:: {I} vezelig; wat betreft vezels.

fresko:: {C} fresco.

fres-riyniyn:: {C} vezel.

frest:: {C} rimpel.

frestiy:: {I} gerimpeld, rimpelig.

Frestiy sÿt:: {N} (boektitel); .

Freüf:: {W} .

frex:: {C} klein, omheind weiland.

Frex:: {F}.

Frezzet:: {G} (stad in Jelafo).

frigidara:: {C} koelkast.

Frikpol:: {N} (fabriek v mayonaise en andere sausen; in Tanbÿr); .

Friks:: {F}.

Frimel:: {F}.

Frina:: {N} (vrw personificatie vd Zon); .

Frina-adoratjen:: {C} groot zonneroosje (L. Helianthemum nummularium); Lomkyex ef ~: Apennijns zonneroosje (L. H- apenninum).

Frina-fôresta:: {G} (bos; gemeente Amejo); .

Frina-mirra:: {W} .

Frina-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Zjâk); .

Frina-plep:: {W} .

Frina-vogily:: {C} fitis (L. Phylloscopus trochilus).

Frins:: {F}.

frint:: {C} vriend.

frinta:: {C} vriendin.

frinta-mâlp:: {C; mv= frintÿ-..} (vriendin v iemands echtgenoot/-note).

frintiy:: {I} familiaar.

frint-mâlp:: {C} (vriend v iemands echtgenoot/-note).

frintÿ-mâlp:: {mv} »frinta-mâlp.

frisa:: {C} fries (bouwkunst).

frišoiy:: {C; rs= frišót} bakhuisje, rookhuisje (apart gebouwtje met oven, bij oudere boerderijen).

frišót:: {rs} »frišoiy.

Fritsiy:: {F}.

friyðovve:: {K} nabootsen, namaken.

friyðovvos:: {C} nabootsing, namaak.

Friykichof-esterulâr:: {N} (onderaardse vluchtgang); .

friylpe::

  1. {K} pellen.
  2. {U} friemelen, frutselen, prutsen; knutselen.

friylpos:: {C} gefriemel, gepruts; geknutsel.

friyme:: {K} gedeeltelijk iets [af]betalen en de rest wordt kwijtgescholden.

Friyndâs:: {F}.

Friyst:: {F/J}.

Friysta:: {M}.

Frizjûschte:: {F}.

fro•:: {PX} (vormt begrippen die met lichaam[sdelen] te maken hebben) (bijv) fâle/frofâle: gebrek/lichaamsgebrek; »fro-.

froâlber:: {C} bodybuilder.

froâp:: {I} fysiek.

frobaeff:: {gst} »froba'efre.

froba'efre:: {K; gst= ..baeff} castreren.

froba'efros:: {C} castratie.

frobâl:: {C} (vulg) hoofd, kop, kanis.

frôces:: {mv} »frôx.

frocjole:: {K} hechten (v wond).

frocjolos:: {C} hechting (v wond).

froðiycyne:: {K} mishandelen.

froðiycynos:: {C} mishandeling.

Froemiy-fôresta:: {G} (bosgebied in Cÿrofly-gebergte, bij Staef); .

Froemiy-plâkomÿ:: {N} (spoorwegtunnel; gemeente Staef); .

Froëno-vjadûk:: {N} (viaduct; gemeenten Knolbol-belt en Plercô); .

Froëno-weg:: {W} .

Froetala-pât:: {W} .

frofâle:: {C} handicap, lichaamsgebrek.

frofâler:: {C} gehandicapte (persoon).

frofâler-ufira:: {C} gehandicaptenvoertuig (jur: klein autootje dat niet sneller kan/mag rijden dan 40 km/u, in de meeste opzichten gelijkgesteld wordt aan een bromfiets, en uitsluitend bedoeld is voor een gehandicapte); .

frofeûl:: {S} talk, talg.

frofjy:: {C} lichaamsvorm; leest.

frofôrmaji:: {C} lichaamsbouw.

frogiyrt:: {C} middenrif.

frogrup:: {C} [menselijk] ras.

frohabra:: {C} ledemaat.

frohelbi:: {C} ondergoed.

frohôfruos:: {A} lichamelijke opvoeding.

frohullos:: {C} overall, werkpak.

frojâsper:: {C} injectiespuit.

frojéns:: {C} (pop) [spijker]broek.

frojiÿtu:: {C} wang.

Frojiÿtu-terf :: {W} .

frokabéiy:: {I} halsstarrig, hardnekkig.

frokaré:: {C} (pop/iro) te grote schoen.

Froket:: {afk} »Frokettos-lacs.

Frokettos-lacs:: {N} (afk= Froket) "Orgaandonatiewet" (Spok wet); .

frokiyne:: {K} fouilleren.

froknyfo:: {C} scalpel; ef ~ oft ef vlemót-texo: (ong) de kaasschaaf of de botte bijl (mbt bezuinigingen: overal voorzichtig een beetje minderen, of hier en daar onbeheerst heel veel).

frolot:: {C} doodkist.

Fromage:: {N} (cd-label voor popmuziek); .

fromécarô:: {C} korset.

fromigte:: {K} folteren, pijnigen.

fromigtos:: {C} foltering, pijniging.

fromipper:: {C} (pop/iro) stijf of te strak zittende jurk of japon.

frondo:: {I} bol[vormig].

frondoiy:: {C; rs= frondott} opbolling; bobbel.

Frondo-kah:: {W} .

Frondo-pônt:: {W} .

frondott:: {rs} »frondoiy.

frondo-tustûr:: {S} (rond lichtbruin roggebrood met losse structuur, voornamelijk uit Zuidoost-Jelafo); .

front:: {C} schild (v schildpad ed).

frônt:: {C} front (weerkundig).

fronta:: {C} [aan]gezicht, gelaat, aanschijn.

frontae:: {K} fronsen.

fronta-lÿnt:: {C} gelaatstrek.

frontaos:: {C} gefrons; frons.

fronte:: {K} vergroten.

frontos:: {C} vergroting, het vergroten (ook v foto).

Frop:: {G} (stad in Tjemp).

frópjÿ::

  1. {I} wellicht.
  2. {VZ} (betrekking) (afk= fr.) wat betreft, aangaande, met betrekking tot, betreffend, omtrent, inzake; eft mimpit ~ lurgiy-fortiyniy star-pjakos: een boek over middeleeuwse astrologie; ~ informašo stus krÿsât ...: voor informatie moet men ... bellen; ef porforiy, kirro tiffelira ~ do: de koppigheid die we van hem kennen; ~ mittof: hiervoor, daarvoor (voor dit doel, om dit te doen/bereiken).

Frópjÿ Spokânda:: {N} (tijdschrift voor het correcte gebruik vh Spokaans en het onderwijs in deze taal; verschijnt in principe 4 keer per jaar); .

froprâft:: {C} geraamte, skelet.

fropreipanas:: {C} bovenlijf.

froquâstiy:: {C} opperhuid.

froqueffos:: {C} bodyscan.

froqulséfen:: {C} stofwisseling.

froqurt:: {C} likdoorn, eksteroog.

frorûs:: {C} stoffelijk overschot.

frôsal:: {SC} (arch) angst.

frôsaliy:: {I; [mv=enk]} angstaanjagend.

frôsall:: {SC} (arch) angst.

frosértariy:: {I} erfelijk (v ziekte).

frosolft:: {C} lichaamsbeweging.

Frosty Frog:: {N} (voormalige popgroep); .

frot:: {I} fris, erg koel.

Frotalja-sent :: {W} .

frotare:: {K} verfrissen, opfrissen.

frotaros:: {C} verfrissing, opfrissing.

frote::

  1. {U} fris zijn.
  2. {U} (dl= Peg) lange jas met mouwen aantrekken ("het lichaam bedekken met een groot kledingstuk"); »•te; »tece.

frotexe:: {K} opereren.

frotexelmit:: {C} operatiekamer.

frotexos:: {C} operatie.

frotiyn:: {C} lichaam, lijf; element (persoon).

frotiyneren:: {C} gestel.

frotiyneren-teraputer:: {C} fysiotherapeut.

frotjel:: {C} lijfstraf (in 1863 als wettig strafmiddel afgeschaft; werden voordien uitgevoerd vlgs de opvattingen vd 2e »mennmarât).

frotqumter:: {C} bijvoet (plant) (L. Artemisia vulgaris).

frotrajo:: {I} misvormd.

frottiy:: {C} (pop) verfrissing (glas koele drank).

frotûgtanas:: {C} onderlijf.

frôx:: {C; mv= frôces} (groene poncho/cape, gedragen door [niet gelovige] eregast bij Erg ritueel).

Frs:: {afk} (Freras); »frera.

frû:: {C; mv= ~a; rsmv= frutt} big.

frûa:: {mv} »frû.

frubbiyl:: {I} (dl= Tjemp/Plefô/Munt); »frumbiyl.

Fructiy:: {N} (fabriek v snoepgoed, jam en marmelade; in Ozaneto a/e Prek); .

frûf:: {S} moes.

frûfiy:: {I} papperig; tot moes.

fruma:: {C} scheenbeen; ef tôrte tygtja ef ~s rifo rst (fig): iemand tegen de schenen schoppen.

frumbiyl:: {I} naargeestig, somber stemmend; ~ én/ur bidal: druilerig.

Frunaldiy:: {F}.

frûnciy:: {C} warm vruchtengebak (specialiteit uit Tjemp).

frûnspe:: {U} indrogen; slinken.

frûnsper:: {C} drooggemaakt [deel van een] moeras; aangeslibd stuk land; soort kwelder, schor.

Frûnsper-mirra:: {W} .

frûnspos:: {C} indroging; slinking.

frûpenst:: {C} snotolf (vis) (L. Cyclopterus lumpus).

frute:: {K} ~ [beri/den]: (drukt voorzichtige veronderstelling uit); do ~ beri merfe: hij zou wel eens kunnen liegen; misschien liegt hij wel...; ef ~ âtemelira beri bidale: het zou misschien wel eens kunnen gaan regenen; aftel tu nert ~ beri lÿsse fes kiygt fort?: ben je niet een beetje lui de laatste tijd?; Moffain ~ ef zâft: Moffain zou wel eens de dief kunnen zijn.

frute-tijâ:: {U} ~ rifo: (fig) afdwalen van.

Frûts:: {F}.

frûtse:: {K} sjorren; slepen.

frutt:: {rsmv} »frû.

frûx:: {I} kapot, stuk.

Fruzih:: {F}.

Fruzuh:: {F}.

frÿ:: {afk} »frÿtof.

frÿcc:: {C} reus.

Fryccá:: {F/M} (Gar).

frÿccadiše:: {C} mierikswortel (L. Armoracia rusticana); (= »frÿcc + »radiše).

Frÿcc Berref:: {N} (titel verhaal); .

frÿcc-ðôle:: {C} reuzenzilverspar (L. Abies grandis).

frÿccfe:: {C} gewone grootoorvleermuis (L. Plecotus auritus).

frÿcciy:: {I} immens, reusachtig.

Frÿcc-mirra:: {W} .

frÿcc-plata:: {C} (afk= FP of éfpe) langspeelplaat, LP.

Frÿcc-plep:: {W} .

Frÿcc-reks:: {N} "Reuzenserie" (serie diesellocomotieven); .

frÿccsmurf:: {S} fortuin (hoop geld).

frÿccsmurfiy:: {I} gefortuneerd.

frÿcc-tâfiy:: {C} mammoetboom (L. Sequoiadendron giganteum).

frÿcc-zjol-ÿndre:: {C} grote zee-eend (L. Melanitta fusca).

Fryg:: {J}.

Frygt:: {F}.

Frÿj:: {F}.

Frÿja:: {N} Freya (Germaanse godin).

Frÿj-Tûlmen-mirra:: {W} ; (DOM 103).

fryl:: {I} glazig (aardappel).

frylôpe:: {U} ~ piti: tegenvallen; vilt ocÿrma ~ piti gress: jouw gedrag valt mij tegen.

frylôpiy:: {I} tegenvallend, teleurstellend.

frylópiy:: {S} gelei; dikke saus.

Fryrôsatef:: {F}.

Fryslanda:: {Cef} Friezin.

fryslandes:: {IIef} Fries (bv).

Fryslandes:: {G} Friesland.

Fryslando:: {Cef} Fries (bewoner).

fryslant:: {C} Fries (taal).

Fryst-weg:: {W} .

frÿtâs:: {C} blaar; (fig) etter, kwal, kreng (vervelende vent, vervelend wijf).

frÿtof:: {Cef} (afk= ft of frÿ) vrijdag.

Frytsaler:: {F}.

Frÿty:: {J}.

Frÿys:: {G} (dorp; gemeente Enana).

Frÿys-pât:: {W} .

fselk:: {C} [schuif]lade, la.

FSFS:: {afk} »Financial Service for Foreigners in Spocania.

fsiyke:: {U} schieten (snel bewegen); ef aša ~ fesdu ef grûs: de haas schiet de heg in.

FSKV:: {afk} »Feslosos furt Saile-kâmpos-vlazzos.

fsochâme:: {K} verwoesten.

fsochâmel:: {C} verwoesting, iets wat verwoest is.

Fsochâmkrur:: {G} (dorp; gemeente Oneta).

fsochâmos:: {C} verwoesting, het verwoesten.

fsoliy:: {I; =vk v ubâfta} minder echt, minder erg; ~ hupster: veel minder groot (sterker dan hupster oiba); ef farte ~: meevallen; »ubâfta.

f.š.r.:: {afk} (= fes »šovos rifo).

Fsÿrðâc-Kents:: {G} (woongemeenschap; gemeente Manes-Toniys); .

ft:: {afk} »frÿtof.

f/t:: {afk} (= furt »torkaros).

f.t.:: {afk} (= fes »tof).

FT:: {afk} »Fesdu-Tiyns.

FTF:: {afk} »Falebo Togrumÿ-fabrokiy.

FTLKK:: {afk} »Feslosos furt ef Tentef-lângâr-kolestiyecÿr kafðobiyros.

f/tn:: {afk} (= fara »trofiy-nakaftos).

Ftôn-helmy:: {N} (grot bij Lammafin; gemeente Hajetuni); .

FTQ:: {afk} »Feslosos furt Tneferdos-Quistos.

f/tÿt:: {afk} (= fes »tÿrt-trofiy).

Fu:: {G} (rivier van Stay-meer naar de Kjoep); .

Fucker:: {F}.

fûðe::

  1. {K} vol zitten met; ef quât ~ fojeldras: het kleed zit vol vlekken.
  2. {Upr}
    1. bij elkaar horen; ~lira frints: onafscheidelijke vrienden;
    2. in elkaar zitten (fig); ef sanoprof ekonomiy efa ~ kol?: hoe zit de Zwitserse economie in elkaar?

fûðelira:: {tdw} onafscheidelijk (in spr ook {I}).

fu'egg:: {SC} bevoegdheid.

Fuejo:: {G} (dorp; gemeente Grot).

Fufla:: {J}.

Fu-fonis:: {G} »Reees-fonis; .

fugô•:: {PX.c > c} •voet, •voetstuk (v lamp, kast ed); »fugô-.

fugôvasa:: {C} vaasvoet, voet van een vaas.

Fu-jakâm-pât:: {W} .

Fu-jakâm-wuma:: {G} (bos; gemeente Fonistâ); .

fûjjete:: {I} vetvrij (eten).

Fuka:: {N} (auto/treinveer); .

Fu-klarbÿr:: {N} (camping; gemeente Afacha); .

Fulana:: {N} (uitgeverij in Amahagge); .

Fûlbert:: {J}.

fule:: {K} (dl= Liftka/Brÿr; arch/poe) vullen.

fulf:: {C} (ntr) reekalf, hertenkalf (jonge ree, jong hert).

fûliy:: {C} veulen (jong paard; jonge ezel).

full:: {I} voltallig.

fulle:: {K} vervullen; aanknopen (gesprek).

full-nûmpor:: {I} unaniem (zonder tegenstemmen).

fullos:: {C} vervulling; aanknoping (v gesprek); ef gre tukst ef ~: in vervulling gaan.

fûlminere:: |..ÿje| {U} ~ tygtja: fulmineren tegen.

fulos:: {C} (dl= Liftka/Brÿr) vulling, het vullen.

fûmp:: {SC} bijgeloof; geloof in buitenaardse dingen.

funâ:: {C} plezier; ef svime fes ~: plezier hebben/maken.

fûnare:: {K} doorzéven.

funâ-stôl:: {C} plezierjachtje (kleinere motor- of zeilboot, voornamelijk voor vermaak op de binnenwateren).

Funco-plep:: {W} .

fûndamentela:: {I} fundamenteel.

fûndere:: |..ÿje| {K} (lett) funderen.

fûnderos:: {C} (lett) fundering, fundament.

Fundranâ:: {F/J}.

fûne:: {K} doorbóren (v oorlel of neusvleugel); eft fûnor fe: een oor met een ringetje.

fûnkšo:: {C} functie.

fûnkšonela:: {I} functioneel.

fûnkšonere:: |..ÿje| {U} functioneren.

fûnkšoneros:: {A} functionering.

fûnkšo-šampattiy:: {A; mv=enk} argument (wiskunde, logica).

fûnos:: {C} gaatje (in oorlel of neusvleugel).

funse:: {U} snuiven, proesten (paarden); ef ~ furt fôrs: naar adem snakken.

funsos:: {C} (alg) gesnuif, geproest; (pej) [hard en irritant] gelach.

funte::

  1. {K} uittreden uit.
  2. {Upr} ~ tukst: beschouwd worden als; zich doen voorkomen als.

funtos:: {C} uittreding.

Fu-pola:: {W} .

fûppe:: {U} ~ ón rst: aanpappen, een praatje beginnen met iemand (minder opdringerig dan fûppe-fes).

fûppe-fes:: {K} ~ rst: iemand versieren; aanpappen met iemand (opdringeriger dan fûppe ón); do ~ jadâk tehaste: hij papt met iedereen op straat aan.

Fu-Qull:: {G} (dorp; gemeente Fonistâ).

Fu-Qull-plep:: {W} .

Fu-quntiyst:: {G} (ondergrondse waterloop; verbinding met de Fu); .

fura:: {I} van bont/pels gemaakt.

furâs:: {SC} aangelegenheid.

Furdâs:: {F/J/M}.

Fu-Reees:: {G} (dorp; gemeente Fonistâ).

furnake:: {K} in de oven bereiden/bakken/stoken.

furnako:: {C} oven; rifonn ef ~: uit de oven.

Furnako-weg:: {W} .

furo:: {C/S} bont, pels.

furo-cÿramm:: {C; mv= ~a} boa (om de nek), bontstola.

furo-cÿramma:: {mv} »furo-cÿramm.

furo-kas:: {C} bontjas.

Furr:: {F/J}.

Furra:: {M}.

furt::

  1. {VZ}
    1. (plaats) voor; ef kul melde ~ ef sért: de schuur staat voor het huis; do farte ~ ef sért: hij loopt [rond] voor het huis;
    2. (betrekking) voor, tot, van; dena mimpit melde ~ tu: dit boek is voor jou; teâk fenta nert melde ~ ef jo ber Zest: zo'n feest is er niet voor de jongeren in Zest (wordt niet georganiseerd); ~ kost hâng/uxârt: tot mijn vreugde/verdriet; do obezjere ~ vrôlk: hij lacht van vreugde; eft prifjiof ~ ef Tibân-teoriy: een professor in de Wetenschapstheorie; eft kinner ~/rifo Nelandes: een kaart van Nederland; ef skene ~/rifo ef husof: de plattegrond van het kasteel; eft lyna-sgema ~/rifo ef fynare-ðeér: een stroomdiagram van het raffinageproces; ef prest ~/rifo eft glûfiy: de directeur van een bedrijf (rifo als het zijn eigen bedrijf is; furt als de nadruk op het bedrijf als rechtspersoon ligt; dit onderscheid wordt niet altijd duidelijk gemaakt); ef Leblâ ~ Tjemp: de Districtsregering van Tjemp; 200 melôn herco ~ supsiðiy: 200 miljoen herco aan subsidie; (= ri'ef) à, voor; sers tiyns ~/ri'ef 3 herco ri'ef tiyn: zes stuks à/voor 3 herco per stuk (dus totaal 18 herco);
    3. (tijd: idioom) tot; ~ ral: tot dusverre, tot nog toe; tot nu toe; gopirus mitarr ~ silenco: enige minuten stilte.
  2. {VZrs} (richting) voor; ef âpip vlôte ~ ef otoe (rs!): de politieman springt voor de auto; »furtonn.

furt•::

  1. {PX.c > c} vorige, afgelopen (bij tijdsbepalingen); (bijv) ef furthertel: de vorige/afgelopen maand.
  2. {PX} (vormt nieuwe woorden); »furt; »furt-.

Furt Ef Zampôr:: {N} (uitgeverij in Hoggebim); .

furta:: {III} (plaats) van voren.

fûrta:: {I} vruchtbaar.

furtablefa:: {III} achterstevoren.

furtae:: {III} (beweging) naar voren [toe].

fûrtale:: {K} bevruchten.

fûrtalos:: {C} bevruchting; vruchtbaarheid.

Fûrtalos-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Nayes); .

Fûrtalos-lemnâs:: {N} (grafheuvel; gemeente Nayes); .

Fûrtalos-mirra:: {W} .

Fûrtalo-weg:: {W} .

furt-bent:: {C} voorband (v fiets, auto).

furtcol:: {C} doeleind; furt zintes ~s: voor wetenschappelijke doeleinden.

furtdec:: |furtek| {C} voordek, voorplecht.

furte:: {K} (lett) vóór zijn; eerder zijn dan.

furtess:: {I} voorover.

furtfartos:: {C} voorsprong.

furtfes::

  1. {I} voorin.
  2. {VZ} (plaats) voor in.

furtfortiy:: {I} voortijdig.

furt-giyrt:: {C} voorarrest.

Fürth:: |fûrt| {F}.

furtharbe:: {K} (arch) dienen voor.

furthertel:: {C} ef ~: (de) vorige maand, afgelopen maand.

fûrtibje:: {K; gst= fûrtipp} eggen.

fûrtibjos:: {C} het eggen.

furtiemzer:: {C} voorstander.

furt-indyja:: {IIef} Voor-Indisch (bv).

Furt-Indyja:: {G} Voor-Indië.

fûrtipp:: {gst} »fûrtibje.

furtiy:: {I} voorste, vooraan; fes ef zyle-tojesfsâ do tinde ~: in de hardloopwedstrijd blijft hij de voorste.

furtkaf::

  1. {I} voorop.
  2. {VZ} (plaats) voor op.

furtkafte:: |furtkAfte| {K} ~ kura: vrijwaren van.

furt-kafte:: |fUrtkafte| {K} vooruitbetalen.

furtkest::

  1. {I} voorom.
  2. {VZ} (plaats) voor om.

furtkormondô:: {C} ef ~: [in] de afgelopen zomer.

furtkurame:: {III} overigens, anders (in andere gevallen).

furtlippio:: {C; rs= ..lippót} voorpoot.

furtlippót:: {rs} »furtlippio.

furtlorerde:: {K} inkopen.

furtlorerdos:: {A} inkoop.

Furtmeet-plep:: {W} .

furtmét:: {C} voorsteven (v schip).

furtmink:: {C} ef ~: (de) vorige week, afgelopen week.

furtmiypiy:: {I} voorlijk.

furtnurp:: {C} voorhoofd.

furtof:: {C} ef ~: (de) vorige dag, afgelopen dag; (= »furt + »tof).

furtomiy:: {C} voorbericht.

furtonn:: {VZ} (richting; in tegenstelling tot furt ook meer abstract) voor; do zerfe ~ ef ûrbest: hij kijkt voor de schutting (maar STAAT erachter); (vgl) do zerfe furt ef ûrbest: hij kijkt voor de schutting (en bevindt zich er ook voor); »furt.

furtovap:: {C} voorzijde, voorkant; front.

furtplaša:: {C} (taalk) voorzetsel.

Furtplašas fara riješers, ur riješers fara furtplašas:: {N} (tijdschriftartikel); .

furt-plât:: {C} voorbalkon (tram).

furt-putiy:: {C} voorpost.

furtpÿr:: {C} ef ~: (de) vorige eeuw, afgelopen eeuw.

furtriffare:: {K} aanmaken, vervaardigen.

furtriffos:: {C} aanmaak, vervaardiging in voorraad.

fûrtse:: {U} [gaan] hellen, scheef gaan staan.

Furtseerts:: {W} .

furt-trôchâ:: {C} voorwiel.

furt-trôchâ-fixos:: {C} voorwielophanging (v auto).

furtunere:: {K} voorzíén (voorgevoel hebben, verwachten).

furt-vender:: {C} voorloper (fig).

furtÿr:: {I} voorwaarts.

Furtzeces:: {G} (dorp; gemeente Plenk).

furtzemper:: {C} ef ~: (het) vorig jaar, afgelopen jaar.

Fûrx-weg:: {W} .

fus:: {C} lever.

Fu-sentraliy:: {N} (voormalige elektriciteitscentrale; gemeente Oopare); .

fus-ool:: {S} levertraan.

fus-soza:: {C} leverworst.

fûst:: {C} zekering, stop; veiligheidsklep; overlooppijp; expansievat.

fustiyse:: {C} lever (als voedsel).

fut•:: {PX} (gereduceerde vorm v »furt• 1).

fût:: {I} vet[tig].

futarfiner:: {C} voorganger (in functie of idee).

fûtbâl:: {C} klein dik mannetje.

Fûtent:: {J} (Gar).

futientur:: {C} stammoeder, vrouwelijke voorzaat, "voormoeder" (vgl "voorvader"); (= »furt + »sientur).

fûtitt:: {rs} »fûtiu.

fûtiu:: {C; rs= fûtitt} alinea; debat.

fûtiuje:: {U} (gst= fûtiut) ~ [rifo]: debatteren [over].

fûtiut:: {gst} »fûtiuje.

futju:: {C} meubel[stuk].

futju-misan:: {C} meubelzaak.

fûtmutiy:: {I} (fig) dikhuidig, met een olifantshuid.

futollus:: {C} mannelijke voorzaat, voorvader; (= »furt + »follus).

futsiare:: {Krs} verdraaien, verwringen, verbuigen zodat het stuk gaat.

futsiaror:: {I} verdraaid.

futsie:: {U} wringen, [om]buigen; trekken (scheef, krom).

futsios:: {C} wringing; trek[king] (scheef, krom).

futsitée:: {U} met kracht in elkaar schuiven (harmonica-effect bij frontale botsing ed).

futsitéos:: {C} botsing (waarbij beide delen in elkaar verwrongen zitten).

fût-splâk:: {C} vetvlek.

Futtery:: {F}.

futtof::

  1. {VZ} (tijd) vóór; ef ÿrôm klótarât ~ ef tûratof: het werk moet vóór dinsdag klaar zijn; gress prate ~ Petriy: ik vertrek vóór (= eerder dan) Petriy; blûmtiy ~: vóór (met nadruk).
  2. {VG} (voortijdigheid) voor[dat], alvorens; gress sértaravy, ~ gress vende helkara zirrot: ik wil verhuizen voordat ik met vakantie ga/alvorens met vakantie te gaan.

Futtof ef urzôg zôle:: {N} (boektitel); .

futuproje:: {C} voorgeslacht.

futuriy:: {I} (taalk) Spok toekomende tijd (uitgedrukt met tempus-sx •u of •ui, of met woordvolgorde VSO); »•u; »•ui.

Futurr:: {N} (keten v telefoonwinkels); .

futvende:: {E} voorgaan.

Fu-weg:: {W} .

Fuwu:: {afk} »Fôrestas ur Wumaa.

f/w:: {afk} (= fes »wóna).

f.w.f.:: {afk} (= fes »wâlc fort).

fx:: {afk} »fâx.

fx.:: {afk} »fâx.

fÿ:: {III} (arch/poe) zo, dan (na een bijzin); fara Petriy arfine fesért, ~ Mariy zyle cupp ef sért: als Petriy thuis komt, [dan] rent Mariy het huis uit.

fyco:: {C} vijg (vrucht).

fycos-vildul:: {C} vijgenboom (L. Ficus carica).

Fydelane:: {G} (dorp; gemeente Pacelane).

Fÿetura-mirra:: {W} .

Fyffe:: {J}.

Fÿfre-Trôla:: {N} (bewoond kasteel; gemeente Bôrâ); .

Fÿfre-Trôla-mirra:: {W} .

fyg::

  1. {C} heek (vis) (L. Merluccius merluccius).
  2. {I} (alg) dun; (v omschrijving, uitleg ed) summier; (v wijn) droog.

fygare::

  1. {K} verdunnen, dun maken (v voorwerp).
  2. {Upr} zich verdunnen, dun worden, zich dun maken (voorwerp).

fygaros:: {C} verdunning (v voorwerp).

fyge:: {U} dun zijn (voorwerp).

fyg-lelder:: {C} heggendoornzaad (plant) (L. Torilis japonica); holfe ~: knopig doornzaad (L. T- nodosa).

fyg-oûser:: {S} (lichtgroene bekermos-soort) (L. Cladonia fimbriata); (zeldzame soort in Lor: L. Cladonia lorica).

fyg-sypress:: {C; mv/rsmv= ~es} Californische cipres (L. Chamaecyparis lawsoniana).

fyg-sypresses:: {mv/rsmv} »fyg-sypress.

Fÿjes-agru:: {G} (bergtop in Tora-gebergte; 856 m hoog); .

fÿkriyf::

  1. {Aef} afkeer.
  2. {I} afkerig; ~ fes (vz-uitdr): afkerig van; eft ~ merater: een man die van veel dingen afkerig is/aan veel de pest heeft.

fyla:: »Fyla.

Fyla::

  1. {J/M}.
  2. {P} (sagenheld: bekend om zijn grote moed); ef strette lo eft fyla: zeer moedig strijden.

Fylana:: {M}.

Fÿliy-klemk:: {N} (»klemk; gemeente Manes-Pômân); .

fylô:: {I} overtuigend.

fylterch:: {I} loos (v vrucht).

fymgrup:: {C} strijkorkest.

fyms:: {C} streling; streek (het strijken).

fymšare:: {K} strijken, strelen.

fymšaros:: {C} het strijken, gestreel.

fymšazorâ:: {C} strijkstok.

fymše:: {K} scheren over/langs; rakelings gaan langs; ef meve ~ ef knurfel: de meeuw scheert over het water.

fymšos:: {C} het scheren, rakelings langs gaan.

fymtiysse:: {mv} »fymtyss.

fymtyss:: {C; mv= ..tiysse} strijkinstrument; (= »fymšare + »tyss).

fyn:: {I} fijn (niet grof; v zand ed).

Fyn:: {M} Fien.

Fyna:: {M} Fien.

fynarâs:: {C} raffinaderij (olie, suiker).

Fynarâs-weg:: {W} .

fynare:: {K} raffineren (olie, suiker).

fynaros:: {C} raffinering (olie, suiker).

Fyndyândo:: {F}.

Fyndyândo-lirrotiy:: {W} .

Fyndyândo-plep:: {W} .

Fyñga:: {N} (camping; gemeente Garos); .

Fyñgatsj-korsám:: {N} (paleis; gemeente Garos); .

Fynn:: {F}.

fynniy:: {C} aangebedene.

fÿpa:: {III} maar toch, en toch.

fÿpÿjÿf:: {I} jazeker, welzeker, ja natuurlijk; (dl= Cheetuc) tóch (ondanks alles); ~ noi: zeker niet (als antwoord op een vraag); (= »fiypÿe + »ef).

fyrah:: {SC} principe, grondbeginsel, richtsnoer.

Fyrâk:: {G} (de bergen in het Lafter-gebergte waar de Grât ontspringt); .

Fyrðiy:: {F/J}.

Fyrðiy Cômsa-Bergo-sentraliy:: {N} (elektriciteitscentrale; gemeente Ypiy); .

Fÿrðiy-mirra:: {W} .

fyrge:: {U} rondtrekken (vrnl v kooplui).

fyrja:: {C} schijnproces; (his) schijnexecutie (als "milde" straf).

Fyrr:: {F/J}.

fyrt:: {C} (alg) sliert; lang dun en slap voorwerp; (v textiel) sjerp; lange smalle wimpel.

Fyrta:: {J}.

fÿruh:: {C} voering (in kleding).

fÿruhe:: {K} voeren (v kleding).

fyryf:: {C} (korte poëtische beschrijving ve diersoort en evtl zijn levenswijze; in Ergemip en verscheidene sagen).

fysa:: {S} kaneel.

fysika:: {C} natuurkunde.

fysikaiy:: {I} natuurkundig.

fysiker:: {C} natuurkundige.

FYSP:: {afk} »Feslosos furt Yrnula-prodûks ur âs Slojetiyn Poirestâs.

fyt:: {C} rietstengel.

fÿt:: {C; mv= fett} feit; fara ~ (afk= f/f of f.f.): in feite; fara ~ ...: het feit is dat ....

Fÿt:: {afk} »Fÿtafiys.

fÿtafiy:: {C} kroniek.

Fÿtafiys:: {N} (afk= Fÿt) (bijbel) Kronieken.

fÿtiy:: {I} feitelijk.

Fytrich:: {J} Frederik, Friedrich.

Fytrona:: {M}.

Fÿvi:: {F/M}.

f/zf:: {afk} (= futtof »zemperas-finne).

f.z.r.:: {afk} (= fes ef »zôr rifo).

 

© (2000) De Twee Hanen v.o.f. • Kimswerd • The Netherlands

DICTIO